Het bericht Dream Scenario verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>door Cor Oliemeulen
Nicolas Cage is een van de meest productieve filmacteurs van zijn generatie. Als je zes films per jaar maakt, zit er vast wel eens een aardige tussen. Voor 2023 is dat Dream Scenario, een wonderlijk verhaal over een leraar die in de dromen van miljoenen mensen verschijnt.
In een interview met Entertainment Tonight vertelt Nicolas Cage dat tijdens de opname van Dream Scenario in Toronto zijn nicht Sofia Coppola in dezelfde stad bezig was met Priscilla en zijn oom Francis Ford Coppola in Atlanta met zijn nieuwe film Magalopolis. De drie zouden elkaar van feedback hebben voorzien. Je kunt Cage er niet van betichten dat hij in al zijn ruim honderd films meeliftte op de naam Coppola, de maker van al die onvervalste klassiekers in de jaren 70, want al na zijn eerste filmrol Fast Times at Ridgemont High (1982) veranderde Nicolas zijn achternaam. Hij wilde zijn succes geheel op zijn eigen conto schrijven.
Uitstraling
Niet alleen Cage’s werkethos leverde door de jaren heen met enige regelmaat een voltreffer op, ook wist hij met zijn hoofdzakelijk energieke uitstraling, zelden verstoken van een portie overacting, een grote schare fans te verzamelen. Hoe anders is zijn personage in Dream Scenario, de jongste film van de Noorse filmmaker en scenarist Kristoffer Borgli (Sick of Myself). De acteur scheerde het midden van zijn hoofd kaal en liet zich een kunstneus aanmeten om schlemielig over te komen.
We hebben het over biologieleraar Paul Matthews, een onopvallende verschijning die op een dag van zijn dochter krijgt te horen dat zij over hem heeft gedroomd. Vervolgens droomt zijn ex over hem en niet veel later slaat de onrust in de collegezaal toe nadat Paul ook in de dromen van zijn meeste leerlingen is opgedoemd. Dat bleken over het algemeen geen fijne dromen, hoewel de droom van een vrouwelijke leerling erotisch van aard was. Paul voelt zich gevleid, gaat wat met het meisje drinken en stemt schoorvoetend toe om de bewuste droom als het ware na te spelen.
Nachtmerries
Plotseling is Paul Matthews populair en weet hij eindelijk de belangstelling van zijn leerlingen te trekken door tijdens de colleges met hen over hun dromen te praten. Het duurt niet lang voordat miljoenen mensen op de wereld over de leraar dromen, voor velen betreft het nachtmerries. Hun meeste dromen gaan over verschrikkelijke voorvallen die ze beleven, echter de leraar heeft daarin nooit een aandeel, hij loopt gewoon voorbij of kijkt toe.
In tegenstelling tot zijn familieleden vindt Paul al die aandacht in de (sociale) media geen ramp. Hij hapt zelfs toe om gesprekken met een reclamebureau aan te gaan, want Paul heeft een boek met een weinig aansprekend thema geschreven en wil dat graag onder de aandacht brengen.
Dream Scenario toont de trend van beroemdheden die gevaar lopen om tot de enkels toe te worden afgefakkeld. Paul is geen televisiemaker met grensoverschrijdend gedrag, maar een eenvoudige goedzak die het niet kan helpen dat hij de nachtrust van zoveel mensen verstoort. Hij raakt in een diep dal.
Het is jammer dat de film wat onbevredigend eindigt, want we hadden graag iets geweten over het waarom Paul in andermans dromen verschijnt. In die zin doet deze donkere dramedy denken aan Cage’s optreden in Knowing (2009) waarin hij ook een leraar speelt en waarin het al even veelbelovende plot – over een man die aan de hand van cijfercodes de toekomst kan voorspellen – ook een beter slot had verdiend.
14 maart 2024
Het bericht Dream Scenario verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>Het bericht El Eco verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>door Paul Rübsaam
Het leven van de kinderen die opgroeien in het Mexicaanse boerendorp El Eco is zwaar. Maar de natuur die hen omringt, de dieren om hen heen, de onderlinge saamhorigheid en de sterke familiebanden maken hun bestaan ook kleurrijk.
In haar naar het dorpje vernoemde, soms als speelfilm imponerende documentaire El Eco (The Echo) portretteert de Salvadoraans/Mexicaanse regisseuse Tatiana Huezo Sánchez (1972) vooral de meisjes in het armoedige boerengehucht. Zonder voice over, met betoverende scènes en de stoere Montse, de leergierige Sarahi en de dromerige Luz Ma als jonge protagonisten die met hun intense expressie menig volleerd actrice in de schaduw stellen, word je meegenomen in een verhaal dat soms wel verzonnen lijkt.
Tegendraads lijkt het dat Huezo voor haar romantische (of geromantiseerde?) vertelling de documentairevorm heeft gekozen. Terwijl ze met Noche de Fuego een speelfilm afleverde over opgroeiende meisjes die geconfronteerd worden met de veel rauwere werkelijkheid van de gedeeltelijk door drugskartels geregeerde Mexicaanse samenleving.
Pijnlijke zaken, zoals vrouwenhandel en illegale houtkap, blijven in El Eco overigens niet helemaal buiten schot. Maar de kinderen uit het dorpje beleven dat soort zaken voornamelijk als van horen zeggen. Daarentegen zijn armoede, kinderarbeid en wezenlijk patriarchale familieverhoudingen wel aan de orde van de dag. Die lijken echter begunstigende omstandigheden te zijn voor het zo rijk geschakeerde leven van de jonge meisjes (en jongens).
Paardenraces en mest stampen
De moeder van Montse demonstreert haar dochter hoe deze haar stokoude, bijna tandeloze grootmoeder (een van de oudste bewoners van El Eco) moet wassen. De manier waarop de jonge puber zich van haar taak kwijt is imponerend. Ze wast en droogt haar oma zorgvuldig, drinkt thee met haar, luistert naar haar verhalen en kijkt haar voortdurend met een liefdevolle blik aan.
Maar zorgtaken verrichten is niet de enige passie van Montse. Als behendig ruiter wil ze niets liever dan meedoen aan de paardenraces die jaarlijks in de buurt van El Eco worden gehouden. Of ze van haar moeder deze jongensachtige voorkeur eveneens mag uitleven, is de vraag.
Tussen het werk door, van graan oogsten tot mest stampen, gaan de kinderen ook naar school. De intelligente Sarahi kan zich helemaal vinden in het schoolsysteem van El Eco, waarin de jongere kinderen op de basisschool geacht worden te leren van de oudere. Voor een publiek bestaande uit teddyberen en een barbiepop oefent ze alvast op bloemrijke lezingen over natuurkundige fenomenen als moleculen en over de rol van Emiliano Zapata in de Mexicaanse revolutie. Als ze van haar oudere zus zelf een lesje krijgt over het verschijnsel menstruatie wordt ze evenwel wat wit om de neus.
De ranke, lange Luz Ma met haar grote bruine ogen lijkt onafscheidelijk van haar kleine broertje Toño, die van zijn in de bouw in de stad werkende vader geen borden af mag wassen. Samen creëren Luz Ma en Toño spannende schaduwen met behulp van een wijd openslaande jas, roepen ze gekke dingen die versterkt worden door de echo waar het dorpje misschien wel zijn naam aan dankt en tekenen ze figuurtjes op een beslagen autoruit als ze in de regen zitten te wachten op hun vader. Maar volwassen lijkt Luz Ma ineens als ze haar moeder bijstaat bij het ter wereld brengen van een lammetje.
Ongrijpbare verschijnselen
Meer dan een jaar heeft Tatiana Huezo de drie families waarvan de meisjes deel uitmaken en de andere bewoners van het uit barakken opgetrokken El Eco gevolgd. Dat leidt er niet alleen toe dat we het wel en wee van de bewoners gedurende het verloop van een bepaalde tijd kunnen volgen, maar ook dat we getuige kunnen zijn van hun leven bij dag en bij nacht en gedurende de sterk wisselende seizoenen in het bergachtige gebied.
Het camerawerk, waar Huezo’s partner Ernesto Pardo voor tekende, is van hoog gehalte. Niet zelden wordt er vanaf een laag standpunt, soms zelfs vanaf de grond en van dichtbij gefilmd, waarmee recht wordt gedaan aan het gezichtspunt van kinderen en dieren. Een kudde op hol geslagen schapen wordt bijvoorbeeld zodanig op de hielen gevolgd dat je af gaat vragen of herdershond Oso soms een camera om zijn hoofd gebonden heeft gekregen.
Veel aandacht is er voor ongrijpbare verschijnselen als een streep licht die door een raam op een kinderhand valt, wind, echo’s, schaduwen, wolken en onbestemde geluiden. Ze lijken de moeilijk te benoemen elementen te symboliseren van de op traditie gebaseerde, inclusieve kleine samenleving van El Eco, waar iedereen bij iedereen betrokken is.
Maar is dat totaalbeeld niet al te lief? Is er niet te veel in scène gezet? Of zijn er afgezien van een paar dissonanten die wel aan de orde komen zaken weggelaten die een minder rooskleurig beeld zouden kunnen schetsen van de kleine boerengemeenschap? En wat is de achterliggende stelling van Tatiana Huezo Sánchez die schuilgaat achter haar vertoon van een vooral op onderlinge solidariteit tussen vrouwen van verschillende generaties gebaseerde dorpsidylle. Gaat dat zo? Behoort dat zo te gaan? Is het misschien bij gebrek aan beter? Met dit soort vragen blijf je als kijker een beetje zitten. Wat niet afdoet aan de oogstrelende en hartverwarmende kijkervaring die de regisseuse ons te bieden heeft.
11 maart 2024
Het bericht El Eco verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>Het bericht The Promised Land verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>door Jochum de Graaf
Onder de licht misleidende titel The Promised Land levert regisseur Nikolaj Arcel een mooi historisch epos over het Deense koninkrijk in de 18e eeuw. Het drama is de Deense inzending voor de Oscar en won diverse European Film Awards, al is het een wel wat mindere film dan Riders of Justice waarvoor Arcel coscenarist was. Maar wel weer een briljante rol van Mads Mikkelsen.
De filmwereld heeft de gewoonte om films uit een niet-Engelstalig land van een zogenaamd pakkende commerciële internationale titel te voorzien. In het geval van The Promised Land van Nikolaj Arcel (A Royal Affair, 2012) pakt dat verkeerd uit. Met een Beloofd Land zoals we dat kennen uit het Oude Testament, heeft de film niets van doen. ‘De Kapitein en Ann Barbara’, de titel van Ida Jessens bestseller, waarop de film gebaseerd is, zou de lading al wat meer dekken. De zich ontwikkelende liefde tussen de eenzame pionier Kahlen en de weduwe van een gevluchte lijfeigene die voor hem komt werken, is een tweede voorname verhaallijn. Maar waarom wordt de originele titel Bastarden, Deens voor ‘bastaard’, niet gehandhaafd? Onvertaald spreekt die veel meer tot de verbeelding.
De ongetemde heide
De queeste van legerkapitein Ludvig Kahlen (Mads Mikkelsen) is de ontginning van een onherbergzaam heidelandschap, waarin nog niemand geslaagd is. In ruil voor het voldoen aan de opdracht van de Deense koning bedingt Kahlen persoonlijke rijkdom en vooral een adellijke titel als beloning. En dat is het eigenlijke thema van de film, de ontworsteling aan zijn povere achtergrond, de wil om erbij te horen, toe te treden tot de elite van het nog feodale Denemarken van de 18e eeuw.
‘De heide laat zich niet temmen’ is het credo waarmee de film begint en we zien de indringende beelden van een haast bijbels woest en ledig landschap waar geen gewas lijkt te kunnen groeien. De Deense koning Frederik V verordonneert dat dit deel van Jutland gekoloniseerd moet worden.
Wanneer de vaderloos opgegroeide Ludvig Kahlen, waarschijnlijk bastaardzoon van een hoge Deense edelman, net afgezwaaid als kapitein in het leger van Holstein in 1755 aan het hof in Kopenhagen arriveert, reageren de adviseurs van de koning nogal sceptisch op zijn plan. Na de moeizame toestemming sticht Kahlen een primitief huis op de hei, dat hij Kongenhus noemt, van waaruit hij het land in cultuur probeert te brengen. Onder barre omstandigheden – nu eens is de aarde kurkdroog dan weer jagen storm, regen, sneeuw of hagel over het weidse land – neemt hij met zijn handboor monsters uit de bodem en probeert hij gewassen uit.
In het belendende bos leeft verscholen een groep vogelvrijen die zich aan de maatschappij onttrokken hebben. Kahlen betrapt een inheems meisje dat in opdracht van de groep een kip uit zijn kippenhok steelt, later in de film neemt hij deze Anmai Mus in huis. Gaandeweg weet hij een bestaan op te bouwen, in eerste instantie geholpen door gevluchte lijfeigenen, boerenknecht Johannes Eriksen en zijn vrouw Ann Barbara (sterke rol Amanda Collin). Als de zaken goed gaan, kan hij een groot aantal vogelvrijen inhuren. Wanneer die om politieke redenen het veld moeten ruimen, kan hij een groep kolonisten uit Duitsland laten overkomen die het land definitief kunnen ontginnen.
Wreedaardige landeigenaar
Maar al die tijd wordt Kahlen dwarsgezeten door zijn grote tegenstrever, de excentrieke wreedaardige landeigenaar Frederik de Schinkel (Simon Bennebjerg, goed contrapunt tegenover Mikkelsen), die zijn claim op het land kracht bijzet met allerlei strapatsen. Hij laat de van hem gevluchte lijfeigene Johannes Eriksen gevangen nemen en martelt hem in het openbaar met heet water. Hij weet te bewerkstelligen dat de vogelvrijen ophouden met hun werk voor Kahlen, en ook rond de komst van de Duitse kolonisten spint hij een intrige, die hen doet besluiten zich een tijdje terug te trekken van het land.
Op zeker moment nodigt De Schinkel Kahlen uit voor een groot bal op zijn kasteel. Wanneer de gast op zijn paasbest op het feest verschijnt, maakt De Schinkel een snerende opmerking over diens pruik: “Ik zie de vlooien over je hoofd lopen” en dwingt hem een pruik van zijn bediende op te zetten: “Zo je ziet er een stuk aantoonbaarder uit.” Het zijn soms groteske scènes met de nodige humor, maar toch ontbeert de film de finesse en humor van Riders of Justice, waarvoor Nikolaj Arcel het scenario schreef.
