Beeldtaal onder vuur

Ondertussen, op de redactie:

Beeldtaal onder vuur

TIM:

Ik was ietwat verbijsterd toen ik zag dat Resurrection (Kristof Hoornaert) met een paar omhalen van de pen kapot werd geschreven door de Nederlandse pers.

VPRO: … ”in de film zelf moet de kijker het doen zonder noemenswaardige plot, dialogen of muziek. Slow cinema in het kwadraat”. De Volkskrant: ”Het is niet niks wat Hoornaert in zijn debuut aanroert, maar hij legt weinig uit en laat het publiek zijn werk doen”.

En: ”Lang aangehouden shots, zwijgende personages, onbenoemde trauma’s – zonder geloofwaardige lading zijn het de dood­doeners van de kunstzinnige cinema”.

Resurrection

Resurrection is (naar mijn bescheiden mening) een prachtige film, maar Hoornaert vraagt de kijker om te investeren, dat wil zeggen: zelf betekenis aan de beelden te geven. De hoofdpersoon zwijgt. Christelijk-allegorische motieven zijn aanwezig, maar worden niet expliciet benoemd. Hoornaerts tegendraadse visie op het medium film schijnt door in een interview met de Filmkrant.

De eerste reacties op de film waren (dus) niet mis. ‘Het publiek moet het werk doen’ krijgt een haast giftige lading mee, maar is dit niet waar cinema om gaat? Dat we de immersie van het medium voor lief nemen, omarmen? Betekenis niet verwachten maar zelf vormen? Ik vind bijna rust in het feit dat de Tarkovsky’s van deze wereld hun films decennia terug maakten, toen de snelheid van het huidige digitale tijdperk ons ongeduld nog geen impuls had gegeven.

Ik heb al vaker geworsteld met de veelgehoorde reactie dat cinema ‘saai’ is als er ‘niets gebeurt’. De verstillende opening van Loveless duurde voor de helft van een gevulde zaal tijdens het PAC-festival 4,5 (van in totaal 5) minuten te lang, sfeerfilm Drift (Helena Wittmann, 2017) kreeg tijdens het IFFR een desastreuze publieksscore. Mijn gevoel is dat ‘contemplatieve cinema’ (cinema van stiltes, lang aangehouden shots, sfeer en setting) steeds meer in een verdomhoekje wordt geplaatst, waarbij het contrast met narratieve cinema in toenemende mate wordt benadrukt. Voor een meer uitgebreidere toelichting, zie een essay dat ik (zeer indirect, ik verwijs naar andere filmtitels) schreef n.a.v. de reacties op Resurrection.

Weten we nog wel wat het is om ‘gewoon’ naar beelden te kijken? Ons onder te dompelen in filmwerelden die het geven van betekenis aan de kijker laten, en beeldtaal verkiezen boven de weg van klinkende dialogen en grootse wendingen?

 

SJOERD:

Ondanks dat ik Resurrection niet gezien heb zal ik toch zal ik toch proberen een antwoord te formuleren op je vragen. Het zijn meer losse gedachten dan een essay.

Laten we allereerst kijken naar het begrip ‘saai’. Dit is inderdaad een populair verwijt voor contemplatief ingestelde films. Echter is het een misvatting om saai te vereenzelvigen met langzaam.

Jeanne Dielman, 23 Quai du Commerce, 1080 Bruxelles

Neem bijvoorbeeld Jeanne Dielman, 23 Quai du Commerce, 1080 Bruxelles. Dit is een film waarin bijna 4 uur lang een vrouw tijdens haar huishoudelijke klusjes wordt gevolgd, met andere woorden, er gebeurt niets. Echter werken de beelden hypnotiserend door en hier keek ik dan ook alle 4 uren gebiologeerd naar. Aan de andere kant gebeurt er redelijk wat in Sweet Country, die ik onlangs heb gerecenseerd. Maar deze film bevat saaie elementen, omdat het geheel weinig nieuws op tafel bracht.

Met andere woorden, saai doelt op iets anders dan tempo. Een film is niet saai als het een bijzonder perspectief op de wereld weet te bieden. De kijker wordt gegrepen door zo’n film, omdat het elementen bevat die hem een nieuwe kijk op zijn leven geeft. Deze hoeft de kijker uiteraard niet klakkeloos te accepteren. In termen van kwaliteit geldt hier het credo van regisseur/acteur John Cassavetes: “To risk everything to really express it all.” Het zijn de 1 * en de 5 * films.

