Le Tout Nouveau Testament: meesterwerk?

Ondertussen, op de redactie:

Le Tout Nouveau Testament: wel of geen meesterwerk?

RALPH:

Ik moet schoorvoetend toegeven dat Bob gelijk heeft wanneer hij zegt dat het laatste vehikel van Jaco van Dormael een ontsporend meesterwerk is. Toch wil ik van de gelegenheid gebruik maken om het te houden bij het meesterwerk en de ontsporing aan anderen te laten, want wat vind ik Van Dormael een genot in filmland.

Ergens doet zijn stijl denken aan Jean-Pierre Jeunet en ergens ook weer niet. En ja, de veelgehoorde kritiek over Van Dormael dat zijn films zich vertillen aan de veelheid en grootsheid van zijn ideeën en filosofieën is ook wel te begrijpen. De grootsheid van Mr. Nobody of de veelheid aan humor in Le Tout Nouveau Testament.

Bob heeft het in zijn recensie over style over substance. Vanuit een zeker kader is dat te begrijpen. Anders wordt het wanneer je je als kijker tot subject in de film (in dit geval dus Le Tout Nouveau Testament) laat versmelten. De afstand tussen de twee objecten, filmkijker en filmdoek, versmelt. Juist Van Dormael is in staat een wereld te scheppen die sterk lijkt op onze alledaagse wereld. Tevens lijkt ze ook sterk op de wonderlijke ervaringen die we als kind opdeden (toen we de wereld nog niet zo goed begrepen) en hoe we de wereld in onze dromen ervaren. Hij versmelt ze vakkundig tot één geheel. Hij nodigt je uit de film te ervaren als een onderdeel van dat geheel. Hij toont je als het ware één keuze binnen het eindeloze universum van keuzes en ideeën die mogelijk worden binnen zijn wereld. Soms irriteert dat als kijker, want je had liever links- dan rechtsaf gegaan, soms ben je verrast, want je had dát ene duveltje niet uit dat doosje verwacht.

Le Tout Nouveau Testament bespeelt die uitnodiging met een paar prachtige vondsten. Ten eerste het idee van God in Brussel (geniaal vertolkt door de meest gefrustreerde man in de filmwereld, Benoit van Poelvoorde), de poëtische, beeldende taal en de diversiteit van de humor. De film heeft iets zoetgevooisd, terwijl het tegelijkertijd speelt met het thema van onze sterfelijkheid. Een niet alledaagse combinatie.

Daarnaast is Van Dormael zelf ook een beetje een God, in dat hij een nieuwe wereld creëert, waar jij tijdelijk mag rondlopen. Hopelijk prikkelt hij je fantasie daarmee net voldoende om buiten de afgebakende, vierkante planeet (beter bekend als de bioscoopzaal) je kijk op de wereld te verrijken.

 

ALFRED:

Ben net terug van een wijntje met de vriendin van The Assassin en met Vaughan Williams’ negende op de koptelefoon wil ik graag mijn wisselgeld aangaande Le Tout Nouveau Testament bij je binnen wippen.

Allereerst, helemaal mee eens: Van Dormael is een genot in filmland, waar – net als in de rest van de wereld – onschuld met argwaan wordt bekeken, want zo cynisch zijn we inmiddels wel geworden. Met kritiek als dat ‘zijn films zich vertillen aan de veelheid en grootsheid van zijn ideeën en filosofieën’ maak ik op donkere winteravonden de kachel aan – op zonnige zomerdagen gooi ik ze in de Amsterdamse gracht – want dat is naijver van mensen die zelf geen ideeën hebben, laat staan grootse. Die weten dus niet waar ze over praten, storende achtergrondruis.

Le Tout Nouveau Testament

Van Dormael is een surrealist, put inspiratie uit het onderbewustzijn, vertrouwt niet blind op de ratio. Niet helemaal toevallig kiest hij kinderen of jongvolwassenen tot hoofdpersoon. Ook Le Tout Nouveau Testament toont de ‘kinderlijke’ verwondering over een magische wereld, maar dan omgekeerd. Dochterlief corrigeert haar vader. De volwassenen maken er een potje van en Van Dormael reageert, op zijn manier, met mededogen. Uit zijn films spreekt een katholiek wereldbeeld. Paul Verhoeven steekt heel anders in elkaar.

Nu dat uit de weg is, moet ik ook kwijt dat de Belgische inzending voor de Oscar, afdeling niet-Engelstalige film, een tikje onevenwichtig is, al is het wat mij betreft om andere redenen dan jullie aangeven.

Opening en slot zijn heel sterk. De vondst om van Onze Lieve Heer een morsige misantroop te maken is voor de hand liggend, maar schitterend gepersonifieerd door Van Poelvoorde. De trouvaille om Zijns Werken te saboteren door ieders sterfmoment te onthullen raakt aan diepe menselijke angsten en opent een filosofische doos van Pandora. Dat wordt weer geestig neergezet via de running gag van de nihilistische waaghals die zich van de torenflat stort in de wetenschap dat zijn tijd nog lang niet is gekomen. En het slot mag er ook zijn, dat bloemetjesbehang aan het firmament stoort mij allerminst.

Echter, wat jammer van dat middenstuk, de tweede acte waarin de discipelen worden gerekruteerd. Dat is nogal formulematig uitgewerkt en daar wreekt zich de conceptuele opzet van de film. Dat is wellicht het probleem met Van Dormaels werk: niet de filosofische inhoud, maar de conceptmatige uitwerking. Ware brille gebruikt het idee als platform, om vervolgens los te gaan—niet als spoorboekje. Painting, of in dit geval, filming by numbers laten we over aan de boekhouders die zich kunstenaar noemen.

