Luchtige hippiefilms
door Bob van der Sterre
Loving and Laughing ♦ Skidoo ♦ The Strawberry Statement
Hippies waren een inspiratiebron eind jaren zestig. Nog steeds maken films gretig hun subcultuur belachelijk. Wat blijkt? Hippiefilms uit de hippietijd waren zelf ook behoorlijk luchtig.
In Loving and Laughing (1971) heeft een rijdende Canadese hippiecommune dikke pret. Drugs, seks, samen douchen. Gewoon een heerlijk ontspannen hippieleventje.
Iedereen is verliefd op iedereen
Reggie – van goede afkomst – krijgt autopech. Passanten bieden hem een lift aan. Hij wordt meteen opgenomen in de groep. De joviale Lucien Lapalme helpt hem daarbij. ‘Kruip bij haar in bed.’ ‘Maar ik ken haar niet.’ ‘Soms worden bedden ook gewoon gebruikt om in te slapen.’
Zowel Reggie als Lucien Lapalme ruiken een kans. Reggie zou namelijk Franse les gaan geven in Vermont. Lucien wordt achterna gezeten in verband met een drugszaak. Dus neemt Lucien Reggies plek in. In pak, kort haar, snor eraf. Toch kun je een man wel een andere look geven, je zal de hippie er nooit helemaal uit halen. Niet alleen de dochter die Lucien lesgeeft, ziet hem wel zitten, ook haar zuster, haar moeder, de huishoudster en zelfs de homoseksuele broer.
Loving and Laughing is pure hippie-exploitation. Ja, ook dat is een genre. De kleding wordt gretig uitgetrokken. Anders dan de meeste exploitationfilms heeft de film geen naargeestig onderbuikgevoel. Het is juist een lichte satire op het hippiebestaan. Met bijpassende quotes. ‘Iedereen is hier verliefd op iedereen.’ ‘Niemand houdt van mij.’ ’Ik hou van jou, ik hou van iedereen!’ ‘Als je van me houdt, dan streel je me en scheur je mijn bloesje kapot.’
Deze Quebecoise productie werd onder andere in St. Albans gefilmd, waar ze toen geen idee hadden dat de film min of meer een seksfilm was. Quebecoise films? Ja: dat is de Franse cultuur in Canada waar je in Europa bijna nooit wat over hoort. Kijken dus om het te leren kennen.
Eigenzinnige Otto Preminger
Ietsje ouder en maffer is Skidoo (1968). Daarin krijgt Tony Banks, maffiagangster in ruste, op een avond onaangekondigd bezoek van oud-gangsters. Ze moeten hem overhalen om in een gevangenis een moord te plegen. Opdracht van ‘God’.
Ondertussen raakt Tony’s dochter Darlene in de ban van een hippie. Zolang Tony weg is, mag de commune van haar moeder tijdelijk verblijven in het huis van de Banks’.
Regisseur Otto Preminger had een prettige eigenzinnige smaak en dat zie je ook wel aan Skidoo. De film verlegt grenzen. Een lsd-trip zoals je niet eerder zag. De originele aftiteling (doet denken aan Monty Python). Een actiescène in een splitscreen: wow.
Mensen die vol gas hun eigen creativiteit volgen, vergeten soms wel een beetje het publiek waar ze het voor doen. Dat is ook het geval met Skidoo. Creativiteit alom maar als kijker mis je betrokkenheid. Het warrige script is aan de ene kant niet grappig genoeg (ik bedoel Life of Brian-grappig) en aan de andere kant is het ook geen boeiende misdaadfilm. De bejaarde Groucho Marx inzetten als topgangster was ook al geen gelukkige zet. Groucho Marx zonder de rest van de Marx Brothers is als Joey zonder Friends.
Als je het geslaagde scheidt van het minder geslaagde zijn er ook passages die wél de moeite waard zijn. De maffiosi in hun zwart-oranje outfits. De parodie op de slang van de hippies: ‘If you can’t dig nothing, you can’t dig anything, you dig?’ En acteurs met allemaal een andere achtergrond en acteerstijl. Mickey Rooney, Jackie Gleason, Richard Kiel (dé Jaws), Austin Pendleton (piepjong).
Preminger haalde inspiratie uit zijn eigen leven. Zo experimenteerde hij zelf met lsd. En de hippies komen uit verhalen van zijn zoon. Die hing met ze rond in New York. Shots worden niet méér hippie dan die ene in de hippiecamper, van binnen en van buiten in felle kleuren geverfd, waar naakte vrouwen worden geschilderd (‘Het menselijk lichaam is mooi!’) terwijl de joints rondgaan en iemand op een sitar speelt.
Aldoor draaiende camera’s
Neil Young; The Beatles; Crosby, Stills, Nash & Young; Joni Mitchell; de soundtrack van 2001: A Space Odyssey. Blote mensen, stakende studenten, gezeur over Mao, San Francisco. Niet veel films ademen 1970 meer dan The Strawberry Statement.
En toch: ook al zit hij er middenin, Simon heeft niet zoveel interesse in die hippie-achtige opstandigheid. Hij houdt gewoon van roeien. Totdat hij toch een keer naar de stakers gaat en daar Linda ontmoet. Leuke meid.
Linda is er wel van en ze betrekt Simon steeds meer bij de vreedzaam protesterende studenten. Want hippies waren niet alleen aan het blowen – de bekende clichéhippie – ze waren ook bezig de wereld te veranderen. Dat deden ze door in een peace-teken te protesteren. Zoals hier op de universiteit van Berkeley.
Een prettige, spontane film. Al dat experiment! De cameraman ging helemaal los. Een staking monteren op het tempo van roeiers. Ik noem maar wat. Een gesprek vanuit het perspectief van iemand die op de grond ligt. Draaiende shots bovenop een torentje. Gefilmd van bovenaf een gymkluisje. De camera vanuit een helm.
Het is wel vernieuwend in een ouderwets jasje. Het verhaal is lastig te volgen en je wordt zeeziek van de bijna aldoor draaiende camera’s. En ronduit problematisch is het vervelende karakter van Simon (rol van Bruce Davison), waar je geen sympathie voor kunt voelen.
Wel luchtig, maar veel minder hippie-exploitation dan pak hem beet films als I Love You, Alice B.Toklas en Psych-out, die iets te bekend zijn voor deze rubriek. Deze film neemt een vriendelijke afslag richting romantische komedie. Je ziet hoe jongeren half hippie, half student waren en zochten naar meer eerlijkheid.
Het leukste is het om later min of meer bekende acteurs aan het begin van hun loopbaan maf te zien doen: Bob Balaban, James Coco, Kim Darby, Bud Cort. Want in mafheid doet geen van de hippiefilms voor elkaar onder.
16 december 2018