Alain Gomis, regisseur van Félicité:
“Ik ben lid van de gemeenschap die op twee continenten leeft”
door Alfred Bos
Alain Gomis staat voor de bioscoop en rolt een sigaret. Gisteren heeft zijn Félicité in Rialto, het filmhuis in de Amsterdamse Pijp, de zevende editie van het jaarlijkse World Cinema Amsterdam (WCA) festival geopend.
Ik rook met hem mee. We kletsen over film. Gomis ziet de smaak van het grote publiek steeds verder weg groeien van het soort films dat hij zelf maakt. Niettemin is hij door WCA als gast uitgenodigd en gaat Félicité, zijn vierde speelfilm, internationaal in roulatie, ook in Nederland. Die won op het Berlijnse filmfestival eerder dit jaar de juryprijs.
Félicité toont hoe de vrouw van die naam haar trots moet overwinnen. Ze zingt in een nachtclub in Kinshasa, hoofdstad van de Democratische Republiek Congo. Haar zoon van veertien krijgt een ernstig verkeersongeluk en moet een dure operatie ondergaan. Dat geld heeft ze niet, maar ze vindt een oplossing. Geen glamourfilm met spectaculaire computer graphics en dito sound design. Wel de waarheid over mensen. En bezwerende muziek, van de befaamde band Kasai Allstars.
“Er is teveel technologie en marketing”, merk ik tussen twee trekken op. “De smaak van het publiek wordt geconditioneerd.” Gomis knikt. Door de digitalisering van het filmvak zijn de mogelijkheden groter geworden, meent hij. Maar er is een keerzijde. Meer uniforme films, paradoxaal genoeg. “De verbeelding raakt verstopt.”
Immigratie en identiteit
Alain Gomis is van bouwjaar 1972, zijn wieg stond in Parijs; hij heeft wortels in Frankrijk en West-Afrika, Guinee-Bissau en Senegal. Gomis voltooide in 1993 zijn studie film aan de Sorbonne en maakte in 2001 zijn speelfilmdebuut met L’afrance, over een jongeman uit Senegal die naar Parijs verhuist om te studeren en in een identiteitscrisis terechtkomt. Ook Andalucia (2007) gaat over immigratie en identiteit. Zijn derde, Aujourd’hui (2012), is gesitueerd in Dakar, de hoofdstad van Senegal. De eerste twee films waren te zien op het International Film Festival Rotterdam (IFFR).
Als de peuken zijn gedoofd en we binnen zitten, vraag ik hem of hij zich een Franse dan wel een Afrikaanse filmmaker voelt. Lastige vraag, vindt Gomis. Hij woont in Parijs, maar brengt ook veel tijd door in Senegal, waar hij met producer Oumar Sall een trainingsprogramma voor jonge filmmakers en filmtechnici (Up Short films) heeft opgezet. Daarnaast is hij betrokken bij de heropening van een cultureel centrum in Dakar.
“In Frankrijk draait het vooral om geld (…), in Senegal probeer ik een filmcultuur van de grond te krijgen” |
Gomis: “In Frankrijk leun ik beide kanten uit, op een heel concrete manier. Ik ondersteun mijn familie en elke week gebeuren er dingen, in Frankrijk of in Senegal. Voor zover mogelijk moet ik daar een oplossing voor vinden. Ik leef dus in beide werelden. Wat betekent nationaliteit in termen van continent? Ik weet het niet. Ik ben lid van de gemeenschap – die tamelijk nieuw is – die heel concreet op twee continenten leeft.”
Lokale cinema
Gomis verdeelt zijn tijd zestig-veertig tussen Frankrijk en Senegal. De workshops die hij in Dakar geeft en het opzetten van een nationaal filmcentrum ziet hij als een avontuur. “Ik ben eigenlijk meer betrokken bij de filmcultuur van Senegal dan de filmcultuur van Frankrijk. In Frankrijk draait het vooral om geld: hoe kan ik films maken? In Senegal probeer ik een filmcultuur van de grond te krijgen. Dat is iets heel anders.”
Hij begint weer over de digitale camera die het filmbedrijf heeft veranderd; toegankelijker gemaakt, want goedkoper. Maar op hetzelfde moment bestaat film nauwelijks meer in Afrika, stelt hij sip vast. “De meeste klassieke bioscopen zijn verdwenen. Daar komen nieuwe zalen voor in de plaats, neergezet door grote bedrijven uit Europa. Dat betekent er een bepaald soort films wordt vertoond, de mainstreamfilm uit Europa en Amerika. Die films brengen niet alleen geld op, ze verkopen ook een bepaalde lifestyle.”
