Ultima Notte di Amore, L’

***
recensie L’Ultima Notte di Amore
Hebzucht of liefde?

door Cor Oliemeulen

Na zijn misdaaddrama’s Escobar: Paradise Lost (2014) en The Informer (2019) schetst de Italiaanse filmmaker Andrea Di Stefano in zijn derde film een portret van een politieman die na 35 jaar trouwe dienst afscheid neemt van het korps. Zoals zo vaak in dit genre is er ‘die allerlaatste klus’ die roet in het eten dreigt te gooien, maar L’Ultima Notte di Amore is origineel en competent genoeg om zich te onderscheiden van de doorsnee-politiethriller.

In de prachtige openingsscène zweeft de camera boven de stad Milaan bij avond om te eindigen bij het raam van een appartement waarachter een gezelschap wacht op de thuiskomst van Franco Amore (Pierfrancesco Favino: Il traditore) voor een verrassingsfeest. Maar de rechercheur laat lang op zich wachten. Hij is zojuist geconfronteerd met de moord op zijn partner en tevens beste vriend Dino (Francesca Di Leva) tijdens een schimmige diamantroof waarbij ook andere politiemannen blijken betrokken.

L'Ultima Notte di Amore

Een aanbod dat je niet kunt weigeren
Aldus ontspint zich het verhaal over een rechercheur die tijdens zijn 35-jarige carrière uiterst geliefd was bij zijn collega’s, niet in de laatste plaats omdat het hem al die tijd is gelukt om niet eenmaal zijn pistool te gebruiken. Hoe behoedzaam Amore ook mag zijn, tijdens zijn laatste dagen als politieman draait hij zich langzaam in de nesten. Dat begint door zijn min of meer onvermijdelijke contact met Cosimo (Antonio Gerardi), een Italiaanse immigrant die zich heeft opgewerkt tot de hogere kringen van Milaan en neef is van Amore’s geliefde Viviana (Linda Caridi). De intrige begint wanneer Amore in Cosimo’s appartement wordt opgetrommeld voor de reanimatie van een rijke Chinees die onwel is geworden in bijzijn van twee hoertjes. Niet lang daarna wordt Amore met Viviana bij deze meneer Zhang als dank uitgenodigd voor het redden van zijn leven.

Viviana geniet daar met volle teugen van de pracht en praal van Zhangs entourage en Amore krijgt een aanbod dat hij niet kan weigeren. Hij twijfelt. “Hoe vaak heb ik je ontevreden zien thuiskomen, mokkend, met een frons op je gezicht?”, vraagt Viviana. “We hebben hier al zo lang op gewacht. Je bent nog steeds assistent-chef. Nu kun je eindelijk wraak nemen op iedereen en ga je kieskeurig doen?” Amore gaat akkoord met het aanbod om voor 5.000 euro (bijna drie keer zijn maandsalaris) iemand van het vliegveld af te halen, mits de Chinees kan garanderen dat het geen crimineel klusje betreft. Vervolgens vraagt hij aan Dino of hij meegaat. Het behoeft weinig betoog dat een en ander volledig uit de hand zal lopen.

L'Ultima Notte di Amore

Psychologisch spel
Regisseur Andrea Di Stefano maakte zijn politiethriller met film noir-trekjes naar eigen zeggen met zijn vader in het achterhoofd. Ook die werkte zich als politieman het schompes voor een habbekrats, niet of nauwelijks gewaardeerd door zijn meerderen. De apotheose van L’Ultima Notte di Amore speelt zich na een achtervolging vol onderhuidse spanning af in een tunnel van een snelweg waar onverlaten het hebben gemunt op de bagage van de twee passagiers. Het is een verademing dat al het dodelijke geweld niet expliciet in beeld wordt gebracht.

Het psychologische spel dat volgt, is het sterkste deel van de film. Op het plaats delict hebben zich tientallen politieagenten, hulpverleners, de hoofdcommissaris en de officier van justitie verzameld. Tussen de omstanders bevinden zich ook enkele Chinezen, die contact met Amore proberen te krijgen, want zij willen heel graag weten wat er met de bagage is gebeurd. Ondertussen heeft Amore de telefoon van een van daders en belt het laatst gebruikte nummer. Een stukje verderop in de tunnel neemt iemand op. En of de spanning nog niet genoeg is opgelopen, weet Viviana, met op de achterbank Dino’s zoontje, zich langs de afzetting te bluffen.

Het probleem van veel thrillers is het gemis van een creatieve afloop. Ook hier. Amore’s instemming met zijn goedbetaalde klus is enigszins naïef, maar vanwege zijn onvoorwaardelijke liefde voor Viviana, die snakt naar een comfortabeler leven, is zijn instemming te begrijpen. De kijker kan uiteindelijk zelf bepalen of haar wilskracht en bravoure om Amore uit het wespennest te redden een kwestie is van hebzucht, van liefde, of een combinatie hiervan.

 

10 augustus 2023

 

ALLE RECENSIES

Klem

***
recensie Klem
Film is geen serie

door Jochum de Graaf

Na drie seizoenen leek het verhaal van Klem wel verteld. Bedenker en regisseur Frank Ketelaar had naar eigen zeggen het sterke gegeven – de verwevenheid van onderwereld met bovenwereld in de vorm van de verhouding tussen de hardnekkige crimineel Marius Milner en de carrière makende belastinginspecteur Hugo Warmond, met elkaar verstrengeld geraakt door de vriendschap van hun dochters – meer dan voldoende uitgediept.

Met zo’n anderhalf miljoen televisiekijkers per aflevering leek het eind 2020 een mooi moment om op het hoogtepunt te stoppen. Toch zag Ketelaar nog een nieuw verhaal dat hij in een avondvullende speelfilm uitwerkte. Dat is lang niet in alle opzichten geslaagd.

Klem

Italië
In de slotaflevering van seizoen drie van de Klem vertrekken Marius (Jacob Derwig), Kitty van Mook (Georgina Verbaan) en dochter Chrissy naar Italië. Het was een min of meer gedwongen vertrek in het kader van een getuigenbeschermingsprogramma vanwege hun rol in de ontmanteling van het zakenimperium van Maurice Samuels, een razend spannende plot waarin Hugo (Barry Atsma) ook een markant aandeel had.

Nu het al een tijdje wat rustiger is, is het vooral dochter Suus die aandringt op bezoek te gaan in Italië. Maar met Marius kan het natuurlijk niet zo maar ineens goed gaan. In de beginscène heeft hij al een gewelddadig conflict met een maffiose bloemenhandelaar. Kort daarop ziet Kitty een kans om aan alle financiële problemen een eind te maken door voor een prikje een prachtig wijnlandgoed van een oude, demente wijnboer te kopen. Het ligt er fraai bij in lieflijk Toscane en is natuurlijk een fantastische beginlocatie voor de voorgenomen kunst- en cultuurvakantie van Hugo en vriendin Sophie (Ellen Parren), terwijl dochter Suus bij vriendin Chrissy blijft logeren.

