Ondertussen: Wat ligt er bij jou nog op de plank (deel 2)

Ondertussen, op de redactie:

Wat ligt er bij jou nog op de plank? (deel 2)

Vorige keer verzuchtte Cor dat er nog zoveel films zijn die hij ‘moet’ kijken, vroeg Bob zich af hoe Ralph bij Béla Tarr terecht is gekomen en kreeg Nanda opeens veel zin om op een regenachtige zondag films te gaan kijken.

Rashomon

 

ALFRED:

Al krijgen we in de Nederlandse bioscoop lang niet alles voorgeschoteld, het aanbod is enorm. Festivals met gespecialiseerd programma, retrospectieven, Italiaanse (Franse, vul maar in) filmavonden, opnieuw uitgebrachte klassiekers. Mocht dat niet genoeg zijn, dan is er online bovendien – ook al mag dat eigenlijk niet – een zee aan films en documentaires die nimmer in Nederland, ook niet op festivals of op dvd, te zien zullen zijn. En last but not least is er dan natuurlijk nog de filmcanon, het pantheon der klassiekers die iedereen gezien zou moeten hebben, de liefhebber voorop, maar een mensenleven is te kort om je die ook allemaal eigen te maken.

Kiezen dus. Wat een weelde!

Ik navigeer door dat aanbod zoals wellicht de meesten dat doen: van het buffet schep ik op wat ik lust. Of waar ik op dat moment zin in heb. Ik probeer te variëren, niet iedere dag hutspot. Of in Medoc gemarineerde, met zeezout besprenkelde reerug gevuld met shiitake-paddenstoelen. Het aanbod is intimiderend, maar ik ben ook nieuwsgierig (en een beetje eigenwijs) en ga dus geregeld op zoek naar iets leuks of lekkers wat buiten de hoorn des overvloed is gevallen.

Het begint normaal te worden dat klassiekers, digitaal opgepoetst, opnieuw in roulatie gaan en ik ben er blij mee. Welkome aanvulling op het actuele, reguliere aanbod waar ik, als ik eerlijk ben, niet altijd even warm voor kan lopen. Dat krijg je als je al veel, en vooral veel klassiekers, hebt gezien. De jonkies moeten werken in de schaduw van reuzen. Daar staat tegenover dat ze betere camera’s hebben, maar een kekke camera is niet genoeg en dat zie je, helaas, toch aan iets teveel films af.

Door dat nieuwe aanbod navigeren is dus het probleem niet. Een echte festivalganger ben ik ook niet. Komt door mijn zelfopgelegde regel om maximaal één film per dag te zien, om de impact een beetje zuiver te houden. Dus als ik een filmfestival bezoek, kies ik steevast voor die ene film die me het interessants-aardigst lijkt en de rest laat ik waaien. Dan moet-ie natuurlijk niet net uitverkocht blijken te zijn, want dat is een ander probleem van festivals: je kunt niet altijd zien wat je wilt zien.

Iets lekkers zoeken buiten het dagmenu blijft toch het leukst en het verrassendst, vind ik. Je kunt gaan spitten in de cinema van ‘exotische’ landen, zoals Ralph doet, met zijn voorkeur voor Oost-Europese cinema. Of het stof blazen van obscuriosa, zoals Bob doet met zijn Camera Obscura, en daar zitten altijd, gegarandeerd, parels tussen.

Mijn aanpak dobbert daar een beetje tussenin. Mijn voorkeur gaat uit naar de cinema van Italië en Frankrijk, en dat komt mede omdat ik inmiddels oud genoeg ben om nog te hebben meegemaakt dat de nieuwe Pasolini, Fellini of Melville eenzelfde opwinding teweeg bracht als de nieuwe Pink Floyd of de laatste Bowie. En toen ik, uit pure nieuwsgierigheid, me op de brommer zette om in het filmhuis in Hilversum het Kurosawa-retrospectief te bezoeken, werd ik weggeblazen door Rashomon en sindsdien is de Japanse film – vooral uit die magische jaren vijftig – mijn absolute favoriet.

Daar wil ik dus alles van zien en ik ben er nog lang niet (wat heel begrijpelijk is, want het meeste is ontoegankelijk: nimmer in vertoning en ook niet verkrijgbaar op dvd, al helpt import uit Hong Kong een gapende leemte te vullen). Masaki Kobayashi? Moet ik eigenlijk nog aan beginnen. Keisuke Kinoshita? Ken alleen zijn Twenty-Four Eyes (fantastisch). Teinosuke Kinugasa’s Gate of Hell is geweldig, maar hij heeft zoveel meer gemaakt. Dat geldt ook voor Hiroshi Inagaki, wiens Samoerai-trilogie naar meer smaakt. Pigs and Battleships van Shôhei Imamura overtuigt nog steeds, dus met hem ben ik nog niet klaar.

En dan zijn er nog genoeg Europese klassiekers die me zijn ontgaan. René Clair, Jean Vigo, Henri Corbeau, Jean Renoir–here I come. Bergman natuurlijk. Bij de Italianen ben ik aardig bij, al kende ik Marco Bellocchio niet. Ik moet bekennen: bij zijn Blood of my Blood ben ik in slaap gevallen.

Dat zijn bij elkaar toch al snel ruim meer dan tien filmklassiekers die ik wil inhalen. Ik zal me nimmer vervelen. Wat een weelde!

