The Last Showgirl

***
recensie The Last Showgirl
“We waren net als filmsterren”

door Zoë van Leeuwen

Wat doe je als je droomcarrière na 38 jaar aan diggelen valt? Gia Coppola toont in een compacte 85 minuten het Las Vegas achter het gordijn van glitter en glamour en vertelt een aangrijpend en vooral sentimenteel verhaal over een danseres die er alles aan doet om haar dromen na te jagen. Pamela Anderson pakt in The Last Showgirl voor het eerst sinds 1996 de hoofdrol en geeft een verfrissend emotioneel optreden.

The Last Showgirl ging vorig jaar in première op het Toronto International Film Festival, waar vooral hoofdrolspeelster Pamela Anderson werd geprezen voor haar terugkeer naar het grote doek. Na haar regiedebuut Palo Alto uit 2013 en de geflopte Mainstream uit 2020, komt regisseur Gia Coppola nu met nog een indiefilm. Deze keer een portret, waarin ze het leven van een doorgewinterde Vegas-showgirl onderzoekt. Voor de film, die in 18 dagen is gefilmd, werd Coppola geïnspireerd door het Las Vegas achter luxe casino’s en de neonverlichte Strip.

The Last Showgirl

Als lid van de Coppola-familie heeft Gia veel te bewijzen in Hollywood. En hoewel ze misschien (nog) niet de legendarische status van haar opa, Francis Ford Coppola, kan evenaren, of zich kan meten aan haar tante Sofia Coppola, de eerste vrouwelijke regisseur die genomineerd werd voor een Oscar, doet Gia met haar emotionele en rauwe verhaal over de ‘echte Amerikaanse Showgirls’ de familienaam zeker eer aan. Hoewel ze nog veel van haar familieleden kan leren.

Sentimenteel
Shelly Gardner is een 57-jarige showgirl die al meer dan dertig jaar dagelijks optreedt in Le Razzle Dazzle, een show in Franse stijl in een casinoresort op de Las Vegas Strip. Als Shelly en de andere dansers van producent Eddie (Dave Bautista) te horen krijgen dat de show over twee weken stopt en wordt vervangen door een moderner circus, stort haar hele wereld in. Want voor haar is Le Razzle Dazzle haar leven. Terwijl de andere vrouwen zoals Jodie (Kiernan Shipka) en Mary-Anne (Brenda Song) auditie doen voor andere shows, houdt Shelly vast aan het verleden en vindt ze de nieuwe shows op de Strip te seksueel. “Vroeger behandelden ze ons als filmsterren. We waren ambassadeurs voor stijl en elegantie, de iconische Amerikaanse showgirl”, vertelt Shelly trots wanneer haar wordt gevraagd waarom ze de nieuwe shows niet ziet zitten.

Haar leven als danseres is zo belangrijk voor haar dat haar carrière haar relatie met haar dochter Hannah (Billie Lourd) heeft verwaterd. Ook al is ze niet veel in haar dochters leven, toch probeert ze haar dochter te steunen. Als Hannah haar vertelt dat ze niet weet of ze de juiste studiekeuze heeft gemaakt, omdat het moeilijk is om werk te vinden als fotograaf, antwoordt Shelly met: “Een baan hebben waar je niet echt van houdt, dat is pas moeilijk.” Ook verwijzend naar haar eigen baan, waar ze meer van lijkt te houden dan van haar eigen kind. 

De film verkent thema’s die we de afgelopen tijd vaker zien in Hollywood. Met films als The Substance, die hoewel in een ander genre, ook thema’s verkent van de maatschappelijke houding tegenover vrouwen in de entertainmentindustrie en hoe ze eruit gegooid kunnen worden als men vindt dat ze over hun topjaren heen zijn. Shelly wordt hier keer op keer mee geconfronteerd, ook als ze ziet dat haar beste vriendin en voormalig showgirl Anette (Jamie Lee Curtis) nu gedegradeerd is tot cocktailserveerster in een casino. Hoewel Shelly veel liefde heeft voor haar vriendin, wil ze absoluut niet in hetzelfde schuitje terechtkomen.

Moeder-dochterrelatie
Hoofdrolspeelster Pamela Anderson vindt zichzelf opnieuw uit als Vegas Showgirl Shelly en kreeg daarvoor een welverdiende Golden Globe-nominatie. Vooral in de emotionele momenten tussen Shelly en haar dochter komt het talent van de acteurs naar boven. Want wanneer Hannah, op verzoek van haar moeder, eindelijk naar een van de shows komt kijken, voelt het als een stomp in de maag voor Hannah. Waar Shelly de show ziet als stijlvol, noemt Hannah het ‘maar een nudieshow’ en vraagt of het de moeite waard was om haar als kind iedere avond achter te laten op de parkeerplaats van het casino.

Shelly kan het niet laten om haar keuzes te verdedigen en hamert op de kunst en traditie van de showgirls, zonder zich bewust te zijn van de pijn die ze bij haar dochter heeft veroorzaakt. Aan de keerzijde daarvan staan Jodie en Mary-Anne, die als jonge danseressen Shelly als mentor en moederfiguur beschouwen en regelmatig bij haar over de vloer komen als een soort bij elkaar geraapt gezin. Maar haar vermogen om alleen om zichzelf te geven komt ook naar voren in haar relatie met de dansers. Als Jodie op een avond huilend voor haar deur staat, doet Shelly de deur dicht, omdat ze een dans aan het oefenen is voor een aankomende repetitie.

The Last Showgirl

Maar terwijl het prachtig is om Pamela Anderson terug te zien op het witte doek in de rol van haar leven, lijkt ze niet op te kunnen boksen tegen het acteerwerk van Bautista en Hollywoodveteraan Curtis. Vooral Bautista, die toch bekend is als grote sterke actieheld, laat in The Last Showgirl echt zien dat hij meer in zijn mars heeft. Ook Shipka lijkt eindelijk haar rollen in tienerfilms achter zich te laten en is overtuigend als jonge danseres wiens familie haar carrière niet goedkeurt.

Gevoel over verhaal
The Last Showgirl werd met een 16mm-camera gefilmd om een ​​ruwe, korrelige kwaliteit vast te leggen. Dit zorgt voor mooie beelden die echt dat indiefilm-gevoel geven. Maar wanneer het einde van de film nadert, verdwijnt het verhaal naar de achtergrond en verandert de film meer in een verzameling van gevoel en b-roll. De film begint leeg aan te voelen, alsof ze alleen aan het oppervlak blijven van wat had kunnen zijn. Als Shelly uiteindelijk naar een auditie voor een andere show gaat, krijgt ze te horen dat haar techniek niet geweldig is en dat als ze jonger was geweest, dat niet uitgemaakt zou hebben. Maar op dit thema van ouder worden in de showbizz gaat de film nooit echt in.

In een van de laatste scenes zien we voor het eerst een optreden van Le Razzle Dazzle. De show waar al de hele film met veel lof over wordt gesproken, voelt wat teleurstellend aan voor de kijker, wat wellicht ook de bedoeling was. Want na een laatste keer stralen op het podium is het misschien ook wel tijd dat de dansers worden vervangen door iets eigentijds.

 

10 april 2025

 

ALLE RECENSIES

Becoming Led Zeppelin

***
recensie Becoming Led Zeppelin
Documentaire schreeuwt om vervolg

door Cor Oliemeulen

De documentaire Becoming Led Zeppelin over de beste rockband ooit is vooral voer voor fans. Zoals de filmtitel aangeeft beperkt regisseur Bernard MacMahon zich tot de ontstaansgeschiedenis. Dat is leuk als het gaat om de vele anekdotes, maar jammer omdat er juist ook na die eerste jaren zoveel interessants te vertellen, te horen en te zien valt.