De rust wordt wreed verstoord door een intimiderende brand in de wijngaard. De jaloerse dochter en enig erfgenaam van de oude wijnboer (Claudia Vismare speelde in de Italiaanse hitserie Rocco Schiavone) voelt zich ernstig benadeeld en blijkt samen te spannen met de maffiose bloemenman tegen de Milners. De verwikkelingen volgen elkaar snel op. Hugo bedenkt een voor alle partijen gunstige belastingtruc. Wanneer die niet blijkt te werken, heeft hij nog een ander listigheidje waarmee hij de dochter-erfgenaam met haar modezaak in het pak probeert te naaien. Het conflict loopt evenwel zo hoog op dat vriendin Sophie ontvoerd wordt en er een uitruil – teruggave van het landgoed tegen vrijlating van Sophie – aan te pas moet komen.

Klem

Vernuftig en voorspelbaar
De plot steekt zoals we van Ketelaar gewend zijn vernuftig in elkaar, ieder addertje onder het gras wordt vakkundig blootgelegd en vakkundig verwijderd. Het probleem is alleen dat die afwikkeling net iets te veel van toevalligheden aan elkaar hangt en daarmee wat ongeloofwaardig wordt. Telkens wanneer Marius en Kitty zich zo in de nesten hebben gewerkt dat er geen uitweg meer lijkt, komt Hugo ineens met een truc of een voorstel waardoor de situatie weer gered lijkt en we op naar het volgende probleem gaan dat weer snel opgelost lijkt te zijn. De ontknoping wordt allengs voorspelbaarder en als in een Italiaanse opera breed uitgesmeerd.

Ketelaar speelt wat met de verhoudingen tussen Nederland en Italië. De vooroordelen over en weer, de krenterige Hollanders, de maffiose Italianen, de starre houding van Hoekstra en Rutte ten aanzien van de postcoronasteun aan Italië, ‘stronzo’ Marius en ‘boerenlul’ bloemenman vechten op stevig verbaal niveau een vermakelijk scheldduel uit.

De regisseur heeft zich evenwel toch wat verslikt in het verschil tussen een serie en een film. In een serie werkt een snelle afwisseling van verhaallijnen en perspectieven goed. Na iedere aflevering kun je even op adem komen en blijft het door de sterke cliffhangers, waar de serie in uitblonk, weer spannend wat er de volgende keer gaat gebeuren. Nu in sneltreinvaart zonder onderbreking de verwikkelingen over elkaar heen buitelen, vlakt die spanning af.

Daarbij blijven de karakters onderontwikkeld. Door de serie weten we al genoegzaam hoe Marius en Hugo zich tot elkaar verhouden; de Italiaanse tegenspelers, bloemenman, dochter erfgename, zijn zeker niet slecht maar veel minder sterke karakters als Wout Borgesius (Maarten Heijmans), het vileine vriendje van Hugo’s oudere dochter Laura die in seizoen twee de serie wekenlang op spanning hield. De film Klem is weliswaar een spannende, bij tijd en wijle onderhoudende, maar zeker geen dramatisch sterke film.

 

1 februari 2023

 

ALLE RECENSIES

Training Day

Tussen goed en kwaad in Training Day
De roep van de wolf

door Tim Bouwhuis

Een themamaand rond Sidney Poitier en Denzel Washington belooft automatisch een reprise van (film)thema’s die in tijden van Black Lives Matter bij voorbaat onder hoogspanning staan. Bij het (her)kijken van Training Day (Antoine Fuqua, 2001) kun je je afvragen of Denzel Washington in zijn Oscarrol als corrupte rechercheur het absolute kwaad belichaamt.

Op de ‘training day’ van een jonge, blanke agent in opleiding zorgt de roep van een wolf direct voor extreme gewetenswroeging. Niemand had Jack Hoyt (een rol van Ethan Hawke) verteld dat de (ongeschreven) wetten van zijn vak zo mogelijk nog meedogenlozer konden zijn dan de wetten van de straat. Alonzo Harris (Washington) is een daadkrachtige sleutelfiguur in het web van dealers en afnemers dat de kansarme (migranten)wijken van Los Angeles omspant, maar zijn optredens en uitspraken verraden al snel een schimmige moraal die de kloof tussen ‘wet’ en ‘wetteloos’ moeiteloos dicht. “Als je iets tegen hen wilt uitrichten, moet je één van hen zijn”, en dus inhaleert Hoyt het fijnere spul zelf ook, en wel op zijn eerste werkdag. Alonzo’s dienstwapen geeft hem weinig keus.

Training Day

Een duivels dilemma
‘De roep van de wolf’ is een karakteristiek inwijdingsmoment: Alonzo imiteert het huilen van de roedel om het kaf (‘de schapen’) van het koren (‘de wolven’) te scheiden en spoort Hoyt aan om hetzelfde te doen. Voor een ‘rookie’ met een gerijpt rechtvaardigheidsgevoel is de roep van Alonzo een duivels dilemma. Hoyt is wat eendimensionaal geïntroduceerd, als een gehoorzame agent die zijn gezin op orde houdt en een naïef vertrouwen heeft in de handhavers van het recht. Scenarist David Ayer (later als regisseur verantwoordelijk voor films als Fury en Suicide Squad) werkt zo welbewust met de kracht van contrast. Omdat het botst tussen de pragmatische wetteloosheid van Alonzo (‘speel het spelletje mee als het je zelf goed uitkomt’) en de premature goedheid van Hoyt, kan de situatie binnen een dag volledig uit de hand lopen.

Het spanningsveld van moraliteit in Training Day heeft een onmisbare raciale component, die een extra dimensie toevoegt aan de thematiek van rechtvaardigheid versus corruptie en verval. Hypothetisch gesteld zullen (nog) meer kijkers anno 2022 vraagtekens plaatsen bij de tegenstelling tussen een ‘goede’ blanke agent in opleiding en een zwarte rechercheur die het niet zo nauw neemt met de wet. Het scenario doet bovendien niets om deze schertsende tegenstelling te bevragen of ontkrachten; de doodsbedreigingen van Russische zware jongens hinten ernaar dat Alonzo zijn ‘straf’ waarschijnlijk niet zal kunnen ontlopen, terwijl Hoyt zichzelf kan louteren door zijn leidinggevende te confronteren.

Gezicht van een generatie
Regisseur Antoine Fuqua (die met Training Day definitief doorbrak in Hollywood, en later onder meer Shooter en Olympus Has Fallen maakte) heeft het in een interview over een ‘wild personage’ dat “moest sterven omdat hij een slecht mens was, een sociopaat”. Maar toch voelde dat voor Fuqua alsof hij een kind verloor. Het ‘kwaad’, absoluut of niet, heeft een vreemde aantrekkingskracht. Denzel Washington, de acteur die ook nog eens het meest tot de verbeelding spreekt als de held van het affiche (van Malcolm X tot Man on Fire en The Equalizer), staat ook als ‘bad guy’ garant voor de beste quotes (“This sh*t is chess, it ain’t checkers!”), en niet Ethan Hawke, maar hij won de Oscar voor beste hoofdrol (voor Hawke bleef het bij een nominatie voor beste bijrol).