Gomis wil daar een lokale cinema tegenover zetten. “Dat is belangrijk. En wanneer die lokale cinema er nog niet is, moet je die creëren. Een cinema die past bij de locatie en de samenleving. Film is een dialoog tussen de samenleving en de representatie van die samenleving. Dat moet film volgens mij zijn, een spiegel.”
Buitenstaander
Na twee bijdragen aan het IFFR is Félicité zijn eerste film die (niet alleen in Nederland) een bredere distributie krijgt. Immigratie en identiteit, de onderwerpen van zijn eerste twee films, zijn sindsdien uitgegroeid tot de centrale thema’s van deze tijd. Heeft hij de toenemende belangstelling voor die thematiek aan den lijve ervaren? Kan hij niet zeggen. Misschien.
“Voor mij gaan mijn films niet over immigratie of identiteit, maar over dat vreemde wezen, de mens” |
Gomis: “Wat ik heb gemerkt – door te werken met dit thema – is dat deze vraag over identiteit uiteindelijk een algemeen menselijke vraag is. De eerste vreemdeling ben je zelf natuurlijk. Je kijkt in de spiegel: dat ben jij, maar toch ook weer niet. Als je buiten je geboorteland woont of je bent het kind van immigranten, dan is die verwarring duidelijker, meer expliciet: het subtiele verschil tussen wat je voelt en wat een ander van je ziet.”
“U bedoelt: je bent een outsider”, zeg ik vragend.
Gomis: “Precies. Dat is een gevoel dat iedereen kent. Daar hoef je geen immigrant voor te zijn.”
“Dat kan ik bevestigen. Soms voel ik me een migrant in mijn eigen land.”
Gomis: “En soms zelfs binnen je eigen familie.”
“Zeker in mijn eigen familie.”
Gomis: “En soms zelfs in je eigen lichaam. Je probeert in jouw situatie een manier te vinden om met andere mensen om te gaan. Voor mij gaan mijn films niet over immigratie of identiteit, maar over dat vreemde wezen, de mens.”
Zonder gêne
Félicité is gedraaid met niet-professionele acteurs: Véro Tshanda Beya Mputu als de onafhankelijke vrouw van de filmtitel, Gaetan Claudia als haar zoon Samu en Papi Mpaka als de klusjesman Tabu. De bijrollen worden wél vertolkt door beroepsacteurs. Gomis: “Soms is het beter om belangrijke rollen te laten spelen door amateurs. Die stralen authenticiteit uit. Wanneer je meerdere takes van een scène doet, gaat het er niet om dat het echt lijkt wat de acteurs doen. Het gaat erom dat ze kleine nuances vinden die het karakter kleuren of typeren. Dat is belangrijker dan om waarheidsgetrouw over te komen. Film is fictie, geen documentaire. We proberen een expressie te geven van onszelf. Het is een spel.”
Muziek speelt een belangrijke rol in de film, het titelpersonage verdient haar geld als zangeres. De muziek was voor de regisseur een belangrijke reden om het verhaal (dat mede door hem werd geschreven) te situeren in Kinshasa, de hoofdstad van Congo, want daar resideren de Kasai Allstars, een Afrikaanse supergroep die is samengesteld uit leden van vijf verschillende – en voorheen onderling vijandige – stammen.
Gomis: “Die spelen een mix van traditionele en moderne muziek. Hoe klinkt de traditie nu, in de grote stad? Dat speelt in de film: hoe drukken we ons anno nu uit. Voor mij was Kinshasa een geschikte plek om onze moderniteit te tonen. Kinshasa is een stad als Dakar of Amsterdam, maar er is minder maquillage. Het bestaan is minder opgedoft. Er is een kleine elite die het imago van de stad bepaald. Ze marketen de positieve kanten van hun samenleving.”
Dat imago is een illusie. Gomis: “Als onderdeel van de grote massa wil je duidelijk maken: wacht even, dat is niet de hele waarheid. Er is spanning tussen het imago en de werkelijkheid en dat creëert dynamiek, want iedereen probeert deel te worden van dat kunstmatige, niet-bestaande ideaalbeeld. Het probleem is dat die dynamiek ook frustratie veroorzaakt.”
“Dat is wellicht de motivatie achter die marketing, om ontevredenheid te scheppen. Het zet aan tot consumptie, tot plastische chirurgie”, zeg ik.