De vier leden van Led Zeppelin worden geïntroduceerd als oorlogskinderen in Engeland, geboren in of net na de Tweede Wereldoorlog. Ze groeien op in de jaren ’50 en ’60 als er een nieuwe jeugdcultuur ontstaat, beïnvloed door de rock-‘n-roll en de blues uit Amerika.

Becoming Led Zeppelin

Jimmy, John Paul, Robert en John
Becoming Led Zeppelin wisselt anekdotische interviews af met archiefbeelden, foto’s en geluidsfragmenten. Zo speelde gitarist Jimmy Page al in een bandje op de middelbare school en luisterde veel naar Amerikaanse rock-‘n-roll. Hij ging werken als studiomuzikant in Londen. Page heeft zijn agenda van 1964 goed bewaard. De camera zoomt in op de data waar hij zijn afspraken heeft genoteerd. Sessies met The Rolling Stones, David Bowie, Petula Clark, en voor de eerste plaat van The Who.

In de studio’s liep hij bassist/toetsenist John Paul Jones tegen het lijf. Jones vertelt dat hij stamt uit een muzikale familie en op zijn veertiende speelde op het kerkorgel bij een ‘coole priester’. Jones deed naar eigen zeggen vooral ‘brave’ studiosessies, zoals voor zangeres Lulu. Hij speelde samen met Page in het orkest dat het Bond-nummer Goldfinger van Shirley Bassey in de Abbey Road Studios opnam.

Net als Jimmy Page en John Paul Jones was zanger Robert Plant actief in allerlei bandjes. Hij vertelt over de ‘shock’ die hij voelde toen hij Little Richard hoorde zingen. Dat wilde hij ook, maar dan het liefst blues en R&B. Dat schoot bij zijn ouders in het verkeerde keelgat, want die zagen liever dat hij ging werken als accountant.

En dan is er nog drummer John Bonham, bekend van zijn krachtige, ritmische stijl. We zien hem niet in interviews, maar horen zijn stem, want hij overleed in 1980. Eén ontroerende blik van Robert Plant is eigenlijk alles wat de documentaire te melden heeft over deze tragische gebeurtenis en het einde van de legendarische band. Plant zat samen met Bonham in The Band of Joy, dat voornamelijk blues- en rockcovers speelde. We horen hoe Bonham praat over zijn grote voorbeeld Gene Krupa en hoe hij al op jonge leeftijd een gezinnetje sticht.

The New Yardbirds
In Becoming Led Zeppelin wordt Jimmy Page neergezet als de oprichter en leider van de band. Hij speelde als bassist samen met gitarist Jeff Beck in The Yardbirds. Toen deze band in 1968 uiteenviel, bleef Jimmy Page als enige over met de rechten op de bandnaam. Hij had nog een contract om een paar shows te spelen, dus moest hij snel een nieuwe band samenstellen. John Paul Jones vroeg Page om auditie te doen, Robert Plant werd vanwege zijn stem en energie uit zijn toenmalige band Hobbstweedle geplukt. En Plant maakte Page opmerkzaam op de kwaliteiten van Bonham. Het kwartet speelde voor het eerst samen op 12 augustus 1968 in een kelder van een platenwinkel aan de Gerrard Street in Londen.

Het zijn mooie beelden van hun eerste optredens tijdens hun tournee in Denemarken later dat jaar, toen nog als The New Yardbirds. Hier konden muziekliefhebbers voor het eerst live genieten van hun mix van blues, hard rock en psychedelica, ondersteund door complexe ritmes, de iconische stem van Plant en de epische gitaarpartijen van Page. Tijdens zijn solo in Dazed and Confused introduceert de gitarist het gebruik van een vioolstrijkstok op zijn elektrische gitaar. Het experimentele, mystieke geluidseffect, versterkt door een wah-wah pedaal en echomachine, illustreert hoe vernieuwend het Led Zeppelin-in-wording was.

En dan het zelfverzekerde statement van Jimmy Page: ‘We willen geen singles uitbrengen, maar een albumband worden.’ De eerste elpee – Led Zeppelin – verscheen begin 1969 en werd uitgebracht door Atlantic Records en geproduceerd door Page.

Becoming Led Zeppelin

Populairder in Amerika
Dat Amerikaanse platenlabel van Led Zeppelin was geen toeval. De documentaire vertelt overzichtelijk hoe de band aanvankelijk moeite had om door te breken in eigen land, terwijl ze in de Verenigde Staten juist snel populair werden. Dit kwam omdat de Britse muziekscene eind jaren ’60 en begin jaren ’70 al verzadigd was met grote namen als The Beatles, The Rolling Stones en The Who, waardoor het moeilijk was om op te vallen. Daarnaast was hun muziek niet direct mainstream, waardoor ze als cultband werden gezien.

In de VS daarentegen sloeg hun debuutalbum direct aan en kregen ze veel radio-aandacht. De vele concerten aldaar versterkten hun populariteit. Pas met de release van Led Zeppelin II eind 1969 brak de band echt door in Engeland. En daarmee stopt de film.

De creatieve reis en de persoonlijke verhalen van de bandleden en de weergave van de populaire muziek eind jaren ’60 maken van Becoming Led Zeppelin het boeiende deel van de documentaire. Maar het is jammer dat het portret van de opkomst van de legendarische band eindigt voordat Led Zeppelin de wereld zou veroveren en de liefhebber zou trakteren op legendarische optredens, zoals in 1973 in Madison Square Garden in New York, voor het nageslacht vastgelegd in dubbelalbum en muziekfilm The Song Remains the Same (1976). Kijkende fans van de documentaire komen er bekaaid vanaf met slechts een paar live-registraties. Voor de rest hoor je Led Zeppelin-nummers, maar zie je (regelmatig dezelfde) beelden van andere optredens.

 

26 februari 2025

 

ALLE RECENSIES

A Complete Unknown

****
recensie A Complete Unknown
Bob Dylan veranderde de muziek voorgoed

door Jochum de Graaf

Met acht Oscarnominaties is A Complete Unknown rijkelijk bedeeld. Een ouderwets goed gemaakte Hollywoodfilm over de ontwikkeling van het fenomeen Dylan in de jaren zestig van zijn aankomst in New York 1961 tot het baanbrekende optreden op Newport Folk Festival 1965.

Het is januari 1961 als de 20-jarige Robert Zimmerman, artiestennaam Bob Dylan, met zijn gitaar in de hand uit de bus stapt in Greenwich Village, waar ‘het’ allemaal gebeurt op muzikaal gebied. Hij wil op bezoek bij zijn grote held, folkzanger Woody Guthrie, maar die ligt in een ziekenhuis in New Yersey, heeft de ziekte van Huntington, kan niet praten, laat staan zingen. Pete Seeger, die andere grote folklegende van begin jaren zestig, is op bezoek. Ze zijn diep onder de indruk als de jonge Bob zijn speciaal geschreven Song for Woody speelt.

A Complete Unknown

Folkscene
Seeger ontfermt zich over Dylan en introduceert hem in de levendige folkscene van New York. Het is de enerverende tijd van de opkomende burgerrechtenbeweging, waarin Seeger actief is: van de Cuba-crisis, de moord op Kennedy, de jeugdrevolutie. In het kielzog van Seeger groeit Dylan uit tot een icoon van de jaren zestig, de wereldberoemde protestzanger met zijn nog steeds relevante songs als Blowin’ in the Wind en The Times They Are a-Changin’.

