Phil Grabsky over kunstenaar David Hockney

Documentairemaker Phil Grabsky over kunstenaar David Hockney:
“Op een schilderij staat niets waarover niet is nagedacht”

door Alfred Bos

Exhibition on Screen is een reeks filmdocumentaires van de Engelse regisseur en producent Phil Grabsky over vermaarde kunstenaars, opgehangen aan een tentoonstelling over hun werk. In de meest recente aflevering, die hij zelf regisseerde, staat David Hockney centraal.

“Veel kunstenaars maken hun beste werk in hun latere levensjaren. Ze hebben niets meer te bewijzen, ze maken er zich niet druk om of het werk zal verkopen of niet, ze voelen zich vrij om te doen wat ze willen.”

Phil Grabsky is uit Brighton naar Amsterdam gekomen en zit in het restaurant van een nieuw hotel achter een uitsmijter. Hij is de regisseur van David Hockney at the Royal Academy of Arts, een documentaire over twee recente tentoonstellingen in het Londense museum.

Phil Grabsky (FOTO David Bickerstaff)

“We hebben de eerste expositie, A Bigger Picture, gedraaid in 2012 en de Royal Academy was verrast over de bezoekersaantallen. Zo’n half miljoen, wat enorm is voor een tentoonstelling, ook voor de Royal Academy. Ze vermoedden dat de tweede expositie, 82 Portraits and One Still Life van 2016, populair zou worden, maar ze werden opnieuw verrast.” Opgeteld kwamen één komma twee miljoen mensen kijken.

David Hockney (Bradford, 1937) is Engelands meest populaire levende kunstenaar en wellicht is hij dat wereldwijd. Op 9 juli vierde hij zijn tachtigste verjaardag en dit jaar waren er tentoonstellingen in Venetië, Sydney en Parijs. “Allemaal stampvol bezoekers”, aldus Grabsky.

Hockney heeft jarenlang in Californië gewoond, maar reisde in de jaren negentig regelmatig naar Yorkshire om zijn moeder te bezoeken; ze overleed in 1999. Op aanraden van een vriend begon hij lokale landschappen te schilderen; aanvankelijk vanuit zijn geheugen, vanaf 2005 buiten in de natuur. Die trokken in 2012 drommen bezoekers naar de Royal Academy of Arts.

“Hij heeft een enorme drang tot scheppen. Hij is doorlopend
op zoek naar nieuwe manieren om zich te uiten”

De schilder schildert
Wat de vraag opwerpt: waarom is David Hockney zo populair? Waarom spreekt zijn werk mensen van alle leeftijd en achtergrond aan? Daar heeft Grabsky wel een idee over: het publiek identificeert zich met hem. “Hij heeft een enorme drang tot scheppen. Hij is doorlopend op zoek naar nieuwe manieren om zich te uiten. De tentoonstelling van 2012 was fascinerend omdat hij camera’s en iPads gebruikte om landschappen te maken. Hij is betrokken bij de nieuwe wereld.”

“Er is het instinctieve plezier in de kleuren. Het is ogenblikkelijk duidelijk wat het schilderij uitbeeldt. Vandaag de dag willen veel mensen een instant beloning. Maar Hockney’s werk heeft meer te bieden dan de eerste blik toont. Zijn populariteit is verbazingwekkend.”

David Hockney

Misschien, opper ik, is David Hockney zo populair omdat hij beantwoordt aan het klassieke idee van de kunstenaar: hij schildert, met verf op doek. Bij hem geen doorgezaagde haaien op sterk water.

“Dat is een goed punt”, meent Grabsky. “In de jaren zestig en zeventig, toen conceptuele kunst opgang maakte, was Hockney niet bang om portretten te schilderen. Een aantal Engelse kunstenaars van de inmiddels niet meer zo nieuwe generatie zijn lastige mensen. Hockney daarentegen is heel benaderbaar en makkelijk in de omgang; hij geeft niet om zijn imago. Hij laat zich fotograferen met kwasten in zijn hand. Toen Damien Hirst enkele jaren geleden een aantal schilderijen exposeerde, moesten mensen lachen. Hun reactie was: hij kan niet schilderen!”

