***
recensie It Must Be Heaven
Een kosmopolitische buitenstaander
door Paul Rübsaam
De Palestijnse regisseur Elia Suleiman verlaat in It Must Be Heaven zijn woonplaats Nazareth om een reis te maken naar Parijs, New York en Montreal. Dat lijkt een hele onderneming. Maar eigenlijk verandert er niet zoveel. Waar Suleiman ook komt en welke vreemde taferelen hij ook aantreft, hij staat er zwijgend bij en kijkt ernaar.
Nazareth is niet alleen de plaats waar Jezus Christus zijn jeugd zou hebben doorgebracht. Het is tevens de geboorteplaats van de Palestijnse regisseur Elia Suleiman (1960), die er tegenwoordig weer woont. De eerste scènes van It Must Be Heaven spelen zich af in dit hoofdzakelijk door Arabieren bewoonde stadje in Noord-Israël, dat voor zover het niet overspoeld wordt door christenpelgrims een verstilde mediterrane atmosfeer ademt.
Als het belangrijkste personage in zijn eigen film vervult Suleiman ook als hij thuis is hoofdzakelijk de rol van observator. Met zijn gedrongen gestalte, zomerhoed en klassieke bril zien we hem veelal zittend, of staand met de handen op de rug gevouwen. Hij kijkt of luistert, spreekt nooit, maar kan veelzeggend zijn wenkbrauwen optrekken. Op deze wijze luistert hij in Nazareth bijvoorbeeld naar het verhaal van een oude buurman over een dankbare slang die de lekke band van diens auto opblies, nadat hij het dier uit de klauwen van een adelaar had gered.
Suleiman laat zich met zijn veelvuldig gebruik van een statische camera en vaste kaders inspireren door de cinematografische wetten zoals die tot ongeveer 1920 golden. Binnen het frame kan hij, met zijn van afstand herkenbare verschijning, bijna als decorstuk functioneren. Zoals ook Jacques Tati dat kon met zijn kenmerkende slungelige, ietwat gebogen gestalte, slappe hoed en eeuwige pijp.
Angst voor geweld
Expliciet geweld ontbreekt in It Must Be Heaven geheel. Des te nadrukkelijker zijn in het door Suleiman bezochte Parijs van Bataclan en New York van 9/11 de vaak potsierlijke sporen van de angst voor geweld zichtbaar. Overal heerst dreiging en achterdocht, veroorzaakt door aanslagen die in de verte een connectie hebben met het Palestijnse conflict. In zijn director’s note schreef Suleiman dat in zijn eerdere films als Chronicle of a Disappearence (1996) en The Time That Remains (2009) Palestina werd vergeleken met een microkosmos van de wereld, terwijl It Must Be Heaven de wereld presenteert als een microkosmos van Palestina.
Zeer bedreigend, schijnbaar in ieder geval, is de man die Suleiman ’s ochtends vroeg als enige medepassagier aantreft in de Parijse metro. Welhaast tot op de tanden getatoeëerd, bier drinkend en boeren latend blijft hij recht tegenover Suleiman staand deze uitermate vuil aankijken. Maar er gebeurt uiteindelijk niets. Waardoor we getuige zijn van een merkwaardig contextloos stukje pantomime voor twee zwijgende heren.
Ook de politie gedraagt zich in Parijs nogal vreemd. Agenten nemen sierlijk manoeuvrerend op gemotoriseerde stepjes notitie van een fout geparkeerde auto, maar niet van een mogelijk gevaarlijk object dat daaronder is geworpen door een wegrennende jongen. Als Suleiman later op een terras in zijn eentje wat zit te drinken, wordt dat terras om redenen waar slechts naar te gissen valt door vier agenten nauwkeurig opgemeten.
In New York is het hoge gegil van de sirenes van de NYPD overal te horen. We zien de politie echter slechts uitrukken om een jonge vrouw met engelenvleugels op haar rug als een kat in de zak te vangen, wat nog niet eens lukt ook. Veel New Yorkse burgers zijn gewapend. En niet zo’n beetje. Men doet boodschappen of brengt kinderen naar school met Kalasjnikovs of zelfs raketwerpers over de schouder geslagen.
Collage
De film kent nog meer thema’s. Zo wordt Parijs niet alleen getypeerd als een stad in de greep van paranoia, maar ook als een plek waar de medemenselijkheid goed georganiseerd is, maar niet bepaald spontaan opwelt. Een dakloze die op een tweepersoons matras op straat bier ligt te drinken, krijgt door bezorgde medische dienstverleners een viergangenmenu aangeboden. Als de Parijzenaren evenwel in een park van het zonnetje willen genieten, mondt dat uit in een weliswaar kolderieke, maar ook bittere strijd om de schaars beschikbare stoeltjes.
Welbeschouwd is It Must Be Heaven eerder een collage van beeldcolumns, dan een film met een rode draad en één overkoepelende visie. Of dat een bezwaar is, hangt af van de stemming van de kijker. Bovengetekende zag de film twee keer en had de eerste keer last van dat gebrek aan eenheid, maar de tweede keer minder. Hoe dan ook valt de herinnering aan iedere film tenslotte uiteen in los van elkaar staande herinneringen aan sterke scènes. Sterke, in casu absurde en komische scènes heeft deze film van Elia Suleiman genoeg te bieden.
17 december 2019