Een glaasje teveel

Een glaasje teveel

door Bob van der Sterre

Wanda ♦ Tales of Ordinary Madness ♦ Absinthe

 

Bij de overgang naar een nieuw jaar vloeit de drank meestal rijkelijk: wijn, champagne, wat dan ook. Tijd dus voor films over drank. Daarbij ligt zelfdestructie altijd op de loer – en ook bovengemiddelde acteerprestaties. 

Wanda uit 1970 is een portret van een merkwaardige vrouw. Ze is persoonlijkheidsloos. Op een dag valt ze in slaap in de bioscoop, komt terecht in een bar die net beroofd wordt en gaat mee met de haar commanderende berover, een man met gezondheidsklachten. Ook al zegt hij nooit iets vriendelijks, ze blijft bij hem.

Verrassend somber
De film focust aldoor op haar: een verre van heldhaftige vrouwenrol. Hoe ongelooflijk nonchalant zoals ze zegt: ‘Bezwaar tegen de scheiding?’ ‘Nee hoor. De kinderen zijn beter af met hem.’

Waar doet dit me toch aan denken? Ja: het lijkt verdomd veel op de moderne arthouse. Een persoon constant in beeld. Die persoon torst veel leed met zich mee. Tempo ligt laag. Charmante karakters? Uitgesloten. Het is wel frappant dat mensen in verschillende tijden precies dezelfde stijl nastreven. Alleen was dit nog het pure werk.

Desondanks is het best een opmerkelijke film over een vrouw die alle plezier in het leven verloren lijkt en voor wie alcohol nog het enige redmiddel is. Dat is wel een bijzonder onderwerp. Verrassend somber bovendien; de treurnis spat ervan af. Iets té somber naar mijn smaak.

Barbara Loden – getrouwd met de legendarische producer Elia Kazan – schreef en regisseerde Wanda én speelde de hoofdrol. Ook dat is tamelijk uitzonderlijk. Ze had in feite maar in twee films gespeeld, tot ze plotseling met pensioen ging als actrice. Dat werd in 1970 ineens onderbroken om terug te keren met deze totaal eigenzinnige film – de enige die ze ooit maakte.

Charles Bukowski
In Tales of Ordinary Madness uit 1981 volgen we Charles Bukowski (alias dichter Charles Serking) op zijn pad van seks en drank.

Dat gaat niet altijd goed. Een vrouw, Vera, nodigt hem uit voor seks en beschuldigt hem van misbruik. Weer uit de cel komt hij Cass tegen (Ornella Muti). Ze is depressief door haar akelige huwelijk, hij door zijn situatie. Zelfdestructief zijn ze allebei. Vanaf dat moment horen ze bij elkaar als kop en schotel.

Ook al gaat de film over een dronkenlap, dat betekent niet dat menselijke gewoonten barbaars zijn. Een typische Bukowski-scène is als hij Cass meeneemt naar het huis waar zijn ex-vrouw nog woont. Voor niemand een probleem. Op een ander moment komt hij er binnen om iets alcoholisch te zoeken terwijl ze met haar nieuwe vrijer in bed ligt. Geen ruzie. De nonchalance in deze film komt heel aardig overeen met die in Wanda.

Tales of Ordinary Madness vind ik een van de betere Bukowski-romans, aangezien hij wat harder treft in de emoties dan anders. Soms erg lief en teder, soms schokkend en gewelddadig – maar nooit als je het verwacht. Even onvoorspelbaar als een dronkenlap.

Tel daarbij op het geweldige acteerwerk van Ben Gazzara (vooral bekend van zijn bijrol als Jackie Treehorn in The Big Lebowski) en je hebt een erg goede film in huis. Hij zwalkt niet alleen overtuigend, maar is ook levensecht van de wereld, zoals hij op een kantoor blikjes gaat gooien, of gewoon bij een huis binnenloopt om seks te hebben.

Gazzara (overleden in 2012) is nu zowat vergeten maar was een echte filmster in zijn tijd, in de subtop van Hollywood. Vooral met John Cassavetes was hij een sterk duo: The Killing of a Chinese Bookie, Opening Night en Husbands. Ornella Muti als Cass, vaak gebruikt als seksfilmactrice, paste ook verrassend goed in deze film.

Bukowski was zelf niet zo tevreden over deze film. Terwijl hij alle redenen had om het wel te zijn. Al was het niet om hoe Ben Gazzara speelt, dan wel om de regie van Marco Ferreri, die heel wat mafs heeft gemaakt in zijn leven (denk aan Dillinger è Morto, La Grande Bouffe of Storia di Piera) maar hier zijn talent functioneel opstelt ten opzichte van het verhaal.

Drinken voor inspiratie
En dan de (denk ik) oudste film over drankverslaving: Absinthe. De film uit 1914 – een tijdgenoot van Cabiria en Chaplins Caught in the Rain – was een poos spoorloos totdat Eye Filmmuseum het terugvond.

De film vertelt in amper twaalf minuten een verhaal over een kunstenaar, Jean Dumas, die met zijn vrienden graag meegaat naar een kroeg. Hij bezwijkt daar voor de verleidingen van absint.

Jean Dumas trouwt met een vrouw die hem bewondert. Als hij geen inspiratie heeft, is absint drinken met zijn vriendjes wederom een goede oplossing. Op een dag laat hij zijn vrouw zitten en dat vindt ze niet leuk. Ze laat haar ring liggen bij het café. ‘Bewijs maar dat je liefde voor mij groter is dan je verslaafdheid aan absint.’

Een internationale productie. Deze film van de Ierse regisseur Herbert Brenon was de eerste Amerikaanse film die in Frankrijk is gemaakt. Je ziet er overigens niet meer van dan een Frans café.

Is het goed voor 1914-begrippen? Behoorlijk theatraal, en het verhaal het niveau van een Postbus 51-spot (maar met plot!). King Baggot speelt de drankverslaafde vooral erg intens en Leah Baird speelt zijn boze vrouw, tja, boos. Baggot en Brenon waren al aan elkaar gekoppeld in het vermoedelijk wat betere Ivanhoe van een jaar eerder.

Aardig zijn de beelden van wat men toen onder een atelier verstond, vol mensen en modellen. En hoe rommelig de huizen eruitzagen!

Maar absint dus, toen het nog niet verboden was, net zoals nu weer. Dat bewijst hoe lang alcohol al is verbonden aan cinema.

 

7 januari 2020

 

Tales of Ordinary Madness

 

Alle Camera Obscura