Rigide sociale hiërarchie
The Promised Land is een mooi gemaakt, degelijk historisch drama over het veranderende Denemarken in de 18e eeuw waar de rigide sociale hiërarchie van een in luxe badende rijke elite tegenover ‘kleine mensen’ die nog praktisch in staat van lijfeigenschap leven, wordt doorbroken.
Het is vooral de rol van Mads Mikkelsen die de film boven het gemiddelde uittilt. Kahlen blijft in eerste instantie stoïcijns onder de tegenstand en tegenslagen, de vernederingen door De Schinkel, maar ontdooit wanneer hij een relatie met weduwe Ann Barbara aangaat en uiteindelijk de bescherming van verschoppeling Anmai Mus op zich neemt. Dan zien we het sterke spel van Mikkelsen, die met een ingehouden gebaar, een verandering van gelaatstrek zijn diepste emoties kan tonen.
7 maart 2024
Het bericht The Promised Land verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>Het bericht CinemAsia 2024 – Deel 2: Over verlies, en dingen die voorbij gaan verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>door Tim Bouwhuis
De kenners die het festivalaanbod van CinemAsia programmeren, bestrijken geografisch én filmisch zo’n immens terrein dat het extra prikkelt om zelf naar gedeelde thema’s en andere overeenkomsten te zoeken. Deze editie gaan ten minste vier geselecteerde titels over het vloeibare spectrum van verlies, verval, rouwverwerking en herinnering. Wat hebben films uit India, China, Taiwan en zelfs Costa Rica te zeggen over de dingen van het leven die onherroepelijk voorbij gaan?
“Alles verdwijnt in deze vallei”, zegt een grootvader die in het Indiase Guras een minimaal rolletje speelt. Hoe prachtig het gebied waar de film zich afspeelt er ook uitziet, door de onzekere arbeidsomstandigheden zijn de bergen van Darjeeling – een stuk minder ‘vluchtig’ verbeeld dan in de komedie van Wes Anderson – al even geen weelderige trekpleister meer. De prijs van kardemom, een specerij die verwant is aan gember, is zodanig gedaald dat de bewoners zich zorgen maken.
Het water aan de lippen
Dat het water sommigen letterlijk aan de lippen staat, wordt mysterieus uitgedrukt in de langgerekte openingsscène. Een man wordt met een paar volgepakte juten zakken afgezet op een brug, waar hij even lijkt te aarzelen of hij zijn onbestemde plannen ten uitvoer zal brengen. Als het beeld na een minuut of tien op zwart springt, zijn de juten zakken achteloos over de reling gesmeten. De man, zo lijkt het althans, springt er op het laatste moment uit wanhoop achteraan.
Na dit raadselachtige begin verplaatst de actie zich vrij abrupt naar een schoolklas, waar het negenjarige titelpersonage liever uit het raam staart dan dat ze luistert naar de instructies van de onderwijzeres. Vanuit een kinderlijke ooghoek komen de landbouwinspanningen van haar ouders onder toenemende druk te staan. Het gegeven van dalende voedselprijzen mag dan wel degelijk door de actualiteit zijn ingegeven, regisseur Saurav Rei voelt zich verder niet aangetrokken door de wetten van het sociaalrealisme. De belevingswereld van Guras heeft elementen van een sprookje, met een opeenvolging van dromen, geruchten en wonderen.
Dreiging en suggestie
Sluipt er inderdaad een gevaarlijk luipaard door het bos, en heeft die misschien Guras’ dierbare hond meegenomen? Wat gebeurde er nu precies op die brug? En waarom komt de stem die het meisje (spiritueel) leidt uit een volledig afgedekt graf? Het is jammer dat de film er richting het einde niet in slaagt om alle suggestieve lijntjes op een bevredigende manier met elkaar te verbinden, en dat een bij vlagen schelle geluidsband op geforceerde wijze moet zorgen voor extra spanning. Guras onderscheidt zich namelijk wel door concrete thema’s (bestaanstekort, verval en een stukje rouwverwerking) gedeeltelijk te verpakken in magische toespelingen.
De blik van een buitenstaander
Vergelijkbare thema’s zijn een stuk tastbaarder in All Ears, Guián en Be With Me, stuk voor stuk films die warme herinneringen aan vroeger balanceren met een randje van oprechte melancholie. In elke van de drie films bestrijken de herinneringen een persoonlijk en herkenbaar kader, namelijk de familiesfeer; toch is All Ears alsnog een boeiende uitzondering, omdat hij de banden tussen generaties beschouwt met de blik van een buitenstaander.
De Chinese film gaat over uitvaartspeeches (met een duur woord: eulogieën), de laatste woorden van houvast door de bescheiden Wen Shan op papier worden gezet. Dit verantwoordelijke werk lijkt voor de middelmatige (en na verloop van tijd voormalige) scenarist een welkome uitweg om te ontsnappen aan een lonkende midlifecrisis. Maar wat doe je als de verhalen die je pad kruisen je persoonlijk gaan raken? Blijf je dan een simpele spreekbuis, of kan de tragiek van anderen ook voor onverwachte verandering zorgen in je eigen leven?
Het mag All Ears dan aan een stukje overtuigingskracht ontberen, het drama doet in zijn ernst en aandachtigheid wel mooi denken aan het Japanse Departures (Oscar voor beste niet-Engelstalige film, 2009). Ook in die film zorgt een nieuwe baan voor gevoelens van medeleven en (levens)bestemming.
Van China naar Costa Rica
Guián is tussen al het fictiegeweld in dit verslag de enige documentaire. Dat Costa Rica op de filmpagina wordt genoemd als productieland, is voor CinemAsia-begrippen op zijn zachtst gezegd opvallend. Tót je meer weet over de achtergrond: de maker van dit egodocument reist na het overlijden van haar grootmoeder terug naar China, waar ze met de camera in de hand reflecteert op het gewicht van afstand en verschil: afstand in plaats (Nicole Chi Amén woont en werkt in Costa Rica) en verschil in taal (Nicole leerde nooit Chinees, haar grootmoeder nooit Spaans). Gelukkig blijkt dat gewicht relatief, omdat de kleindochter (en maker) haar persoonlijke rondreis aangrijpt om dichterbij het verleden en de belevingswereld van haar grootmoeder te komen.
Améns herinneringen aan toen komen grotendeels tot stand als een dialoog, waarbij na het treffende eerste kwartier wel de vraag rijst hoe wij, als buitenstaanders, los van die intieme woorden ooit grip kunnen krijgen op dit vervlogen verleden. De maakster van Guián lijkt zichzelf die vraag blijvend te stellen. Het beeldende verslag van haar bezoeken en ontmoetingen, onder meer met de broer van haar grootmoeder, is ook een onvolmaakte zoektocht naar de vorm waarin je het verleden als documentairemaker kunt gieten.
Creatieve luxe
Nicole Chi Amén deelt niet de creatieve luxe van Hwarng Wern-ying, de geprezen art director van de Taiwanese regisseur Hou Hsiao-hsien (helaas gepensioneerd door intredende dementie). Hwarng, die in 2015 nog meewerkte aan de vormgeving van kostuumdrama The Assassin, debuteert als filmmaker met de urgentie van iemand die haar persoonlijke verhaal in haar eigen taal wil vertellen. De parallellen tussen haar werk in de filmindustrie en het scenario van Be With Me liggen voor het oprapen: drie keer raden wat het beroep is van de mijmerende hoofdpersoon.
Net als Guras gaat Be With Me over een deels onbestemd gevoel van gemis, over het idee dat er iets mist dat het leven volledig maakt. Waar de film uit India dit haast in het mythische trekt (al was de verdwijning van een hond voor die regisseur wel degelijk een bron van inspiratie), laat dit stemmige drama zien hoe het voor art director Faye moeilijk is om in het heden te leven. Aan de hand van flashbacks krijgen we als kijkers wat grip op haar eerdere relaties, waardoor herinneringen aan vroeger nog meer de boventoon gaan voeren. In het hier en nu lijkt ze verdwaald, geplaagd door een zoektocht naar wat nog ‘echt’ is in een wereld (en werkveld) vol representaties.
Representatie en werkelijkheid
Het meest sprekende moment van de film volgt tijdens een wandeling in de natuur, als de schoonheid van het uitzicht zo tot de verbeelding spreekt dat een klein ‘wauw’-effect (óók door het krappe kader van een tv-scherm) niet kan uitblijven. Faye heeft alle gelegenheid om het vergezicht zelf ook in zich op te nemen, maar haar eerste impuls is een vluchtige foto maken.
“Als ik teveel van mezelf in mijn filmprojecten stop, kan ik niet meer terugkeren naar het normale leven”, zegt ze in een andere scène. Zie daar het gevolg van een constant ontsnappen aan de werkelijkheid, een vluchten in herinnering; voordat je het doorhebt, bestaat het ‘nu’ niet meer, en is het echte leven een slaaf geworden van de verbeelding. Maar oordelen daarover, dat escapisme kritisch terzijde schuiven? Dat doen we ook niet. Daarvoor is cinema ons uiteindelijk te lief.
Alle vier de films uit dit verslag zijn tussen 6 maart en 10 maart nog op het festival te zien. Bezoek de website van CinemAsia voor tijden en extra filminformatie.
6 maart 2024
DEEL 1: Aziatische misdaadfilms
Het bericht CinemAsia 2024 – Deel 2: Over verlies, en dingen die voorbij gaan verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>Het bericht CinemAsia 2024 – Deel 1: Aziatische misdaadfilms verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>door Cor Oliemeulen
CinemAsia brengt al 20 jaar een selectie van Aziatische cinema naar Nederland. Het jubileum wordt gevierd van 5 tot en met 10 maart op drie locaties in Amsterdam. InDeBioscoop brengt in twee artikelen enkele opvallende films van het festival onder de aandacht. Allereerst drie misdaadfilms: uit Indonesië, Hongkong en China.
13 Bombs – Bitcoin als redding
Populaire Indonesische films zijn vooral horror, romantiek en komedie. Als het gaat om misdaadfilms kom je al snel uit bij The Raid (2011) en The Raid 2 (2014). Die hebben een moordend tempo, bloedstollende spanning en prachtig gechoreografeerde martial arts, maar zijn ook intens gewelddadig en bovendien geregisseerd door een Welshman. Enkele jaren geleden verscheen de eerste Indonesische superheldenfilm, Gundala (2019), maar deze verdienstelijke poging voelde wat onbeholpen aan en neigde te veel naar de Amerikaanse Marvel-films. Ook de Indonesische filmmaker Angga Dwimas Sasongko probeert het misdaadgenre nieuw leven in te blazen. 13 Bombs (13 Bom di Jakarta, 2023), naar verluidt de duurste Indonesische film ooit, werd in eigen land bezocht door ruim een miljoen bioscoopgangers.
De film begint spectaculair met een gewelddadige overval op een geldwagen in Jakarta. Opvallend genoeg nemen de overvallers het geld niet mee en zien we hoe burgers met rond dwarrelende bankbiljetten aan de haal gaan. De nationale antiterreurorganisatie ontvangt een videoboodschap van de overvallers. Ze zeggen dat ze dertien bommen in de hoofdstad hebben geplaatst en dat er elke acht uur eentje zal ontploffen. Ze willen 100 bitcoins, gelieve over te maken via het crypto-platform Indodax. Bendeleider Arok (Rio Dewanto) laat de autoriteiten weten dat hun acties zijn gericht tegen de rijken en de corrupte financiële systemen. Dat hun terreurdaden onschuldige slachtoffers treffen, pareert Arok met de opmerking dat er veel meer mensen sterven aan honger en door gebrek aan gezondheidszorg. Zowel Arok als de door hem gerekruteerde handlangers worden in hun daden gedreven door persoonlijk leed of leed van hun naasten, veroorzaakt door het kapitalistische systeem.
Hoe nobel de Robin Hood-gedachte en de aandacht voor sociale leefomstandigheden ook mogen zijn, het kat-en-muisspel tussen de terroristen en de politie volgt bijna tweeënhalf uur lang alle gangbare paden van het misdaadgenre, met een voorspelbaar plot op de koop toe. Frappant is de aanwezigheid van de twee jonge oprichters van Indodax, William en Oscar. Zij worden verdacht van medeplichtigheid en kunnen zich vrijpleiten door hun techno-skills aan te wenden om de terroristen te verhinderen hun bommen te laten ontploffen. Deze twee crypto-nerds zijn ook in het echte leven de oprichters van Indodax én producenten van 13 Bombs. Samen met de kritiek op traditionele financiële instellingen en de schrijfwijze van de letter ‘B’ (het bitcoin-logo) in de filmtitel ligt de reclame voor deze cryptomunt er wel heel dik bovenop.
Kijk hier waar en wanneer deze film draait.
Mad Fate – Het lot tarten
Ga maar eens goed zitten voor deze mysterieuze thriller uit Hongkong en probeer daarna maar eens iemand het krankzinnige plot uit te leggen. In Mad Fate (Ming’an, 2023) van Soi Cheang pretendeert een chaotische waarzegger (Ka-Tung Lam) het noodlot van zijn klanten te kunnen veranderen. In de openingsscène zien we een onheilspellend ritueel op een kerkhof waar hij een jonge vrouw zogenaamd begraaft om het universum te foppen. Tijdens de zwarte kunst van de waarzegger barst een onweer los en mislukt het plan. De vrouw rent naar huis en komt daar alsnog aan haar einde door een seriemoordenaar.
Een psychotische pizzabezorger (Lok Man Yeung) loopt de seriemoordenaar tegen het lijf, betreedt het appartement van de jonge vrouw en ziet haar hangen boven een plas bloed. Op dat moment voelt hijzelf de behoefte om iemand te doden, zoals hij dat vanaf zijn jeugd steeds probeert met een zwarte kat (een sinister CGI-schepsel als running gag). Wanneer ook de bezorgde waarzegger in het appartement arriveert, realiseert hij zich dat hij nu het lot van de pizzabezorger moet proberen te veranderen. Er ontvouwt zich een uitzinnig verhaal waarin de paden van de waarzegger, de pizzabezorger, de seriemoordenaar en een politieman elkaar voortdurend kruisen.