Na Sidney Poitier is Washington het gezicht van een generatie zwarte acteurs die wordt geprezen onder de notie van zwarte ‘agency’, ofwel de kracht om te vertegenwoordigen, naar eigen hand te zetten, met Malcolm X (Spike Lee, 1992) als meest typische voorbeeld. Een blanke regisseur was er misschien niet mee weggekomen om Washington zo duidelijk het kwaad te laten belichamen, maar Fuqua is niet blank, en zo speelt Training Day met stereotypen op een manier die onder andere omstandigheden (en later dan 2001, toen de film uitkwam) ongetwijfeld strenger veroordeeld zouden zijn.

Training Day

Ironie van een veroordeling
Als advocaat van de duivel zou je kunnen stellen dat Alonzo in Training Day niet het absolute kwaad belichaamt, maar juist duidelijk maakt dat het kwaad van de (drugs)wereld alleen met kwaad bestreden kan worden. Dat de corrupte hoofdpersoon zwart is, sterkt de geloofwaardigheid van de plot: een blanke rechercheur zou zijn voeten immers niet zo stevig aan de grond kunnen krijgen in de etnisch diverse omgeving die in de film wordt getoond. De woorden van Fuqua en Washington zelf later echter weinig te wensen over. Sterker nog, Washington stond erop dat zijn personage in het definitieve scenario gestraft zou worden (“I told the director I couldn’t justify him living in the worst way unless he died in the worst way”), en dat er dus directe consequenties aan zijn wetteloze gedrag verbonden zouden zijn.

Deze houding laat zien dat grote, haast onbegrensde thema’s als racisme en goed en kwaad zich niet zomaar laten aankaarten door de lens van ‘blank en zwart’; alsof alleen scenarist David Ayer en Ethan Hawke verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor de vooroordelen die Training Day in stand zou houden. De ironie is fascinerend: we kijken naar een acteur, Washington, die wordt geprezen om zijn heroïsche bijdrage aan de zwarte filmcultuur. En toch is het grotendeels aan hem te wijten dat je Training Day van een racistische blik op de ‘war on drugs’ kunt beschuldigen.

Kijk hier wanneer Training Day draait.

 

29 juli 2022

 

Meer Sidney Poitier & Denzel Washington

Innocents, The

****
recensie The Innocents
Gebroken glas in een schoen

door Cor Oliemeulen

Kinderen en bovennatuurlijke gaven vormen een dodelijke combinatie in het sfeergevoelige Noorse opgroeidrama The Innocents.

Eskil Vogt vormt samen met beste vriend Joachim Trier een bijna onafscheidelijk Noors duo dat verantwoordelijk is voor het boeiendste dat de Scandinavische cinema het laatste decennium heeft voortgebracht. Meestal schrijven ze samen het scenario, maar af en toe klimt Vogt zelf op de regisseursstoel. In zijn debuutfilm Blind (2014) kruipt hij in het hoofd van een jonge vrouw die plotseling haar gezichtsvermogen verliest en door middel van herinneringen en fantasie, samen met de kijker, haar weg in het donker moet zien te vinden. Eskil Vogt bedacht voor films van Joachim Trier al verhalen over tieners (Thelma, 2017) en jonge volwassenen (Reprise, 2006; Oslo August 31st, 2011; The Worst Person in the World, 2021), in zijn tweede regiefilm The Innocents krijgen jonge kinderen te maken met onbekende en onbestemde omstandigheden.

The Innocents

Moraliteitsbesef
Vogt liet zich inspireren door zijn eigen kinderen, die net als al hun leeftijdsgenootjes tijdens het opgroeien experimenteren en grenzen opzoeken. De vier kinderen in The Innocents zijn al even onschuldig, maar bovennatuurlijke gaven compliceren de weg naar moraliteitsbesef en realiteitszin. Neem nu Ida (Rakel Lenora Fløttum), die met haar gezin naar een stadje aan de rand van een bos is verhuisd en al snel kennismaakt met Benjamin (Sam Ashraf). Zij imponeert hem door haar flexibele armen te overstrekken, waarna Benjamin met zijn gedachten een steentje laat bewegen. Ze vinden elkaars talenten allebei even cool.

Ida schaamt zich voor haar oudere zusje Anna (Alva Brynsmo Ramstad) die ze buitenshuis moet begeleiden omdat Anna zwaar autistisch is en enkel korte geluidjes uitstoot. Volgens Ida voelt Anna geen pijn, ook als Benjamin hard in haar arm knijpt, geeft zij geen krimp. Echter het meisje Aisha (Mina Yasmin Bremseth Asheim) vertelt Ida en Benjamin dat Anna wel degelijk pijn kan voelen, maar niet in staat is haar emoties uit te drukken. Aisha kan het weten, ze is hypersensitief en kan soms gedachten lezen en voelen wat anderen voelen. Het viertal trekt met elkaar op, totdat een van hen een schokkende handeling verricht en een tiener wordt vermoord.

The Innocents

Kijk op de wereld
Wanneer het opgroeidrama zich ontpopt als bovennatuurlijke thriller doet de film al snel denken aan de Zweedse vampierfilm Let the Right One In (2008) van Tomas Alfredson, waarin jonge kinderen proberen te ontsnappen aan ouderlijke controle en zich overgeven aan duistere krachten, en het als sprookje verklede Mexicaanse drama Tigers Are Not Afraid (2019), waarin kinderen door fantasie de alledaagse ellende proberen te vergeten. Ook The Innocents wordt verteld vanuit het perspectief van kinderen. De camera is vooral laag gepositioneerd en focust op details waarop kinderen letten. Symbolisch zijn de shots van Ida die liggend op een schommel de wereld ondersteboven ziet en Benjamins beperkte blik op de realiteit kijkend door een gat in zijn broodje. De geluidsband is bij vlagen al even verontrustend.

The Innocents slaagt door de geheime wereld van de kindertijd bewonderenswaardig te portretteren en de perfecte casting van de vier kinderen. Terwijl de horrorgebeurtenissen zich langzaam opstapelen, lijkt Vogt wat te stoeien met de climax van zijn verhaal die misschien een beter lot had verdiend. Hoewel, de dood van een van de kinderen komt onverwacht, maar past in het plaatje: het leven gaat verder, zonder dat de volwassen buitenwereld een idee heeft wat zich allemaal tussen de kinderen heeft afgespeeld.

 

11 juli 2022

 

ALLE RECENSIES

Card Counter, The

***
recensie The Card Counter
Boontje komt om zijn loontje

door Cor Oliemeulen

Een mysterieuze man slijt zijn dagen in het casino. Hij is bedreven in kaartspellen, maar wordt gekweld door nachtmerries waarin mensen worden gemarteld. Als hij kennismaakt met een jongeman wil hij deze behoeden voor fouten die hijzelf beging. Wie houdt van feelgood kan misschien beter geen films van Paul Schrader kijken.

