Rudolf van den Berg over Een echte Vermeer

Rudolf van den Berg, regisseur van Een echte Vermeer:

“Kunstenaars zijn mensen die
hun kwellingen exploiteren”

door Alfred Bos

Rudolf van den Berg is de man die romans van Gerard Reve (De Avonden), Leon de Winter (Zoeken naar Eileen) en Arnon Grunberg (Tirza) verfilmde. Zijn meest recente film is gedraaid naar een scenario van Jan Eilander en de regisseur zelf, en heeft Han van Meegeren tot onderwerp. In Een echte Vermeer toont hij een geromantiseerd portret van de meestervervalser die ‘een echte Vermeer’ aan nazi-kopstuk Hermann Göring wist te slijten.

Een echte Vermeer is geen biopic, maar verdicht voorvallen uit het leven van Han van Meegeren (Deventer 1889 – Amsterdam 1947) tot een drama over een in technisch opzicht getalenteerd schilder die door zijn omgeving en zijn tijd niet op waarde werd geschat. Zijn schilderijen in de stijl van de zeventiende-eeuwse meester Johannes Vermeer bedotten de kenners en maakten Van Meegeren, in de film vertolkt door Jeroen Spitzenberger, tot miljonair.

Rudolf van den Berg

Stel dat Van Meegeren vijftig jaar later was geboren met het zelfde talent en dezelfde achtergrond, zou hij dan een gelukkiger mens zijn geweest?

Rudolf van den Berg: “Dat is een vraag waar ik nog niet over heb nagedacht. Van Meegeren is van eind negentiende eeuw, dus dan zou hij in de jaren dertig zijn geboren en tot wasdom zijn gekomen in de tijd van Karel Appel en de Cobra-beweging. Dan had helemaal niemand naar zijn werk gekeken. Ik denk dat hij pas weer zo’n tien jaar geleden een kans had gekregen, toen de postmoderne kunst begon. Waar jij op hint – mag ik jij zeggen? – is dat hij in de jaren vijftig tot wasdom was gekomen en dan had Van Meegeren met zijn stijl volgens mij geen poot gehad om op te staan.”

Ik stel de vraag omdat er in de film op wordt gehint dat Van Meegeren in feite een postmodernist avant la lettre was.

“In de afsluitende tekst, ja.Vanuit de postmoderne visie kun je zijn werk weer als kunst opvatten. Op die manier hangt hij nu als een bijzondere attractie in het museum. Maar je moet niet vergeten dat zijn vervalsingen eind jaren dertig op dezelfde manier werden gewaardeerd, omdat het de geest des tijds ademde.”

De Emmausgangers

De Emmausgangers

“De rare stijl van zijn schilderij De Emmausgangers [’s werelds beroemdste vervalsing, in 1938 door Museum Boymans van Beuningen aangekocht voor 540.000 vooroorlogse guldens] was geënt op die donker getinte schilderijen die in de jaren dertig en in de nazitijd zo populair waren. Dat voelde hij haarscherp aan. De abstracte kunst was in die periode wel toonaangevend, maar zeker niet exclusief. Er waren genoeg uitzonderingen, denk aan Edward Hopper. Die kant had Van Meegeren ook kunnen uitgaan. Hij was een heel getalenteerde ambachtsman, hij kon gewoon heel goed schilderen.”

“Ik denk niet dat Van Meegeren het talent
had om een gelukkig mens te worden”

Van Meegeren speelde een spel met de kunstwereld. Dat is heel erg van nu: Banksky, Hirst, Koons. Daar had hij goed tussen gepast en zou dan wellicht beter begrepen zijn geworden.

“Ik denk niet dat Van Meegeren het talent had om een gelukkig mens te worden. Hij had een vreselijke vader, die hem vernederde. Hij had wel het talent om heel rijk te worden. Wat in de film nauwelijks wordt aangeroerd is dat hij het eigenlijk voor het geld deed. Hij had zo’n vijftig miljoen aan onroerend goed en dat in het geld van de jaren veertig.”

Dus Van Meegeren was ook een oplichter?

“Hij was een oplichter, ja. Ik vel daar geen oordeel over. Ik hoef de vraag niet te beantwoorden of hij een groot kunstenaar was, ja of nee. Dat is niet mijn expertise. Daarom ga ik vrij sterk bij de werkelijkheid vandaan, want als je bij de werkelijkheid blijft krijg je geen drama. Dan ga je feiten opsommen en dat is geen film. Dat is een documentaire. Dat is ook buitengewoon interessant, maar niet waarom mensen naar de bioscoop gaan.”

Han van Meegeren

Han van Meegeren

Wat boeide je in het onderwerp, hoe ben je op het idee gekomen om een film te maken over Han van Meegeren?