Aan het eind van de film is er het generatieconflict wanneer Dylan op het Newport Folk Festival 20 juli 1965 aangeeft een aantal nummers met elektrisch versterkte gitaren te gaan spelen. Voor puristen als de oude Pete is er op het belangrijkste folkfestival van Amerika geen plaats voor moderne gitaarherrie. Het conflict loopt zo hoog op dat Seeger gewapend met een bijl de mengtafel bestormt en dreigt de kabels door te snijden. 

Artistieke sfinx
De filmtitel, A Complete Unknown, komt uit Like a Rolling Stone, de song waarmee Dylan op Newport zijn luidruchtige breuk met de dogmatische wereld van folkmuziek en overjarige wereldverbeteraars aangaf. Maar het geeft ook voeding aan de mythologisering van Dylan zelf, de sfinx die zich graag in nevelen hult.

Naast een schitterend tijdsbeeld over een van de meest belangrijke veranderingen in de moderne popgeschiedenis biedt de film een goed inzicht in Dylans artistieke brille, zijn worsteling met de wereldroem en vooral ook zijn moeizame omgang met vrouwen, en hoe hij überhaupt in het leven staat.

Hij heeft een aan-uit-verhouding met de liefdevolle Sylvie Russo (gebaseerd op Dylans eerste grote liefde Suze Rotolo) met wie hij een goede intellectuele klik heeft, maar zijn wispelturigheid, rusteloosheid, continue experimenteerdrift biedt weinig zicht op een standvastige relatie. Op tournee onderhoudt hij een vrijage met de veel oudere Joan Baez, net als hij jarenzestigicoon. Maar eigenlijk zou hij het liefst een ongebonden artistiek vrijgezellenbestaan leven.

Wanneer Sylvie alleen op vakantie gaat en het onzeker is wanneer ze elkaar weer zullen zien, zegt ze: ‘Ik besef dat ik je eigenlijk niet ken.’ Veelbetekenend is de scène wanneer Dylan met Sylvie naar de film Now Voyager (1942) zit te kijken. Bette Davis kreeg een Oscar voor haar vertolking van de oude vrijster die zich ontworstelt aan haar strenge dominante moeder en zich ontwikkelt tot een extroverte, aimabele vrouw. ‘Kijk’, zegt hij over haar, ‘Ze maakte iets anders van zichzelf, een persoon die ze op dat moment wilde zijn.’

Motorongeluk
Todd Haynes’ I’m Not There (2007) probeerde grip op het fenomeen te krijgen en toonde Dylan in liefst zes verschillende fictieve variaties met even zovele acteurs. De Coen-broers creëerden in Inside Llewyn Davis (2013) een muzikant die op Dylan leek. Martin Scorsese maakte in 2019 een fantasievolle documentaire Rolling Thunder Revue: A Bob Dylan Story over de gelijknamige legendarische tournee in 1975, nadat hij in 2005 met No Direction Home al een vingeroefening had gemaakt. Het zijn films die reflecteren op de raadselachtige, sfinxachtige persoon die Dylan is.

Het sterke van A Complete Unknown is dat we juist in een conventionele Hollywood-opzet de ontwikkeling van het enigma Dylan te zien krijgen. Dylan die zich om god weet wat voor reden tegen zijn eigen fans afzet en weigert om een ​​aantal van zijn grootste hits te spelen als hij met Baez op tournee is. Waarom hield hij zo hardnekkig vast aan het plan om elektrisch te gaan in Newport, was dat recalcitrantie of voelde hij juist de veranderende tijdgeest zo goed aan?

A Complete Unknown

En dan is er de motor. Dylan die bij emotionele gebeurtenissen op zijn motor stapt en zonder helm of motorpak met wapperende haren door de stad rijdt of over een lange door bomen omzoomde landweg. Waar denkt hij aan, wat gaat er door zijn hoofd? Het is een motief dat doet denken aan de Wet van Tsjechov: als je een revolver in een stuk te zien krijgt, is dat een aankondiging dat er op zeker moment een schot mee gelost zal worden. In het geval van Dylan verwacht je het motorongeluk in juli ’66 te zien. Het was een jaar na Newport en zou de tweede cesuur in zijn carrière inleiden. Pas acht jaar later ging hij weer op tournee.

Geloofwaardige interpretaties
A Complete Unknown kent een sterk scenario en een uitstekende cast. Dylan gaf zijn zegen aan tieneridool Timothée Chalamet, die een zeer geloofwaardige interpretatie van hem neerzet. Monica Barbaro lijkt ook fysiek erg op Joan Baez. Edward Norton zet een zeer solide Pete Seeger (inclusief banjo) neer. Boyd Holbrook speelt overtuigend Johnny Cash, die al vroeg het genie in Dylan zag.

Regisseur James Mangold – die ook tekende voor Walk the Line, de biopic van Johnny Cash en vrouw June Carter – had veel overleg over de historische juistheid met Dylan, die tegelijkertijd bedong dat er ook fictieve elementen zouden worden toegevoegd. Natuurlijk is niet bekendgemaakt welke dat zijn.

Maar waarheidsgetrouwheid is helemaal niet zo interessant. Veel boeiender is die kennismaking met het ongelooflijk creatieve genie van Dylan, de man die de popmuziek voorgoed zou veranderen en nog steeds actief is. Dat toont zich in de indrukwekkende soundtrack en de enerverende optredens in de film waarbij je ook in de bioscoop uit je stoel opveert. A Hard Rain’s A‐Gonna Fall, Highway 61 Revisited, Mr. Tambourine Man, Maggie‘s Farm, Like a Rolling Stone en It‘s All Over Now, Baby Blue.

Let vooral eens op het publiek in Newport wanneer Bob voor het eerst The Times They Are a-Changin’ speelt, het nummer dat we ook nu nog vrijwel geheel uit het hoofd kennen. Die blikken die het onmiddellijk lijken te herkennen als meesterwerk. Geweldige scène.

 

20 februari 2025

 

ALLE RECENSIES

Maria

***
recensie Maria
Ondergang van een opera-diva

door Jochum de Graaf

Angelina Jolie speelt een sterke hoofdrol. Maar Pablo Larraíns Maria over de laatste dagen van Maria Callas, de grootste operadiva aller tijden, overtuigt niet echt door de onsamenhangende verhaallijnen.

Het is september 1977, twaalf jaar nadat ze in de Covent Garden in Londen voor de laatste keer op een podium stond. Operadiva Maria Callas was 41 toen haar stem haar in de steek liet en haar carrière zo goed als over was. Ze zegde steeds vaker op het laatste moment concerten af, verbond van de weeromstuit exorbitante eisen aan haar optredens, waardoor het publiek haar misplaatste sterallures begon te verwijten.

Maria

Haar deconfiture betekende niet dat ze in de anonimiteit verdween. Callas was eind jaren zestig, begin jaren zeventig een wereldberoemde stijl-icoon, deed een aantal afscheidstournees, speelde een imposante titelrol in Pasolini’s Medea (1969). Maar vooral vanwege haar melodramatische liefdesrelatie met de puissant rijke Griekse reder Aristoteles Onassis was ze niet uit de schandaalpers weg te slaan.

In de tweede helft van de jaren zeventig trok ze zich terug in een luxueus appartement in Parijs. 16 september 1977 stierf ze aan een hartaanval. Ze was pas 53.

Verval
Maria
begint met de laatste weken die ze in dat grote appartement doorbrengt, omringd door haar trouwe bedienden Bruna en Ferruccio en haar hondjes. Ze komt zelden het huis uit, draait rond in haar herinneringen, de triomfen, de neergang. Ze is verslaafd aan drank en pillen, een leven in groteske eenzaamheid en pijn.