Als vertegenwoordiger van de nieuwe generatie filmmakers die vanaf begin jaren zeventig symbool stonden voor New Hollywood (de zogenaamde movie brats) is de Amerikaanse regisseur en scenarist Paul Schrader veel minder bekend dan Steven Spielberg, Francis Ford Coppola en Martin Scorsese. Natuurlijk oogstte Paul Schrader veel lof en faam voor het schrijven van Scorsese’s Taxi Driver (1976), maar de gemiddelde filmliefhebber zal niet snel een aantal films kunnen noemen die hij regisseerde.

The Card Counter

Einzelgänger
Desalniettemin is vooral het begin van Schraders oeuvre – met films als Blue Collar (1978), Hardcore (1979), American Gigolo (1980) en Cat People (1982) – indrukwekkend. Maar de laatste decennia vallen er bar weinig hoogtepunten te ontdekken, uitgezonderd bijvoorbeeld First Reformed (2017), waarin een priester zijn geloof in God en de mensheid verliest (sterk geïnspireerd door Winter Light (1963) van Ingmar Bergman en Journal d’un curé de campagne (1951) van Robert Bresson) en zich in de finale uitrust met een bomgordel teneinde zichzelf en de hypocriete kerkgangers tijdens een dienst op te blazen.

Het zijn dus geen alledaagse verhalen die Paul Schrader zijn publiek vertelt. Je kunt het hem nauwelijks kwalijk nemen dat er bij zijn hoofdpersonages altijd wel een steekje loszit. Als jochie in Michigan opgevoed door streng-calvinistische ouders zag hij pas op zijn achttiende voor het eerst een film, The Nutty Professor (1963) met Jerry Lewis. Maar dat soort komedies vond hij flauw en hadden volgens Schrader niets te maken met de menselijke ziel. Liever ging hij zelf films schrijven met karakters die zich bewust of onbewust moederziel alleen bewegen in de schaduwzijde van de samenleving én een daad willen stellen, met als doel verlossing.

Martelpraktijken
The Card Counter
(2021) past naadloos in dat stramien. Ditmaal introduceert Paul Schrader een wat zwijgzame man die zich William Tell noemt. Oscar Isaac (Inside Llewyn Davis, 2013) is geloofwaardig als notoir casinobezoeker die zijn demonen op afstand probeert te houden. Na ruim acht jaar gevangenschap, waarin hij zich danig heeft bedreven in het tellen van speelkaarten en kansberekeningen, wordt hij nog steeds gekweld door nachtmerries. Niet vreemd als je getuige bent van misstanden in geheime kelders waarin van terreur verdachte islamieten worden vernederd en gefolterd (denk aan Abu Ghraib in Irak).

The Card Counter

Vanaf het moment dat duidelijk is dat ook onze William Tell meedeed aan deze mensonterende praktijken wordt het voor de kijker beduidend moeilijker zich met dit op het oog sympathieke hoofdpersonage te identificeren. Of moeten we Tell misschien ook beschouwen als slachtoffer? De man lijkt veel spijt en schaamte te hebben. Destijds was hij ‘slechts’ een jonge soldaat die zich had laten hersenspoelen door zijn omgeving, in het bijzonder majoor Gordo (Willem Dafoe), die de groentjes klaarblijkelijk geen andere keus liet.

Wraak
Op een dag wordt Tell in een casino benaderd door Cirk (Ready Player One, 2018) wiens vader ook moest deelnemen aan het vernederen en martelen van gevangenen, echter die pleegde zelfmoord. Cirk wil nu wraak nemen op Gordo, ook omdat die net als andere hooggeplaatste officieren niet werd veroordeeld. Hoewel Tell er alles aan doet om de zoon van zijn oud-collega te behoeden voor stommiteiten en hem een kansrijke toekomst zonder ellende wil aanbieden, ligt het voor schrijver/regisseur Paul Schrader ook ditmaal voor de hand om zijn verhaal te laten uitmonden in een bloedbad (weliswaar buiten beeld).

Het ongemak bij het kijken van The Card Counter heeft alles te maken met het mishandelen van mensen (wetende dat in de gemiddelde thriller mensen bij bosjes worden doodgemaakt), maar de flarden van vernedering en foltering zijn kennelijk nodig om je beter te kunnen inleven. Ook het eind vorig jaar verschenen The Mauritanian – over de ten onrechte langdurig opgesloten en gemartelde Mohamedou Ould Slahi (die zijn getuigenissen optekende in een bestseller) in Guantánamo Bay – is geen pretje om naar te kijken. We wachten op een film over de Oeigoeren…

 

5 februari 2022

 

ALLE RECENSIES

Titane

**
recensie Titane

Spel met seksualiteit en identiteit

door Jochum de Graaf

Titane, de tweede film van de Franse filmregisseur Julia Ducournau, won afgelopen juli verrassend de Gouden Palm. Verrassend omdat het niet alleen pas de tweede keer was dat een vrouw de prestigieuze prijs won, maar vooral ook omdat voor het eerst in de geschiedenis van Cannes een film uit het horrorgenre zo bekroond werd.

Juryvoorzitter Spike Lee was zelf zo enthousiast dat hij bij begin van de prijsuitreiking al de uitslag verried. De kritiek was niet onverdeeld positief, sommigen roemen Titane vooral als een ‘futuristische kijk op seksualiteit’, ‘een ontroerende meditatie over identiteit’, anderen zien het als een ‘verknipte, bombastische uiting van body horror’.

Titane

Autofetisj
Nu maakte Ducournau zes jaar geleden in Cannes al naam met haar debuutfilm Raw, waarin een eerstejaars studente diergeneeskunde, vegetariër, een onverzadigbare honger naar mensenvlees ontwikkelt. Je hoeft dan ook niet vreemd op te kijken van de buitenissige plot van Titane waarin hoofdrolspeelster Alexia (Agathe Rousselle) als kind na een auto-ongeluk een titanium plaat boven haar oor ingeplant krijgt en op latere leeftijd een bizarre autofetisj ontwikkelt.

Aanvankelijk krioelt ze als pitspoes op autoshows geil over de motorkap van sexy sportwagens, allengs nemen haar seksuele aberraties toe en heeft ze zittend op de achterbank geslachtsgemeenschap met een uit de kluiten gewassen Cadillac. Haar buik begint te zwellen, ze lijkt zwanger te worden; als ze geweld gebruikt of geslagen wordt, sijpelt bloed uit haar wonden zo zwart als motorolie. Haar ongebreidelde seksdrive slaat om in een onbeheerste dwang tot een serie moorden, ‘Love is a dog from hell’ heeft ze op haar borst getatoeëerd.

Om onherkenbaar voor de politie te blijven, slaat Alexia zich blauw, breekt haar neus op de rand van een toilet, scheert haar haar af, bindt haar borsten af en kleedt zich als man. Op de vlucht wordt ze liefdevol in de armen gesloten door de macho brandweercommandant Vincent (Vincent Lindon), ook al zo’n getormenteerd personage, Hij tracht de aftakeling van zijn gebronsde bodybuilderslijf met anaboleninjecties tegen te gaan, en ziet in de androgyne Alexia zijn al jaren vermiste zoon Adrien.

