My Name is Nobody

***

recensie My Name is Nobody

Op zoek naar een niemand

door Bob van der Sterre

Een foto. De eigenaresse van een restaurant kijkt ernaar en peinst. ‘Wacht maar, ik ken heel veel mensen, ik bel wel even rond.’ Het is het begin van heel veel mensen die gaan staren naar een foto uit 1937.

In My Name is Nobody bezoeken we de Romeinse wijk Trastevere. Nonnen in een klooster, oude buurtbewoonsters die de kerk uitkomen en mensen die toevallig op straat rondlopen. De alsmaar terugkerende vraag: kennen ze ene Crissanti? Wie? Een onbekend jongetje dat op een klassenfoto uit 1937 staat, precies tussen Sergio Leone en Ennio Morricone, twee grote jongens van de Italiaanse cinema.

De vraag stellen is absurd: wie zoekt er nou ooit naar een onberoemd persoon? Helemaal als er geen persoonlijk leed bij betrokken is, zoals bijvoorbeeld bij het programma Spoorloos? De meeste ondervraagden doen gelukkig niet moeilijk en vertellen wat ze weten (niet veel).

My Name is Nobody

Marco Bakker
Regisseur Denise Janzee heeft wel wat met het thema beroemdheid. Ze is de dochter van Willeke van Ammelrooy en haar stiefvader is Marco Bakker. Over Marco Bakker maakte ze de documentaire De weg terug. My Name is Nobody zou je de tegenhanger van die film kunnen noemen.

In de film leren we weinig over Crissanti. Er waren dan ook maar vier dagen om te filmen. ‘Het is ook geen Spoorloos’, zei Janzee achteraf in een Q & A. ‘Die hebben een budget honderd keer als dat van ons.’

Die opzet zit de film ook een beetje in de weg. Iemand vroeg bijvoorbeeld tijdens de Q & A: ‘Kon je niet gewoon naar de burgerlijke stand gaan voor informatie?’ Als de maker dat niet beschouwt als het doel van de film is dat diens goed recht. Toch wringt dat tijdens het kijken: is het nu serieuze research of gaat het puur om het interviewen van mensen?

Kleurrijke karakters
Het tweede dus: het gaat hier om het in beeld brengen van kleurrijke karakters in de wijk Trastevere. Een project over serendipiteit: je vindt dingen die je niet zocht. Zo ontmoeten we acteur Willi Colombini. Een charmante oud-acteur die wat bijrollen had in giallo’s en westerns en die zijn dagen slijt met kletsen en selfies (laten) maken op de pleintjes van Trastevere.

Colombini is een prachtige persoonlijkheid, een eigen documentaire waardig. Vergane glorie: hij is een mooi voorbeeld. Met papegaai op de schouder in een gemakkelijke leunstoel vertelt hij over zijn filmprojecten uit de jaren zeventig. Films die zelfs de allergrootste film buffs niets zullen zeggen. ‘Ik was toen toch wel een aantrekkelijke man’, zegt hij grinnikend. Zijn vrouw beaamt dat gretig.

My Name is Nobody

In een kooi gevangen
Het hart van de film is de fraaie scène waarbij Colombini, vrolijk, kleurrijk, eerlijk, met de interviewer langs gaat bij de grote Morricone zelf. Die, intussen dik in de negentig, kan niet geloven dat er alleen maar gevraagd wordt of hij ene ‘Crissanti’ kent.

Janzee roemde in de Q & A achteraf juist deze scène omdat Colombini, ondanks zijn onbekendheid, een levenslustig karakter is, en Morricone in een kooi gevangen lijkt, want hij komt zijn huis amper uit en is redelijk bot in de omgang. Het interview draait daarmee alles om: normaal wordt de onbekende persoon gebruikt om de beroemdheid op te sporen. Dat heeft wel iets humanistisch.

Zo zoek je een Crissanti en vind je soms een Colombini. Mazzel dus. Jammer dat de film een beetje aan de lange kant is, maar de meeste documentaires missen de moed om dit soort serendipiteit op te zoeken. Juist die ontmoeting maakt van My Name is Nobody een hartelijke, warme film, en dat is alleen maar mooi, want geluk dwing je af als artiest.
 

13 januari 2017

 
MEER RECENSIES