Een gokje wagen

Een gokje wagen

door Bob van der Sterre

La baie des anges ♦ La città gioca d’azzardo ♦ A Big Hand for the Little Lady

 

Films over pokeren en gokken zijn populair maar zijn vaak vervelend om naar te kijken. Ze gokken, verliezen, moeten in drie dagen een enorm bedrag terugbetalen. In vroegere films ging het meer om karakters. Drie gokfilms zonder of met een beetje talent.

In La baie des anges (1963) raakt Jackie Demaistre voor de zoveelste keer haar geld kwijt. Maar ze ontmoet de door haar vrijheid geïnspireerde gokker, Jean Fournier. Hij heeft nog wat geld. Ze winnen. En verliezen. En winnen. En verliezen.

Op een dag slaat het geluk toe. Geld in overvloed.  Wat ermee te doen? Inzetten op 12 zwart natuurlijk!

Gokhal in, gokhal uit, hotel in, hotel uit. Een horloge moet worden verkocht. Bij pa gebedeld. ‘We moeten de auto verkopen.’ ‘Nee, ik had nog geld in mijn hotelkamer.’ ‘Jij denkt ook aan alles!’

Vrije vrouw weigert zich te binden
Wat is het verschil met drugsverslaafden? Nihil. De film van Jacques Demy, een van de nouvelle vaguers, is overduidelijk in zijn boodschapje. Het is vooral quasidiepzinnig want natuurlijk winnen en verliezen ze en heeft het effect in hun persoonlijke levens.

De stijl lijkt op die van Robert Bresson. Sober en observerend. En de film trakteert ons met Jeanne Moreau in een opmerkelijk goede rol. Ze is vaak stuurs en kil maar hier betovert ze het scherm als de vulgaire, aan gokken verslaafde dame met haar sigarettenpijpje en valse wimpers. De vrije vrouw die weigert zich te binden aan wie of wat dan ook.

En dan prachtbeelden van Frankrijk begin jaren zestig. Goktenten, hotels, auto’s, bars toen ze nog een beetje stijl hadden. En al die gewoonten die zijn uitgestorven, je ziet ze hier nog!

Opmerkelijk zijn de cinemabekendheden die bij de film betrokken zijn. Michel Legrand deed de muziek (toen hij nog niet op de automatische piloot werkte). Costa Gavras in een van zijn eerste films als assistent-regisseur. En Claude Zidi, die zelf zou gaan regisseren (en op een of andere manier betrokken raakte als scriptschrijver voor True Lies).

Stoere, blufferige gokker
Naast de vrijgevochten vrouw is de stoere, blufferige gokker een archetype. In La citta gioca d’Azzardo (of iets simpeler Gambling City) uit 1975 speelt player Luca met zijn leven door andere gokkers op te lichten. In grappige opnamen vanuit de hand gezien kunnen we getuige zijn van zijn trucs. Geen wonder dat hij met zoveel zelfvertrouwen aan de pokertafel zit.

Hij haalt zijn eerste miljoenen op, heeft nog geen stap buiten gezet en kan ze meteen weer inleveren. Zo gaat dat in ‘gambling city’ (klinkt mooi maar is gewoon Milaan).

Hij moet dan uitgerekend verliefd worden op het vriendinnetje van een bad boy, Maria Louisa. (Rol van Dayle Haddon, kenmerk: helblauwe ogen en strakke blik, ook hoofdrolspeelster van het bizarre Spermula uit 1976). De bad boy is van het soort dat zijn vriendinnetje laat verkrachten door zijn chauffeur en zijn gehandicapte vader van de trap af flikkert.

Het pokerwerk raakt wat op de achtergrond maar na een uurtje komt de film terecht in Nice, waar Luca en Maria Louisa heen zijn gevlucht. Luca gaat daar gokken. Dan blijkt hij even sterfelijk als ieder ander: hij verliest soms. Gelukkig heeft hij het valsspelen nog niet verleerd.

Gratuite geweld (het bekende slaan op hamlappen): dat is Gambling City ten voeten uit. Maar het is een film van Sergio Martino en die was best vaardig met pulp. Zo komt er bijvoorbeeld een originele passage in voor waarin we fast forward in een relatie worden gelanceerd. Seks; uitkleden; meer seks; broodje pindakaas eten op de bank; seks; lepeltje-lepeltje; en nog een keer seks.

Ook mooi is de passage in het casino, met een camera die hysterische rondjes draait langs gezichten. Of de schietscène in een ruimte met naakte paspoppen. Iemand vond dat ooit een geweldig idee en wij kunnen daar nu alleen maar blij om zijn.

Zoals veel ‘poliziotto’s’ en ‘eurocrimes’ uit die tijd ligt het tempo enorm hoog, is er geen mogelijkheid tot verveling. Daar kunnen sommige hedendaagse films met de ene na de andere artistieke close-up best een voorbeeld aan nemen.

Pokeren in het wilde westen
Gokken is Las Vegas. Gegokt werd er al toen Las Vegas nog een dorpje was. Het is aardig dat een film als A Big Hand for the Little Lady (uit 1966) daar de nadruk op legt. Pokeren in het wilde westen.

Trompetgeschal. Een aantal mannen loopt een saloon binnen, zelfverzekerd. En dan: een groene tafel. ‘Let’s play cards.’

Je kijkt naar gokverslaving op zijn slechtst. Want daar is Henry Fonda als Meredith. Een familieman op doorreis. Hij verliest al zijn andere interesses zodra hij hoort van een pokergame in een saloon. ‘Gewoon even toekijken.’

Het ergste is dat je meteen ziet dat Meredith een hopeloze pokeraar is. ‘Met deze hand kan ik echt niet verliezen!’ De veteranen kijken naar de amateur zoals de grote boze wolf kijkt naar Roodkapje. En klagen heeft geen zin meer als je wordt uitgekleed. ‘The first rule of poker, if it’s Eastern or Western, or the kind they play at the Northpole, is put up or shut up!’ Ook een mooie is deze: ‘We zijn galant op zondag, dit is vrijdag en we zijn aan het pokeren.’

Briljant kun je het niet noemen. Een plottwist waar je de klok op gelijk kan zetten. Het bekende vioolgezwengel, standaard acteer- en camerawerk, rommelig van tijd tot tijd. De film was gezellig maar zijn tijd niet vooruit. Wel verrassend vriendelijk.

Toch was het niet zomaar een film met zomaar wat acteurs. Hier zien we Jason Robards, Henry Fonda, Burgess Meredith en Joanne Woodward. Ze maken het pokerspel – als je het spel zelf kent is de film wel leuker – een stuk intenser.

Ster van de film is niet een van bovengenoemde acteurs maar kampioen der bijrollen: Kevin McCarthy. Hij geeft zijn Otto Habershaw heel knap iets oprechts en iets geniepigs mee. Acteurs die blijven inzetten op een fantastische carrière en dan steeds moeten passen, blijken soms toch een paar azen in hun handen te hebben als de rol van hun leven zich aandient.

 

9 april 2017

 

La baie des anges

 

Alle Camera Obscura