Af en toe heeft ze een opleving. ‘Ik ben in de stemming voor adoratie’, zegt ze op een zonnige dag tegen haar bedienden. Het is een even grappige als meelijwekkende opmerking van de grote diva, gevangen in de schaduw van haar eigen iconische status.

Belangrijk thema in de film is de achteruitgang van haar stem. Met een autoritaire, nogal pedante stemcoach probeert ze aan een comeback te werken. Op een gegeven moment dwingt ze haar butler Ferruccio om een bandrecorder aan te schaffen zodat ze haar vroegere met de huidige opnamen kan vergelijken. Maar de recitals laten vooral zien dat het verval onmiskenbaar is ingezet.

Callas is bijzonder eigengereid, slaat alle goed bedoelde adviezen van de weinige naasten, zoals zus Yanika die nog in de buurt zijn, in de wind en krijgt steeds meer last van een vervagend geheugen. Obsessief probeert ze vast te houden aan haar sterrenstatus.

Ferruccio krijgt vrijwel dagelijks de opdracht om de piano net weer in een andere hoek van de kamer te zetten, zodat de zoninval haar gezicht beter laat uitkomen, mocht er iemand komen om haar te fotograferen of te filmen.

Mandrax
Het verhaal wordt vooral verteld aan de hand van een in scène gezet tv-interview met een zekere Mandrax, een jonge journalist die verliefd op haar is. Mandrax is de naam van het slaapmiddel waaraan Callas verslaafd raakte en dat hallucinaties en waandenkbeelden veroorzaakt.

Het interview is een kunstgreep die de gelegenheid biedt tot vage flashbacks met de suggestie van opgelopen jeugdtrauma’s in het door de nazi’s bezette Griekenland. Callas raakt in trance van haar meest fameuze optredens in La Scala in Milaan, de New Yorkse Met, Covent Garden in Londen. Het is een ratjetoe van aan elkaar geplakte gebeurtenissen die niet verder gaan dan wat je al weet en niet bijdragen tot een nieuw of dieper inzicht in de psyche van Callas.

Maria

Mandrax gaat met Callas uitgebreid in op de ontmoeting met en de onstuimige verwikkelingen in haar gepassioneerde maar ook giftige verhouding met grote liefde, Onassis. En de brute verbreking daarvan die volgens menigeen haar vroege dood inluidde.

We zien de brisante scène in een restaurant. John F Kennedy verschijnt aan haar tafel en Callas beweert dat hij een opzichtige toenaderingspoging deed onder het voorwendsel dat hun wederzijdse echtgenoten Onassis en Jackie er ook een publiek geheime relatie op nahielden. Maar het ontstijgt niet het niveau van een verzonnen pikante anekdote.

‘Diva-trilogie’
Het is wel een omineuze scène omdat regisseur Pablo Larraín ook het leven van Jackie Kennedy verfilmde. Na Jackie (2015) en Spencer (2021), over Lady Di, is Maria het slot van zijn ‘diva-trilogie’, de verfilming van drie iconische vrouwenlevens: over glorie, ondergang en de zware tol van de roem. Maria is van die drie de minst geslaagde aflevering.

En dat ligt niet aan Angelina Jolie, die uit eigen ervaring met het turbulente leven in de schijnwerpers kan putten. Ze heeft maandenlang haar zangtechniek geoefend en benadert mede door AI-techniek het origineel van Callas zeer dicht. Het diva-gedrag – zowel de glamourkant als de paranoiakant – gaat haar goed af. Ze oogt alleen wat minder kwetsbaar dan de echte Maria Callas, die we zoals in alle biopics van tegenwoordig in slotbeelden te zien krijgen.

Maar het is vooral de kunstgreep met ‘Mandrax’ die de film parten speelt. Op zich creatief bedacht maar in zijn uitwerking wordt het langdradig en weinig samenhangend.

 

12 februari 2025

 

ALLE RECENSIES

Ernest Cole: Lost and Found

****
recensie Ernest Cole: Lost and Found
Het knagende gevoel van ontheemding

door Cor Oliemeulen

De Zuid-Afrikaanse fotograaf Ernest Cole (1940-1990) was de eerste die de buitenwereld op een indringende manier confronteerde met het leven van de zwarte bevolking onder de Apartheid. Zijn foto’s maakten hem beroemd, maar waren verboden in zijn eigen land. Na zijn vlucht naar Amerika raakte Cole langzaam gefrustreerd, dakloos en vergeten. Totdat in 2017 60.000 van zijn foto’s in een Zweedse bankkluis werden aangetroffen.

Filmmaker Raoul Peck maakte met Ernest Cole: Lost and Found een aandoenlijk eerbetoon aan de fotograaf, die zich genoodzaakt voelde om in ballingschap te gaan. Hij mocht nooit meer terugkeren naar zijn familie en vrienden in Zuid-Afrika. Cole overleed in een New Yorks ziekenhuis aan de gevolgen van kanker, wrang genoeg in de week dat Nelson Mandela werd vrijgelaten uit de gevangenis.

Ernest Cole: Lost and Found

Vluchten uit je eigen land
Raoul Peck kon tijdens het maken van de documentaire deels putten uit zijn eigen ervaringen van ontheemding. Ook hij voelde zich genoodzaakt om zijn land te verlaten. Geboren in Haïti verhuisde hij vanwege de politieke situatie aldaar op jonge leeftijd met zijn familie naar de Verenigde Staten. Hij ging film studeren en belandde in Berlijn en Parijs. In 1996 keerde hij kort terug naar Haïti als minister van cultuur, maar werd al na een jaar ontslagen.

Terug in Europa maakte hij met Lumumba (2000) een politieke biografie over de Belgische koloniale geschiedenis en de moord op de Congolese leider Patrice Lumumba. Ook furore maakte Peck met de documentaire I Am Not Your Negro (2016), de levensloop van James Baldwin, een van de grootste Amerikaanse schrijvers na de Tweede Wereldoorlog. Baldwin groeide op in Harlem, New York maar raakte gefrustreerd door het racisme en verliet op zijn vierentwintigste zijn land om zich te vestigen in Parijs waar hij bijna zijn hele leven zou blijven wonen. Ondanks de parallellen met Peck en Baldwin is de levenswandel van Cole uitermate tragisch.

Internationale bewustwording
Waar acteur Samuel L. Jackson in I Am Not Your Negro fungeert als de stem van James Baldwin, neemt acteur LaKeith Stanfield (Judas and the Black Messiah, 2021) in Ernest Cole: Lost and Found de voice-over voor zijn rekening. Hij vertolkt het uiterst gedetailleerde levensverhaal dat Raoul Peck schreef op basis van Cole’s eigen woorden en gesprekken met zijn vrienden en geliefden én aan de hand van Cole’s confronterende foto’s van het leven onder het apartheidsregime. Het leven van zwarte mannen in een Zuid-Afrikaanse gevangenis en de gedwongen verhuizingen naar afgelegen kampen. Maar vooral had hij een scherp oog voor de dagelijkse onderdrukking, zware arbeid, armoede en de banaliteit van racisme, getuige de vele foto’s van borden met teksten als ‘Slegs vir Blankes / Europeans Only’ bij gebouwen, parken, zwembaden, scholen, ziekenhuizen, treinstations, waar eigenlijk niet?

