Wraak in stijl

Wraak in stijl

door Bob van der Sterre

The Abominable Dr. Phibes ♦ Que la bête meure ♦ La campana del infierno

 
Er zijn dit millennium al heel wat gewelddadige films die puur over wraak gaan (Oldboy, Kill Bill) maar het thema is niet nieuw. Er zijn films die wat minder bloederig omgaan met het thema. Wraak in stijl. Al is het doel hetzelfde, de weg is anders.

Dr. Phibes, de hoofdrolspeler in The Abominable Dr. Phibes, is een fanatiek organist én wetenschapper. Hij worstelt met een tragedie: zijn vrouw is enige tijd geleden overleden na een mislukte operatie. Hij heeft nagedacht en vindt nu dat de verantwoordelijke artsen om zeep geholpen moet worden. Daarbij heeft hij een hulpje, een doofstomme dame. Zelf draagt hij een masker van zijn eigen gezicht (na een ongeluk).

The Abominable Dr. Phibes

Bijbelse plagen in verrukkelijke gothic-horrorkitsch
De een wordt nog creatiever vermoord dan de ander. Het eerste slachtoffer laat hij door vleermuizen aangevreten worden. Het volgende slachtoffer geeft hij op een gemaskerd bal een masker dat steeds strakker gaat zitten. Van de derde tapt hij al het bloed af. Enzovoort.

Het lijkt verdomd veel op de Bijbelse plagen. En dat is geen toeval. Dat is precies waar Dr. Phibes heen wil. De gemeenste en mooiste wraak bewaart hij voor de toentertijd falende chirurg.

Wie het gedaan heeft weten we dus al vanaf de eerste seconde. The Abominable Dr. Phibes gaat ook niet diep maar is niettemin verrukkelijke gothic-horrorkitsch. De decors van Phibes’ ondergrondse paleis zijn simpel maar ook bizar en griezelig. Met eenvoudige middelen kun je best iets mysterieus maken.

En ondanks al het moorden is de toon van de film luchtig. Een arts wordt opgehaald in een chique gentlemen’s club, waar hij wordt getroffen door een eenhoorn. Ze draaien hem vervolgens met eenhoorn en al uit de muur. Commentaar van een snob: ‘Kan het niet eens een keertje stil zijn in deze club?’

De film geeft ook de kans om nog eens oude helden te zien, zoals Vincent Price, Terry-Thomas, Joseph Cotten en minder bekende namen te ontdekken zoals Virginia North en Peter Jeffrey. Voor de liefhebber is er nog een vervolg gemaakt, een jaar later.

Op zoek naar veroorzaker ongeluk
In Que la bête meure uit 1967 is het allemaal een stuk serieuzer. Charles Thenier wil wraak wil nemen. En wie geeft hem ongelijk? Zijn zoon is aangereden, hit and run-stijl.

Hij gaat op pad, vraagt hier en daar na bij ooggetuigen, en weet vrij snel te achterhalen wie er achter het stuur heeft gezeten. Een van de betrokkenen is een actrice. Hij doet alsof hij scenarioschrijver is en komt met haar in contact. Vervolgens is het meer dan alleen in contact komen.

Dan komt hij haar zwager tegen: de onuitstaanbare hufter Paul Decourt. Hij is Charles’ echte doel want hij zat achter het stuur tijdens het ongeluk. Nu nog een goed moment uitkiezen.

Thenier beraamt zijn plannen maar dat is niet het interessante van de film. Interessant is dat heerlijke, zalige, lome verteltempo, ideaal om je tijdens een zondagmiddag helemaal in te kunnen verliezen.

Een film van Claude Chabrol is (mijn ervaring) meestal een rechttoe-rechtaan spannend verhaal met een suggestie van psychologische diepgang. Een film die er slimmer uitziet dan ie eigenlijk is. Nu een overbekend genre (denk aan literaire thrillers) maar in 1969 was het nog iets nieuws.

En toch beslist de moeite waard. Dat is te danken aan de acteurs. Die geven zoveel sjeu aan hun rollen dat de film erg prettig wegkijkt. Met name hoofdrolspelers Michel Duchaussoy (destijds overal in te zien maar nu vrijwel vergeten) en Jean Yanne, die hier een masterclass hufterigheid geeft. Er zit veel spanning in hoe de twee met elkaar omgaan. Que la bête meure is daarmee een fijne uitschieter naar boven in Chabrols oeuvre.

Opmerkelijk dat juist deze film zo onbekend is want het kan best meten met werk van Hitchcock (Chabrols voorbeeld). Het script is gebaseerd op een boek uit de jaren dertig maar met een opmerkelijke verandering: de hoofdpersoon, een detective, is eruit gelaten. Een keuze die goed uitpakt.

Spaanse horror van het betere soort
In La campana del infierno (ook wel A Bell From Hell) uit 1973 krijgen we te maken met een heel ander soort wraak. Juan wordt voorwaardelijk vrijgelaten uit een psychiatrisch instituut. Hij reist naar huis. Een rare vogel. Daar leeft hij ook mee samen, een kraai, en een aap, schildpad, duiven, en nog veel meer, want ‘Ik hou van dieren, ze zijn echt’. Dan is er nog een geheime achterkamer met martelwerktuigen.

Na wat mensen uit zijn verleden te hebben ontmoet, nodigt hij zijn tante en zijn drie nichtjes uit. Tijd voor wraak. Deze tante en nichtjes hebben hem namelijk krankzinnig laten verklaren. Zo konden ze de erfenis van zijn moeder stelen. Ze arriveren, zonder al te veel argwaan te hebben.

De nichtjes vinden Juan zelfs wel interessant. Ook seksueel (een incestueus hoekje van de film waar weinig uitleg voor wordt gegeven). De tante is meer op haar hoede maar probeert toch geduldig aan Juan uit te leggen wat er is gebeurd. Juan weet niet of hij echt gestoord is. Terwijl de film vordert, blijft het voor ons ook duister.

Spaanse horror van het betere soort. Vroeger namen ze nog rustig een uur de tijd voor de opbouw, maar dan wordt het ook echt goed. De acteurs passen er goed bij, zoals Viveca Lindfors, Renaud Verley en Alfredo Mayo. Perverse horror zonder dat het te ranzig wordt want al te bloederige details sloegen ze vroeger nog over in dit soort films.

Bovendien scriptwendingen die niet al te makkelijk te raden zijn. Een nieuwe kerkbel gaat een rol spelen, maar hoe? Dat script is van Juan Antonio Bardem, schrijver van de klassieker Bienvenido Mr. Marshall (en oom van Javier).

Is dat nog niet gruwelijk genoeg? Dan dit: Claudio Guerin regisseerde de film. En tijdens de laatste dag van de opnamen van de film, viel (of sprong) hij van de toren die voor de film was gemaakt. Hij werd maar 34 jaar. Bardem maakte de film vervolgens af. Wie Spaans kan lezen, hier staat het bizarre verhaal. Wraak van een onderbetaalde figurant?

 

8 september 2016

 

Alle Camera Obscura