8 1/2

 

RALPH:

De verzamelaar die ik ben heb ik nog veel te veel films liggen. Via van die FTP servers en selectieve torrentsites kon ik vroeger onwijs veel vage cinema naar binnen halen. Je raadt het wellicht al, daar zat veel obscuur Oost-Europees spul tussen. Stomme films, artistieke projecten en veel animatie. Zo is m’n liefde er echter niet voor begonnen.

Dat gaat terug naar de ORKZ-Bioscoop in Groningen. Dáár draaide eens Werckmeister Harmóniák en vanaf het eerste shot was ik verkocht. En het werd alleen maar beter. Dat stemmige zwart-wit, die melancholische sfeer, de prachtige muziek en bovenal dat sublieme tempo van die film. De doommetalliefhebber in mij houdt al van vertraging en ik hunker naar dat steeds zeldzamere, onbetaalbare ‘goed’ in onze wereld: stilte. Tarr weet simpelweg te verstillen, net als Tarkovsky dat kan (en voor jou Alfred: wat Masahiro Shinoda in het mooie Ballad of Orin (Hanare Goze Orin) doet).

Mijn liefde voor fantasie en onmogelijke werelden trekt me naar de animatie. Daar zijn de Europeanen en Aziaten altijd veel beter in gebleken dan de Amerikanen. Daar moet alles soms meer, soms minder, verpest worden door vreselijke moraaltjes of op mensen lijkende diertjes, emoties, machines, etc.

Enfin, maar wat ligt er nu nog. Nog altijd veel obscuur Oost-Europees spul. Soms niet doorheen te komen, omdat ik ofwel context mis, ofwel genoeg ploeterende boeren heb gezien. Alles kent een grens. Veel jaren 70 Tsjechoslowaakse en Hongaarse films, veel moderne Russen en de belofte aan mezelf om Antonioni eens van A tot Z te gaan kijken. De Italiaanse cinema is echter veelal een kluif voor me. Fellini vind ik fantastisch tot dusver (Notte di Cabiria, Otto e Mezzo, La Dolce Vita). Ozu is zo’n andere regisseur waar ik nog veel van te zien heb en die me tot dusver altijd weet te raken. Bergman aan de andere kant trek ik slecht. Autumn Sonata vind ik prachtig, maar doorgaans trek ik die kille, gereformeerde, getergde sfeer van hem niet.

Meestal kijk ik mijn films dan ook random en het lukt me zelden me ineens door een regisseur heen te worstelen. De magie van film zit ‘m voor mij vooral in arthouse. Dat kan een saaie bedoeling in een ver weg land met ploeterende boeren in lemen hutjes zijn en een of ander hedendaags cultureel wauwelverhaal zijn, of het kan verrassend zijn, zoals Svet-Ake uit Kirgizië waar een heel gedoe rondom elektriciteit in een klein dorpje met allerlei Kusturica achtige fratsen een onderhoudend verhaal vertelt. Qua filmmagie zit je in Hongarije wel goed met György Pálfi, Béla Tarr, Benedek Fliegauf, György Fehér en István Szaladják.

Ik ga maar weer es een filmpje opzetten.

Autumn Sonata

 

WIM:

ik kan me vooral in Bobs verhaal vinden. Zodra films kijken gaat aanvoelen als een verplichting is de lol er wel een beetje af. Dus ik maak voor mijzelf niet van dit soort lijstjes, al zijn er zoveel films die ik nog eigenlijk zou moeten zien. En dan met name klassiekers.

Daar ligt bij mij meteen ook het probleem. Want wat zijn die films traag vaak en voor dat tempo ben ik niet vaak te porren. Eigenlijk alleen op een vrije dag. En die heb ik dan weer niet zo vaak. Dus dat schiet niet op. Als ik al zo’n lijstje zou hebben zou het vrijwel alleen maar films van dit millennium bevatten. Films waarvan ik weet dat ze goed zijn, maar ik nooit de zin vond om er eens goed voor te gaan zitten. 12 Years A Slave bijvoorbeeld. Urenlang ellende aanzien. Daar moet ik maar net zin in hebben.

En vaak heb ik dat niet, zeker doordeweeks. Dan staar ik vooral naar pulp van commerciële films. Heerlijk tot rust komen is dat. Niet nadenken. En bepaalde regisseurs leveren prima pulp af. De films van Ridley Scott, James Cameron en Chistopher Nolan heb ik bijna allemaal gezien. Nolans films zijn natuurlijk echt goed, begrijp me niet verkeerd. En ook de Coen-broertjes en Tarantino behoren tot mijn favoriete regisseurs waarvan ik alles zag.

Sommige regisseurs maken consistent minder prima pulp. Dat maakt ook dat ik van vrij matige regisseurs een hoop films heb gezien. Paul W.S. Andersons oeuvre (al die Resident Evil-films…) is mij zeer bekend. Zack Snyder, Michael Bay, noem ze maar op. Een gruwel voor menig recensent, maar ik vind die films wel een bepaalde charme hebben.

Mijn filmhorizon verbreden gebeurt vooral op filmfestivals. Daar maakt het me niet uit wat ik kijk en laat ik mijn keuze met name afhangen van het feit of er tussen de twee films niet te lange pauze zit. Met name op het IFFR ben ik zo de vreemdste dingen tegen gekomen.

12 Years a Slave

 

12 februari 2017

 

Wat ligt er bij jou nog op de plank? (deel 1)

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’