Cole moest zijn foto’s vaak stiekem maken, op ooghoogte en tijdens het lopen, om niet op te vallen. Dat doet geen afbreuk aan alle technisch bekwame, aangrijpende foto’s die voorbijkomen in de documentaire. Buiten Zuid-Afrika zorgden ze voor de nodige verontwaardiging. Sommige foto’s zeggen meer dan duizend woorden.

De internationale bewustwording versterkte nadat Ernest Cole een jaar na zijn vertrek naar Amerika in 1967 zijn befaamde fotoboek House of Bondage samenstelde en uitbracht. “Mijn hele leven zit in dit boek”, horen we hem zeggen in de documentaire. Cole had zich laten inspireren door de Franse fotograaf Henri Cartier-Bresson die ook foto’s van dagelijkse ervaringen van gewone mensen maakte.

Ernest Cole: Lost and Found

Van beroemd tot dakloos
Ernest Cole werd bekend en zijn foto’s werden beroemd. Ook de foto’s die hij maakte over het leven van de zwarte bevolking in het zuiden van de Verenigde Staten. Cole’s ‘beloofde land’ bleek een land van rassenscheiding, net als het land dat hij ontvlucht was. Als je kijkt naar Cole’s foto’s in Amerika zie je vaak nauwelijks verschillen met het leven van zwarte mensen in Zuid-Afrika.

Vanaf hier wordt Ernest Cole: Lost and Found somber en somberder, door de gemoedstoestand van de fotograaf en de dramatische voice-over van LaKeith Stanfield. Cole vertrekt een tijdje naar Zweden en Denemarken, maar komt toch weer terug. Korte fragmenten uit eerdere documentaires en archiefbeelden van nieuws over internationale boycotacties van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime komen voorbij. Voor anderen gloort er hoop, voor Ernest Cole niet.

“Al mijn foto’s zijn leugens”, zegt Cole verbitterd. “Ik heb heimwee, maar kan niet terug.” En zo zien we Cole langzaam afglijden van bekend fotograaf tot dakloze. Gelukkig heeft regisseur Raoul Peck nog een hartverwarmende finale in petto.

 

15 januari 2025

 

ALLE RECENSIES

In Restless Times: The Music of Paul Simon

****
recensie In Restless Times: The Music of Paul Simon
Groots muzikaal monument

door Jochum de Graaf

In zijn huisstudio met windmolen op het platteland van Wimberley, Texas pakt Paul Simon (inmiddels 83) een percussie-instrument uit de kast, zet het even aan zijn oor en dan weer terug. Ja, dit is een geluidje dat hij wel kan gebruiken. Het is voorjaar 2023 en hij is zijn vijftiende soloalbum Seven Psalms aan het opnemen. De scène staat symbool voor de muzikale levenshouding van Paul Simon: vrijwel rusteloos, altijd op zoek naar een nieuw geluid, nieuwe muziek.

De opnamen voor Seven Psalms zijn de kapstok voor In Restless Times, het drie en een half uur durende filmportret van Paul Simon, waar zijn ruim zestig jaar omspannende carrière aan wordt opgehangen.

In Restless Times: The Music of Paul Simon

Songbook
Vanuit Wimberley gaan we hinkstapspringend met jeugd- en schoolfoto’s, krantenkoppen, tv-interviews, liveopnamen van concerten, studio-opnamen, tv- en filmfragmenten, interviews met producers en studiotechnici door zijn muzikale leven. Die carrière met al die iconische nummers valt te zien als een songbook maar het is ook een geschiedenis van de popmuziek die Simon in hoge mate mede heeft vormgegeven.

Uiteraard komt zijn persoonlijke leven aan de orde en zijn drie huwelijken: met Peggy Harper, Carrie Fisher en meest recent zangeres Edie Brickell, die met name in het tweede deel van de film aan het woord komt. Opvallend detail is dat de relatie met de in juli overleden actrice Shelley Duvall, die Simon voorstelde aan zijn tweede vrouw Carrie Fisher, niet aan de orde komt. Al die relaties lieten met songs als Homeward Bound, 50 Ways to Leave Your Lover, Hearts and Bones en het pas veel later op plaat gezette Graceland hun sporen na in zijn muzikale erfenis.

Art Garfunkel
Maar de belangrijkste persoon in Paul Simons leven was natuurlijk Art Garfunkel. Ze kenden elkaar vanaf hun eerste highschooljaren, 1953, Garfunkel woonde een paar blocks verder in Queens, New York. In eerste instantie traden ze voor de grap als Tom & Jerry op, brachten een singletje uit en nadat ze in 1964 tekenden bij Columbia Records maakten ze als Simon and Garfunkel een jaar later met The Sound of Silence hun eerste wereldwijde hitalbum. Doorslaand succes is ook het optreden op het legendarische Monterey Pop Festival 1969.

Paul Simon benoemt als grootste muzikale inspiratie in zijn tienerjaren eind vijftig Elvis Presley. Maar het is onmiskenbaar dat The Everly Brothers de grootste invloed hadden, die fraaie vocalen, de zoetgevooisde stemmen die zo kenmerkend waren voor het succesduo Simon en Garfunkel.

In Restless Times: The Music of Paul Simon

Echt rock-’n-roll kun je Paul Simon natuurlijk niet noemen, hij staat vooral in de traditie van de Amerikaanse folkmuziek. Simon en Garfunkel waren vooral keurig nette jongens met een wat rebelse, of beter gezegd een ‘maatschappijkritische’ inslag. The Graduate – de taboe doorbrekende film in 1967 over de heimelijke romance tussen de jonge adolescent, student Benjamin Braddock (grote doorbraak voor acteur Dustin Hoffman) en een oudere getrouwde vrouw, Mrs. Robinson (Oscar voor Anne Bancroft) – zou zonder Simons soundtrack met The Sound of Silence, Scarborough Fair en Mrs. Robinson niet zo’n groot succes geweest zijn.

Tegelijkertijd werd The Graduate ook de indirecte aanleiding voor de eerste breuk van Simon and Garfunkel. Het was een ongelijkwaardige samenwerking; Paul Simon (zo wordt een aantal keer benadrukt) was de enige componist van het duo. Art Garfunkel, de betere zanger,  wilde zich als acteur verder ontwikkelen, nam een rol aan in Catch-22 en tekende achter Paul Simons rug om een contract voor de vervolgfilm van Mike Nichols Carnal Knowledge. Ondanks het gigantische succes van Bridge Over Troubled Water, nog steeds een van de meest verkochte popalbums aller tijden, kwam in 1970 de vriendschap na zeventien jaar tot een einde.

Nieuwe muziek
Op gezette tijden kwam het dan weer tot een reünie en daar volgde dan weer een niet zelden openlijk in de media uitgevochten nieuwe breuk op. Juni 1981 was er een gigantisch openluchtreünieconcert in Central Park New York, een doorslaand succes, dat enigszins ontsierd werd toen een losgeslagen fan het podium opsprong en Paul Simon belaagde. Art Garfunkel stond erbij en keek er niet eens naar, tot grote woede van Paul Simon. Het was een jaar na de moord op John Lennon.

Voor Paul Simon was dat het althans voorlopig definitieve einde. Hij trok zich terug en ging in de luwte op zoek naar nieuwe muziek. Eind jaren zestig had hij zich in Londen in de Britse folkscene ondergedompeld. Nu vond hij zichzelf opnieuw uit, maakte kennis met de ska en vervolgens de reggae op Jamaica, ontmoette Jimmy Cliff die een wereldhit had met Vietnam. Hij scoorde, toch weer met Garfunkel, een wereldhit met de bewerking van het Peruaanse volksliedje El cóndor pasa.