“Ik kreeg van de producenten het verzoek of ik het onderwerp wilde onderzoeken en het scenario schrijven. Al werkende begon ik te zien wat me boeide, dat was de prijs van het kunstenaarschap, Dat wist ik overigens pas laat in het proces zo te benoemen. De pijn en de vreugdes en de eenzaamheid van het kunstenaarschap. Want of hij een oplichter was, of een ambachtsman, of iemand die wel of niet met de nazi’s heulde—dat is wat mij betreft allemaal bijzaak.”

“Het gaat mij erom dat ik laat zien en voelbaar maak wat voor een gevecht het is als je er als jonge kerel voor kiest om voor de kunst te gaan. Je hebt maar één leven en dat besteedt hij aan de kunst. Dat is het gevecht: het ene moment denkt hij: ik ben net zo goed als Vermeer, en het andere moment denk hij: ik weet niks, ik kan niks, ik ben niks. Dat is wat ik er hartverwarmend aan vind en de reden waarom je het personage uiteindelijk in je hart sluit. Terwijl hij zich bij vlagen uitermate onaangenaam gedraagt. Je voelt aan alles dat hij een gekweld personage is, zonder dat je het allemaal uitlegt.”

“Later kwam ik er achter dat dat levensverhaal
voor een deel gelogen was”

“In de documentatie vind je dat zijn vader heel erg naar en streng was, en zijn moeder wel lief. Als je dat gaat gebruiken, ga je alles verklaren vanuit die frustratie, dat trauma. Dat wilde ik niet. Ik heb er voor gekozen om het even aan te roeren op een moment dat hij in een crisis zit, zonder het uit te leggen. Op het laatste moment heb ik er ook een scène uitgehaald waarin hij tegen een psychiater over zijn vader en zijn moeder zit te praten. Dat heeft de film niet nodig. Je voelt dat die man gekweld wordt en dat hij altijd het gevoel heeft gehad dat hij het niet goed doet.”

“Tijdens mijn research heb ik een boek gelezen waarin Van Meegeren zijn leven beschrijft. Dat heeft hij verteld tegen een schrijfster die hij in 1946 bij zich heeft ontboden. Later kwam ik er achter dat dat levensverhaal voor een deel gelogen was. Dat had hij allemaal weer verzonnen. Dus je vraagt je af: wat is er eigenlijk waar? En hoe belangrijk is dat voor de film? Ik gebruik de werkelijkheid wel, maar niet om het ware verhaal te reconstrueren, want dat lukt niet en het is saai.”

“Kunstenaars zijn geen speciaal gekwelde mensen.
Kunstenaars zijn mensen die met die kwellingen iets doen”

Van Meegeren had dubbel pech: hij werd eerst door zijn vader klein gehouden en vervolgens door de kunstwereld. De film bevestigt in die zin het romantische clichébeeld van de kunstenaar als gekweld wezen.

“Ik ben geen psycholoog, ik ben geen kunsthistoricus. Ik denk dat kunstenaars mensen zijn die met hun kwellingen iets proberen te doen. Ik denk dat de meeste mensen wel met kwellingen en twijfels en angsten rondlopen, en daar mee leven of er geen aandacht aan schenken of op een andere manier bedwingen, maar kunstenaars zijn mensen die hun kwellingen exploiteren. Die er een onderzoek naar doen. Die er uitdrukking aan kunnen geven. Kunstenaars zijn geen speciaal gekwelde mensen. Kunstenaars zijn mensen die met die kwellingen iets doen. Het is de eerste keer dat ik het zo formuleer, dat komt door die vraag van jou.”

Een echte Vermeer (2016)

Een echte Vermeer (2016)

Een echte Vermeer is ook een film over identiteit. Van Meegeren kan eigenlijk niet zijn wie hij wil zijn, want zijn omgeving legt hem allerlei beperkingen op. Dat is een universeel thema.

“De echte Van Meegeren was vanuit zijn achtergrond heel erg georiënteerd op de zeventiende eeuw. Dat was in zijn ogen de kunst die we verder zouden moeten ontwikkelen. Picasso en de rest vond hij maar niks en daar werd hij ontzettend op afgerekend. Hij ging tegen de mode in. Dat had hij ook kunnen doen op de manier van Hopper of Dali. Er zijn zat figuratieve kunstenaars die het wel voor elkaar hebben gekregen om tegen die dominante stroming van de abstractie in te gaan. Zelf doe ik geen uitspraken over de vraag of Van Meegeren wel of geen kunstenaar was. Wel laat ik in de oorlogsequentie zijn vrouw twijfelen aan zijn kunstenaarschap. Zij stelt de vragen die wij allemaal stellen: wat maakt kunst tot kunst?”

Die vraag is in het postmodernisme zelf het onderwerp van kunst geworden.

“Ik vond niet dat ik daar omheen kon, al staat het niet centraal in de film.”

Bij mij riep de film de gedachte op dat Van Meegeren in feite een postmodernist is. Het enige waarin hij daar van afweek is dat hij er niet zijn eigen naam onder zette. Daar heb je de kwestie van de identiteit.