De tijd verloopt
Het boeiende van David Hockney is dat hij heel traditioneel schildert met verf op doek, maar – in de geest van Marcel Duchamps – werkt vanuit een concept en bovendien de mogelijkheden van nieuwe technologie onderzoekt. Dat maakt hem heel eigentijds. Te zien in Grabsky’s film: de verbluffende beelden van een laan, geschoten met negen digitale camera’s gemonteerd op de grill van een auto. Elke camera staat in een andere hoek, de negen schermen geven detail én totaal ineen. Ideetje van Hockney.

Hockney draaide dezelfde laan nabij zijn woonplaats Bridlington in Yorkshire tijdens de vier seizoenen en toont de dynamiek van de natuur en het verloop van de tijd. Hij maakte meerdere schilderijen van hetzelfde beeld, op verschillende tijdstippen van de dag en verschillende maanden van het jaar. Gezien door de ogen van David Hockney is het landschap geen moment hetzelfde. Het is dynamisch, als een organisme.

David Hockney staat voor figuratieve kunst. Toen hij in 1956 naar de Bradford College of Art ging, was abstract expressionisme – in Amerika De Kooning, Rothko en Jackson Pollack; in Nederland de Cobra-schilders Karel Appel, Corneille en Lucebert – de dominante stroming in de schilderkunst. Net als generatiegenoten Francis Bacon en Lucien Freud keerde Hockney zich af van de heersende mode en schilderde portretten, stillevens en landschappen.

Ironisch genoeg zou hij tien jaar later uitgroeien tot de voornaamste Engelse vertegenwoordiger van de nieuwe mode in kunstland, popart. In Californië maakte hij in 1967 wat lange tijd zijn bekendste werk was, A Bigger Splash. Het schilderij is het onderwerp van de gelijknamige documentaire uit 1975.

Hockney is geïnteresseerd in fotografie en hij gebruikt foto’s als hulpmiddel bij het schilderen. Zijn collages van polaroidfoto’s inspireerde David Byrne tot de hoes van het tweede Talking Heads-album More Songs About Buildings and Food uit 1978. Collages zijn een techniek van Dada, van het modernisme. Hockney is traditie en avant-garde ineen.

“Hij is net tachtig geworden
en weet van geen ophouden”

Landschap is ruimte
Hockney’s belangstelling voor fotografie en kunstgeschiedenis bracht hem tot een nieuwe kijk op het werk van de Hollandse meester Johannes Vermeer, opgeschreven in zijn boek Secret Knowledge (2001). Volgens de schilder gebruikte Vermeer optische hulpmiddelen – de cutting edge technologie van de zeventiende eeuw – om zijn fotorealistische portretten en stillevens te schilderen.

David Hockney at the Royal Academy of Arts

Maar David Hockney is ook kritisch over technologie en gebruikt het heel overwogen en doelgericht. Voor de beelden van de laan in Yorkshire gebruikt hij negen camera’s in plaats van één. Het is zijn antwoord op, in Hockney’s woorden, “de terreur van de lens”.

Niet alleen het negenvoudige scherm met de collage van het Yorkshire landschap is opgedeeld in deelvlakken, dat zijn ook veel van Hockney’s schilderijen. Om puur praktische redenen: kleinere doeken zijn veel makkelijker te vervoeren. En vangen het detail. In 1998 schilderde hij de Grand Canyon, in Arizona. Een enorm doek van een enorm landschap. Teveel ruimte om in één blik te overzien, dus schilderde Hockney het in kleinere delen. “Landschap is ruimte”, meent hij. “I am a space freak, really.

“Hij is net tachtig geworden en weet van geen ophouden”, zegt Phil Grabsky tussen twee happen uitsmijter over de schilder. “Hockney zegt zelf dat hij buiten het schilderen geen ander leven heeft. Hij gaat nauwelijks uit, gaat niet naar feestjes. Hij staat elke dag vroeg op en schildert. Het is de liefde voor het schilderen. In de interviews merk je het ook: hij heeft een jeugdig enthousiasme. Hij is niet cynisch of vermoeid. Hij wil beter worden in wat hij doet.”

Voor de portretten van 82 Portraits and one Still Life, de Hockney-tentoonstelling van 2016 in de Royal Academy of Arts, was de schilder streng voor zichzelf: drie dagen per portret, niet meer. Een strak concept, in de studio van de schilder zat elke geportretteerde in dezelfde zetel voor een neutrale achtergrond. En juist dan vallen de verschillen op. Elk individu zit anders, kijkt anders, is anders. De portretten zijn polaroids met een ontwikkeltijd van twintig uur.