Titane

Zinloos
Alexia wordt Adrien en Adrien wordt op den duur weer Alexia, een non-binair persoon. We zien haar evolueren van iemand die bruut is tot iemand die meer verfijnd wordt en zachtaardig is. In het begin, als pitspoes, is ze een stoere fysieke vrouw; halfweg, in het brandweermilieu, is ze een schuchtere zwijgzame wat in zichzelf gekeerde jonge man om uiteindelijk weer als vrouw het leven te schenken aan een baby met een titanium ruggenwervel.

Dit spel met seksualiteit en identiteit houdt de vaart wel in de film, vooral door het goede acteerwerk van Agathe Rousselle. Maar de seksuele aberratie met auto’s en met name in het luchtledige hangende reden waarom ze zich tot seriemoordenaar ontwikkelt, komt tamelijk ongeloofwaardig over.

Misschien zit de crux in de scène als Alexia op een feestje na een lesbisch liefdesspel eerst haar vriendin om het leven brengt en vervolgens ook een toevallige getuige. Wanneer ze daarna nog weer een opduikende partyganger ontwaart roept ze uit: ‘met hoeveel zijn jullie hier eigenlijk’. Fans van het horrorgenre zullen dit wellicht als goede zwarte humor ervaren, maar de verbetenheid waarmee Alexia te werk gaat, heeft toch vooral het effect van buitensporig zinloos geweld.

De relativerende groteskheid waarmee bijvoorbeeld Tarantino geweld in beeld brengt, ontbreekt totaal in Titane. Op geen enkel moment kan er in de bijna twee uur van de film al is het maar een glimlach vanaf. Dat maakt dat, gepaard aan de vrij zwakke slotscène, het negatieve oordeel van vooral een verknipte, bombastische horrorfilm toch overheerst.

 

25 augustus 2021

 

ALLE RECENSIES

Burgerwachten met vuisten

Burgerwachten met vuisten

door Bob van der Sterre

Badge 373 ♦ Un Condé ♦ Vigilante

 

Wat als de wet niet werkt? Dan ben je zelf maar rechter en beul tegelijk. Puik materiaal voor films en genoeg klassiekers in dit genre (Point Blank, Get Carter, Death Wish). Uiteraard zijn er ook een paar minder bekende films.

In Badge 373 uit 1973 wordt Eddy eervol ontslagen nadat hij een man van het dak laat vallen. Hij wordt barman. Zijn oude maat komt wat drinken. En wordt die avond vermoord.

Robert Duvall neemt wraak
Dat kan Eddy niet over zich heen laten gaan. Badge of geen badge (het laatste dus), hij wil weten zitten hoe het zit. Er is iets met een Puerto Ricaanse bende, geleid door een Puerto Ricaanse onafhankelijkheidsstrijder. En ene Sweet Williams, een twijfelachtige zakenman (doet ook in wapens), ook al van Puerto Ricaanse afkomst. Eddy moet hem te grazen nemen.

Robert Duvall speelt de hoofdrol in Badge 737, maar dat maakt deze film nog niet goed. Eerder het tegenovergestelde. Robert Duvall had er duidelijk geen zin in. Af en toe schreeuwt hij ineens heel hard om zijn twijfelachtige acteerwerk te compenseren.

De film overleeft alleen dankzij zijn cultreputatie. Dialogen zijn moeizaam. De film is gemonteerd alsof de editor met vakantie was. En al die onbedoeld hilarische che?-momenten. Dat hij met zijn linkerhand leert schieten (rechts zit in het gips). Dat de badguy zijn zonnebril niet afdoet zelfs als hij ’s avonds een hijskraan beklimt. Dat Duvall uit een raam springt en meteen in de Hudson belandt (praktisch). En hij kaapt een complete stadsbus om te ontkomen aan zijn belagers.

Mr. Egan alias Popeye een bekende karakternaam? Dat klopt, dat was een echte detective uit New York die de inspiratie was voor Doyle in The French Connection (1971). Betwijfel of hij ooit een stadsbus heeft gekaapt voor een achtervolging.

Franse Dirty Harry
In Un Condé (1970) loopt het ook allemaal de spuigaten uit met een paar brutale gangsters. Die werken voor misdaadbaas Tavernier en smijten Robert Dassa van het dak van zijn nachtclub. Zus Hélène Dassa neemt de nachtclub over. Ook zij wordt lastiggevallen door dezelfde gangsters, die haar meer dood dan levend achterlaten in de nachtclub.

Hélènes vriend Dan Rover (was bevriend met Robert) gaat met zijn maat Viletti als echte burgerwachten op zoek naar wraak. De gangsters moeten eraan! Ze pompen Tavernier vol lood. Dan begint de ellende pas. Want twee detectives (Favenin en Barnero) zitten ze achterna. Een van de burgerwachten schiet inspecteur Barnero neer. Dat vindt Favenin niet leuk. Hij gaat op een wraaktocht zonder weerga. ‘Weet je wat dit is?’ ‘Een silencer?’ ‘Ja, en daarmee ga ik je neerschieten.’ ‘Ik heb kinderen!’ ‘En Barnero? Hij had ook kinderen.’

Een clusterfuck van wraakcomplexen. De burgerwachten die achterna worden gezeten door een ‘tough cop’. Favenin hangt zelfs een man op in zijn badkamer om namen uit te slaan.

Vrijwel elk artikel over deze film noemt Dirty Harry, omdat je dit nauwelijks anders kunt zien dan een Franse Dirty Harry. Bouquets emotieloze blik maakt het heel intens en geloofwaardig, misschien wel geloofwaardiger dan de overdreven stoere rol van Clint Eastwood. Thuis is hij nog steeds de brave burgerman, die tevreden knort bij de gerechten van zijn vrouw. Pas ‘s avonds, als hij op stap gaat, verandert hij in een agent-beest.

De film (naar een boek van Pierro Lesou) is grof en intens. Steeds op onverwachte momenten. Met de sobere filmstijl (Yves Boisset, fan van Melville) komen die scènes wel aan. Je moet wel een beetje in de stemming zijn voor bot geweld van een typische ‘tough cop’. Want de martelscène was zo schokkend dat ie werd gecensureerd (en de Franse censuur was toch redelijk liberaal) en is pas sinds de blu-ray-release te zien.

Fabrieksarbeider pakt tuig
In Vigilante (1982) zien we het scum van de aarde: figuren die voor de lol de akeligste dingen uithalen. Zelfs betalen voor tanken, vinden ze onder hun niveau. Ze spuiten de tankeigenaar onder de benzine. Een vrouw die ze dan een klap geeft, staat meteen op een lijst om nog eens iets tegen te ondernemen. En dat gebeurt dan ook.

Fabrieksarbeider Eddie Martino, de man van deze moedige vrouw, krijgt geen genoegdoening via het recht. Hij wil het tuig terugpakken. Dan blijkt dat collega-arbeiders een ‘vigilantengroep’ zijn begonnen. Ze staan onder leiding van ene Nick. Die heeft al lang zijn ogen gericht op de hoogste baas in het wereldje: ‘Mr. T’ Stokes. Die verdient goed aan de ellende in deze New Yorkse wijken.

