Nick Broomfield, regisseur The Stones and Brian Jones:
“Het einde van de romantische droom van de jaren zestig”
door Jochum de Graaf
Documentairemaker Nick Broomfield (Londen, 1948) kan bogen op een rijk oeuvre met een kleine veertig films sinds hij in 1971 met een geleende camera zijn eerste film Who Cares maakte. Hij werkt doorgaans met een minimale crew, een of twee camera’s, doet zelf het geluid. Broomfield ontwikkelde zijn eigen filmstijl, ‘direct cinema’, wat je docudrama zou kunnen noemen, waarbij hij niet-acteurs hun eigen rollen liet naspelen op basis van een scenario.
Broomfield maakte films over een seriemoordenaar, over Margaret Thatcher, over prostitutie, over Zuid-Afrika voor en na de apartheid en de nodige muziekdocu’s als Kurt & Courtney, Whitney Houston’s Can I Be Me, (de moord op) Biggie & Tupac, Marianne & Leonard: Words of Love. Op het In-Edit Festival beleefde The Stones and Brian Jones de Nederlandse première.
Aan het begin van de film vertelt Nick Broomfield dat hij als veertienjarige scholier Brian Jones in de trein ontmoette. “Een aardige gast met wie ik aan de praat raakte. Hij was treinspotter, het was 1963. Ik herinner me ook natuurlijk de dag hoe geschokt ik was, toen ik hoorde van zijn tragische dood, zes jaar later.”
Losbandig leven
“Ik had in 2019 de film Marianne & Leonard: Words of Love gemaakt. Vervolgens een film over mijn vader, die fotograaf was, Me and my Father. Als je jong bent, kun je dit soort films niet maken, naarmate ik ouder word heb ik meer de neiging om terug te kijken op belangrijke episodes in mijn leven. Ik wilde deze film maken omdat die ging over de sixties, dat opwindende tijdperk dat ik intensief beleefd heb. Brian Jones is de verpersoonlijking daarvan. Hij was een rebel, leidde een losbandig leven. Hij rebelleerde tegen alles wat autoriteit was, zijn ouders voorop.”
Het is een universeel, bijna bijbels verhaal. Brian werd verstoten door zijn familie, aanbeden door een grote schare fans. Hij was in het begin de meest populaire Rolling Stone, ontving met afstand de meeste fanmail, was vooral geliefd onder vrouwelijke fans. Hij verzon de bandnaam naar een nummer van Muddy Waters. Brian was als muzikant zeer invloedrijk, hij stond aan de wieg van wat de grootste rock-‘n-rollband ter wereld zou worden.
The Stones waren de eerste grote rocksterren. Brian was die eerste jaren erg belangrijk, maar moest het in een muzikaal conflict afleggen tegen Mick Jagger en Keith Richards. Hij was ook niet bestand tegen de enorme roem die op hem afkwam. Hij leidde een zeer losbandig leven, raakte fiks aan de drank en drugs, vereenzaamde ook, kwam niet opdagen bij concerten en werd uit de band gezet. Kort daarna, in juli ’69, stierf hij een tragische dood, verdronken in zijn zwembad.
Je vertelt zijn levensverhaal vooral aan de hand van de vele liefdes in zijn leven, de vrouwen met wie hij meestal een kortstondige relatie had en bij wie hij minimaal vijf kinderen verwekte.
“Het waren er misschien wel zes of nog meer. Linda Lawrence, zijn eerste vriendin, zegt: ‘Wij waren de liefdesgeneratie’. Dan had hij weer een nieuwe vlam, ze kregen een onstuimige verhouding, trok bij haar en haar ouders in, maakte haar zwanger en verbrak dan de relatie om met een andere liefde weer van voren af aan te beginnen. Hij was een zeer goede minnaar. Al die vrouwen die ik sprak, zeiden dat hij geweldig de liefde kon bedrijven, de beste sekservaring ooit. Dawn Molly, moeder van zijn vijfde kind, vertelt in de film dat hij haar bevrijdde van haar katholieke schaamtegevoel voor haar lichaam: ‘Hij zorgde ervoor dat ik me geliefd en speciaal voelde’. En het waren niet de minsten: Marianne Faithfull, Anita Pallenberg, model en actrice, absolute sekssymbolen in die tijd. Marianne Faithfull was ook de vriendin van Mick Jagger. Anita Pallenberg legde het aan met Keith Richards en gaf Brian daarmee een koekje van eigen deeg.”
“Ik koos ervoor ze allemaal buiten beeld te houden; hoe ze er nu uitzien, die oude verlopen koppen leidden toch maar af van wat ze te vertellen hebben over toen. Ik wilde de film in de sixties houden. Ik heb maar een enkeling opnieuw gefilmd: Bill Wyman zie je zoals hij er nu uitziet. Ze waren goede vrienden. Bill stond aan Brians kant in het conflict met Mick en Keith, maar besloot uiteindelijk toch in de band te blijven. Bill geeft aan hoe belangrijk Brian was als arrangeur, hoe hij slide gitaar speelde en als eerste de sitar introduceerde, voor The Beatles.”
Je hebt Mick Jagger en Keith Richards niet opnieuw geïnterviewd.