Mad Fate, dat vorig jaar zijn wereldpremière beleefde in Berlijn, is een film over lotsbestemming, astrologische voorspellingen en toeval. Het ene moment een donkere neo-noir met psychedelische luchten waaruit bakken regen valt, het andere moment een psychologische thriller over psychische stoornissen en met schokkende plotwendingen waarbij je soms niet meer weet wie de goede en wie de slechte is. Of zoals de waarzegger tegen de pizzabezorger zegt: “Je pad is al uitgestippeld, maar je moet zelf kiezen of je het bewandelt.”
Kijk hier waar en wanneer deze film draait.
Only the River Flows – Politieman in crisis
Ook de personages in Only the River Flows (He bian de cuo wu, 2023) moeten zich schikken in hun lot. Dit moordmysterie speelt zich af in een Chinees dorp medio jaren 90 als de traditionele samenleving langzaam verandert in een moderne samenleving. Een oude vrouw die vist in de rivier wordt vermoord. De meest voor de hand liggende verdachte is een zwakzinnige jongeman die door de vrouw was geadopteerd. Politie-inspecteur Ma Zhe (Zhu Yilong) blijft twijfelen of hij wel de dader is, zelfs nadat de jongen onder het bloed en met een kapmes wordt aangetroffen.
Deze sterke misdaadfilm van Wei Shujun brengt een aantal lagen aan in het verhaal, dat qua atmosfeer, psychologie en zwarte humor echo’s oproept van de Chinese thriller Black Coal (2014) en het Koreaanse meesterwerk Memories of Murder (2003) waarin ook personages worstelen met zowel de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen als met hun privéleven. Ma Zhe belandt na een schokkende gebeurtenis in een persoonlijke crisis, krijgt zorgen door de zwangerschapscomplicaties van zijn vrouw en kampt met een haperend geheugen. Terwijl de hele film is geschoten op 18mm gebruikt de regisseur voor Ma Zhe’s dromen en nachtmerries een digitale camera om het verschil in beleving tussen waan en werkelijkheid te benadrukken.
Only the River Flows is een origineel en vakkundig gemaakt misdaadmysterie met pingpongende politieagenten, poëzieliefhebbers, fabrieksarbeiders en een kapper die zich als vrouw verkleedt. De kalme muzikale klanken van Howard Shore en Beethoven begeleiden hun verborgen geheimen en persoonlijke tragedies. Een mooie vondst is de verhuizing van het plaatselijke politiebureau naar een bioscoop die vanwege tanende belangstelling de deuren heeft moet sluiten. Nu is het podium de plaats waar Ma Zhe met zijn team het bewijsmateriaal kan presenteren, waar dode varkens hangen om daarop de impact van verschillende steekwapens te kunnen testen en waar de politie-inspecteur zijn eigen voorstellingen kan projecteren.
Kijk hier waar en wanneer deze film draait.
5 maart 2024
DEEL 2: Over verlies, en dingen die voorbij gaan
Het bericht CinemAsia 2024 – Deel 1: Aziatische misdaadfilms verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>Het bericht Camera Obscura Special: Filmstad Amsterdam verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>door Bob van der Sterre
In de Camera Obscura-specials over steden mag onze eigen filmstad Amsterdam niet ontbreken. De meest gefilmde stad van Nederland… maar zelden met écht artistieke flair. Gelukkig zijn er ook uitzonderingen op de regel.
Amsterdam als stad heeft cinema altijd geweldige mogelijkheden geboden. De mensen, de larger than life karakters; de stad zelf, van verpaupering naar elitair; en alles wat Amsterdam Amsterdam maakt: de grachten, trams, karaktervolle buurten.
Het slechte nieuws: veel van deze mogelijkheden zijn gemist. Er is geen Amsterdamse variant van The Naked City, Buffet Froid of Tokyo Story (zie de vorige episoden van Camera Obscura Special). Na het kijken van alles wat er over Amsterdam te vinden is, vind ik de documentaires over de stad beter te pruimen dan de speelfilms.
Het heeft ermee te maken dat de Nederlandse film – als je eerlijk bent – te vaak accenten legde op boekverfilmingen, knullige actiefilms en dertien-in-een-dozijn-drama. De charme van de stad zelf kreeg minder aandacht. De sjeu van de filmstijl leek vaak niet te boeien. Denk aan hoe saai een film als Advocaat van de Hanen is opgenomen.
Een andere merkwaardige rode draad in de Amsterdamse cinema is dat het heden vaak ontbreekt. Zoveel kansen gemist in de jaren zeventig en tachtig! Nederlandse films verzuimden om ‘de andere kant van Amsterdam’ te laten zien.
Het goede nieuws: er blijven genoeg films over om van elk decennium toch een passende film te kunnen kiezen.
Let op: dit zijn geen recensies of analyses van films. Ook geen top tien. Ik wil alleen een verhaal vertellen over de samenhang tussen film en stad en kies daarvoor per decennium een passende film. Ik heb niet alle films ter wereld gezien, dus hier en daar zal ik een uitstekende film gemist hebben.
Dit artikel is gratis. Graag hoop ik dat de lezer zich als tegenprestatie wil opgeven voor de nieuwsbrief, of zich verdiept in culturele longreads.
Bekijk ook de vorige episodes: Parijs, New York, Londen en Tokio.
Coronation of Queen Wilhelmina of Holland (1898): een kroning in vier minuten
Locatie: Centrum (Dam, Rokin)
Wilhelmina is een van de belangrijkste vorsten die Nederland gekend heeft. Ze was een halve eeuw koningin en speelde een belangrijke rol in de Tweede Wereldoorlog. Bij deze kroning in 1898 zien we haar in allerlei herkenbare locaties: Centraal Station (net gebouwd!), Dam, Nieuwe Kerk en het Paleis op de Dam.
De kroning verloopt ordentelijk. Heel anders dan bij het huwelijk van Beatrix en Claus in 1966 en de inhuldiging van Beatrix in 1980 zou zijn.
Regisseur en producent van de film was de van oorsprong Duitse filmpionier Franz Anton Nöggerath sr. Hij was eigenaar van een variététheater (Variété Flora). Films kijken deed men toen nog in ‘reisbioscopen’ op kermissen of via voorstellingen in variététheaters. In 1912 kwamen de eerste vaste bioscopen in Nederland.
Film: https://youtu.be/IslPj5k2NeE
Meer lezen: https://filmdatabase.eyefilm.nl/collectie/filmgeschiedenis/persoon/fa-n%C3%B6ggerath-sr
De Mésaventure van een Fransch heertje zonder pantalon aan het strand te Zandvoort (1905): wie ontkleedt zich op het strand!
Locatie: Zandvoort
De oudste bewaard gebleven Nederlandse speelfilm (vijf minuten) speelde zich af op een luttele afstand van Amsterdam: Zandvoort. Tegenwoordig ook wel Amsterdam Beach genoemd. Alhoewel Haarlem Beach logischer zou zijn. Dichtbij genoeg om mee te mogen doen aan deze lijst.
Het Franse heertje uit de titel wordt na een dutje verrast door vloed. Hij doet zijn pantalon uit om hem niet nat te laten worden. Wat een schandaal! De politieagent ter plekke gaat hem meteen achterna. En niet alleen hij: maar ook alle andere badgasten. Knoop hem op vanwege die blote benen!
Het publiek bestaat uit veel mensen die ter plekke werden opgeroepen om mee te doen aan de film. Je ziet ze in de film gein hebben met wat ze doen. Dat was een commerciële zet van regisseur Willy Mullens. Die hoopte dat mensen naar de film zouden gaan om zichzelf te zien. Later kwam het incident in diverse kranten, die niet begrepen dat het in scène was gezet.
De film is om allerlei redenen de moeite waard om even te bekijken.
Film: https://www.youtube.com/watch?v=HrPPWNXcGhk
Meer lezen: https://filmdatabase.eyefilm.nl/en/collection/film-history/film/de-m%C3%A9saventure-van-een-fransch-heertje-zonder-pantalon-aan-het-strand en https://historiek.net/willy-mullens-kangoeroe-film-cinema/127482/
Genie tegen Geweld (1916): diamanten maken niet gelukkig
Locatie: Centrum (de Beurs, Vondelpark)
Diamanten (koh-i-noor II) worden gestolen uit de onkraakbare safe van Van Duylen. Diverse mensen zijn dood. Een zekere Landman wordt verdacht. Diens dochtertje bezoekt een detective. Die wil helpen. Hij achterhaalt wie de boeven zijn (een leeuwentemmer en een acrobaat). Hij gaat ze overal achterna.
Genie tegen Geweld is een misdaadverhaal als vele anderen maar… wat een buitenscènes! De Beurs herken je meteen. De ingang van het Vondelpark… Andere dingen zijn lastiger te herkennen. Kades, grachten, krottenwoningen. Honderd jaar is veel tijd voor een stad, maar mogelijk figureren hier ook andere steden als Amsterdam.
Grappig dat wat je normaal wel ziet, je hier juist niet ziet: de diefstal van de diamanten. Het kan zijn dat dit stuk van de film ontbreekt. De film is niet compleet.
De film verrast met Buster Keaton-achtige trucs die toen in de cinema vast heel spannend werden gevonden. De truc met de hoge ladder is knap werk – net als de verrassende episode met de trein. Na honderd jaar ziet dat er nog overtuigend uit.
Theo Frenkel sr. is een van de eerste Nederlandse filmregisseurs. Hij maakte ook in 1919 De Duivel in Amsterdam, een (vermoedelijk) vermakelijke film over Amsterdam. We zullen het nooit weten want de film is spoorloos. Frenkel werkte ook veel in het buitenland. Lees zijn biografie op de website van Eye.
Meer zien van Amsterdam een eeuw geleden? Deze film heeft talloze interessante journaal- en documentairebeelden uit de periode 1914-1927.
Film: https://www.youtube.com/watch?v=27fABcWdz2Q
Meer lezen: https://filmdatabase.eyefilm.nl/collectie/filmgeschiedenis/film/genie-tegen-geweld
Regen (1929): artistieke druppels op Amsterdamse straten
Locatie: Centrum (Kalverstraat, Rokin, Dam, IJ)
Een regenbui in Amsterdam. We kijken naar artistiek gefilmde beelden van wind, straten, regen, plassen, paraplu’s.
Dichter Mannus Franken had een mooi idee voor cineast Joris Ivens: om via de regen een portret te schetsen van de stad. De stad dicteert het ritme van de film. Er is geen verhaal. De film werd (pas in 1941) gesteund door een passende score van Hanns Eisler.
We hebben dit vaker gezien in expressionistische zwijgende Duitse en Russische films. Het is ook niet gek die link: Ivens heeft immers gestudeerd in Berlijn. Keerde in 1926 terug naar Amsterdam en raakte enthousiast over cinema.
Een jaar later maakte Walter Ruttmann de film Berlin – Die Symphonie der Groszstadt. Inspiratie voor Ivens en de zijnen. Regen druppelde voort uit deze ideeën.
Het idee van een scenarioloze film over een regenbui opende de kans om te spelen met gekke perspectieven. De shots zijn kort en abstract. Veel stoepen, plassen, vormen. Een van de sterke dingen van de film is dat het uiteindelijk slechts twaalf minuten cinema opleverde. Precies goed.
We mogen onze handen wel dichtknijpen met deze film. We zien de Dam, Rokin, Kalverstraat en nog veel meer. Dat beeld van de Kalverstraat is trouwens geschoten uit het raam van de foto- en filmzaak van Ivens’ vader: CAPI. De rest ging nogal nouvellevaguerig volgens onderstaand artikel in Ons Amsterdam: ‘Ze monteerden een camera op de fiets en filmden uit een auto.’
Het artikel van Ons Amsterdam citeert een journalist van de Nieuwe Rotterdamsche Courant uit die tijd: ‘Men moet er zich aan overgeven met de rust van een opiumschuiver, die de gevolgen van zijn bedwelming afwacht.’ Nog steeds een goed advies.
Film: https://www.youtube.com/watch?v=eNNI7knvh8o
Meer lezen: https://onsamsterdam.nl/negentig-jaar-geleden-verschenen-de-eerste-films-over-amsterdam-als-moderne-metropool
De Jantjes (1934): terug naar de Jordaan
Locatie: Centrum (Jordaan)
De Jantjes – drie mariniers – komen terug van hun dienst in Nederlands-Indië naar Amsterdam. Dat nieuws komt ook binnen in het Jordanese café van de familie van Bet. Daar heb je de zoon Leen, die verliefd is op Blonde Greet, die weer met Dries is. En pleegdochter Doortje heeft weer een oogje op Leen. Geruchten gaan rond.
De Jantjes is dé Hollandse kaskraker van de jaren dertig, de (net niet) eerste Nederlandse talkie. Het was een serieuze productie met bekende artiesten als Heintje Davids, Sylvain Poons en Louis Davids. En acteurs van naam als Johan Kaart, Willy Costello en Fien de la Mar.
Ook al bestond de talkie net, de film heeft veel aandacht voor geluid en zang. Oorspronkelijk was het een toneelstuk (zo oogt de film ook een beetje) en niet voor niets is het decennia later nog steeds superpopulair als musical.
De film werkt goed voor de liefhebber van meezingen. ‘Draaien, altijd maar draaien!’, dat krijg je niet meer uit je hoofd. Net als ‘Dat zijn de Jantjes! Dat zijn de Jantjes!’
Soms geeft het een mooi tijdsbeeld van de jaren dertig. Zoals Jans die zegt: ‘Ik ben uit geweest met een fijne meneer.’ En daarna legt ze uit wat eten met een gangenmenu is. ‘Aardappelen? Dat is niet deftig.’ Of deze: ‘Een dubbeltje? Kan het niet voor 7,5 cent?’ Interessant is ook de vrijgevochten vrouw Jans, rol van Fien de la Mar. Die wordt net zo bewonderd als misprezen. Het laat haar koud. ‘Dat is mijn Studebaker’, zegt ze lachend over haar auto.
Van Amsterdam zien we vooral de studio waar alles is opgenomen. De eerste vijf minuten zien we wel allerlei shots van de stad (Noord is nog zo plat). En er volgen nog een paar buitenopnamen, waaronder een optreden op een gracht.