Ja, deze film gaat er goed in hoewel het plot op vakantie is. Pluspunten voor de vele geweldige locaties in Brooklyn en de Bronx. De film is dan ook van Bronx-New Yorker William Lustig, die ook al in Maniac (1980) oog voor zulke locaties had. Die slasherfilm is veel bekender dan deze film (mede door de remake uit 2012). Lustig (toen pas 25) bewijst dat je ook een normale filmloopbaan kunt beginnen als pornoregisseur, want dat soort films maakte hij hiervoor.

De film heeft minpunten. Robert Forster is de binnenvetter der binnenvetters. Die emotieloze acteerstijl paste beter bij de latere rollen die hij speelde (zoals Jackie Brown en Better Call Saul). Bij dit drama verwacht je toch wat meer emotie dan wat je nu ziet. Soms neigt de film ook wel naar geweldskitsch (doorzeven van auto’s in slow motion).

Vigilante is ook weer zo’n productie vol verhalen. Neem de acteur die Eddie lastig valt in de bajes: hij werd later echt veroordeeld wegens moord. De advocaat die te laat komt, was echt veel te laat voor de opnamen (ze hadden voor hem talloze hotels afgezocht). De auto-achtervolging, geïnspireerd door The French Connection, was gefilmd zonder vergunningen. Populaire salsazanger Willie Colon (gangster Rico) deed vooral mee voor de soundtrack.

En hoewel de film het goed deed, verdiende Lustig er geen cent aan. De producent ervan vluchtte in 1985 met het geld uit de VS. Door rechtszaken verloor Lustig er zelfs geld op.

Zo zijn er vast nog honderden gevallen. Je zou er bijna filmvigilant van worden.

 

9 mei 2021

 

Un Condé (1970)

 
Alle Camera Obscura

Red Road

****
IFFR Unleashed – 2007: Red Road
De nieuwe Schotse hooglanden

door Tim Bouwhuis

Red Road opent met het alziend oog van de hoofdpersoon en een overweldigende wand van videoschermen. De beelden van bewakingscamera’s bieden Jackie, hun voornaamste toeschouwer, de illusie van controle. De grip op haar eigen leven blijkt zij in een vroeger stadium te zijn kwijtgeraakt.

Met een bedrieglijk eenvoudig uitgangspunt creëert debuterend regisseuse Andrea Arnold (Fish Tank, Wuthering Heights, American Honey) een gespiegelde wereld voor haar getroebleerde hoofdpersoon. Als de baan van Jackie (Kate Dickie) model moet staan voor de moderne farce van zekerheid en overzicht door surveillance, gedraagt Jackie zich zelf juist in alle opzichten onberekenbaar. Alsof ze het levende bewijs is dat alomtegenwoordige camera’s de mens niet kunnen temmen.

Red Road

Jackie’s belangrijkste taak bestaat eruit contact op te nemen met de surveillancediensten in de omgeving als ze iets verdachts observeert. Dat gaat al snel mis. Een man lijkt zich op te dringen aan een dame in wat vervolgens een seksuele ontmoeting met wederzijds goedkeuren blijkt te zijn. Bij de belangrijkste observatie van de film liegen de beelden niet. Jackie herkent een man (Tony Curran) die iets in haar losmaakt; verwarring, obsessie, ingehouden agressie. Ze ontpopt zich tot zijn schaduw.

Tussen agressie en passie
Het siert Arnold dat ze zich niet haast te verduidelijken waarom haar hoofdpersoon zo’n fascinatie ontwikkelt voor een man die Jackie op zijn beurt helemaal niet lijkt te (her)kennen. Kijkers worden zo onherroepelijk deelgenoot van Jackie’s onevenwichtige gedrag – schipperend tussen agressie en passie – en kunnen moeilijker ontsnappen aan de door trauma aangedreven zweem van desoriëntatie die zich van haar meester heeft gemaakt. Het loshandige camerawerk, dat de zintuiglijke ervaring benadrukt en uitvergroot, draagt hier nog eens extra aan bij.

Red Road werd ontwikkeld als de opener van een destijds beoogd drieluik, getiteld The Advance Party (de derde film werd uiteindelijk nooit gemaakt), dat schatplichtig moest zijn aan de Deense Dogma-stroming van de jaren negentig. De films moesten verschillende regisseurs hebben maar voortborduren op dezelfde personages, die waren geschreven door de Deense filmmakers en scenaristen Lone Scherfig (An Education) en Anders Thomas Jensen (Adam’s Apples, Riders of Justice).

Red Road

Stijlkenmerken
Het is wellicht tekenend dat ondergetekende er pas na het kijken achter kwam dat deze productie gebaseerd was op een overkoepelend conceptueel project met een dergelijke voorgeschiedenis. Zo voelt
Red Road nooit aan als een geïnstrueerd drama of een stellig vormexperiment, ook al leunt Arnold wel degelijk op stijlkenmerken (geen externe belichting, het eerder genoemde handheld camerawerk) die door Dogma 95 werden gepropageerd. Telkens overheerst de indruk van levensechte personages, zoals die bijvoorbeeld ook terug te vinden zijn in het vroege werk van de Schotse Lynne Ramsay (Ratcatcher, Morvern Callar). Dickie is compleet geloofwaardig in haar hoofdrol.

Het grauwe aanzicht van de film is passend voor een verloederd deel van Glasgow, waar zogeheten ‘high-rise’ flats (die referenties naar J.G. Ballard’s gelijknamige roman uit 1975 – verfilmd door Ben Wheatley – oproepen) als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten. Verwacht hier alleen geen decadente etages die speciaal voor de allerrijksten van alle gemakken zijn voorzien. Een groezelige lift leidt in Red Road naar het appartement van de schim uit Jackie’s verleden. Een schrijnende sociaaleconomische oplossing voor een vastgesteld woningtekort, en kennelijk ook de enige plaats waar Jackie kan afrekenen met het trauma dat ze met zich meedraagt.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 26 mei 2021.

19 april 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Adult Fun

***
IFFR Unleashed – 1973: Adult Fun
Dubbelzinnige pret

door Alfred Bos

Adult Fun is een obscure speelfilm van de Engelse schilder en regisseur James Scott. De onafhankelijk geproduceerde film ging in november 1972 in première op het London Film Festival en is nadien zelden te zien geweest. Het is een rariteit die qua vorm, aankleding en psychologie de geest van de vroege jaren zeventig in een momentopname vangt.

Als zoon van twee kunstenaars – vader William Scott is een van de bekendste Britse schilders van de vorige eeuw, ook moeder Mary was artistiek angehaucht – had James Scott (1941) op de kunstacademie niet alleen belangstelling voor beeldende kunst, maar ook voor fotografie en film. Toen hij in 1970 toetrad tot het radicale Londense Berwick Street-filmcollectief had hij reeds een aantal korte films en documentaires over kunstenaars gemaakt.

