Archeologen die iets te diep graven
door Bob van der Sterre
L’etrusco uccide ancora ♦ Secret of the Inca’s ♦ El coyote emplumado
Dankzij films, games en boeken (zoals Lara Croft, Indiana Jones en The Mummy) leven we met de misvatting dat het beroep van archeoloog enorm spannend is. Best ironisch voor een van de saaiste beroepen ter wereld: graven, niet vinden, wel vinden, afstoffen, catalogiseren. Drie obscure films die het beroep ook al geen recht doen (want die films bestaan niet).
L’Etrusco uccide ancora oftewel The Dead Are Alive uit 1972 begint met serieus archeologiewerk. Draadjes spannen, een sensor uitrollen, een sonde laten dalen. Dan foto’s maken van een nieuwe Etruskische tombe.
Dode lichamen op Etruskische graven
De volgende dag liggen twee jonge mensen dood op (andere) Etruskische graven. Hun lichamen bebloed. Het meisje draagt schoentjes van de opera. Hun manier van liggen doet denken aan een van de foto’s van een muurschildering (sgraffito) in de tombe.
Een bont gezelschap heeft hier indirect mee te maken. Jason: de besnorde en bezonnebrilde projectleider, drinkt en heeft een psychiatrische geschiedenis. Dirigent Nikos Samarakis: leidt het orkest op dictatoriale wijze. Zijn vrouw Myra: had een affaire met Jason. Stephen: danshulp van het orkest. Bewaker Otello: molt dieren voor de lol. Leni Samarakis: officieel nooit gescheiden. En hun zoon en ladykiller Igor.
Meer lichamen worden gevonden. De politie vindt Jason verdacht omdat hij telkens in de buurt was. Waarom horen getuigen trouwens steeds een bepaalde opname van Verdi’s requiem?
De archeologie heeft een nuttige bijrol in de film. Vooral ruimtes vol oude Etruskische artefacten, die ook inderdaad in deze omgeving van Umbrië (Spoleto en Perugia) veel voorkomen.
Verder vooral veel heerlijke seventies onzin van regisseur Armando Crispino waar je op een onbedoelde manier kunt lachen. Een uitzinnige gay met poedels; een stoere alfaman met snor en pilotenzonnebril; een mensen hatende dirigent en zijn slaaf (‘Als je wilt dat ik je schoenen lik, doe ik dat’); een auto-achtervolging zonder enig nut voor het verhaal; hysterische flashback met uitbundige close-ups; en de typische giallo-opmerking ontbreekt niet (‘Het is vast het werk van een seksmaniak’).
Er is te weinig respect voor pulp. Het montagetempo ligt hier bijvoorbeeld erg hoog. Er zijn zoveel scènes in zo weinig tijd dat de montage soms genoopt werd tot (gedwongen) virtuoze overgangen tussen scènes. Daar kun je als beginnend filmer nog wat van leren, want hoeveel films zijn te traag voor woorden tegenwoordig?
En het wordt niet nog Europeser dan deze Duits-Italiaans-Joegoslavische productie, met acteurs uit al deze landen.
Inspiratiebron Indiana Jones
In The Secret of the Inca’s (1954) gaan we naar Cuzco in Peru. Harry Steele (Charlton Heston) is daar een soort combinatie van reisgids en oplichter. Het scheelt weinig of hij zou hier zelfs een crimineel zijn (alhoewel een vliegtuig stelen toch een vrij criminele daad is).
Tijdens zijn rondleidingen ontmoet hij de Roemeense Elena, steelt het vliegtuig van de Roemeense ambassademedewerker die naar haar op zoek is. Ze wil vluchten maar ze vliegen eerst naar Machu Picchu. Er is nog een enorme gouden plak nooit gevonden, weet Harry.
Toevallig zijn er net opgravingen op Machu Picchu. Maakt het vinden van de plak makkelijker. Alleen krijgen ze te maken met de onschuldige lokale bevolking en een dief waar Harry niet op had gerekend.