Bizar is het slotstuk, dat oogt als een De Jantjes part two in tien minuten.
In de jaren dertig werd ook de zwijgende film Zeemansvrouwen van Henk Kleinman gemaakt, waarin ook diverse buitenshots zijn te zien. Een melodrama over een Amsterdamse vrouw. Met flink wat experiment (beelden over elkaar gemonteerd, split screens, etc.). De film is via Eye gratis te zien op YouTube.
Het moest de eerste talkie van Nederland zijn maar werd de laatste zwijgende film omdat het geld op was. In 2003 kreeg de film alsnog omgevingsgeluiden, werden teksten ingesproken (met hulp van liplezers) en kwam er een score van Henny Vrienten. Beter laat dan nooit. Lees het verhaal in de Filmkrant.
Film en meer lezen: https://player.eyefilm.nl/nl/films/de-jantjes
Een koninkrijk voor een huis! (1949): kamers huren op de Apollolaan
Locaties: Centrum, Zuid (Apollolaan)
Het is vlak na de oorlog en de huizencrisis is losgebarsten. Anders dan nu werden rijke families gedwongen (door de oorlog) om andere families op te nemen. Een familie die rijk werd in de textiel móet kamers op Apollolaan 17 vrijgeven voor huurders.
Marktkoopvrouw Heintje Blom (Heintje Davids) heeft connecties waardoor ze eerder op de hoogte is dan de rest. Ze gaat er wonen met haar broer Kobus en dochter Daisy. ‘Dat is toch niet uw stand?’ Zij: ‘Dan ga ik maar eens onder mijn stand wonen.’
Bij de Apollolaan is de ontvangst lauw. ‘Mag ik me bekendmaken? Ik ben…’ ‘Volkomen overbodig! Agent, wilt u deze individuen onmiddellijk verwijderen!’ Natuurlijk krijgen ze toch de kamer. Het levert uiteraard de nodige verwarring op, zeker tussen Daisy en Rob, zoon van de textielbaron.
Verwacht geen Nederlandse Philadelphia Story. Piet Bakker, schrijver van Ciske de Rat, en Jaap Speyer, regisseur van De Jantjes, waren geen Donald Ogden Stewart en George Cukor, en hun acteurs waren geen Cary Grant, Katherine Hepburn of James Stewart. Amerikaanse films uit dezelfde tijd als Holiday, My Man Godfrey en Palm Beach Story zijn lichtjaren grappiger. In die films werd het thema arm/rijk met veel beter schrijfwerk uitgewerkt en gaven talentvolle komedianten de finishing touch aan de teksten.
Waar het meer aan doet denken: een Flodder avant-la-lettre. Leuke volkse mensen versus de onhandige bekakte mensen (altijd de klos in Nederlandse cinema). Alleen Rob de Vries (vader van acteur Edwin de Vries) heeft nog een paar komische momenten, voor de rest is het oubollig.
De film compenseert het gebrek aan humor met liedjes. Met Heintje Davids krijg je dat nogal snel. Bijvoorbeeld als ze in een jeep vol koffers over het Damrak (Centraal Station op de achtergrond) rijden en zingen: ‘We gaan verhuizen naar de Apollolaan…’
Van Amsterdam zien we niet veel meer dan dat stukje. En wat shots van de Apollolaan, dat eruit ziet als Bloemendaal. Alleen aan het begin is het genieten. Een opvolging van beelden van de stad, vogelperspectief, vanuit een boot, vanaf de weg. Honderden fietsers op het Rokin en de Stadhouderskade. Dat doet denken aan Regen maar dan met goed weer.
Het ergste is dat het thema van deze film eigenlijk helemaal niet gedateerd klinkt. Wanneer worden opnieuw woningen aan de Apollolaan geclaimd?
Film: https://youtu.be/dDDG7LUJv6I?si=Hg6KvECEdNboJEX8
Meer lezen: https://filmdatabase.eyefilm.nl/collectie/filmgeschiedenis/film/een-koninkrijk-voor-een-huis/p
Operation Amsterdam (1959): met diamanten dwars door de stad scheuren
Locaties: IJmuiden, Centrum, diverse wijken
Het is 1940 en de Duitsers vallen Nederland binnen. De Britten willen voorkomen dat de Amsterdamse diamanten in Duitse handen vallen. Ze sturen er drie man op af. Twee Nederlandse diamantairs en een straffe Britse kolonel.
Zo gemakkelijk gaat dat natuurlijk niet. De stad is al half in oorlog. Haast is geboden om de diamanten te verzamelen.
Het verhaal van Operation Amsterdam wordt spannend verteld. Aldoor klokken in beeld en drums op de achtergrond. Niet alles is geloofwaardig. In 1960 werd al in The New York Times afgevraagd: moet je echt met je diamanten in een open auto dwars door een stad scheuren?
De taal is wel een probleem, zoals zo vaak in oudere niet-Nederlandse films. Zo is het volgens deze film doodnormaal dat we in een café onderling Engels praten. Als er geschoten wordt, roepen we ‘Take cover!’ De zogenaamd Amsterdamse Eva Bartok valt ook niet op Nederlands te betrappen, wel op vloeiend Engels (en ze is Hongaars). Peter Finch – Nederlander in de film – begroet zijn eigen pa in het Engels. As you do.
Er zitten meer rare dingen in de film (die zich onverwachts ontvouwt als een kraakfilm) maar wel aardig is dat je een inkijkje krijgt van Amsterdam ten tijde van de oorlog. Niet zo vaak zie je de stad midden in de vuurlinie. Soldaten die zich in portieken verschansen en lopen te schieten. Eva Bartok maait er zelf ook op los met haar machinegeweer als een vroege Bonnie & Clyde.
Operation Amsterdam heeft wel wat opnamen op locatie. Van Amsterdam zien we pleinen, gebouwen, grachten, bruggen. De Prins Hendrikkade is het meest herkenbaar. De andere zijn lastiger te onderscheiden en zijn vooral ‘Amsterdams decor’. De Vredenburgerbrug (bij de Oudezijds Voorburgwal) heeft nog wel een mooie rol in een scène. De brug ziet er vandaag de dag precies hetzelfde uit.
Een andere must see uit de jaren vijftig is de documentaire Amsterdam, stad van het water. Film van Max de Haas die de Amsterdamse grachten en havens in een etmaal vastlegde.
Film: https://www.youtube.com/watch?v=DQwJAT2qHCY
Meer lezen: http://www.thysockersenfilms.com/TOF/FilmFun_files/FilmFun73.pdf
Fietsen naar de maan (1963): drie broers, een meisje en veel fietsen
Locatie: Centrum (Waterlooplein, Kalverstraat, Reguliersgracht, Jodenbreestraat, Huidenstraat, e.v.a.)
Drie broers leiden verschillende levens. De joviale metaalhandelaar Dick; agent Kees; schilder Evert, vader van Joost. Wilma kent ze alle drie en valt voor Dick.
Ze krijgen ook met elkaar te maken. Dick duwt fietsen in de gracht en vist ze er later weer uit. Zo creëert hij een aardige verzameling. Levert geld op. Op zeker moment spant hij Wilma en de vermoeide Evert (‘Jouw kunst is niet meer in de mode’) voor zijn karretje. En Kees weet niet of hij ze moet arresteren.
De film moet het niet van een plot hebben maar is wel verrassend goed. Je ziet een normaal verhaal, normaal acteerwerk en een paar voorzichtige nouvelle vague-stapjes. ‘Een zachtaardige komedie’, volgens criticus Henk van Gelder. En dat klopt. Nergens gegil, godverdomme’s, met deuren slaan, borsten en billen.
Een ten onrechte onderschatte film van Jef van der Heyden, wiens hele oeuvre (vier films) je in een avond zou kunnen zien. In de film zien we bekende acteurs als Ton Lensink, Lex Goudsmit en Jeroen Krabbé (zijn debuut: hij is maar een minuutje in beeld). Schrijver Simon Carmiggelt – vermoedelijk de meest Amsterdamse chroniqueur van alle schrijvers – is ook even te zien.
De film bestond lang uit een ingekorte versie maar is sinds 2015 in ere hersteld. In het Stadsarchief werd het originele materiaal gevonden. Daardoor kunnen we nu kijken naar allerlei dagelijkse dingen uit die tijd. Reclameschilders, pruikenmodellen, Perry van der Kar (voorloper van Perry Sport), kroegen en snackbars uit die tijd (‘patat frites en ijs’), een karretje met iemand op een piano, ga zo maar door. Verrukkelijk.
Van het nouvelle vague-stijltje moet je niet veel verwachten. Af en toe hoor je stemmen bij beelden waarbij je geen mensen ziet. Nachtelijke fietsers. Fietsers die door de Raadhuisstraat razen. Dat maakt de film minder vernieuwend maar ook wat beter om uit te zitten dan de radicaalheid van menig nouvelle vague.
Fietsen naar de maan is ook een zeldzaamheid omdat de film grossiert in locaties van Amsterdam. De Brouwersgracht (waar Dick zijn fietsen in de gracht flikkert); Herengracht; Rapenburg; Sint Antoniebreestraat; Leidseplein; Reguliersgracht (pakhuizen De zon en De maan); Lindengracht; Kromboomsloot; KNSM-eiland; Valkenburgerstraat (Dicks schroothandel). En een prachtig stuk over het Waterlooplein.
Een stad die nog te maken had met armoede en verpaupering. En je ziet soms al de kiertjes naar de rebelse jaren die hierna gaan komen. Bijvoorbeeld met de studenten die de agent uitlachen. Lees meer over de context van de film in het stuk in Ons Amsterdam. En voor het tijdsbeeld mijn eigen artikel over Amsterdam in 1962.
Wil je vol voor de ‘polder-nouvelle vague’ gaan? Dan ben je beter af met de vroege films van ‘Pim en Wim’: Pim de la Parra en Wim Verstappen. Zoals De minder gelukkige terugkeer van Joszef Katús naar het land van Rembrandt. ‘Het jammerlijke van de film is dat ik niets te zeggen heb’, zegt een karakter dat inderdaad verder niets zegt. Echt interessant wordt het niet, dit verhaal over provo, maar wel veel beelden van Amsterdam in 1966. Jongens Jongens wat een meid van een jaar eerder is beter te pruimen (en korter). Het wordt nog iets Truffautistischer in hun al even Amsterdamse Liefdesbekentenissen uit 1967 – met Ramses Shaffy als manipulerende versierder.
De jaren zestig had een aantal sterke Amsterdamse documentaires die de tijdgeest weergeven:
En voor de liefhebber zijn er een paar aardige maar ook wat gedateerde misdaadfilms:
Film: https://player.eyefilm.nl/nl/films/fietsen-naar-de-maan (te huur voor € 3,50)
Meer lezen: https://onsamsterdam.nl/vijftig-jaar-oude-speelfilm-geeft-prachtig-tijdsbeeld
De Inbreker (1973): een klussie met een luggie
Locatie: Centrum (Damstraat)
In De Inbreker is het duidelijk wie er inbreekt: Willem ‘Glimmie’ Burg. Deze semiprofessionele inbreker moet voor de poen een klusje aannemen waar een luchtje aan zit (in de taal van deze film: een klussie waar een luggie aan zit). Hij moet de dochter van ene Van Borsen zien te vinden. Dat doet hij samen met zijn maat Bonk.
Burgs instinct geeft hem gelijk. Het zaakje stinkt. En ze belanden van het ene drama in het andere. Ze vinden de dochter. Die moet afkicken, sommigen willen haar dood hebben, en dan ook maar meteen Glimmie. Met inbreken heeft het weinig meer te maken.
Wat een ongelooflijk warrig script! Inbraak, hoeren, achtervolging, moord… Neem nu de ingewikkelde ontwikkelingen tijdens de rechtszaak. Moeder gaat met beste vriend van Glimmie en Glimmie heeft iets (of niets?) met een meisje van zestien. Dan is er nog de auto die in de gracht rijdt en ontploft.
Toch is de film genietbaar. Waar anders zie je de Zeedijk, Brouwersgracht, Damstraat in 1973? De trams, de interieurs, de bars, de Amsterdammers? Deze film is rijkelijk gevuld met scènes in de stad.
En dan de acteurs. Rijk de Gooyer, routineus de ster spelend; Frits Lambregts, aardig als rechercheur met hands-on-mentaliteit; Sylvia de Leur in een vermakelijke bijrol (kopie van Wat zien ik; Ronnie Bierman uit die film zit hier ook in). En een sfeervolle score van Ruud Bos. Het knullige spel van Jon Bluming en Jennifer Willems kijk je doorheen. Past ook wel bij de luchtige sfeer van de film, die Frans Weisz heel aardig voor elkaar krijgt.
Een jaar later maakte hetzelfde team het net zo Amsterdamse Naakt over de schutting. Rijk de Gooyer is nu een dappere duivenmelker. Hij gaat achter gangsters aan die iets met een seksfilm willen. Dat doet hij samen met een karatekampioen (uiteraard Jos Bluming) en diens leerling (uiteraard Jennifer Willems). Verder zien we 70’s sterren als Sylvia Kristel, Adele Bloemendaal (‘Lulll’) en Ko van Dijk als rechercheur. Van Amsterdam zien we de Damstraat, Brouwersgracht, Paradiso, Rokin en Weteringschans.
De twee films lijken zo op elkaar dat je ze in je geheugen door elkaar gaat halen.
Dit verhaal van Rinus Ferdinandusse is te warrig om te kunnen vergelijken met grote internationale producties. Aan de andere kant wordt het niet Amsterdamser dan een achtervolging met trams, mensen die in de gracht geworpen worden, een solex die door de Oudemanhuispoort crost en mensen die dus naakt klimmen over een schutting.
Film (gratis): https://player.eyefilm.nl/nl/films/naakt-over-de-schutting
Meer lezen: https://www.vprogids.nl/cinema/lees/artikelen/specials/2022/naakt-over-de-schutting-op-eye-film-player.html
Special in een special: het gouden filmdecennium van Amsterdam
Eind jaren zestig werd Amsterdam opeens een populaire bestemming voor jonge mensen. Dat kwam vooral door de toegankelijkheid van softdrugs in de stad. En de reputatie van een liberale, tolerante stad. Daar kwam de prostitutie in de rosse buurt bij als ‘attractie’ waarvoor men naar Amsterdam kwam.