We zien hem op zoek naar bijzondere klanken luisteren naar Les Voix Bulgares, een wonderschoon vrouwenkoor van kopstemmen uit de Bulgaarse bergen. En hij vertelt hoe hij op een achternamiddag in een cassettebandje met accordeonmuziek van de Boyoyo Boys in handen kreeg waar hij enorm enthousiast over raakte en alles vanaf wilde weten. Het spoor leidde hem uiteindelijk in 1985 naar Johannesburg, waar hij om kort te gaan in aanraking kwam met het fameuze Ladysmith Black Mambazo-koor en uiteindelijk in vijf studio’s op twee continenten het legendarische album Graceland werd opgenomen, het absolute doorbraakalbum voor de Afrikaanse muziek. En de rest is geschiedenis zou je kunnen zeggen.

In Restless Times: The Music of Paul Simon

Afrika
Er ontstond in eerste aanleg ondanks de lovende muzikale ontvangst behoorlijk wat controverse over Graceland omdat Simon in de tijd van apartheid naar Zuid-Afrika was gegaan en de culturele boycot had doorbroken. Maar dankzij het album braken Zuid-Afrikaanse artiesten Hugh Masekela en Miriam Makeba door. We zien een geweldig stadionconcert in Harare, Zimbabwe waar zwart en wit door elkaar een saamhorig publiek vormden. En niet uitgesloten moet worden dat het album een rol speelde in de vrijlating van Nelson Mandela en het einde van de apartheid in 1989.

Voor Paul Simon volgt dan nog weer een zoveelste muzikaal leven: soloalbums, compilatiealbums, op tournee met Bob Dylan, met Sting, om de zoveel jaar een reünie met Garfunkel, tot twee keer toe opgenomen in de Rock & Roll Hall Of Fame, de uitreiking van een Lifetime achieve Award, een fiks aantal Grammy Awards, een wereldtournee in 2010 en 2011, het is te veel om op te noemen. En dan tenslotte de opnamen voor Seven Psalms in 2023.

209 minuten duurt de film. Dat is een forse zit en bij menige film van die lengte, zoals voor mij Scorsese’s Killers of the Flower Moon, had het zonder problemen een uur korter gekund. In de VS is de documentaire in twee delen, Verse One en Verse Two, op tv uitgezonden. Met In Restless Times is er echter geen sprake van een slaapverwekkende lengte. Regisseur Alex Gibney dient de uitgebreide verhaallijn in hapklare brokken op, de vele livenummers worden op goede lengte in beeld en ten gehore gebracht en werken als aangename rustpunten. Het is mooi, het is veel en het is goed. Een groots muzikaal monument.

 

6 november 2024

 

 

ALLE RECENSIES

The Apprentice

****
recensie The Apprentice
Hoe Donald Trump Donald Trump werd

door Jochum de Graaf

Bij de première in Cannes zei regisseur Ali Abbasi dat er geen grootscheepse publiciteitscampagne gepland stond. Het uitbrengen van The Apprentice zou in de aanloop van de Amerikaanse presidentsverkiezingen voldoende aandacht uit zichzelf genereren. En ja hoor, Donald Trump dreigde gelijk met juridische stappen: ‘pure fictie vol sensationele leugens die allang zijn ontkracht. Een zoveelste poging van de Hollywood-elites om de verkiezingen te beïnvloeden’.

De Deens-Iraanse regisseur Ali Abassi heeft er inderdaad geen glamoureus Hollywoodfilm van gemaakt. Hij was eerder verantwoordelijk voor uiteenlopende producties als het indrukwekkende true crime drama Holy Spider (2022), over een seriemoordenaar van ‘zondige vrouwen’ in Teheran en een aantal afleveringen van The Last of Us, de apocalyptische dramaserie van HBO.

The Apprentice

‘Aanvallen, ontkennen en niets toegeven’
The Apprentice was de reality-tv-show waarin een opvolger van Donald Trump werd gezocht. De afvallers werden steevast door Trump zelf afgeserveerd met de kreet ‘you’re fired!’. In de film is Trump zelf ‘the apprentice’ (de stagiair), die zijn opgang maakt in het New York van de turbulente jaren zeventig en tachtig. Nadat hij zijn grote ideaal, de bouw van de Trump Tower, verwezenlijkt heeft, kan hij doorstoten naar nationale bekendheid en zijn politieke ambities proberen waar te maken.

Tegelijkertijd is The Apprentice een portret van New York. Eerst de jaren zeventig van verloedering, heroïnegebruik, geweld en zware criminaliteit rond uitgaansgebied 42nd Street, gevolgd door de economische opleving in het decennium erna. Het is het wereldje van vastgoedmiljonairs, politici, maffiose types en beroemdheden waarin Trump groot kon worden.

We volgen de jonge Donald als hij in de beginjaren hand- en spandiensten verricht voor zijn dominante vader, de vastgoedmagnaat Fred Trump. Hij moet de huur ophalen bij wanbetalers in uitgewoonde flatgebouwen, meest arme zwarte migranten. Cruciaal voor zijn ontwikkeling is de ontmoeting met de excentrieke jurist Roy Cohn, die een beruchte reputatie opbouwde met zijn rol van aanklager bij de executie van de Rosenbergs (vanwege spionage voor de Sovjet-Unie) en het opknappen van duistere zaken voor de maffia.

Cohn onderwijst Trump in de drie regels voor succes: allereerst altijd aanvallen, aanvallen, aanvallen, vervolgens altijd ontkennen dat je iets verkeerd gedaan hebt en tenslotte altijd de overwinning claimen en nooit maar dan ook nooit een nederlaag toegeven. Het zijn de levenslessen in amoraliteit die Trump spijkerhard in praktijk zal blijven brengen.

Ontwikkeling van de absolute narcist
Zijn politieke gedachtegoed ontleent hij aan de Republikeinse presidenten Nixon en vooral Reagan, die al in 1980 campagne voerde met de slogan ‘Let’s make America great again’.

Donald Trump gelooft sterk het vulgair materialistische idee dat de VS een land is waar met geld alles te koop is. Typerend is de bizarre scène waarin hij op de trouwdag met zijn eerste vrouw Ivana hard onderhandelt over de waarde van hun wederzijdse bezittingen voor zij haar handtekening onder het huwelijkscontract zet.

The Apprentice

In eerste instantie heb je nog wel wat sympathie voor de wat onzekere Donald: sterke band met moeder, zwaar onder de plak van zijn vader, een broer die zwaar aan de drank en aan lager wal geraakt is. Voor Donald is hij een loser met wie hij weinig te maken wil hebben. Hij stopt hem af en toe wat geld toe, maar op zijn begrafenis heeft hij een afspraak bij de plastisch chirurg om het een en ander aan buikvet weg te laten halen.

Gaandeweg zie je, onder invloed van Cohn, de ontwikkeling van de absolute narcist met de over lijken gaande mentaliteit die zo kenmerkend is voor de huidige Donald Trump. Sebastian Stan groeit sterk in zijn rol als jonge Donald die cola drinkt, dieetpillen slikt, zijn kaler wordende kruin laat implanteren: ‘the boy with the golden hair’. Fijn ook hoe hij zich die kenmerkende maniertjes, gebaren, intonatie heeft eigengemaakt.