“Ik geef een letterlijk citaat van Van Meegeren: ‘Het enige wat ik heb vervalst is de handtekening’. Op een opmerking van de rechter dat hij die schilderijen voor veel geld heeft verkocht, reageert hij: ‘Als ik ze voor weinig geld had verkocht, had niemand geloofd dat ze echt waren’.”

“Ik wil een film maken waar je over kunt praten als
je na afloop met iemand nog een borrel gaat drinken”

Dat is de kunsthandel. Ik wil maar zeggen, de film roept allerlei boeiende vragen op.

“Het is mooi dat de film op die manier prikkelt, maar ik ga er niet vanuit dat iedereen er zo op reageert. Ik hoop dat hij ook boeit bij het publiek dat er naar kijkt als romantische vertelling. Ik wil een film maken waar je over kunt praten als je na afloop met iemand nog een borrel gaat drinken.”

Je hebt meerdere boeken verfilmd. Wat is het belangrijkste verschil tussen een boekverfilming en een film op basis van een eigen scenario?

“Heel globaal kun je zeggen dat het schrijven van een scenario op basis van een boek sneller gaat en minder ingewikkeld is dan een oorspronkelijk scenario, want er is al veel voorwerk gedaan. Je leest het boek een paar keer en dan leg je het weg en gaat zitten schrijven alsof je een oorspronkelijk scenario schrijft. Natuurlijk blader je door het boek en je pakt er dingen uit. Maar je gaat niet de roman pagina voor pagina omzetten naar script.”

De avonden (1989)

De avonden (1989)

“Ik had twee boekverfilmingen gedaan toen ik De Avonden ging doen. Dat is natuurlijk roekeloosheid van de bovenste plank, dat zou ik nu waarschijnlijk niet meer durven. Die film was ook flink over de top, maar Reve was er blij mee. We zaten na de première bibberend te wachten op de grote schrijver. Hij kwam met tranen in zijn ogen naar me toe, omhelsde me en zei: ‘Je zal toch maar zo’n jongen in huis hebben’. Hij zei vervolgens dat de film in geen enkel opzicht was zoals het in werkelijkheid was, maar het klopte precies.”

‘Mijn Hollandse assistent’
Van den Berg is een bewonderaar van de Italiaanse cinema. Zijn leermeester is Marco Ferreri, de regisseur van La Grande Bouffe en La Dernière Femme, bij wie hij begin jaren tachtig zijn eerste set-ervaring opdeed.

“Ik had een aantal jaren documentaires gemaakt, maar wilde heel graag speelfilms doen. Ik liep tegen de dertig en had geen fiducie om naar een filmschool te gaan. Ik had heel veel speelfilms gezien en ik wist ook waarom ik het leuk vond, maar hoe pak je dat aan? Geen idee.”

“Met een paar telefoonnummers op zak die ik van Huub Bals had gekregen, ben ik op de bonnefooi naar Rome gegaan en heb Marco Ferreri gebeld. Ik wilde graag een keer met hem praten. De volgende dag zat ik op de koffie bij hem thuis. En ik mocht meelopen op de set van zijn nieuwe film. Op de eerste draaidag stond ik in Cinecitta bibberend te wachten. De grote meester kwam binnen en zag me staan. Vervolgens ging hij me aan iedereen persoonlijk voorstellen als ‘mijn Hollandse assistent’. Dat is klasse.”

“Cinema moet dingen zichtbaar maken die niet
zichtbaar zijn in de gewone werkelijkheid”

“Van Ferreri heb ik veel geleerd. Het zit in mijn systeem om de letterlijkheid te willen vermijden. Dat heb ik bij hem gezien. Voor de letterlijkheid hoef je niet naar de bioscoop. Cinema moet dingen zichtbaar maken die niet zichtbaar zijn in de gewone werkelijkheid. Dat is mijn opvatting.”

Ik citeer Godard vrij: cinema is de grootste illusie die er bestaat.

“Ik zoek een intensivering van de werkelijkheid. Als Van Meegeren in de film in zijn huisje in Zuid-Frankrijk aan het experimenteren is hoe hij craquelure kan namaken, heeft dat niets met de echte Van Meegeren te maken.”

Maar het visualiseert wel mooi de koorts waarin je dat soort onderzoekingen doet.

“Koorts is een goed woord. Ik ben blij dat je dat zo hebt gezien. Ik heb wel wat gefronste wenkbrauwen om me heen gezien toen ik dat aan het ensceneren was. Het vraagt enige lef, want je kunt faliekant op je bek gaan.”

Dat kan de boekhouder ook.

“Daarom is dit werk ook zo leuk. Je kunt alles wel braaf volgens de boekjes en de regels doen, maar dan wordt het nooit je eigen film. En dat is wat je zoekt: hoe maak ik er mijn film van?”

 

3 november 2016

 

Lees hier onze recensie van Een echte Vermeer

 

Alle interviews