Geen dak boven je hoofd hebben

Geen dak boven je hoofd hebben

door Bob van der Sterre

Last August at the Hotel Ozone ♦ Streetwise ♦ Mitt hem är Copacabana

 

De wereld houdt er niet van, maar cinema is er dol op: daklozen. Klassiekers genoeg: The Fisher King, My Man Godfrey, Down and Out in Beverly Hills, Sullivan´s Travels, Miracolo in Milano. In de praktijk is het natuurlijk lang niet zo leuk. Welke drie minder bekende films laten dat beeld zien?

In Last August at the Hotel Ozone (1967) is een groep vrouwen en meisjes aan het lopen, lopen en lopen… met rugtassen, paarden en bagage. De meisjes zijn nog niet zo gehaaid in overleven als de mater familias. En overleven moet wel. Iedereen op de planeet is verder gestorven aan leukemie.

Gebrek aan beschaving
Ergens molesteren ze een hond en vermoorden ze een koe. De koe is van een eenzame man, die ondanks het verlies de groep naar een gebouw brengt: Hotel Ozone. Daar krijgen ze melk. ‘Ze hebben vijftien jaar geen melk gedronken.’ Waarom vertrouwt hun mater familias hem? De meiden snappen er niets van.

De vrouw, die alsmaar zieker wordt, wil ondertussen dat de man voor nageslacht gaat zorgen. Zij zijn voor elkaar een band met de vroegere wereld die de meisjes niet eens kennen. En dat is het probleem: survival gaat bij hen voor cultuur.

Een filosofisch verhaal. Dit script van Pavel Juracek heeft een appeltje te schillen met mensen. In een apocalyptische wereld leer je beschaving al snel af. Zonder beschaving worden we beesten. Dus behoorlijk ranzig en schokkend af en toe. Zoals de koe-scène, de hond-scène en de vissen-scène. Ik snap het idee maar prettig kijken is anders.

1963 tot 1968 was een gouden tijdperk voor de Tsjechische cinema. Een explosie van interessante films die al regelmatig in Camera Obscura terecht zijn gekomen. Ook deze film kon na 1968 niet meer. Dat is ironisch omdat je in het gebrek aan beschaving en dakloosheid in deze film ook een dictatuur kunt zien…

Straatkinderen in Seattle
In Streetwise kijken we naar echte kinderen die in 1984 in Seattle aan het zwerven zijn geraakt. (Wacht even, dit is toch een rubriek voor fictiefilms? Ja ja, maar dit is er wel eentje waarover mensen al jarenlang speculeren dat het grotendeels in scène is gezet; mijn excuus om mijn eigen regels te overtreden.)

Fotografe Mary Ellen Mark en journalist Cheryl McCall bezochten Seattle in 1983 om voor Life een artikel te schrijven over straatkinderen. Dat artikel sloeg in als een bom. Later dat jaar ging Mary Ellen Mark nog eens terug met haar man, regisseur Martin Bell, en maakten ze dit filmische portret van dezelfde straatkinderen. Ze wonnen het vertrouwen van de kinderen en de ouders en dat levert een formidabel tijdsdocument op. Overleven via prostitutie, eten uit afvalbakken, bedelen: je ziet het hier allemaal.

Beste keuze: de voice-overs van de kinderen zelf. Een andere slimme keuze is dat ze geen boom gebruikten maar kleine microfoontjes hingen aan de kleding van de kinderen. Zo voelden ze zich vrijer. Via montage krijg je toch dat rauw-realistische effect.

Streetwise kreeg als kritiek dat het allemaal wel wat ’té perfect’ oogde voor een documentaire. Daar is wat voor te zeggen. De kwaliteit van de beelden en het geluid is erg goed. Het lijkt of je naar een hyperrealistische fictiefilm kijkt. Om het ingewikkelder te maken: Martin Bell maakte in 1992 daadwerkelijk van dit verhaal een fictiefilm: American Heart met Jeff Bridges.

Na afloop wil je weten wat er van ze is geworden. Van de geportretteerde kinderen leven er veel niet meer. Een dame is zelfs ten prooi gevallen aan een seriemoordenaar. Een andere meid (vijftien) liep in een gevecht dodelijke klappen op. En in de film zelf sterft al een van de hoofdpersonen.

Het kan ook anders. Tiny (gaat hier met veertien op dates met volwassen mannen) is nu moeder van tien kinderen. Martin Bell maakte in 2016 een vervolg met haar in de hoofdrol: TINY: The Life of Erin Blackwell. En op IMDb lees je dit comment bij deze film: ‘I am Rat’s wife. My husband gets embarrassed whenever I show the movie, and hides in the other room.

Overleven in Rio
Ook om overleven draait het in Mitt hem är Copacabana (1965). Drie jongetjes (Jorginho, Paulinho, Rico) en een meisje (Leila) proberen alles om dat te kunnen. Het groepje zit bij een ruïne op een heuvel tot ze door een bende worden verjaagd.

Daarna bekijken we hun mix van legale en minder legale bezigheden: oplichterij met vliegeren op het strand, bedelen om eten op de markt, afstruinen van vuilnisbelten, schoenenpoetsen, pickpocketen. Ze krijgen tips van meer ervaren daklozen.

Buitenkans om het Rio de Janeiro van 1965 van dichtbij mee te maken. Deze film kwam overal. Cafés, winkelcentra, heuvels, stranden en zelfs bij bepaalde rituelen op het strand. We krijgen ook de favela’s te zien van voor de favela’s die wij kennen (toen nog houten huisjes). Dit zijn zelfs een van de vroegste filmbeelden van de favela’s.

De film (originele titel: Fábula) is het geesteskind van de Zweedse regisseur Arne Sucksdorff. Hij werd gevraagd om les te geven in Brazilië en wilde toen ook een speelfilm maken. Zijn voice-over maakt van de speelfilm bijna een gewenste documentaire: in zekere zin dus een omgekeerde versie van Streetwise. Je ziet het aan het acteren van de kinderen. Dat is niet geweldig, maar naturel genoeg dat het niet in de weg zit.

Toch is de film erg interessant. Een geweldig mooi begin (bovenop een heuvel, je kijkt terloops de diepte van Copacabana in). Verder veel observatie en speels acteerwerk van de kinderen. Soms denk je aan Pixote, soms aan Cidade de Deus. En dat vermengd met een flinke vleug neorealisme, dat natuurlijk in de mode was in die tijd.

De film werd afgerond tijdens het begin van de militaire dictatuur en was (uiteraard) vlak na verschijning verboden. Sucksdorff (dierendocumentairemaker van oorsprong) vestigde zich later in de Pantanal. Hij raakte op zeker moment zijn land kwijt en moest terug naar Zweden, waar hij in 2001 overleed.

Sucksdorffs invloed in de Braziliaanse cinema is nog steeds maar met mate erkend. Eén historica heeft er werk van gemaakt. Hij leende zijn audio-apparatuur uit aan Braziliaanse cineasten. Verstandig was ook zijn keuze om het script van Braziliaanse schrijvers Joaõ Bethencourt en Flávio Migliaccio te gebruiken. Lees meer over zijn werk in dit Braziliaanse tijdschrift (Engelstalig) of bekijk dit interview met de historica.

Als wij voor Camera Obscura dit stukje filmgeschiedenis niet vastleggen, blijft het misschien digitaal dakloos in cyberspace.

 

12 september 2021

 

Mitt hem är Copacabana

 

Alle Camera Obscura