Ook de films kregen een nieuw elan. Een nieuwe generatie regisseurs en acteurs brak door. Maar liefst vier Amsterdamse films uit deze tijd staan bij de tien best bezochte Nederlandse films ooit: Turks Fruit, Keetje Tippel, Blue Movie en Wat zien ik?.
Het zal er wel iets mee te maken hebben dat films sinds de jaren zeventig vol zaten met naakt en seks. Een soort ‘groeifase’ van de toch wat knullige Nederlandse (Amsterdamse) film. Bloot in films werd bijna een soort zelfvervullend cliché.
Dan denk je aan Nederlandse/Amsterdamse films als…
Nederlandse/Amsterdamse films uit die tijd hadden een vreemde obsessie met ‘gezellige’ Amsterdamse prostituees. Denk aan films als:
Amsterdam figureerde ook in een aantal ‘gewone’ films:
Internationale actiefilms zagen vooral kansen in de Amsterdamse grachten:
De filmsnob kon terecht bij een paar ‘auteurs’ die op hun eigen manier Amsterdam observeerden:
Een gouden filmperiode dus – die heeft vastgelegd wat nu door de loop der tijd ongrijpbaar is geworden: Amsterdam als stad waar alles kan.
De Witte Waan (1983): drugs, pakhuizen en surrealisme
Locaties: Centrum, Oost (Veemkade)
Lazlo, kunstenaar, haalt zijn drugs op een schip bij een kerel genaamd Fuji. Lazlo zegt niet veel. Hij mediteert bovenop spoorbruggen. Tegelijkertijd is er een oudere vrouw bij een villa die doet alsof ze praat met iemand: zijn moeder. Daar heeft hij niet veel mee. ‘Mijn moeder is een dode tuin.’
Na een ongeluk komen ze toch nader tot elkaar. De vader blijkt de sleutel te zijn geweest tot hun onverwerkte ellende.
Dit was de laatste film van regisseur Adriaan Ditvoorst voor hij een einde aan zijn leven maakte. Zeehondjes die worden doodgeknuppeld, een jogger, shots van leguanen, een bizarre geluidsmachine, een gitaarkoffer waar duiven uitkomen, een arts die staart en je hoort het geluid van zweepslagen, Lazlo die de Gezangen van Maldoror van De Lautréamont leest. De film zit ramvol surrealistische verwijzingen. De muziek van Clous van Mechelen past er goed bij.
Bijna on-Hollands hoe symbolisch en surrealistisch deze film wel is. Doet soms denken aan Bertrand Blier – maar net niet. De film is losjes gebaseerd op de roman De Moeder van David S. van Yvonne Keuls. Dat is toch wat anders dan Bliers geestige en filosofische scripts. Lazlo is ook nauwelijks meer dan een karikatuur.
Dan is de film ook traag – een uur had beter gewerkt. En krijg je zoals altijd het irritante ‘theatertoontje’. Zelfs de koele Lazlo klinkt als iemand van de theateracademie. Dieptepunt was de cameo van ‘verslaafde’ Theo van Gogh: ‘Ik moet scoohoooreeuuh!’
De beelden van pre-hip Amsterdam zijn een bonus. De Veemkade als de Londense Docklands in The Long Good Friday. Een oude fabriek waar Lazlo werkt als schilder. Verlaten schepen. Verder zien we het AMC, de Bijlmerbajes en de metro. (Ik twijfel over de brug waar Lazlo bovenop zit: lijkt de Demka-spoorbrug in Utrecht. Hoe hebben ze dat gefilmd?)
Het is een portret van een periode dat de stad, net als andere grote steden, werd geplaagd door drugshandel en drugsverslaafden.
Méér drugsgebruik zien we in Hanna D. la ragazza del Vondelpark. Meteen een waarschuwing: dit is een verschrikkelijke exploitatiefilm. Volop spuiten in armen en dubieuze seksscènes. Een soort Christiane F. maar nóg smakelozer. De smakeloosheid zie je ook terug in de ongepaste bontjassen die iedereen draagt (je kunt het geeneens meer sluikreclame noemen).
Deze film zou je niet aan je ergste vijand tippen. Waarom toch noemen? Omdat Italianen altijd gretig buiten filmen. De film toont meer locaties dan onze eigen films: de Heineken Hoek (nu net gesloopt), Zeedijk, een molen bij de Indische buurt, de oude pont, een rommelig Centraal Station, de PH-kade, havens, het schaatspleintje op het Leidseplein en een paar ruïne-achtige gebouwen waarvan ik zeker weet dat ze alleen in deze film zijn vastgelegd. Ook was het om cynische redenen (kijk, Amsterdam!), een Nederlandse film zie je dit niet doen.
Deze twee films kun je de schaduwkant noemen van de seks & drugs-vrolijkheid van de jaren zeventig. De jaren tachtig waren een pittig decennium voor de hoofdstad. Sanering, leegstand, krakersrellen, heroïnegolven, graffiti, vandalisme. De stad was onherkenbaar anders dan de stad waar mensen nu miljoenen voor appartementen betalen. Lees mijn eigen interview over dit onderwerp. Of bekijk deze aflevering van Andere Tijden.
Andere 80’s films met hier en daar sfeerbeelden van de stad:
Het waren wederom de documentaires die deze turbulente jaren het beste vastlegden:
Een speciale vermelding voor Waar de ratten koning zijn. Deze film van Barbara den Uyl (inderdaad dochter van de beroemde PvdA-politicus) ging over de Staatsliedenbuurt. Dat is de buurt waar ik opgroeide. De getoonde Rioolrat was bij ons om de hoek. Ik heb nog gekeken of ik zelf als kind in de achtergrond zat te knikkeren, maar dat was niet zo. Heb je de komende 55 minuten niets te doen? Bekijk dan de film op YouTube.
Hufters & Hofdames (1997): luchtige romantiek in 90’s Jordaan
Locatie: Centrum (Jordaan)
Dimitri weet niet hoe hij vrouwen moet versieren. Hij wil wat met Esther maar is door haar ‘gefriendzoned’. Met vrouwen praat hij graag over blindschaken en Zuidoost-Azië. Zijn vriend Maarten raadt hem dat af. ‘Je moet je meer als een hufter gaan gedragen, dat is wat die wijven willen.’
Tegelijk kruist een hufter telkens zijn pad: Gino. Die probeert juist zijn agressie te beheersen en meer als Dimitri te worden. Als vriendje haalt hij meer onvoldoendes dan voldoendes. Maar hij is wel een vriendje.
Zoals de Fransen Cédric Klapisch hebben, hebben wij Eddy Terstall. Ook Nederlanders kúnnen lichtvoetige films maken: Hufters en Hofdames is een heel aardig voorbeeld. Een voor Nederlandse begrippen grappige film over twintigers.
Terstall schreef en regisseerde de romantische komedie, werd door vijf omroepen afgewezen, haalde op eigen houtje 40.000 gulden binnen, en maakte in zestien dagen deze luchtige film. Een creatieve revanche.
Het kleine team deed dat onbetaald en soms met draaidagen van 18 uur. De kleinheid is hier vermoedelijk ook de kracht, zoals Terstall zelf ook vond. ‘Werken met een kleine crew maakt je flexibel, waardoor het makkelijker wordt om zeg tien scènes per dag op te nemen. Op een gegeven moment kom je in een soort roes.’
De kracht van de film zit hem (net als bij Cédric Klapisch) in de goedlopende dialogen en de komische timing. Geestige gesprekken over liefde, relaties. De monologen van Maarten maken ze al snel maf (inclusief verwijzingen naar de apenwereld). Halverwege switcht de film naar het perspectief van ‘hufter’ Gino. Aardig idee maar je krijgt iets te vaak hetzelfde te zien. Op het einde zijn de ideeën op; ik denk dat de film ook wat korter had gekund.
De film kijkt ook prettig weg omdat het werd gemaakt door een groep vrienden die de toon van de film snapten. Daan Ekkel en Marc van Uchelen (die in 2013 trouwens een einde aan zijn leven maakte); Arthur de Boer (‘Heey, Alzheimer!’); Nadja Hüpscher en Rifka Lodeizen (hun eerste rollen). Een film die bij ondergetekende destijds close to home komt.
Van Amsterdam zien we onder andere de Egelantiersgracht, Leidseplein, Leidsestraat en Vondelpark. De Jordaan heeft hier een vergelijkbare rol met het 11e arrondissement in Klapisch’ een jaar oudere film Chacun Cherche son Chat. Veel zien we er niet van.
Wel leuk: de typisch Amsterdamse dingen uit de 90’s als clubs als Soulkitchen, Roxy, Richter; junks met vlapakken; fietsendieven; thuisteelt; koffie verkeerd; poolcentra; enz.
De film paste in een boeiend golfje van luchtige, kleinschalige tragikomedies van jonge filmmakers:
En er waren ook nog een paar meer reguliere speelfilms met beelden van Amsterdam:
Meer lezen: https://filmkrant.nl/recensies/hufters-hofdames/
Lek (2000): misdaaddrama met Amsterdamse branie
Locaties: Centrum, Oost, havens
Agent Eddy heeft een vreemde vriendschap met een crimineel. Hij wordt geronseld door de CID om ‘een informant’ hoewel hij daar helemaal geen zin in heeft. En dan zit er ook nog eens een lek bij de politie. Hoe lost Eddy dat op? Hij neemt zijn maat in vertrouwen.
Lek was de eerste Nederlandse misdaadfilm in tijden die me verraste met flair en acteerwerk. Acteurs die mógen acteren. Victor Löw flink over de top als labiele crimineel Jack. Gijs van Scholten Aschat had in The House of Cards gekund. Ton Kas doet denken aan Dobermann. Een niet-slappe Nederlandse film: een zeldzaamheid.
Aan het begin zie je hoe populair de films van Quentin Tarantino toen waren. Al schlagers zingend iemands lot bezegelen – het is bijna een Nederlandse variant van een Tarantino-scène. Het verhaal wordt vaardig verteld. De film heeft geen inkakmomenten.
Lek geef ik een goed cijfer voor flair. Het verhaal is iets anders. De film worstelt tussen the power of cinema of een serieus politieverhaal vertellen. Dat verhaal knipoogt zoals de Filmkrant in 2000 schreef naar de IRT-affaire. De keuzes tegen het einde nekken Lek een beetje want de plotwendingen worden steeds vreemder.
Wel genieten van de shots op buitenlocaties: Amsterdam-Oost (Javaplein, Muiderpoort), Centraal Station & de pont, Rapenburg, de havens. En natuurlijk de kebabzaak om de hoek.
Film: https://npo.nl/start/serie/lek/seizoen-1/lek_5/afspelen (via NPO-Plus-account)
Meer lezen: https://filmkrant.nl/recensies/lek/
Kortom…
De meest ‘Amsterdamse’ films werden grofweg in de periode van 1967 tot 1982 gemaakt. Diverse cineasten werden gestimuleerd door collega’s in het buitenland om ook hun grenzen te verleggen. De Inbreker, Naakt over de schutting, Wat zien ik, Turks Fruit. En curieuze films als Daniel, De Verloedering van de Swieps, Andy.
De jaren tachtig is voor mij het decennium van de gemiste kansen. Commerciële films als Spetters, Flodder, Joep Meloen, Amsterdamned. Oncommerciële minimal-films van Paul Ruven. Niets ertussenin.
Waarom geen ijzersterke thriller? Of een duistere trip door de onderwereld? Een hilarische komedie van losers? De perfecte decors waren er: de stad was een volgegraffiteerde ruïne. Laten we maar zwijgen over gemiste kansen in steden als Rotterdam, Utrecht of waar dan ook in Nederland.
De jaren 90 waren beter maar sindsdien is het wisselend. Amsterdam is nu vooral een cinematografische ansichtkaart. Vaak gladde buitenlandse producties die de romantiek van de stad verkopen. Ze missen een ding enorm: Rijk de Gooyer die ergens in de film ‘Krijg het lazarus’ zegt.
3 maart 2023
Lees ook deel 1: Camera Obscura Special: Parijs
Lees ook deel 2: Camera Obscura Special: New York
Lees ook deel 3: Camera Obscura Special: Londen
Lees ook deel 4: Camera Obscura Special: Tokio
Het bericht Camera Obscura Special: Filmstad Amsterdam verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>Het bericht Beau Travail verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>door Yordan Coban
Mannelijke onzekerheid is misschien wel het gevaarlijkste wapen dat er is. Een man verteerd door zijn onvermogen om zich te uiten, om een mens te zijn, is spoedig tot excessief geweld te buigen. Beau Travail (1999, nu als 4K-restauratie in de bioscoop), het meest geroemde werk van Claire Denis, verkent dit concept in de aanwezigheid van een groep Franse soldaten tijdens een missie in de Franse oud-kolonie Djibouti. Onuitgesproken spanningen gecombineerd met nodeloze militaire oefeningen komen samen in deze masculiene fata morgana.
De film speelt zich af als een herinnering uit het leven van ex-sergeant Galoup (Denis Lavant) ten tijde van een missie aan de kust in Oost-Afrika. We zien de dagelijkse routine van het legioen waarover Galoup leiding geeft. Het legioen is vrij divers en kent een passende gelijkenis met de Franse samenleving en al haar koloniale uitwassen. Op de achtergrond komt telkens commandant Bruno Forestier (Michel Subor) in beeld. Hij doet denken aan Marlon Brando in Apocalypse Now (1979). Een man van weinig woorden voor wie Galoup enorme bewondering uit.
Dan is er ook nog Gilles Sentain (Grégoire Colin), een enigmatische nieuwkomer in het legioen. Een jonge soldaat die – in de beleving van Galoup – het gezag van de onzekere sergeant ondermijnt. Er ontstaat een concurrentiestrijd tussen de twee waarbij Galoup zijn overwicht als sergeant misbruikt, wat uiteindelijk leidt tot zijn ontslag.
Absurditeit van militaire onderwerping
Bij het zien van Claire Denis’ beelden van de eindeloze taken die de militairen moeten uitvoeren, bekruipt de kijker een gevoel van zinloosheid. Wat zijn deze mannen nou eigenlijk aan het doen daar in de woestijn aan de andere kant van de wereld? Er wordt niet gevochten, slechts geoefend. De zinloosheid van het militaire bestaan begint gedurende de film naar de voorgrond te treden, zo ook de uitgesproken spanningen die geleidelijk subtiele homo-erotische trekjes krijgen.