Adult Fun

Scott maakte slechts een handvol speelfilms. Adult Fun was zijn eerste, de Hollywood-komedie Strike It Rich (met Molly Ringwald en de Engelse acteur Robert Lindsay) zijn laatste. Kort daarop, in 1990, verhuisde hij naar Los Angeles en verruilde film voor beeldende kunst. Al sinds de jaren zeventig zijn Scotts kortfilms en documentaires te zien geweest op retrospectieven en festivals, waaronder het IFFR.

Britse nouvelle vague
Scotts maakte zijn eerste film, het 24 minuten lange The Rocking Horse, tijdens zijn studie. Onderwerp is een ontmoeting, of eigenlijk confrontatie, van twee lagen van de Britse samenleving: de toevallige romance van een nozem (arbeidersklasse) en een schilderes (bourgeois). De acteurs waren studiegenoten, in hun eerste en enige filmrol. Drewe Henley, de antagonist, zou na een bijdrage aan de tv-serie De Wrekers (seizoen 5, aflevering 13, van april 1967) een respectabele loopbaan als acteur in film en tv-series opbouwen.

Dezelfde dynamiek zien we in Adult Fun. Een kleurloze kantoorslaaf verliest zijn baan en zijn leven begint te ontrafelen. Hij raakt betrokken bij een schimmig spionagespel en georganiseerde misdaad. Uiteindelijk verliest hij alles: zijn gezin, zijn minnares, zijn identiteit, zijn leven. Het laatste gesproken woord op de geluidsband is niet toevallig nothing. De toon van de film is antiburgerlijk, de samenleving heeft psychopathische trekjes. Ook de manier van filmisch vertellen heeft overeenkomsten met de nouvelle vague van Agnès Varda en Jean-Luc Godard.

Aldus is Adult Fun een kruising van Performance (onderwereld ontmoet artistieke bohemien) en Wonderwall (krankzinnig en niet altijd geslaagd filmexperiment), twee films die – net als Adult Fun – karakteristiek zijn voor de culturele omslag van eind jaren zestig, waarin de verbeelding en idealen van een nieuwe generatie botsten op de onvergankelijkheid van de menselijke natuur.

Beroepsnon-conformisten
Adult Fun doet denken aan de films die Pim de la Parra in de jaren zeventig en tachtig in Nederland maakte. Hij oogt rommelig, al improviserend tot stand gekomen en wellicht met onderbrekingen gedraaid. Veel scènes zijn quasidocumentair vastgelegd met één camera; de binnenscènes beroerd uitgelicht en buitenscènes onderbelicht; de dialogen soms nauwelijks verstaanbaar; de montage vaak onnavolgbaar en dat laatste letterlijk. Kortom, de onconventionele warboel die begin jaren zeventig ‘progressief’ en ‘artistiek’ werd geacht.

Tegenover de atonale pianoklanken op de geluidsband staan het plezier en de energie waarmee een groep geestverwante beroepsnon-conformisten zich inzet voor het project van de regisseur en diens script. Alle belangrijke rollen, ook de bijrollen, worden vertolkt door acteurs met ervaring in de wereld van film en/of televisie en menigeen blijkt een halve eeuw later een klinkend cv achter te hebben gelaten; veel van hen zijn inmiddels overleden.

Het geïmproviseerde karakter van de film toont zich onder meer in het gebruik van authentieke non-acteurs, zoals zwervers, dronkaards en prostituees, gefilmd in hun natuurlijke omgeving van Camden Town en Lavender Hill, wijken in Londen die bekend staan om hun markten en straatleven. Ze zijn decoratie, maar geïntegreerd in het verhaal van de film en de psychologische desintegratie van de hoofdpersoon, Chris Thompson; die wordt gespeeld door Peter Marinker, op hoge leeftijd nog steeds actief als stemacteur. Deborah Norton, die in Adult Fun debuteert als Thompsons buitenechtelijke scharrel, het fotomodel Jenny, zou zich ontwikkelen tot veelgevraagd actrice.

Adult Fun

Vervreemding
Hoezeer Adult Fun het product is van de tijdsgeest en een gedeelde mentaliteit blijkt vooral uit een scène niet lang na het begin van de film. Thompson en zijn vrouw (Judy Liebert) gaan, heel burgerlijk, eten bij een bevriende kunstenaar. Die wordt gespeeld door Bruce Lacey, in werkelijkheid een kunstenaar van het excentrieke soort, een representant van de tegencultuur van de jaren zestig. Lacey is avant-garde performance-artiest, maker van allerhande robotachtige installaties – er staat er een in het Tate – en het onderwerp van zowel een documentaire van Ken Russell (The Preservation Man, 1962) als de song Mr. Lacey, te vinden op het tweede album van Fairport Convention, What We Did On Our Holidays uit 1969.

Naast Lacey zitten op de bank zijn vijftien jaar jongere echtgenote Jill Bruce (geboren Smith), kostuummaakster en performance-artiest, en Beryl Bainbridge, actrice en een van Engelands meest gewaardeerde schrijvers van na de oorlog, al moest die faam op dat moment nog komen. Dat het drietal zich vervolgens – hij gekleed, Bainbridge gedeeltelijk ontbloot en Jill Bruce topless – amoureus verstrengelt is héél erg begin jaren zeventig.

Helemaal omdat er een roodfilter voor de lens wordt gezet en het beeld het gezichtspunt van protagonist Thompson verbeeldt. Die zit, gezellig op visite, met hoofdtelefoon op de oren in zijn eigen wereld. De vervreemding en de desintegratie van zijn identiteit zijn ingezet.

Voice-over van een geest?
In diezelfde scène is er nog iets aan de hand. De televisie staat aan en daarop zien we beelden uit de Amerikaanse sciencefiction tv-serie Lost In Space, die van 1965 – dus nog voor Star Trek – tot 1968 op de buis was. Als Adult Fun in 1970 of 1971 is gedraaid, rijst de vraag: waar komen die beelden vandaan? Op dat moment was er nog geen videorecorder. Die beelden moeten eerder zijn geschoten en vervolgens in de scène zijn gemonteerd.

Iets dergelijks gebeurt later op de geluidsband. Daar horen we de voice-over van Thompson, de hoofdpersoon, wat gezien het slot van de film helemaal niet kan. En we horen dialogen en omgevingsgeluid, regelmatig gemengd met detonerende pianoklanken. Soms is dat omgevingsgeluid muziek, zoals Honky Tonk Women van de Rolling Stones dat speelt op een jukebox. Maar niet lang daarna klinkt op de geluidsband opeens, uit het niets, James Taylor en diens Soldiers, van zijn album Mud Slide Slim, uitgekomen in maart 1971. Het is de enige song die de kijker hoort en de personages niet, de enige niet-diëgetische popmuziek in de hele film. Waar komt die vandaan?

Geeft Soldiers misschien commentaar op de handeling? Nee, dat doet het niet. Het nummer is simpelweg gekozen om zijn lengte. Het vult 1 minuut en 15 seconden op de geluidsband. Het is illustratief voor de speelse en geïmproviseerde wijze waarop de film tot stand is gekomen.