“Nee, dat leek me niet nodig, maar dat is wel wat iedereen vroeg. Ik ken Mick wel persoonlijk, maar ik had er helemaal geen zin in. Als ik de film bij een van de streamingsdiensten had aangeboden, hadden ze zijn medewerking waarschijnlijk wel als voorwaarde gesteld. Ze willen altijd totale controle over de film en eisen dan dat je afspraken maakt met al die personen die je interviewt, ze willen absoluut geen gedonder. Netflix en dat soort willen worden gevrijwaard van alle mogelijke claims. Ik prijs me gelukkig dat ik altijd met Britse opdrachtgevers als BBC en Channel 4 heb kunnen werken. Die zijn goed kritisch op je scenario, maar laten je als je eenmaal goedkeuring voor het budget hebt, vrij in de uitvoering.”
“Er zijn honderden, zo niet duizenden opnamen van de Stones die ze zelf niet eens gezien hebben, waar je uit kunt putten. De scène dat Brian, ik meen ergens in ’67, eerst geïnterviewd wordt en het antwoord schuldig moet blijven – terwijl Mick en Keith vol flair vertellen over de mooie nieuwe nummers die ze maken en Brian bedremmeld achterlatend – zit er natuurlijk wel in. Dat was een omslag voor de Stones.”
Ondergang
“Kijk, bij The Beatles had je Brian Epstein als manager, die altijd de lieve vrede wilde bewaren wanneer ze bij elkaar waren. Bij The Stones kwam het tot een conflict dat min of meer publiekelijk werd uitgevochten. Brians hart lag bij jazz, blues en zwarte muziek. Andrew Loog Oldham, de manager die The Stones tot grote hoogte bracht, wilde dat The Stones meer populaire rocknummers maakten en koos keihard voor Mick en Keith die daaraan voldeden. Loog Oldham had eigenlijk de pest aan Brian en dat leidde mede zijn ondergang in. Hij maakte zich meer en meer schuldig aan uitspattingen met drank en drugs, was volgens Mick en Keith niet meer te handhaven en werd uit de band gezet.”
Je gaf de film het motto van biograaf Stanley Booth: ‘Brian was a casualty of the war between two generations’.
“Brian had een zacht middle class accent toen ik hem sprak in die trein destijds. Hij was van goede komaf, zijn beide ouders waren zeer muzikaal, zijn moeder was een concertpianiste. Maar ze waren ook zeer conservatief, hielden strak vast aan de naoorlogse waarden en normen. Brian was al vroeg opstandig, zeer intelligent, maar maakte zijn school niet af. Had allerlei baantjes, liftte met weinig geld door Scandinavië, zat in allerlei bandjes. Zijn ouders konden maar niet geloven dat hun zoon niet gewoon een decent job zocht. Brian was zelden thuis, nam geen deel aan het gezinsleven, ze hadden stevige conflicten. Op z’n zestiende werd hij het huis uit gezet, toen hij 20 was had hij al drie relaties achter de rug en drie kinderen verwekt.”
“Die ouders hadden helemaal niets met het ruige rock-‘n-rollleven dat hun zoon leidde. Brians vader haatte zwarte muziek. Ze lazen de tabloids natuurlijk niet maar kregen tot hun afgrijzen genoeg te horen van alle seks-, drugs- en rock-‘n-rollschandalen waar hun zoon bij betrokken was. Ze waren wel op zijn begrafenis, diep geschokt en rouwend. De dominee hield een preek waarin hij Brian beschreef als iemand met weinig ontzag voor autoriteit, conventie en traditie. Hij was zoals zovelen in die tijd een vertegenwoordiger van de generatie die in The Rolling Stones het levensgevoel van die tijd zag.”
“Veertig jaar na Brians dood werd bij Linda Lawrence, Brians eerste grote liefde, op zolder een brief van zijn vader gevonden, waarin hij schrijft dat ze ongelukkige tijden hebben beleefd samen, dat hij in veel opzichten een zeer matige en intolerante vader was. ‘Je groeide zoveel anders op dan ik verwachtte. Ik kan me niet voorstellen dat je me ooit zult vergeven maar ik hoop dat je een beetje de genegenheid die je ooit voor me had op kunt brengen’.”
In de film wordt gesteld dat de dood van Brian Jones het eind van de sixties was. Gimme Shelter – de film over het concert van The Rolling Stones in Altamont, 1970, dat volkomen uit de hand liep met de moord van Hells Angels op een zwarte fan en die nu weer in geremasterde versie in de bioscoop te zien is – wordt anders ook altijd aangemerkt als het einde van het flowerpower-optimisme.
“Tja, Brian was de eerste rockster die aan drugs en alcohol ten onder ging in die tijd. Hij was het eerste lid van de Club van 27, de rocksterren die op die leeftijd dood gingen: Janis Joplin, Jimi Hendrix, Jim Morrison. Het was het eind van een tijdperk, dat positieve levensgevoel dat het goed zou komen met de wereld. Je voelde toen dat er grote veranderingen aan zaten te komen.”
“Gimme Shelter, dat was een jaar later toch? Mijn vrouw was bij de opnamen betrokken: de verhalen over de Hells Angels backstage, de gewelddadigheid van die gasten, de enorme hoeveelheden drank en drugs die daar rondgingen. Op een gegeven moment zat er acid in de koffie. Het was een complete nachtmerrie. Dus ja, Gimme Shelter was voor Amerika het eind van de lieflijke jaren zestig. De euforie van Woodstock was in Altamont wel voorgoed voorbij. Maar voor ons in Groot-Brittannië was dat het herdenkingsconcert van The Stones in Hyde Park, 5 juli 1969, het was een soort massale begrafenis. Dat was het einde van de romantische droom van de jaren zestig.”
The Stones and Brian Jones draait vanaf 25 april in de bioscoop.
24 april 2024