Er wordt weinig gesproken, wat de kijker de ruimte geeft om te observeren en te interpreteren. De stilte en de onuitgesproken sentimenten denken aan het feministische meesterwerk Jeanne Dielman 23, quai du Commerce, 1080 Bruxelles (1976). Ook Chantal Akerman maakte gebruik van het nodeloos herhalen van taken om de kijker tot reflectie te bewegen. In beide films zien we hoe de zichtbare onderdrukking van emotie tot een kookpunt komt. De kracht van Beau Travail en Jeanne Dielman zit echter voornamelijk in de verwerking van de film naderhand, niet per se in de meest directe kijkervaring.
De discipline en hiërarchie van het leger zijn daarbij instrumenteel voor het scheppen van het spanningsveld dat de absurditeit van de militaire onderwerping zichtbaar maakt. Het strijken van de kleren, het strak opmaken van het beddengoed, de yogagroepssessies, de ijdele nadruk op het dragen van het uniform, allemaal kluchtige portretten van de militair en zijn masculiene profiel.
Machtige climax
Claire Denis heeft een bijzondere relatie met het continent Afrika, dit vinden we ook terug in haar oeuvre. Als dochter van een koloniaal ambtenaar in Kameroen spendeerde zij een groot deel van haar jeugd aan de West-Afrikaanse kust. In eerdere werken als Chocolat (1988) en S’en fout la mort (1990) en het latere White Material (2010) onderzoekt Denis telkens de relatie tussen Frankrijk en haar oude kolonies. In Beau Travail paraderen de militairen door het landschap van Djibouti, onder het toeziend ook van de lokale bevolking, als een enigszins komische herinnering aan het koloniaal verleden.
De slotscène geeft de film een machtige climax. In de meeste films over masculiene impotentie wordt er gekozen voor een geweldsexplosie, zoals bijvoorbeeld in Taxi Driver (1976). Claire Denis kiest echter juist voor een uitbarsting van een meer vrouwelijke kracht. Galoup, in al zijn aandoenlijke verwarring over het verleden, laat zich voor even helemaal gaan op het ritme van de nacht.
21 februari 2024
Het bericht Beau Travail verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>Het bericht Het gezicht van Georges Franju – Deel 3 (slot) verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>door Paul Rübsaam
In 1962 liet Franju het drama Thérèse Desqueyroux het licht zien en in 1965 het drama Thomas l’imposteur. Daartussen verscheen Judex, over een klassieke superheld. Maar de verwantschap tussen de drie films is opnieuw onmiskenbaar.
Terugblik in de duisternis in Thérèse Desqueyroux
Thérèse Desqueyroux is een in de jaren zestig van de vorige eeuw gesitueerde, maar tamelijk getrouwe en effectieve adaptatie van de gelijknamige roman uit 1927 van de Franse Nobelprijswinnaar François Mauriac. Toch is de film, naar een scenario van Claude Mauriac (de zoon van de schrijver) en Georges Franju zelf, tevens een verdere uitwerking van Franju’s eigen thema’s.
Evenals het boek wordt meer dan de helft van de film in beslag genomen door flashbacks. Ze verbeelden de soms subjectief gekleurde herinneringen van de titelheldin. Dat deze vertolkt wordt door Emmanuelle Riva, die reeds furore had gemaakt in Hiroshima Mon Amour (1959), kan geen toeval zijn geweest. Want evenals de naamloze vrouwelijke hoofdpersoon in Alain Resnais’ baanbrekende film uit 1959 kijkt Thérèse Desqueyroux terug op een met schuld beladen verleden.
Thérèse geeft zich over aan haar herinneringen als zij afkomstig van het Paleis van Justitie op weg is naar haar huis in het departement Landes in het Zuidwesten van Frankrijk. Ze is ontslagen van een poging tot moord op haar echtgenoot Bernard (Philippe Noiret). Maar wetende dat zij wel degelijk getracht heeft hem te vergiftigen, wacht deze thuis op haar. Het vooruitzicht van het weerzien hangt als een molensteen om haar nek.
Hoe is ze tot haar daad gekomen, vraagt ze zich af terwijl ze gezeten op de achterbank van de auto met chauffeur in de duisternis van de avond staart. Had ze bewust de keuze gemaakt Bernard te vermoorden? Of was ze slechts nieuwsgierig geweest wat er zou gebeuren als ze van de medicatie die hij voor zijn hartkwaal gebruikte de dosis opnieuw zou verdubbelen, zoals hijzelf per ongeluk al een keertje had gedaan?
Welk leven ging aan dat twijfelachtige experiment vooraf, overpeinst ze verder. Haar huwelijk met haar onkreukbare, maar saaie, zelfgenoegzame, en gevoelloze echtgenoot was niet wat ze ervan had verwacht. Een verstandshuwelijk was het, gesloten om de rijkdommen van de uitgestrekte dennenbossen van twee families met elkaar te verenigen. Zoals Bernard en Thérèse’s vader het gewild hadden.
Tijdens de autorit denkt ze ook terug aan haar jeugd. Met weemoed herinnert ze zich de middagen die ze in de velden en bossen van Landes doorbracht met haar huidige schoonzus en toenmalige vriendin Anne (opnieuw een opmerkelijke rol van Edith Scob). Misschien was ze wel met Bernard getrouwd om dichter bij Anne te kunnen zijn. Maar ook Anne zou binnenkort met een saaie, welgestelde man gaan trouwen. En niet met de vrijdenkende Joodse intellectueel Jean Azevedo, die ooit haar hoofd op hol bracht en in die tijd ook Thérèse intrigeerde.
Meer nog dan zijn kille verwijten vreest Thérèse bij haar terugkomst Bernards schijnbare redelijkheid. Doelbewust heeft hij een onjuiste, maar voor Thérèse gunstige verklaring afgelegd, met het ontslag van rechtsvervolging als gevolg. Niet uit medelijden met Thérèse of vergevingsgezindheid, maar omdat haar veroordeling hun huwelijk en daarmee Bernards familie in diskrediet zou brengen. Door dit schijnbare offer staat Thérèse bij hem in het krijt en moet ze zich volledig aan zijn wensen aanpassen.
Wat dit betekent krijgen we te zien als Thérèse in Landes arriveert. Alle vrijheden worden haar ontzegd. Met als dreigement dat aan de justitiële autoriteiten alsnog de waarheid zou kunnen worden geopenbaard. Zonder Bernards toestemming mag ze het huis niet uit of hun dochtertje Marie zien, voor wie ze overigens weinig warme gevoelens koestert. Alleen bij officiële familieaangelegenheden, zoals het aanstaande huwelijk van Anne en mogelijke begrafenissen, is ze verplicht aanwezig te zijn als Bernards onberispelijke echtgenote.
Als gevolg van dit regime kwijnt Thérèse weg. Ze sluit zich op in haar kamer, waar ze nauwelijks eet, veel alcohol tot zich neemt en rookt als een schoorsteen. Haar gevangenschap wordt subliem in beeld gebracht in een lang shot dat begint met het kalmerende beeld van een tussen dennenbossen stromende rivier in het dal, om dan langs de hoge muren van het herenhuis omhoog te kruipen, tot aan het hoge raam waardoor Thérèse weemoedig naar buiten staart, om het vervolgens te sluiten.
Thérèse Desqueyroux is misschien schuldiger dan François Gérane in La tête contre les murs en zeker dan Christiane Génessier in Les yeux sans visage. Toch is ook zij een slachtoffer van de benauwenissen van het milieu van de gegoede burgerij. Ook zij moet ervaren hoe een vertegenwoordiger van die klasse, die niet aan de vooropgezette verwachtingen voldoet, met schijnbaar goede bedoelingen wordt vastgezet in een quasi comfortabel, maar wreed isolement.
Vader, dochter, vogels en maskers in Judex
Judex uit 1963 is in de eerste plaats Georges Franju’s ode aan de gelijknamige zwijgende filmserie van Louis Feuillade uit 1916. De titelheld in die serie, met zijn zwarte hoed en cape, was als rechtvaardige wreker een van de eerste superhelden op het witte doek.
Toch krijgt ook Franju’s eigen cinematografisch universum in dit eerbetoon, in stijl gesitueerd in de jaren tien van de vorige eeuw, weer nader vorm. Gemaskerden, personages die zich uitgeven voor iemand anders en personages met een onderdrukte eigen identiteit blijken in dat universum aan elkaar verwant, zo ze al niet verschillende varianten van hetzelfde zijn.
Actrice Edith Scob keert terug als de teer ogende Jacqueline Aubry, de dochter van de snode bankier Favraux (Michel Vitold). Na een eerder stuk gelopen huwelijk staat ze op het punt zich te verloven met de gefortuneerde en invloedrijke graaf Aimary de la Rochefontaine. Hun huwelijk zal zowel voor haar vader als voor de graaf financieel zeer voordelig uit kunnen pakken.
Nadat Favraux van Judex twee dreigbrieven heeft ontvangen, waarin de wreker de bankier oproept de helft van zijn uit misdaad verkregen fortuin uiterlijk om middernacht ter beschikking te stellen aan de slachtoffers van zijn wanpraktijken, volgt een memorabele scène.
We zien een man wiens gezicht schuilgaat achter een groot vogelhoofd door de gang van het kapitale landhuis van Favraux schrijden. Op zijn voor zich uitgestoken rechterhand ligt een schijnbaar dode witte duif. Verbaasde omstanders dragen vogelmaskers, of zijn eveneens getooid met vogelhoofden. In een grote ruimte waar feestelijkheden zullen plaatsvinden, beklimt de als goochelaar ingehuurde man een podium en trekt uit de borstzak van zijn jacquet een wit doekje. Daar wikkelt hij de vogel in. Waarna hij het doekje vanuit de losse pols uitschudt. De weer tot leven gekomen duif vliegt op en landt op de schouders van een vrouwengestalte met een duivenhoofd. Dan komt de bankier binnen. Na zijn gierenhoofd te hebben afgezet, neemt Favraux het woord. In zijn toespraak memoreert hij het twintigjarig bestaan van de bank en de verloving van zijn dochter, die gezien zijn gebaren in haar richting klaarblijkelijk de vrouw is met het duivenhoofd. Vervolgens offreert de goochelaar hem een glas champagne, toont een pendule ons dat het precies middernacht is en zakt de bankier in elkaar. Volgens een arts die toesnelt, is hij dood.
Het personage van de zachtmoedige Jacqueline, die in deze scène haar identiteit achter een masker verbergt en uiteindelijk de erfenis van haar vader zal weigeren wanneer ze te horen krijgt dat het bankkapitaal verkregen is uit misdaad, markeert het hoge Franju-gehalte van deze uitvoering van Judex. Datzelfde geldt voor het lang onvindbaar blijven van de dood gewaande bankier Favraux en de discussie over diens erfenis. (vergelijk: Les yeux sans visage en Pleins feux sur l’assassin). Het karakter van Judex zelf (Channing Pollock), onder andere vermomd als de goochelaar en als de oude Vallières, de ogenschijnlijk toegewijde rechterhand van bankier Favraux, is weliswaar tweedimensionaal, maar met zijn identiteitsverwisselingen ook niet geheel vreemd aan het Franju-universum.
’s Nachts neemt Judex samen met zijn mannen het schijnbare stoffelijk overschot van Favraux mee naar zijn geheime onderkomen. Die verblijfplaats lijkt op een ruïne tussen menhirachtige rotsen. Maar in tegenstelling tot het enorme landhuis van Favraux (een typische Franju-locatie) is de ondergrondse inrichting eerder futuristisch te noemen. Naar blijkt heeft Judex er niet toe kunnen komen de bankier te doden uit medelijden met diens dochter Jacqueline, voor wiens charmes hij gevoelig is. In plaats daarvan wil hij de straf van de voor enkele dagen verdoofde man omzetten in een levenslange gevangenisstraf.
De kameleontische dievegge Diana Monti (Francine Bergé), die zich oorspronkelijk uitgaf voor de door Favraux aanbeden gouvernante Madame Verdier, komt er echter ook achter dat de bankier nog leeft. Ze zint op mogelijkheden om zich alsnog van diens fortuin meester te maken en ontvoert eerst diens dochter Jacqeline en later Favraux zelf.
Op weg naar de goede afloop waarbij Judex met Jacqueline en haar dochtertje Alice een romantische strandwandeling maakt, ontrolt zich een komische thriller. Het stemmige zwart-wit dat Franju’s stijlkenmerk is, komt geformaliseerd tot uitdrukking in tegenstellingen als die tussen de sneeuwwitte duiven waarmee Jacqueline als ze in nood is boodschappen aan Judex kan verzenden en het zwart van catsuit en masker van Diana Monti.
De waarachtige maskerade in Thomas l’imposteur
Georges Franju’s drama Thomas l’imposteur verscheen in 1965. In datzelfde jaar zag het met jumpcuts, handcamerawerk en geïmproviseerde dialogen doorspekte ‘gangsterdrama’ Pierrot Le Fou van Jean-Luc Godard het licht. In laatstgenoemde film van één van de toen al beroemde boegbeelden van de Nouvelle Vague gaan aan kleine meisjes voorgelezen verhandelingen over het werk van de zeventiende-eeuwse Spaanse schilder Velazquez bijna naadloos over in uiteenzettingen over haarspray en de door de protagonisten als bijzaak beleefde vondst van een lijk.
Wie een geloofwaardig en geaccepteerd vertegenwoordiger van de betere standen wil zijn, moet eigenlijk een theaterstuk opvoeren. Een omvattender en grootschaliger theaterstuk is datgene wat men oorlog pleegt te noemen. Zo ziet in ieder geval Cocteau’s personage Princesse de Bormes het, die in Franju’s film vertolkt wordt door Emmanuelle Riva.
