Inside Llewyn Davis

****

recensie  Inside Llewyn Davis

Hoed u voor de rode kater

door Alfred Bos

Wie de films van de Coen Brothers waardeert, kan blind naar hun laatste werkstuk: een evocatie van de New Yorkse folkscene aan de vooravond van de folk-explosie. 

Als filmmakers staan de Coen Brothers volstrekt op zichzelf. Als een Asterix & Obelix trotseren Joel & Ethan de dominantie van het keizerrijk Hollywood. Ze maken geen genre-films, maar hebben van de Coen Brother-rolprent een eigen genre gemaakt. Daarin draait het niet om de plot, maar om sfeer en karaktertekening – iets wat hun films gemeen hebben met de Europese en Japanse cinema. Hun onderwerpen zijn zonder uitzondering oer-Amerikaans, maar verbeelden universele thema’s en emoties.

Recensie Inside Llewyn Davis

Inside Llewyn Davis, hun eerste werkstuk na de herinterpretatie van de John Wayne-klassieker True Grit, is daarop geen uitzondering. De setting: de folkscene van New York in de winter van 1961, het moment waarop Bob Dylan neerstrijkt in Greenwich Village. Het thema: succes is een kwestie van persoonlijke kwaliteiten en ordinaire mazzel. Het personage: de folkzanger Llewyn Davis, die bepaald niet van talent gespeend is, maar door een reeks van ongelukkige keuzes en onhandige opmerkingen het applaus aan zich voorbij ziet gaan.

Geen nostalgie
Inside Llweyn Davis is geen bio-pic en ook geen alternatieve geschiedenis, maar gebruikt een stukje Amerikaanse cultuurhistorie als decor voor een typisch Coeniaans verzameling van kleurrijke personages en bitterzoete scènes. We zien een week uit het leven van de folkie Davis, overtuigend neergezet door Oscar Isaac (die we nog kennen van Drive en als de schurk King John in Ridley Scotts Robin Hood), en een doorsnee van Lower Manhattan, waar de links intelligentsia moeiteloos mengt met bohemiens. De dialogen zijn om te watertanden, de humor is zwartgallig en de typering van het milieu treffend. Opvallende running gag: een rode kater, die Davis lijkt te volgen als een vloek.

Ondertussen is Inside Llewyn Davis de vierde film in korte tijd (na On The Road, Big Sur en Kill Your Darlings, uit in januari) waarin de beatnik-periode centraal staat. Wat decennia lang als eigentijdse cultuur werd gevoeld, is kennelijk tot de geschiedenis gaan behoren. Het is een aanwijzing dat in Amerikaanse creatieve kringen het besef inzinkt dat de ‘gouden jaren’ voltooid verleden tijd zijn. Van enige nostalgie is in de Coen Brothers-film echter geen sprake. Hun Amerika anno 1961, het Kennedy-tijdperk van hoop en vooruitgang, is opmerkelijk flets van kleur.

John Goodman als jazzmuzikant
Het personage van Llewyn Davis is losjes gemodelleerd op Dave van Ronk, indertijd de grote gangmaker van de Newyorkse folkscene. Oscar Isaac, die meer dan verdienstelijk zingt en gitaar speelt in de talrijke muzikale momenten, werd voor zijn rol gecoacht door de Texaanse singer-songwriter T-Bone Burnett, die eerder de supervisie had over de voortreffelijke en uiterst succesvolle soundtrack van O Brother, Where Art Thou? (2000). Opvallend sterk is de bijrol van Justin Timberlake, die als Jim met zijn vrouw Jean (Carey Mulligan) een folkduo vormt. Jean en Llewyn vormen ook een item, maar dan heimelijk, wat aanleiding is voor enkele briljante dialogen.

Recensie Inside Llewyn Davis

Coen-fans zullen ook smullen van John Goodman, die ditmaal de cynische junkie-jazzmuzikant Roland Turner speelt; alleen die scènes al maken de film de moeite waard. De Coen-broers goochelen met de werkelijkheid wanneer ze Davis in Chicago de impresario Bud Grossman (F. Murray Abraham) laten ontmoeten. In werkelijkheid heette die Albert Grossman, de latere manager van Bob Dylan, de folkzanger die in de laatste scène zijn (naamloze) opwachting maakt. Verrukkelijke film: een moment in de geschiedenis gevangen in een tijdloos verhaal.

 

2 december 2013

 

MEER RECENSIES