De volgzame nacht

Hoe Pasolini de cinema veranderde

De volgzame nacht

door Alfred Bos

Zijn de frappante overeenkomsten tussen La Dolce Vita (Federico Fellini, 1960) en La Notte Brava (Mauro Bolognini, 1959) louter toeval?

Wat is het verschil tussen jatwerk en inspiratie? Wanneer gaat hulde over in diefstal? Wie – op zoek naar vergeten pareltjes van de Italiaanse cinema – kennismaakt met La Notte Brava is eerst geboeid en daarna verbaasd. Geboeid door de kwaliteit van de productie, het niveau van de acteurs, de actualiteit van het levensgevoel. Verbaasd over de ontwikkeling van het verhaal: heb ik deze film, onder een andere titel en van een andere regisseur, niet eerder gezien?

La Notte Brava is de achtste speelfilm van de Italiaanse regisseur Mauro Bolognini (1922-2001), die in 1953 debuteerde met de muzikale komedie Ci troviamo in galleria waarin een 19-jarige Sophia Loren in nauwsluitend badpak de heupen los schudt. Bolognini was in de jaren zestig een van de sterren van de Italiaanse cinema, die met regisseurs als Visconti, Antonioni, Fellini, Pasolini en Sergio Leone (om maar eens wat te noemen) een ongekende bloeiperiode doormaakte. Hun films werden klassiek, die van Bolognini niet. Waarom is niet duidelijk.

Rafelrand van Rome
In La Notte Brava volgen we een drietal straatboefjes een dag en een nacht op hun avonturen door Rome. De film opent en eindigt met een shot van geld op een vuilnisbelt en hoe het daar belandt, dat leert de film. Het decor is de rommelige rafelrand van de eeuwige stad, kale vlaktes met torenflats in aanbouw en verlaten ruigtes waarin sloebers een bestaan bijeen scharrelen. De boefjes hebben gezelschap van drie hoertjes en het zestal belichaamt het totale opportunisme. Ze zijn uit op bevrediging van primaire prikkels, zowel fysiek als financieel. Ze wisselen net zo makkelijk van alliantie als van zonnebril. Wanneer ze geld hebben, jagen ze het er in ijltempo doorheen in het Romeinse nachtleven. Ze leven zonder plan in het eeuwige nu.

Wat dik een halve eeuw later nog steeds opvalt is hoe modern het levensgevoel is dat La Notte Brava (in het buitenland uitgebracht onder verschillende titels: Bad girls don’t cry, Night Heat, On any street en The big night) verbeeldt. ‘The moral bankruptcy of desperate youth brought stunningly, shockingly to the screen’ was de leuze op een Engelse filmposter. Moreel failliet zijn de protagonisten zeker; materialisme, spirituele leegte en nihilisme zetten de toon. Aan La Notte Brava is niets romantisch te ontdekken. Het oogt heel – hoe is het mogelijk voor een film uit 1959? – eenentwintigste-eeuws.

La Dolce VitaDonker spiegelbeeld
Wie La Notte Brava ziet, bekruipt een gevoel van herkenning. De mores ogen opvallend modern en, nog opmerkelijker, de overeenkomsten met Fellini’s La Dolce Vita zijn frappant. Bolognini toont de schaduwversie van Fellini’s verbeelding van een vruchteloze expeditie naar zin en liefde door het Romeinse nachtleven. De boefjes zijn de achterbuurttegenhangers van La Dolce Vita’s roddeljournalist, hun zoektocht speelt zich af tegen dezelfde achtergrond. De locaties zijn identiek, sommige scènes (de fontein, de nachtclubs) komen bijna letterlijk overeen. De films zijn elkaars spiegelbeeld: La Notte Brava toont de onderklasse die geld en status zoekt, La Dolce Vita de gevestigde orde die affectie en zingeving najaagt. Zelfs de filmtitels spiegelen elkaar in donker en licht.

Zou het toeval zijn? Het oeuvre van Bolognini loopt vaker parallel aan dat van generatiegenoot Fellini (1920-1993). Hun beider debuutfilms spelen in het milieu van het volkse theatervertier en doen in karakters, plot en setting aan elkaar denken. Fellini’s Luci del varietà uit 1950 gaat – heel modern – over een minimaal getalenteerde wannabe-artieste die een variété-veteraan naar de afgrond leidt. Drie jaar later brengt in Bolognini’s Ci troviamo in galleria een toevallige debutante een voormalige theater-ster aan lager wal. Fellini’s film is nog steeds de moeite waard: zijn latere thematiek, personages en humor zijn al herkenbaar. Bolognini’s kwaliteiten zouden later blijken.

Stille krachten
La Notte Brava verscheen eerder in de Italiaanse bioscopen dan La Dolce Vita. Zou Fellini zich hebben laten inspireren door Bolognini’s film? Dat lijkt onwaarschijnlijk: La Notte Brava ging uit op 12 november 1959, La Dolce Vita volgde op 5 februari 1960. In nog geen drie maanden tijd schrijf, draai en monteer je geen speelfilm van een kleine drie uur lengte. Zijn de frappante overeenkomsten tussen beide films dan een uitdrukking van de tijdgeest, opgepikt door creatieve geesten van vergelijkbare sensibiliteit?

Dat zou mooi zijn, en misschien is het voor een deel ook waar (Antonioni schetste rond die tijd een vergelijkbare vervreemding) maar de werkelijkheid is prozaïscher. Hier is geen sprake van inspiratie, hulde of artistieke diefstal. Hier zijn stille krachten achter het scherm aan het werk. La Notte Brava is gebaseerd op de debuutroman, Ragazzi di vita van Pier Paolo Pasolini (1922-1975), die tevens het boek tot scenario bewerkte – en als brug tussen beide films fungeert. Fellini, die zijn filmloopbaan begon als scenarist, staat op de titelrol van La Dolce Vita vermeld als schrijver van het draaiboek. Iets daaronder prijkt de naam van Pasolini. Hij schreef mee aan de dialogen, zoals hij dat eerder had gedaan voor Fellini’s Le notti di Cabiria (1957).

AccattoneVerdorven realisme
Raadsel opgelost: we kijken naar de wereld van Pasolini, door de lens van Bolognini. Pasolini’s opvatting van de menselijke natuur, toen controversieel en schokkend, is in de eenentwintigste eeuw standaard geworden. La Notte Brava is de start van ander, nieuw, modern soort realisme; het verdorven realisme van Pier Paolo Pasolini, met zijn individuen zonder doel in het leven, zonder moreel kompas, zonder ideaal.

Daarin herkennen we de wereld van vandaag, met zijn materialisme, zijn egoïsme, zijn geweld en zijn nihilisme. Na een tweede roman te hebben gepubliceerd, Una vita violenta (1959), debuteerde Pasolini in 1961 als regisseur met Accattone. Dat portret van een pooier vertaalt de stof van zijn romans naar het filmdoek en cinema zou nooit meer hetzelfde zijn.

Hollywood volgde in 1967 met Bonny & Clyde, Terrence Malick deed er in 1973 met Badlands nog een schepje bovenop en na Tarantino’s Pulp Fiction gingen de sluizen wijd open. Het begon allemaal in die volgzame nacht.

 

19 december 2015

 
 
MEER ESSAYS