In deze tweede rol die Riva in een film van Franju krijgt toebedeeld, zou je weer een vingerwijzing kunnen zien. Thérèse Desqueyroux uit de gelijknamige film stond weliswaar terecht voor een misdrijf, terwijl de prinses uit Thomas l’imposteur zich als verdienstelijk lijkt te ontpoppen door in de Eerste Wereldoorlog gewonde soldaten te transporteren en te verzorgen. Maar beiden voelen zich buiten gesloten, kunnen geen contact maken met hun omgeving en grijpen naar krachtige middelen om aan die ongewenste toestand een einde te maken. Op veel empathie voor de gewonde soldaten kun je Princesse de Bormes namelijk niet betrappen. Voor haar vormt La Grande Guerre niet meer dan een podium, waarop zij om haar verveling te bestrijden een opmerkelijke rol wil opeisen.
Nog dubbelzinniger is het titelpersonage Guillaume Thomas (Fabrice Rouleau). Een misverstand rond zijn naam en de plaats waar hij vandaan komt (Fontenoy) doet deze uit een eenvoudige familie afkomstige zestienjarige jongen besluiten zich uit te geven voor een neef van de gelauwerde generaal Fontenoy. Hij weet de prinses en ook haar dochter Henriëtte om zijn vinger te winden en slaagt er met zijn charme en zijn verzonnen identiteit in de weg vrij te maken voor het konvooi van de prinses waarmee gewonden van het front naar Parijs moeten worden vervoerd.
De gruwelen van de Eerste Wereldoorlog worden summier, maar toch indringend weergegeven met beelden van uitgebrande en kapot geschoten gebouwen en de jammerende geluiden van gewonde soldaten in een vrachtwagen die over een hobbelige weg rijdt. Franju lijkt het surreële van een massaslachting dit keer van de andere kant te benaderen als in Le sang des bêtes. Niet door de schijnbaar onbewogen grafische weergave daarvan, maar door zich te bedienen van de suggestie. Het resultaat – een gevoel van onwerkelijkheid – is echter hetzelfde.
De leugen kleeft de jongen Guillaume zo zeer aan dat hij die meer en meer als waarheid gaat ervaren. Als vermeend familielid van de generaal meldt hij zich tenslotte aan als soldaat bij het front van de geallieerde troepen in Noord-Frankrijk en West-Vlaanderen. Wanneer er gevraagd wordt om een boodschapper voor de frontlinie, die zich door de loopgraven en prikkeldraadversperringen en onder gevaar van vijandelijke beschietingen moet wagen om een bericht door te geven aan de frontlinie, is hij degene die die heldenrol vervullen wil. Het terrein bij nacht waar hij zich kruipend en sluipend doorheen beweegt, lijkt door het vijandelijk vuur haast feestelijk, om niet te zeggen: sprookjesachtig verlicht. Wanneer een kogel hem treft, beleeft hij zijn echte dood als een gespeelde dood. Hij moet zich slechts voor dood houden, denkt hij, maar sterft werkelijk. Waardoor zijn ogenschijnlijke leugen zich openbaart als de gedaante waarin zijn waarachtigheid zich hult.
Na de psychiatrische patiënt François Gérane, de verminkte Christiane Génessier, de misdadigster Thérèse Desqueyroux is de oplichter Guillaume Thomas het vierde personage in een film van Georges Franju dat zelf gemankeerd zijnde de onwaarachtigheid van zijn of haar omgeving aan de kaak stelt. Het onvoorstelbare oorlogsleed dat hem omringt, is het gevolg van de door gezagsdragers aan de tekentafel vormgegeven ‘poppenkast’, waarin ieder verplicht is zijn rol te spelen, zoals reeds een thema was in Franju’s documentaire Hôtel des Invalides uit 1952.
De contouren van Franju’s gezicht (conclusie)
Om zijn oeuvre tot stand te brengen was Georges Franju als regisseur mede afhankelijk van scenaristen, schrijvers, cameramensen en muzikanten. Sterker nog: zoals ook gold voor Alain Resnais kwam hij nooit zelf met het idee voor een film. Hij koos uit verschillende voorstellen van producenten het project dat hem het meest aanstond.
Die schijnbare afhankelijkheid kan echter niet verklaren dat de man die als documentairemaker onverbloemd en gedetailleerd facetten van de werkelijkheid in beeld bracht (met name in Le Sang) eveneens speelfilms op zijn naam schreef waarin hij met gemaskerde wrekers, in kastelen rondwarende geesten, verminkte mensen en sinistere artsen een voorkeur voor het fantastische lijkt te manifesteren.
Evenmin is dat tegenstrijdig, of het gevolg van een algehele hang naar het macabere. Met zijn geleidelijke overgang van documentairemaker naar speelfilmregisseur was en bleef het terugkerende element bij Franju zijn visie op de verhouding tussen film en dagelijkse werkelijkheid. Film, met alle kunstgrepen die daar bij horen, onthult (ontmaskert) bij hem de werkelijkheid en laat deze in zijn diepere betekenis zien.
Het ‘fantastische’, voor zover Franju dat woord al wil gebruiken, is niets anders dan het ‘ongewone’ (‘l’ínsolite’) in een verontrustende gedaante. Het ‘ongewone’ op zijn beurt correspondeert met het ongeziene, dat wat aanwezig is, maar waar wij met onze perceptie van alledag aan voorbij gaan.
Aanmerkelijk langer dan andere filmmakers bleef Georges Franju zijn voorkeur voor filmen in zwart-wit trouw. Al verscheen in 1970 in kleur La faute de l’abbé Mouret, waarin Franju zich ietwat vertilt aan de magistrale gelijknamige roman van Émile Zola en in 1974 het niet onvermakelijke, maar wat onbeduidende Nuits rouges (1974). Vermoedelijk is het geen toeval dat Franju zich na dit kortstondige avontuur met kleur weer stortte in werkzaamheden voor de Cinématheque Française. Alsof de cinefiel George Franju het stokje weer overnam van de kennelijk uitgebluste cineast Georges Franju, voor wie zwart-wit altijd de norm was gebleven.
Diep, glimmend zwart en naar zilver neigend wit was bij hem namelijk het middel om de werkelijkheid in zijn ongewone, vaak over het hoofd geziene aspecten te laten zien. Textuur, vorm, contrast en de tegenstelling tussen voorgrond en achtergrond worden scherper zichtbaar als we de dagelijkse werkelijkheid ontdoen van het verhullende (afleidende) ‘kleurenmasker’.
Maar gezien vanuit de onversneden werkelijkheid, die zich nu eenmaal in kleur manifesteert, zou je die keuze voor intens (waarachtig?) zwart-wit ook een vorm van verhulling kunnen noemen. Een maskerade met andere woorden. Deze tweeledigheid die schijnbaar de vorm van Franju’s films betreft, correspondeert met een terugkerend narratief element in die films. Zo zien wij bijvoorbeeld in Les yeux sans visage en Judex, maar op een overdrachtelijke manier tevens in het drama Thomas l’imposteur een gemaskerde die eveneens als ontmaskeraar functioneert.
Meer in het algemeen is het onderscheid tussen drama’s en thrillers of andersoortige genrefilms bij Franju relatief. De protagonisten in achtereenvolgens La tête contre les murs (1959), Les yeux sans visage (1960), Thérèse Desqueyroux (1962) Judex (1963) en Thomas l’imposteur (1965) zijn sterk aan elkaar verwant. Steeds draait het om (relatief) jonge, (schijnbare) vertegenwoordigers van de hogere klasse, die passief of actief in verzet komen als anderen te veel hun levenspad uitstippelen. Dat verzet versterkt meestal een van begin af aan gevoeld isolement, zo het niet tot gevangenschap leidt.
Al met al is er weinig reden om de weliswaar klassiek geïnspireerde regisseur Georges Franju te beschouwen als minder eigensoortig, zelfstandig en vernieuwend dan zijn spraakmakendere land- en tijdgenoten. Waar zijn Nouvelle Vague-collega’s de filmwetten op hun kop zetten, diepte Franju ze eerder uit. Maar eveneens op een manier die geen precedent kende.
Het ontdekken van dat eigen profiel van Franju, van dat eigen ‘gezicht’ van de filmmaker ‘sans visage’ is een proces dat je als kijker door moet maken. Wanneer de contouren ervan eenmaal scherper zichtbaar worden, is dat eigen gelaat van deze regisseur des te intrigerender.
Niet alleen Les yeux sans visage (1960), de beruchte korte documentaire Le sang des bêtes (1948) en Judex (1963) moeten we daarom blijven zien, maar ook alle overige films van Georges Franju. Alleen dan zullen we begrijpen wie hij was, wat hij ons wilde vertellen en wat zijn werkelijke betekenis was voor de (Franse) cinema.
16 februari 2024
Deel 1: Van het slachthuis tot een onbereikbare liefde in de metro
Deel 2: Verborgen leed in kapitale panden
Het bericht Het gezicht van Georges Franju – Deel 3 (slot) verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>Het bericht Bob Marley: One Love verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>door Jochum de Graaf
Van het leven van reggaesuperster Bob Marley had een geweldige biopic gemaakt kunnen worden. One Love is een nogal tegenvallend hagiografisch portret dat geen recht doet aan zijn boeiende, complexe persoonlijkheid.
Eind 1976 staat Jamaica op de rand van een burgeroorlog. De linkse Peoples National Party (PNP) en de meer rechtse Jamaica Labour Party (JLP) strijden om de verkiezingswinst in een campagne die met veel geweld en aanslagen gepaard gaat. Om het excessieve geweld tegen te gaan, wordt begin december een vredesconcert, Smile Jamaica, georganiseerd. Ook de dan al wereldster in wording Bob Marley (in de VS is sprake van een regelrechte reggae-mania), wil meedoen. Hij ziet zichzelf als onafhankelijke apolitieke verbinder tussen de partijen.
Rainbow Theatre en Exodus
Enkele dagen voor het concert worden Marley en zijn familie in zijn huis overvallen. Zijn vrouw Rita en zijn manager Don krijgen meerdere schotwonden. Marley zelf wordt in zijn buik en zijn arm geraakt maar is toch in staat om een kort optreden te geven. Vrijwel gelijk na het concert besluit hij dat het beter is om een tijdje Jamaica te verlaten en vliegt hij naar Londen. Marley en zijn begeleidingsgroep The Wailers verzorgen een iconisch optreden op in het Rainbow Theatre, toeren door een aantal West-Europese landen en nemen het legendarische album Exodus op.
Na ruim anderhalf jaar keert hij in ’78 terug naar Jamaica en geeft een concert op het One Love Peace Concert waar hij de aartsrivalen Manley (PNP) en Seaga (LJP) weet te bewegen elkaar ten overstaan van het uitzinnige publiek de hand te schudden, waarmee een wapenstilstand bezegeld wordt.
Een jaar later maakt Marley een uitgebreide tour door de VS en weer een jaar later, september 1980, geeft hij zijn allerlaatste concert in Pittsburgh. Drie jaar eerder had hij een wond aan zijn teen gekregen. In eerste instantie dacht hij dat het om een voetbalblessure ging, maar toen de wond maar niet genas, werd een melanoom, een zeldzame vorm van huidkanker, vastgesteld. Vanwege zijn Rastafari-geloof weigerde hij amputatie, de kanker woekerde door en mei 1981 overleed Bob Marley, 36 jaar oud.
Inspirerende levenshouding
Er had een prachtige, misschien niet Oscar winnende, maar toch zeker prima film gemaakt kunnen worden over de imposante carrière van Bob Marley. Hij groeide op in armoede in de achterbuurt Trenchtown van Kingston en groeide uit tot het gezicht van reggae, Rastafari en Jamaica. Geroemd om zijn muzikale genialiteit, zijn blijvende betekenis voor de popmuziek en zijn voor velen inspirerende levenshouding. Zijn boodschap van ascese, geloof, hoop en liefde maar ook van revolutie, verzet en vrede. Bob Marley, The King of Reggae, liet een oeuvre na dat in de loop van de tijd alleen maar monumentaler is geworden.
Maar One Love van Reinaldo Marcus Green raakt slechts heel licht aan dit beeld. Je ziet Marley in de studio of voor aanvang van een concert wat mompelen over een akkoord dat gespeeld moet worden, een drumpartij die wat strakker moet, een refrein dat korter of langer kan, hardop twijfelen wat het beginnummer van het concert moet worde. De muzikanten volgen serviel de opdrachten van de grote leider, hem steevast met zijn bijnamen Tuff Gong of Nesta aansprekend.
De megahits, War, I shot the Sheriff, Three Little Birds, Stir it up, No Woman No Cry, Redemption Song, Trenchtown Rock, Get up, Stand Up, Lively up yourself, One Love/ People Get Ready, we krijgen ze allemaal te horen. Maar in de versies van hoofdrolspeler Kingsley Ben-Adir komt de impact van de songs nauwelijks over. De enige keer dat je echt de neiging hebt om keihard mee te swingen, is wanneer de jonge Wailers, Bob Marley, Peter Tosh en Burny Wailer in 1963 de platenstudio van Jamaica Records binnendringen en met een geweldige uitvoering van Simmer Down hun eerste platencontract weten binnen te slepen.
Gemis van charisma
Ben-Adir schijnt de mimiek en motoriek van Marley nauwlettend bestudeerd te hebben. Hij komt qua stem en intonatie een behoorlijk eind in de richting maar hij mist ten enenmale diens charisma, zoals pijnlijk duidelijk wordt wanneer we bij de aftiteling de energieke beelden van de echte Bob te zien krijgen.
Ook het opgroeien in achterbuurt Trenchtown met zijn alleenstaande moeder, de afwezigheid van zijn (blanke) vader, zijn eerste zelfgemaakte houten gitaar, de eerste opnamen en het latere immense succes, zijn heilige Rastafari-geloof (bijna geen scène met muzikanten zonder spliff), de ring die hij van de erven van keizer Haile Selassi ontving, het komt allemaal in beeld zonder enig reliëf. De vele buitenechtelijke verhoudingen (Marley liet 11 kinderen bij 5 vrouwen na), de confrontatie met opkomend racisme in Engeland, het gevoel belazerd te worden door blanke platenbazen, de gefnuikte wens om in Afrika te toeren, de strijd tegen zijn ziekte, de inzet voor vrede, het wordt allemaal opgediend in een platgeslagen scenario. Het zal zeker meegespeeld hebben dat er maar liefst vier scenaristen aan te pas kwamen en dat de productie voor een groot deel in handen was van zoon Ziggy en zijn vrouw Orly plus vrouw Rita en dochter Cedella Marley.