Adult Fun

Guerrilla-filmen
Elders in de film zien en horen we een straatmuzikant. Hij zingt – en niet eens zo beroerd – Helplessly Hoping, een nummer van Stephen Stills. Het was voor het eerst te horen op het debuutalbum van Crosby, Stills & Nash, verschenen in mei 1969. Die diëgetische muziek, van dezelfde straatmuzikant met hetzelfde nummer, komt later in de film terug. Niet in een voorval met Thompson, zoals de eerste keer, maar in een scène rond Jenny, zijn vriendin. Het lied is louter decor, het wordt niet thematisch ingezet. Het is het resultaat van guerrilla-filmen.

Adult Fun reflecteert op zichzelf, maar niet op een postmoderne manier. Opa, de vader van Thompsons vrouw, filmt het gezin met zijn Super 8-camera. En er is een scène in de bioscoop, de personages zien een balletfilm. Radio, televisie, media spelen geen onbelangrijke rol in de film. Ze bepalen en reflecteren het mentale landschap van de protagonist die gaandeweg meer en meer vervreemdt van de werkelijkheid.

Tegen Jenny zegt Thompson dat hij op zoek is naar wie hij is. “Whether there is anything inside me at all.” Enige tijd later merkt hij op dat je de wereld van meerdere kanten moet bekijken. Dat “detaches yourself, sets you free”. We zien een schilderij van Saturnus die een van zijn kinderen verslindt. Thompson speelt een spel met rollen, maar het personage eet de persoon op.

Dubbelzinnig
Rond diezelfde tijd wees de Engelse auteur J.G. Ballard er op – in diens collageroman The Atrocity Exhibition, de gelijknamige installatie in het New Arts Lab en de kortfilm Crash, gemaakt voor de BBC – dat de met media doordrenkte maatschappij van de jaren zestig oorzaak was van een psychose waarin realiteit en mediarepresentatie van plek zijn verruild; het simulacrum heeft de werkelijkheid overgenomen. Adult Fun lijkt iets dergelijks te willen zeggen. Is Thompson een onverbeterlijke nihilist? Of een opgeblazen ego dat niet kan leven naar zijn wensendromen?

Adult Fun is een dubbelzinnige titel. Het kan worden uitgelegd als bijtend commentaar op de wereld van volwassenen, met hun egoïsme, eerzucht, agressie, (zelf)bedrog en hebzucht. En het kan slaan op de film zelf, op de lol die een vriendenclub van grote kinderen heeft gehad in het maken ervan. Adult en fun hoeven elkaar niet in de weg te zitten.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 7 april 2021.

De documentaires van James Scott over kunstenaars als David Hockney, Richard Hamilton, Claes Oldenburg en R.B. Kitaj, inclusief de film over zijn vader William Scott, Every Picture Tells a Story (1984), zijn verzameld op de 2dvd Every Picture Tells a Story: The Art Films of James Scott, een uitgave van het British Film Institute.

26 februari 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Duelles

***
recensie Duelles

Perfecte droom ruw verstoord

door Cor Oliemeulen

Het plotselinge verlies van een kind wekt bij alle betrokkenen hevige, maar begrijpelijke emoties op. De Belgische psychologische thriller Duelles doet daar nog een flinke schep bovenop.

Als Theo tijdens de begrafenis van zijn beste vriendje Maxime zijn verloren geachte favoriete knuffelbeest in de kist ziet liggen, reageert hij ontstemd en wil hij het pakken. Door deze gênante vertoning slepen Theo’s ouders hem de kerk uit en geeft vader zijn zoontje in de auto een tik om hem te kalmeren. Het is een aangrijpende scène met begrijpelijke emoties na de tragedie die zich eerder heeft afgespeeld en vormt de opmaat voor een psychologische thriller met Hitchcockiaanse trekjes.

Duelles

Schuldgevoelens
Duelles speelt zich zich bijna helemaal af in de twee-onder-een-kapwoning van een keurige buitenwijk in de jaren zestig. We maken kennis met Alice en Céline en hun kleine gezinnetjes, hun onberispelijke kapsels, kleding en interieurs, de perfecte gazonnetjes en de mooie auto’s. De buurvrouwen zijn hechte vriendinnen geworden en hun twee even oude zoontjes, Theo en Maxime, spelen bijna altijd samen en komen regelmatig bij elkaar over de vloer. Dat ideaalbeeld kan natuurlijk niet goed blijven gaan. Op een dag als Alice in de tuin werkt, ziet zij hoe haar buurjongetje Maxime gevaarlijke capriolen uithaalt om hun poes te pakken. Voordat wie dan ook actie kan ondernemen, is Maxime uit het raam gevallen en ontsluiten zich de poorten van de hel.

Terwijl hun echtgenoten buitenshuis de kost verdienen en op de achtergrond ieder op hun eigen manier omgaan met het drama en de nieuwe situatie, moeten ook Alice en Céline het verlies een plek proberen te geven en omgaan met hun beider schuldgevoelens. Het lijkt alsof Céline het haar buurvrouw kwalijk neemt dat ze Maxime niet adequaat waarschuwde toen hij buiten het bovenraam de poes probeerde te pakken, maar ze vindt sowieso dat ze zelf in gebreke is gebleven. De eerste maand verloopt om die reden uiterst stroef, hoewel Alice haar best blijft doen om Céline te steunen. Na enkele vruchtbare ontmoetingen en gesprekken lijkt de vriendschap hersteld. Alleen Célines man lijkt nog in een zware depressie te zitten.

Duelles

Van drama tot thriller
Maar schijnt bedriegt. Het verhaal van de Belgische schrijfster Barbara Abel waarop haar landgenoot Olivier Masset-Depasse zijn derde film baseerde, ontpopt zich langzaam van drama tot thriller, gesteund door het sterke spel van Anne Coesens (speelde ook een hoofdrol in de twee andere films van Masset-Depasse, Cages en Illégal) als Céline en Veerle Baetens (The Broken Circle Breakdown, D’Ardennen) als Alice. Céline mist Maxime en paait Theo met aandacht en geschenken, terwijl Alice haar buurvrouw steeds meer gaat wantrouwen, omdat er vreemde dingen geschieden. En zoals dat ook vaak gaat in horrorverhalen kan het achterdochtige karakter dat steeds meer paranoïde wordt op weinig steun van de slome echtgenoot rekenen, omdat die vindt dat ze zich alles verbeeldt. Zelfs Theo (geweldig debutantje Jules Lefebvres) lijkt partij voor Céline te kiezen.

In Duelles blijft de soundtrack op de achtergrond, maar weet juist daardoor efficiënt de spanning verder op te bouwen, terwijl de cinematografie en de subtiele cameravoering de vervreemdende atmosfeer versterken. De finale mag dan niet heel verrassend heten, maar het is des te verrassender en veelzeggend dat er al wordt gewerkt aan een Hollywood-remake, met Jessica Chastain en Anne Hathaway als de buurvrouwen. Het is zeer de vraag of het gemiddelde Amerikaanse publiek zo’n naargeestige afloop wel kan behapstukken.

 

13 juli 2020

 

ALLE RECENSIES