Een saaie film daarentegen weet niet boven de conventionele structuren van cinema uit te stijgen. Het is de middelmaat. De 2* films. Er komt geen bijzonder perspectief naar voren in zo’n film. De kijker wordt niet gegrepen. Dit is vaak het geval met films gemaakt met het oog op de Academy Awards. Goed gemaakt, maar er worden geen noemenswaardige risico’s genomen.

Dit betekent echter niet dat alle langzame films in de eerste categorie vallen. Het verhaal dat een film tracht te vertellen is leidend voor het tempo wat de film dient aan te houden. Een aspect van de voortschrijdende standaardisatie van cinema is dat films steeds sneller gemonteerd worden. De kijker wordt meer en meer gebombardeerd met beelden in plaats van betekenis, terwijl het verhaal wellicht een andere aanpak had moeten krijgen.

Recente arthouse-films die binnen de slow cinema vallen lijken hier een natuurlijke tegenreactie op. In plaats van de kijker te overweldigen met het ene shot na het andere, wordt hem de tijd gegund elk beeld volledig in zich te laten opnemen. Maar deze stroming is niet zonder zijn eigen fouten. Het verliest net zozeer als een snel gemonteerde film uit het oog dat meerdere wegen naar Rome kunnen leiden.

In dat opzicht kan arthouse net zo gestandaardiseerd zijn als Hollywood. Persoonlijk noem ik het de ‘filmacademiefilm’: erg ingestudeerd, maar niet oprecht. Soms lijkt er voor lange takes gekozen te worden puur om het hebben van lange takes. Het wordt een artistiek teken van diepgang. Een recent voorbeeld is Rooney Mara die tien minuten taart eet in A Ghost Story. Ik vraag me af of dat werkelijk nodig was. Terwijl de lange take bij een film als Kreuzweg juist perfect werkt, omdat het een verwijzing is naar de kruisgang van Jezus.

Kortom, saaiheid van een film staat uiteindelijk los van het tempo van een film. Het gaat er meer om in hoeverre een bijzonder perspectief wordt gedeeld waar de kijker geëngageerd door raakt.

 

ALFRED:

Je verbaast je over, of ergert je misschien zelfs een beetje aan, de reacties op Kristof Hoornaerts debuutfilm Resurrection (uiteraard uitgekomen rond de Paasdagen). De klacht van de critici luidt: het publiek moet het werk doen.

Tjonge, dat is erg zeg.

De reactie is, begrijp ik: hebben we betaald voor een filmkaartje (die critici vanzelfsprekend niet), moeten we nog werken ook! Hallo filmmaker, waarom worden wij als kijker niet betaald voor dat werk? In plaats van af te rekenen bij de kassa, moeten we kijkloon krijgen. De regisseur moet dokken voor zijn publiek, anders komen we niet. We hebben wel wat beters te doen, filmmeneertje (of mevrouwtje).

Het is de attitude van de neoliberale consument, gewend aan een gewatteerde omgeving, nooit uitgedaagd door opvoeders, verslaafd aan bevestiging, overtuigd van zijn recht op bevrediging – bij voorkeur instant – van willekeurig welke gril, opgegroeid met internet waar alles gratis is en overprikkeld door een niet aflatende informatiestroom zonder context of samenhang.

Kurt Cobain

Die consument wil niet nadenken, die wil vermaakt worden. Kurt Cobain zong er in 1991 al over en het was niet bedoeld als compliment: ‘Here we are, entertain us’. Die houding is een kwarteeuw later ook in Nederland gemeengoed bij een aanzienlijk deel van het publiek.

Die mensen hebben iets niet begrepen: het gebeurt niet op het doek, het gebeurt in je hoofd. Als daar niets gebeurt omdat er op het doek – naar jouw idee – te weinig prikkels worden aangeboden, is het kennelijk leeg in het hoofd.

Klinkt dat een beetje bot? Het is niet half zo bot als zaniken over ‘het werk doen’.

Ik zeg: ga lekker gamen, luiaards. Prikkels te over en het ego zit aan het stuur. Dan moet je zelf aan de bak en daar heb ik nog nooit iemand over horen klagen.

Maar misschien hebben de collega’s daar hele andere ideeën over, ik hoor het graag.

Voor Kristof Hoornaert draaien we ondertussen Ashton Gardner & Dyke’s Resurrection Shuffle.

 

10 april 2018

 

EPILOOG ‘Beeldtaal onder vuur’

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’