Bob Marley was een complexe, boeiende persoonlijkheid die veel beter verdient dan de in literaire termen hagiografische film, gericht op persoonsverheerlijking, die One Love is.
15 februari 2024
Het bericht Bob Marley: One Love verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>Het bericht Het gezicht van Georges Franju – Deel 2 verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>door Paul Rübsaam
De eerste drie speelfilms van George Franju dienen zich aan als een gestichtsdrama, een griezelthriller en een spookhuisfilm. De overeenkomsten tussen de films zijn echter minstens zo opvallend als de verschillen.
Zoon, vader, psychiater in La tête contre les murs
Georges Franju’s eerste speelfilm La tête contre les murs (1959), naar een boek van Hervé Bazin uit 1934 en hoofdzakelijk opgenomen in het monumentaal ogende pand van een nabij het Noord-Franse plaatsje Dury gelegen psychiatrisch ziekenhuis, is in de eerste plaats een maatschappijkritisch drama over de twijfelachtige gang van zaken in zo’n ziekenhuis. Tevens is dit speelfilmdebuut een vader-zoondrama, verwant aan het een jaar later uitgekomen en beroemdere Les yeux sans visage, dat naast een griezelthriller een vader-dochterdrama is.
De jonge Françoís Gérane (Jean-Pierre Mocky) houdt zijn vader, de advocaat Maître Gérane (Jean Galland), verantwoordelijk voor de dood van zijn mogelijk door zelfmoord om het leven gekomen moeder. De jongeman werkt noch studeert, crost op zijn motor en fuift met twijfelachtige vrienden. Als zijn vader hem betrapt op het moment dat hij diens geld steelt en belangrijke documenten voor een van diens rechtszaken probeert te verbranden, komt het tot een handgemeen tussen de twee, waarna Maître Gérane van François af wil.
Maar een zoon die een gevangenisstraf uit moet zitten, zou zijn reputatie als gevierd advocaat schaden. Dus moeten de goede betrekkingen die Maître Gérane er op nahoudt met gestichtspsychiater Varmont uitkomst bieden. François wordt als het ware weggemoffeld. ‘Voor zijn eigen bestwil’ wordt hij buiten de maatschappij gehouden en in het gesticht van Varmont ‘heropgevoed’.
Dat wegmoffelen van een gemankeerd of onaangepast familielid zullen we later terugzien in Thérèse Desqueyroux, Pleins feux sur l’assassin en Judex (deel 3). Maar vooral is La tête contre les murs een voorafschaduwing van Les yeux sans visage.
Weliswaar is gestichtspsychiater Varmont niet de vader van François, maar hij is wel een handlanger van advocaat Maître Gérane. En al is Varmont niet zo misdadig als plastisch chirurg Génessier in Les yeux sans visage, toch geeft Pierre Brasseur in beide films gestalte aan een geneesheer die er twijfelachtige opvattingen en methodes op nahoudt.
Ook de kleine, maar opvallende rol die Edith Scob, met haar engelachtige, haast uitdrukkingsloze fysionomie reeds vervult in de eerste van de twee films benadrukt de verwantschap. Op de titelrol aangeduid als ‘La folle qui chante’ begint ze tijdens een kerkdienst in het gesticht ineens te zingen. Maar is ze een ‘gekkin’, of uit ze de drang naar vrijheid, waar het tragische, tevens door Scob vertolkte personage Christiane Génessier in Les yeux sans visage ook mee behept is?
Ondanks de fraaie ligging is het psychiatrisch ziekenhuis waar François Gérane terecht is gekomen in alle opzichten een totale institutie. Zelfs een grote kerk en een begraafplaats maken deel uit van het terrein. Het gesticht is een universum op zich, waar je nooit meer uit lijkt te kunnen komen. Gérane en Heurtevent (een door Charles Aznavour vertolkte patiënt die later zelfmoord zal plegen) rijden er doelloos op een spoorrail rond in een karretje dat herinneringen oproept aan de wagentjes waarmee in En passant par la Lorraine steenkolen worden vervoerd, als moeten ook zij verwerkt worden tot een product dat de samenleving van dienst kan zijn.
Door de ramen en open deuren van het gesticht kun je weliswaar bomen en luchten zien, maar die lijken als schilderijtjes deel uit te maken van de algehele beklemmende architectuur van het gebouw. In het midden van de binnenplaats staat een hoge boom met vier bankjes eromheen. De patiënten worden geacht op die bankjes te zitten en naar de boom te staren. Rond die bankjes staan bakken met tulpen en achter die tulpen rijzen hoge muren op. Georges Franju, die dit alles in Dury daadwerkelijk zo aantrof, had naar eigen zeggen geen ontwerper om een zo overdreven nadrukkelijk gecomponeerde filmset durven vragen.
Dochter, vader, plastisch chirurg in Les yeux sans visage
Goede horrorfilms zijn vaak tevens drama’s. Niet zelden is het meest vreeswekkende personage eveneens slachtoffer. Van de omstandigheden, of van een ander, eigenlijk kwaadaardiger wezen. Dat geldt voor horrorklassiekers van The Phantom of the Opera (Rupert Julian, 1925) tot Carrie (Brian de Palma, 1976). Les yeux sans visage (1960), gebaseerd op een scenario van het destijds befaamde schrijversduo Pierre Boileau en Thomas Narcejac, is misschien wel in de eerste plaats een drama.
Sinister is de film er niet minder om. Wanneer we echter de huiveringwekkend nauwgezet in beeld gebrachte, door Dr. Génessier uitgevoerde gezichtstransplantaties als ‘medische ingrepen’ buiten beschouwing laten, beperkt het aantal door de soundtrack van Maurice Jarre ondersteunde, typische schrikmomenten zich tot drie. Eén keer zien we Christiane Génessier (Edith Scob), wier gezicht bij een door haar vader, de plastisch chirurg, veroorzaakt auto-ongeluk zwaar verminkt is geraakt, zonder het uitdrukkingsloze masker dat haar vader voor haar heeft vervaardigd. En twee keer zien we een dode vrouw met een in verband gewikkeld hoofd en wagenwijd opengesperde ogen.
Anders dan François Gérane in La tête contre les murs wordt Christiane niet voor een innerlijke beschadiging behandeld, maar voor een uiterlijke. De geneesheer waar Pierre Brasseur in deze film gestalte aan geeft, is dit keer wel háár vader. Opnieuw moet de transformatie buiten het zicht van de wereld plaatsvinden. Om dat te bewerkstelligen gaat plastisch chirurg Génessier zelfs zo ver dat hij bij een lijkschouwing opzettelijk een andere jonge vrouw als zijn dochter identificeert. Zo kan hij de wereld doen geloven dat Christiane is overleden en in alle rust de gezichtstransplantatie uitvoeren.
De beschadigde huid van het gezicht van zijn dochter moet vervangen worden door de gave gezichtshuid van een andere jonge vrouw. Hij stuurt zijn assistente Louise (Alida Valli), die hem eeuwig dankbaar is voor een bij haar succesvol uitgevoerde gezichtsoperatie, er op uit om onder valse voorwendselen ‘donoren’ te ronselen. Deze jonge vrouwen zullen het onvrijwillig afstaan van hun gezichtshuid met de dood moeten bekopen.
Maar bewijst Génessier zijn dochter hiermee werkelijk een dienst? De dood gewaande jonge vrouw met haar gezichtsmasker mag het huis niet verlaten voordat de transplantatie succesvol is voltooid. De resultaten van de operaties vallen ondertussen tegen. Het lichaam van Christiane stoot de aangebrachte, vreemde gezichtshuid af. Nadat we haar even als haarzelf hebben gezien, met een gezicht dat bijna zo glad en uitdrukkingsloos is als het masker, begint het vel op haar wangen en voorhoofd te rimpelen en zwart uit te slaan. Dus moet Louise er in haar 2 CV opnieuw op uit, op zoek naar nieuwe kandidates voor de gezichtsdonatie, terwijl de gevangenschap van de steeds depressiever wordende Christiane voortduurt.
De locatie van de kliniek waar Génessier als arts werkt en zijn daaraan grenzende eigen landhuis waar hij zijn clandestiene medische praktijken uitvoert, doet denken aan het psychiatrische ziekenhuis in La tête contre les murs. In beide gevallen gaat het om statige, klassieke gebouwen, waar de geneesheer de scepter zwaait als een kasteelheer. In het landhuis, dat door de eerder beschreven cameratechniek van Eugen Shuftan afwisselend te overzien en onmetelijk groot kan lijken, zoekt Christiane haar toevlucht tot haar eigen kamer op de bovenste verdieping, waar ze vaak huilend op bed valt. Met de scherpe zwart-wit contrasten die de hele film kenmerken doen de schaduwen van de spijlen van de trap naar boven denken aan tralies. Ook zij is ondergebracht in een totale institutie, met haar vader aan het hoofd.
Als de operaties blijven mislukken en Christiane er lucht van krijgt dat zijzelf niet het enige slachtoffer is van de praktijken van haar vader, wil ze zich koste wat kost bevrijden. Ze bevrijdt niet alleen zichzelf, maar ook een aan de operatietafel vastgesnoerde jonge vrouw door bewaakster Louise een scalpel in de hals te priemen. Vervolgens opent ze de kooien van de honden die het terrein van haar vader moeten bewaken. De vrijgelaten honden vallen massaal hun wrede baas aan. Ook in een kooi gehouden witte duiven, mogen van Christiane vrij uitvliegen. De slotscène toont haar met haar uitdrukkingsloze gezichtsmasker en een van de witte vogels op haar hand.
Kasteel, geluid en licht in Pleins feux sur l’assassin
Georges Franju bezocht destijds vijftig verschillende kastelen in Frankrijk voor hij uiteindelijk het Bretonse vijftiende-eeuwse Château de Coulaine geschikt bevond om als locatie te dienen voor zijn opnieuw op een scenario van Boileau en Narcejac gebaseerde Pleins feux sur l’assassin uit 1961. In het adembenemende kasteel met zijn slotgrachten en zijn uit de tijd van Lodewijk de Dertiende en de Veertiende stammende interieur kon hij het ironisch getinte, maar ook poëtische en mysterieuze werk dat hem voor ogen stond vorm gaan geven.
De kasteelheer in de film is de eigenzinnige graaf Hervé de Kerloquen. Alweer een rol van Pierre Brasseur, die daarmee in een derde achtereenvolgende film van Franju gestalte geeft aan iemand die de scepter zwaait in een machtig bouwwerk met sinistere trekjes. Dit keer echter is zijn personage aan het begin van de film al stervende.
Hervé, die zijn potentiële erfgenamen een poets wil bakken, verstopt zich in een geheime ruimte achter een dubbelzijdige spiegel om daar zijn dood af te wachten. Zolang zijn stoffelijk overschot onvindbaar blijft, kan de erfenis niet worden uitgekeerd en zijn de later door een notaris op het kasteel bijeen geroepen nabestaanden, hoofdzakelijk neven en nichten, verplicht het slot zorgvuldig te beheren en te onderhouden.
Om in afwachting van de erfenis wat uit de kosten te komen, besluiten de nabestaanden het kasteel op bepaalde dagen open te stellen voor publiek, dat daar dan een op een oude legende gebaseerd ‘spectacle son et lumière’ (klank- en lichtspel) zou kunnen bijwonen. Volgens deze legende werd het kasteel in de dertiende eeuw bewoond door de woeste, oudere ridder (Simon de Kerloquen) wiens jonge vrouw, Eliane, er in het geheim een jongere minnaar op nahield. Als Simon op jacht ging in het naburige bos hing Eliane in een torenvenster een wit doek op, als teken voor haar minnaar dat de kust veilig was. Maar op een dag keert de argwanende Simon zonder honden en andere ruiters eerder terug, betrapt het tweetal en doodt de minnaar in een duel. De ontroostbare Eliane stort zich vervolgens met het witte doek aan haar hart gedrukt vanuit het torenraam naar beneden.
In het klank- en lichtspel dat de potentiële erfgenamen op willen voeren, spelen de geluiden van de jacht, hoefgetrappel op de slotbrug, hondengeblaf en trompetgeschal een belangrijke rol. Daarnaast het licht dat in de verschillende vertrekken ontstoken en vervolgens weer gedoofd wordt en zo de routes aangeeft die achtereenvolgens Simon, Eliane, haar minnaar en weer Simon afleggen door het kasteel.
Tijdens de voorbereidingen van het spektakel gebeuren er de nodige vreemde dingen. Zo hoort erfgenaam Claude Benoît-Senval via de geluidsinstallatie van een onbekende stem dat zijn vrouw Jeanne (Pascale Audret) een verhouding heeft met erfgenaam André. Gestuurd door de stem betrapt Claude het tweetal en doodt André. Als de stem ook Jeanne bestookt en met een schuldgevoel opzadelt, gaat ze zich steeds sterker identificeren met Eliane uit de legende en stort zich uiteindelijk tijdens de generale repetitie van het klank- en lichtspel uit het torenraam.
Wezenlijker dan het tien kleine negertjes-achtige moordmysterie is in deze film misschien wel de door de kasteellocatie en de scheiding van geluid en beeld in het klank- en lichtspel geschapen algehele mysterieuze atmosfeer. Pleins feux sur l’assassin roept daarmee niet alleen herinneringen op aan het zwijgende Schloss Vogelöd (1921) van Friedrich Wilhelm Murnau, maar ook aan vroege geluidsfilms van Fritz Lang als M (1931) en Das Testament des dr. Mabuse (1933).
Het neemt niet weg dat in deze exercitie van cinefiel George Franju typische stijlkenmerken terugkeren als de omineuze aanwezigheid van vogels (vergelijk Les yeux sans visage en Judex (deel 3)). Dit keer zijn dat geen witte vogels, maar kraaien en een opgesloten kerkuil. Ook het thema van problematische betrekkingen tussen de leden van een welgestelde familie speelt weer een rol. Dat komt in de speelfilms in deel 3 aan de orde. Dan stuiten we eveneens op andere wezenskenmerken van het werk van de cineast Franju, zoals gevangenschap onder schijnbaar luxueuze omstandigheden en maskerades.
14 februari 2024
Deel 1: Van het slachthuis tot een onbereikbare liefde in de metro
Deel 3: Gevangenschap en maskerades
Het bericht Het gezicht van Georges Franju – Deel 2 verscheen eerst op InDeBioscoop.
]]>