Afijn, dit soort spiritueel angehäuchte films mag ik graag zien. Zie mijn enthousiasme voor Knight of Cups. En wat mij betreft een stuk geslaagder dan Cemetery of Splendour van die Thaise meneer met die onmogelijke naam. Maar dat zal wel komen omdat ik een kaaskop ben en geen om yam koeng.

BOB:

Allereerst bedankt voor de kritiek op de kritiek. Een hele eer.

Ralph, jouw stuk bewijst maar weer een ding: recenseren is een gevoelskwestie. En dat is altijd het leuke: iedere film werkt anders op iedereen.

Want ook ik was overtuigd een meesterwerk aan het kijken te zijn, toen ik Le Tout Nouveau Testament zag in Leiden. Ik zat intens te genieten tijden het eerste half uur: virtuoos, geestig, speels, mijn type film. De grap met de sterfelijkheid is fantastisch. Het eindigt voor mij op het moment als het meisje uit die wasmachine kruipt.

Het zoeken naar de apostelen was een leuk gegeven – akkoord – maar de echte vindingrijkheid is dan voorbij, wat mij betreft. Jij hebt het over het versmelten van kijker en beeld (die mag je me nog eens uitleggen, is dat niet bij elke film zo?) maar ik zie vooral ideeënarmoede. De verhalen van de apostelen zijn zo-zo – alleen de seksverslaafde apostel vond ik een sterk verhaal. Het Catherine Deneuve-verhaal doet me denken aan de reactie van de producer toen hij Che? van Polanski voor het eerst aanschouwde: ‘Che?’ dus. Het meisje heeft uiteraard niet de benodigde acteerkwaliteiten, en als hoofdpersoon is dat een probleem, ook een reden dat de film inzakt.

Le Tout Nouveau Testament

Voor mij is er maar een conclusie mogelijk: het script was nog niet rijp genoeg. Want zo gaat het verder. Jongetje wil jurkjes dragen: meh. De verhaallijn van God alias Benoit van Poelvoorde: zwak uitgewerkt. Bij het plot met de bloemetjeshemel zijn we pas echt ontspoord: ik moet denken aan een Zweedse kinderfilm uit 1968. Die niet bestaat. Maar had er zo een bestaan, dan had die dit plot gehad, ongetwijfeld.

Poëtisch dus. En dat verhaal over ‘de wonderlijke ervaringen die we als kind opdeden’ snap ik ook wel. Maar dan kan de filmervaring nog steeds teleurstellen. Binnen de eigen logica van de film heb je bepaalde verwachtingen die hier niet worden waargemaakt. Je krijgt het plot van een kinderfilm in plaats een plot van een volwassenenfilm die gaat over die wonderlijke kindervaringen.

Je moet een film krachtig beginnen en eigenlijk nog beter eindigen. Drie voorbeelden van films die mij wel overrompelden met een dergelijke eigen logica waren Eternal Sunshine of the Spotless Mind, Wrong en Appelkriget. Het verschil: ze werden beter naarmate de film vorderde.

En dan heb ik het nog niet eens over hoe de manier van editen, filmen en grapjes maken me tamelijk letterlijk doet denken aan het betere werk van Jean-Pierre Jeunet.

Deze film had de afslag Geniaal  had kunnen pakken, maar in plaats daarvan zijn we recht vooruit gereden, naar Goed en Vermakelijk. Goed of Vermakelijk, je mag kiezen, maar beide aan elkaar solderen om het woord ‘meesterwerk’ te creëren, is wat mij betreft te veel eer.

RALPH:

Het versmelten van kijker en beeld, Bob, is dat moment waarin je jezelf kan en mag overgeven aan hetgeen op het witte doek geprojecteerd wordt. Laat ik dit contrasteren met de vele momenten waarin ik toeschouwer ben en blijf. Vrijwel alle blockbusters, maar ook veel arthouse cinema. Arthouse is niet zelden een vaste routine. Links georiënteerd, focus op persoonlijk verval, plattelandsdrama, oh oh wat hebben we ’t slecht.

Dheepan

Dheepan bijvoorbeeld grossiert daarin. Hoewel kwalitatief een goede film, is de reële ellende in de sloppenwijken van Frankrijk en het bijpassende leed vervallen tot Audiards gimmick, die echter wel gemakkelijk scoort bij de filmjournalistiek. Misschien wel omdat we ons niet niets mogen aantrekken van al dat leed buiten onze achtertuin. Daarmee is Arthouse soms net iets teveel geëngageerd, te snoeverig, te salonfähig, te VARA, te DWDD. Bah! Daar ontstaat de afstand tussen mij als kijker en zij op het witte doek.

Maar volgens mij dwaal ik alweer af, al hoop ik dat het versmelten zo wat duidelijker is geworden. Ander voorbeeld van versmelten vorig jaar was The Dark Horse, waarin ik op momenten Genesis Potini een welgemeende knuffel had willen geven.

Genietend van de veelheid aan invalshoeken van waaruit we Le Tout Nouveau Testament hebben beschreven en nadenkend nogmaals over de film moet ik toegeven dat ik te graag wilde dat deze film een meesterwerk is. Een nieuwe La Grande Bellezza of The Congress. Het type film waar er liefst elk jaar ten minste één van verschijnt en dat was in 2015 uiteindelijk Realité.

Tijd om es naar Cemetery of Splendour te gaan, van Apichatpong Weerasethakul. Adios Alfred!

 

18 februari 2016

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’