Minachting voor tegenstanders
Jeremy Strong als Roy Cohn geeft een geweldig gevolg aan zijn vileine karakterrol van Kendall Roy in HBO’s successerie Succession. De onbeschoftheid waarmee Cohn te werk gaat, de minachting voor tegenstanders die zo’n diepe indruk maken op Donald Trump. Het verborgen houden van zijn homoseksuele liefdesrelatie, het zich afzetten tegen de homo-gemeenschap, glashard volhouden dat hij leverkanker heeft terwijl hij uitbehandelde aids heeft. De ontluistering dat Donald Trump hem dan keihard laat vallen en niets meer met hem te maken wil hebben. Nou ja, hij geeft hem nog wel een gouden ring als aandenken, die bij nadere bestudering van het aanmerkelijk goedkopere metaal zirkonium blijkt te zijn.

Tegen zijn biograaf die hem helpt bij het schrijven van de bestseller The Art of the Deal zegt Trump dat de drie regels van succes: ‘aanvallen, ontkennen en niets toegeven’ door hemzelf ontwikkeld zijn.

The Apprentice is niet zozeer een straffe anti-Trump-film, maar een goed getroffen stijlvolle filmische analyse van het karakter van de man waarvan je hoopt dat hij op 5 november opnieuw een loser wordt.

 

22 oktober 2024

 

 

ALLE RECENSIES

Film Fest Gent 2024 – Deel 5: Henry Fonda for President

Film Fest Gent 2024 – Deel 5:
Henry Fonda for President

door Tim Bouwhuis

Het gebruikelijke klassiekerprogramma van dit Film Fest Gent is onvermijdelijk geïnspireerd door de donkere wolk die boven de Verenigde Staten hangt. Oók (of misschien juist) als Kamala Harris op 5 november als winnaar uit de bus komt, is verdere verdeeldheid en tumult zo goed als gegarandeerd. Een selectie van paranoïde prenten uit het Koude tijdperk sluit wat dat betreft natuurlijk naadloos bij de tijdgeest aan. In dit verslag aandacht voor de wijze waarop Gent het vizier dit najaar op de VS richt, maar dan wel door een wat alternatieve lens.

De majestueuze essaydocumentaire Henry Fonda for President (2024) hoort officieel niet bij het Amerikaanse programma, en toch plakt dit groots opgezette project (na drie uur begint de aftiteling te lopen) als de lijm die al die oudere films bij elkaar houdt. De Oostenrijkse filmhistoricus, criticus en curator Alexander Horwath neemt het indrukwekkende acteursoeuvre van Henry Fonda (1905-1982) als uitgangspunt voor een reis door een almaar uitdijend filmlandschap.

Henry Fonda for President

Kronkelend als een termiet
Naar het straffe voorbeeld van het qua aanpak zeer vergelijkbare Los Angeles Plays Itself (2003) vermengt Horwath een duizelingwekkende hoeveelheid filmfragmenten met hedendaagse opnames van de Verenigde Staten. Als een grondige kroniek is de documentaire gestructureerd aan de hand van jaartallen en plaatsen, die telkens een intrinsieke link hebben met het (acteurs)leven van Fonda. Tegelijk laat Horwath zijn creatieve ingevingen doorheen deze hoofdstukjes continu de vrije loop. “Ik werk als een soort termiet”, onderstreept hij tijdens de afsluitende Q & A.

Veel van de hedendaagse opnames zijn gedraaid in het Amerikaanse binnenland, waar John Ford zijn befaamde westerns schoot (My Darling Clementine is de meest voor de hand liggende referentie) en de ‘Henry Fonda Memorial Highway’ de omgeving van geboorteplaats Grand Island (Nebraska) doorkruist. Toch zijn het de spaarzame scènes in de stad die het meest weten te prikkelen. Een voornaam promotiebeeld van de film (ook op de bewuste pagina van Film Fest Gent) verklapt al welk tafereel de zinnen op een gegeven ogenblik weet te prikkelen: een straatartiest die de verschijning van Donald Trump heeft aangenomen, waggelt in Henry Fonda for President als een nar over een druk verkeerskruispunt.

Van vastgoedmagnaat tot nar
“Mijn producente wilde helemaal niet dat ik dit beeld voor promotie zou vrijgeven”, glimlacht Horwath na de film. “Maar ik wist dat als ik het zou doen, iedereen hem zou gebruiken”. Toen Henry Fonda overleed, was Trump Tower nog in constructie en stond de toekomstige president nog te boek als een compromisloze vastgoedmagnaat. Het is precies de periode waar de opgeblazen satire The Apprentice (Ali Abbasi, 2024) over gaat, niet toevallig een van de vele hedendaagse titels op het festivalprogramma.

Henry Fonda for President gaat nooit expliciet over het Amerika van nu, maar in de schaduw van de jolige Trump-vertolker liggen de parallellen en associaties voor het oprapen. De titel van de documentaire is ontleend aan een sitcomaflevering uit de jaren zeventig, waarin de vrijzinnige Maude (Bea Arthur) bezeten raakt door de gedachte dat Henry Fonda president zou moeten worden. Horwath toont het moment waarop de acteur (toen al aardig op leeftijd) zelf het decor betreedt, en geeft na afloop van de vertoning de broodnodige context: Fonda zou gretig aan de sitcom hebben meegewerkt, mede omdat hij zo op speelse wijze voor eens en altijd de geruchten over zijn politieke ambities de kop in kon drukken.

Een rechtschapen president
De gedachte dat Fonda een rechtschapen president zou zijn, is niet alleen ontleend aan het feit dat hij in Fail Safe (1964) daadwerkelijk een president in crisistijd speelde. Vooral in de jaren van 12 Angry Men (1957; de enige film die hij zelf ook produceerde) liet de acteur doorschemeren hoe hij als mens in elkaar stak, en welke kwaliteiten hij van daar uit graag zou terugzien in de ambtenaren die zijn land politiek vertegenwoordigen.

Zelf had hij dergelijke ambities niét, zet Horwath overtuigend uiteen. Fonda was een idealist van de bovenste plank, maar tegelijkertijd twijfelde hij continu aan het gewicht van die opvattingen en was hij totaal niet eerzuchtig. Die laatste twee wapenfeiten droegen eraan bij dat hij zich wel politiek uitsprak, maar eerder zijn voorkeur bevestigde voor andere leiderstypes (onder meer Franklin Delano Roosevelt en John F. Kennedy) dan dat hij zichzelf ergens verkiesbaar stelde.

Henry Fonda for President

De bescheidenheid zelve
Archiefbeelden die voornamelijk afkomstig zijn uit Fonda’s laatste levensjaren zetten Horwath’s observaties over de mens achter de acteur – als de twee al te onderscheiden zijn – kracht bij. Schoorvoetend accepteert hij in 1980 een ere-Oscar voor zijn volledige oeuvre, omdat die niet iets zegt over zijn vermeende klasse als filmster (en daarmee pure persoonsverheerlijking zou zijn), maar over een bredere culturele bijdrage. Het beeldje voor zijn zwanenzang On Golden Pond (1981) wordt twee jaar later in ontvangst genomen door zijn dochter Jane Fonda.

Fonda speelde twee van zijn meest overduidelijk politieke rollen in hetzelfde jaar (1964), en precies die twee films zijn opgenomen in het ‘American Dream/American Nightmare’-programma dat curator Patrick Duynslaegher voor deze editie heeft opgesteld. Het is daarom treffend dat Film Fest Gent deze scherpe essaydocumentaire óók kon draaien. In het zog van Fail Safe en The Best Man, waarin de acteur een principiële, maar niet altijd even fatsoenlijke presidentskandidaat vertolkt, laat Henry Fonda for President de suggestie van een groot nakomend uitroepteken achterwege. Kritiek uiten op Republikeinse volksmenners (Ronald Reagan werd president in Fonda’s laatste jaren) is één ding, zelf de handschoen opnemen dus iets geheel anders.