“Het is pijnlijk wanneer jouw beeld in de spiegel niet overeenkomt met de norm die het marketingideaal voorschrijft” |
Gomis: “Het is verschrikkelijk, want je gaat uiteindelijk jezelf haten. De film wil onder meer laten zien dat er in de werkelijke wereld, dus niet in het marketingsprookje, ook mooie dingen kunnen gebeuren. De film zegt niet: wij zijn mooi. De film zegt: wij zijn de waarheid. Daar hoef je je niet voor te schamen. Je kunt zonder gêne in de spiegel kijken. Het is pijnlijk wanneer jouw beeld in de spiegel niet overeenkomt met de norm die het marketingideaal voorschrijft. Dan hoor je er niet bij.”
“Dan ben je geen deel van de droom.”
“Precies”, zegt Gomis.
Okapi
Het ligt er niet dik bovenop, maar Félicité heeft met zijn van de schouder gedraaide documentairestijl, zijn droomscènes en zijn afwijkende montage iets van een nouvelle vague-film. Is er ook geïmproviseerd? Ja, zegt Gomis, maar wel gestructureerd. “We wisten dat we van punt A naar punt B wilden, maar hoe we daar kwamen, dat was open. Op de set kenden we de melodie van de scène, maar je probeert geen partituur uit te voeren. Je speelt live en improviseert om de melodie heen. De handeling komt uit de situatie.”
Gomis schrijft zelf het scenario voor zijn films, of is daar intensief bij betrokken. Tijdens het schrijven visualiseert hij de film. “Om het verhaal – of eigenlijk: de flow van de film – te kunnen verbeelden, moet ik me in elk personage verplaatsen.”
Als voorbeeld noemt hij de scène waarin de zoon voor het eerst zijn geamputeerde been ziet. Een belangrijk moment: Samu ziet zijn nieuwe zelf. Tabu is daarbij aanwezig, zijn moeder niet. Er is nauwelijks dialoog.
Gomis kent zo’n moment uit eigen ervaring. “Een neef van me verloor zijn been. Die nieuwe situatie moet je accepteren en de blik van de ander is op dat moment, wanneer je met je nieuwe zelf wordt geconfronteerd, erg belangrijk. Je moet heel genereus zijn.”
“Dat was de scène. Nauwelijks woorden, alleen choreografie van twee personages. Zo’n scène moet ik me voorstellen tijdens het schrijven. Op de set luister ik naar suggesties van de acteurs, naar hun ideeën om het anders of beter te doen.”
De hoofdhandeling van de film is Félicité’s zoektocht naar geld voor de medische behandeling van haar zoon. Daar tussendoor verbeelden droomscènes haar innerlijke ontwikkeling. In haar droom is Tabu, de klusjesman, een okapi, een hoefdier uit het tropische regenwoud dat het midden houdt tussen een giraf en een zebra.
“Ik wil het materiaal aanreiken waarmee de kijker zijn verhaal kan maken” |
“Ik wilde niet symboliseren”, verduidelijkt Gomis. “Ik wilde een metafoor. De okapi was perfect, want het oogt als een denkbeeldig beest. Daar kan de kijker zelf veel verhaal omheen bouwen. Ik wil niet zozeer een verhaal vertellen. Ik wil het materiaal aanreiken waarmee de kijker zijn verhaal kan maken. Als ik een perfect beeld maak heeft de fantasie van de kijker geen ruimte meer.”
‘Jouw mensen’
In 2009 richtte Alain Gomis, samen met de Nigeriaanse cineast Newton Aduaka en de Franse documentairemaker Valérie Osouf en actrice Delphine Zingg, het productiebedrijf Granit Films op. Het staat voor sociaal geëngageerde films van een zekere kwaliteit. Het zakelijke deel van de filmproductie zit de regisseur niet in de weg, hij ziet het als een integraal en natuurlijk onderdeel van het maken van een film.
Gomis: “Tijdens het filmen moet je keuzes maken. Die hebben directe consequenties voor de economische kant van de productie. Hoe gebruiken we het budget? Hoe betalen we de crew? Waarom krijgt die meer en die minder? Je probeert van het productieteam een soort familie te maken die met elkaar de film creëert.”
Maar Gomis is ook deelproducent om onafhankelijk te kunnen werken. “Ik wil kunnen bepalen hoe ik een film draai. Het is niet genoeg om deel uit te maken van de internationale filmscene en mijn films te kunnen vertonen op de filmfestivals wereldwijd. Ik wil mijn films ook buiten de bioscoop kunnen laten zien, in een bar of in een park, aan een publiek dat normaal gesproken niet naar de bioscoop gaat. Dan kun je met eigen ogen zien hoe de film overkomt bij ‘jouw mensen’.”
Félicité draait vanaf 7 september in de bioscoop.
Kasai Allstars spelen tijdens het Amsterdam Dance Event op zaterdag 21 oktober in Paradiso te Amsterdam.
4 september 2017
MEER INTERVIEWS