Tijd om te kijken
De Hockney-documentaire is onderdeel van Exhibition on Screen, een reeks films – inmiddels 29 titels lang – over befaamde kunstenaars, van Leonardo Da Vinci en Rembrandt tot Monet en de Amerikaanse impressionisten. Grabsky’s bedrijf Seventh Art is in Engeland uitgegroeid tot de belangrijkste producent van documentaires over kunst en (klassieke) muziek. Zijn films over Beethoven, Mozart, Haydn en Chopin zullen volgend jaar in Nederland worden uitgebracht als dvd-box.

“Mijn belangstelling is altijd geweest:
sociologie, geschiedenis, muziek en kunst”

Grabsky begon begin jaren tachtig documentaires te maken voor het BBC-programma Timewatch. Hij regisseerde tientallen documentaires, waaronder de tv-serie Great Artists with Tim Marlow (de kunsthistoricus interviewt Hockney in de film). Muhammad Ali: Through the Eyes of the World, zijn filmportret van de legendarische bokser, werd in 2001 in meer dan honderd landen vertoond.

“Mijn belangstelling is altijd geweest: sociologie, geschiedenis, muziek en kunst”, zegt hij. “Dat zijn lastige onderwerpen voor televisie. Rond 2000 kwamen er veel tv-kanalen die goedkoop materiaal uitzonden. Het werd steeds lastiger om broadcasters te interesseren voor films over kunst. Maar op hetzelfde moment blijken tentoonstellingen meer en meer publiek te trekken. Televisie wordt gemaakt voor mensen met de aandachtsspanne van een garnaal. In de bioscoop is er wel tijd om te kijken.”

David Hockney at the Royal Academy of Arts

Exhibition on Screen vult een gat in de markt. Grabsky: “In 2009 dacht ik, laten we een bioscoopfilm maken die is gebaseerd op een tentoonstelling. Daar weven we de biografie van de kunstenaar doorheen. En daar kwam publiek op af. In het eerste jaar hadden we in Engeland 41 bioscopen, waarvan er veertig uitverkochten. Deze maand gaat de meest recente film in de reeks, over de achttiende-eeuwse schilder Canaletto uit Venetië, uit in 250 bioscopen. We zijn begonnen in Engeland, zaten al snel op dertig landen en inmiddels zijn de films in 55 of 56 landen te zien. Volgend jaar beginnen we in Japan. Daarna China.”

“Kunst vertegenwoordigt
vaak onze beste kant”

Kunst doet er toe
Cinema draait om het vertellen van verhalen, aldus Phil Grabsky. Waarom vertelt hij verhalen over kunst, waarom is kunst belangrijk? Daar is hij helder over: “Als je de krant openslaat of de televisie aanzet, krijg je genoeg te zien van de slechtste kanten van de mens. Kunst vertegenwoordigt vaak onze beste kant. Wanneer ik naar een Vermeer of een Cézanne kijk … er is geen ander zoogdier dat daartoe in staat is, niet op deze wereld en wellicht niet in het universum. In dat opzicht is de mens uniek. Dat is de eerste reden.”

“Nummer twee: kunst toont het complete spectrum van de menselijke ervaring. Met de films wil ik duidelijk maken dat kunst veel meer is dan die schilderijen in een museum.” Hij zwaait met zijn hand naar de ruimte waar we zitten te praten. “Hoeveel creatieve keuzes zijn verwerkt in de inrichting van deze hotellounge? Mensen kiezen dagelijks, welke kleur hun  auto heeft, hun haar, hun kleren—dat zijn allemaal artistieke keuzes.”

“Bij de televisie zei men vaak: kunst, wie is daar in geïnteresseerd? Mijn antwoord was altijd: iedereen. Kunst wordt vaak gebracht in een sfeer van educatie en dat stoot veel mensen af. Maar in feite is iedereen geïnteresseerd in kunst. Kunst leert je kijken naar waar je aan voorbij gaat. Schilderijen vertellen verhalen. Ik zeg altijd tegen cineasten: bestudeer schilders, daar kun je van leren qua kadrering, belichting en vertellen. Op een schilderij staat niets waarover niet is nagedacht.”

 

David Hockney at the Royal Academy of Arts draait vanaf donderdag 28 september hier.

 

25 september 2017
 
 
ALLE INTERVIEWS