Een soort sarcastische oudoom van Indiana Jones, deze Harry Steele-rol van Charlton Heston. Vrouwen raken door de war door zijn combinatie van stoerheid en wittiness: ‘Als je je afvraagt hoe je gaat betalen zonder mijn gevoelens te kwetsen… vergeet het maar. Haal die biljetten er maar uit en begin te tellen.’ ‘Je bent niet timide hè.’ ‘Niet over geld. Geld zingt en ik hou van muziek.’
Het archeologische werk wordt hier gedaan door ene Moorehead. Hij opent de tombe en houdt zich netjes aan de spelregels. Dan zijn er nog de Andesbewoners, die in feite erfgenamen zijn van Machu Picchu, en toch aan projectleider Moorehead vragen: ‘Mag ik de tombe in om iets uit te zoeken, meneer Moorehead?’
The Secret of the Inca’s staat vooral bekend als inspiratiebron voor de Indiana Jones-films. Harry Steele draagt dezelfde leren jas, fedora, schoudertas, revolver. Je mist alleen de zweep. En de tombescène… Dit was de eerste keer dat Hollywood direct op een archeologische vindplaats filmde – iets wat deze film ook al gemeen heeft met Indiana Jones (Petra in The Last Crusade).
Toch is het een heel ander soort film. Indiana Jones is een actiekomedie, dit is een melodramatische romcom. Met een paar bonuspunten: zangeres Yma Sumac als Kori-Tica en een paar geestige dialogen. Wat minpunten ook: de Roemeense met een vet Frans accent (immers Franse actrice Nicole Mauray).
Wie heeft de echte coyote?
Van Peru door naar Mexico. In El coyote emplumado (1983) gaan de indianen María en opa Don Lupe naar Acapulco. Daar is een internationale archeologische conventie gaande. Zij willen daar hun regionale aardewerk showen.
Een bijzondere ‘coyote’ wordt geëxposeerd. Eentje die van 1.500 tot 850 voor Christus is gemaakt. De coyote is ‘enorm veel waard’, zegt archeoloog Villegas. Hij vermoedt dat bandieten het beeld willen stelen, verstopt het in een grote teddybeer en vraagt dan zijn oude vriend Don Lupo om een kopie te maken. Natuurlijk worden de kopieën en het origineel omgewisseld, en weet niemand meer wie de originele coyote heeft.
Aardig om te zien hoe de archeoloog enthousiast vertelt over de culturele waarde van het object: ‘De Mexicanen begrijpen er niets van, houden er niet van en interesseren zich er niet voor hun eigen cultuur.’
Verder is het vooral rennen en sjezen in deze als komedie bedoelde film. Het probleem is vooral dat het script niet echt grappig is. En nogal leunt op het gegeven van Ilf en Petrovs klassieke komische roman De Twaalf Stoelen. María moet alle kopers opsnorren en komt in allerlei kluchtige situaties terecht (parachute, zwembad, disco, hotel).
Wel boeiende beelden van de Mexicaanse cultuur begin jaren tachtig. De invasies van de Pizza Huts en Kentucky Fried Chickens beginnen. Ook het begin van de Mexicaanse georganiseerde misdaad. Die hier nog opereert met lachgas.
En ook frappant: María Elena Velasco die de hoofdrol van María speelt, regisseerde ook de film. De onhandige indiaanse vrouw met nasale stem lijkt op Mexploitation. Het doel was juist om de vooroordelen ten opzichte van indianen te laten zien. Dat doet ze ook met het (mannelijke) seksisme van de Mexicanen. Als de professor op het strand verlekkerd kijkt naar jonge vrouwen in bikini, kijkt María verlekkerd naar een groep mannelijke gewichtheffers.
María Elena Velasco’s typetje La India María wordt het meest succesvolle vrouwelijke filmkarakter in de Mexicaanse cinema genoemd. In de film Tonta, tonta, pero no tanto (1972) begon ze ermee en speelde het typetje in diverse tv-series en zestien films, waarvan ze er vijf zelf regisseerde. Ze overleed in 2015.
Er is ook een boek over La india María gepubliceerd. Het is even graven in de digitale bodems van het internet, maar dan vind je ook wat.
11 april 2021