Ultieme verbinder
Horwaths duizelingwekkende reis door de filmgeschiedenis van Fonda is dan ook bepaald geen pamflet, maar een gelaagde beschouwing over de dunne lijn tussen de politieke werkelijkheid en de kracht van geëngageerde cinema. In het bredere kader van het klassiekerprogramma ontpopt de film zich tot ultieme verbinder: een politieke en filmische kroniek die het Amerika van vroeger en nu met veel tact de maat neemt. En die Trump-vertolker, de straatartiest in zijn karikaturale maatpak? Die zou Henry Fonda dan tóch met een argwanende blik in zich hebben opgenomen.

 

18 oktober 2024

 

Deel 1: Openingsfilm
Deel 2: Veerkrachtig, maar kwetsbaar
Deel 3: Competitiefilms (1)
Deel 4: Competitiefilms (2)
Deel 6: Films over rouw

 


MEER FILMFESTIVAL

Filmmarathon Jack Nicholson

5 onbekende films van bekende Amerikaanse acteur
Filmmarathon: Jack Nicholson
Twee redacteuren van InDeBioscoop dompelen zich een weekend lang onder in de goede dingen des levens en vijf relatief onbekende films van de Amerikaanse acteur Jack Nicholson.

1. The Wild Ride (1960)

COR:
Ik vind het altijd leuk om te zien in wat voor films beroemde acteurs en actrices aan het begin van hun carrière speelden. Dat blijken nogal eens dubieuze, vaak erotische films, zoals Sylvester Stallone in The Party at Kitty and Stud’s (1970), Helen Mirren in Caligula (1979) en Javier Bardem in Las edades de Lulú (1990). Jack Nicholson probeert in The Wild Ride (1960) iets uit te stralen van zijn rebelse voorgangers Marlon Brando en James Dean. Maar ja, met zo’n belabberd script en oninteressante tegenspelers kun je er weinig van bakken.

Wat me opvalt, is dat jongens in die tijd niet naar de sportschool gingen, want ze zijn bijna allemaal even dun, zo ‘normaal’. Nicholson speelt Johnny, de leider van een groepje andere lanterfanters. Als hij praat (met woorden als far out, dig, chicken, chick en buster), luistert iedereen. Ook een vriend die van Johnny zijn vriendin moet dumpen. Ondertussen maakt de leider de wegen van California onveilig met zijn roekeloze racegedrag. Daarbij komt een motoragent om het leven.

Stoer, Bob, dat jij ook voor deze marathon weer per fiets (met zware bepakking) naar het zuiden des lands bent geracet. Hopelijk geen motoragenten tegengekomen?

 

BOB:
Nee, en zelfs bijna geen fatbikes, al zag ik er in Oss toch eentje met drie scholieren erop. Fietsen wordt steeds gevaarlijker, met mensen die op e-bikes even snel rijden als Nicholson en zijn bende toen op hun motortjes.

Nicholson speelt hier al zijn archetype leidersrol. Zijn houding, gebaartjes, minachtende blik. Bijzonder dat hij dat zo vroeg in zijn loopbaan (was hij hier twintig, eenentwintig?) al zo was als acteur, zelfs inclusief die trage, lijzige stem. Iedereen in de film praat twee keer zo snel als hij.

Een onsympathieke leider. Hoe hij zich bemoeit met de relatie van die vriend van hem… Dat type karakter lag hem goed en zou hij later nog meer ontwikkelen met bijvoorbeeld A Few Good Men. De bepaler, keuzendoorhakker.

Mee eens dat de film vrij matig is. Het tijdsbeeld is het enige lolletje. Schuifelen bij jazzmuziek. Witte sweaters. En de taal inderdaad! Alle hippe lingo van die tijd zit erin als een soort afvinklijst. Ik vinkte ook nog aan: sleeping, going shallow, shower. En Nicholson met deze quote: “I don’t break the law, I make my own.” Snel naar de volgende film, want wat biedt Nicholson zonder de klassiekers?

 

2. Ride in the Whirlwind (1966)

BOB:
Wat heb je nu weer gevonden: een western, geschreven en geproduceerd door een nog geen dertigjarige Nicholson! En geregisseerd door Monte Hellman, regisseur van die klassieke autofilm Two Lane Blacktop. Ik ben geïntrigeerd.

Een film over wantrouwen. Twee groepjes outlaws ontmoeten elkaar bij een klein hutje (de laatste acteur past er eigenlijk niet meer in). Een kerel ligt daar te creperen. ‘Hij is op zijn mes gevallen tijdens een konijnenjacht’, zegt acteur Harry Dean Stanton met een ooglapje. Hmm jaja…

Nicholsons bende is ook niet zo fris. Ze zijn op weg naar Waco om redenen die we misten omdat we in gesprek waren over eerdere filmmarathons.

Een groep vigilantes nadert op dat moment de hut en wil iedereen ophangen. Zo loste men toen problemen op. Aardig filmfeitje: die acteurs kwamen van de lokale rodeo. Een shoot-out en zelfs shoot-out binnen een shoot-out ontwikkelen zich.

Verhaal is simpel maar wel aardig gefilmd, zo nu en dan, vooral met het ‘ricochet’ geluid in de heuvels. Het landschap, de droogte. Krijg jij er geen dorst van, Cor? Ik snap wel een beetje waarom Quentin Tarantino zo’n fan was van deze film. Had ik toch gelijk dat ik er iets van The Hateful Eight in zag…

Wist jij dat de film een soort dubbelproductie was met The Shooting? Dezelfde regisseur, acteurs, locatie. Dat was nog eens economisch denken in die tijd.

Best warm, deze septemberdag. Tijd voor een alcoholvrij biertje. Hoe zouden de gangsters in die tijd dat hebben ervaren?

 

COR:
Die dubbelproductie met The Shooting maakte beide films vast nóg goedkoper. Bij Ride in the Whirlwind zie je dat ook wel: veel zand, wat paarden en geweren, en dat veel te kleine hutje. Het is dat we hier geen woestijn hebben (nog niet), anders hadden wij ook wel zo’n lowbudgetwestern kunnen maken. Welke charismatische Nederlandse acteur Jack Nicholson zou moeten vervangen, weet ik even niet. Zou Pierre Bokma kunnen paardrijden?

Ja, krijg jij ook altijd dorst als je een western kijkt? Zal inderdaad wel komen door het landschap en de droogte. Stress, angst of andere emoties roept de film niet direct bij mij op. Misschien is het de verveling. Waar zijn die indianen trouwens als je ze nodig hebt? Buiten die shoot-outs gebeurt er ontzettend weinig. Nou ja, ontzettend…

Het ophangen van mensen is natuurlijk geen kattenpis, maar gelukkig brengt Monte Hellman vooral bungelende benen in beeld. Iemand ophangen scheelde natuurlijk wel kogels. In die tijd had je ook nog geen rechtssysteem, dus namen burgers nogal eens het recht in eigen handen. En tussen het ophangen door tonen de outlaws opvallend veel beschaving. Ze zeggen ‘graag gedaan’ en ‘dankjewel’. En nadat ze zich bij een familie helemaal hebben volgegeten, is er geen enkele boer te horen.

 

3. The Last Detail (1973)

COR:
Het was een goed idee om een uurtje te gaan wandelen en te genieten van een van de laatste warme dagen van deze nazomer. De dorst is gelest. Soep met brood gaat er goed in, zie ik. Snel verder met The Last Detail. Degene die als eerste ‘het laatste detail’ raadt, hoeft niet af te wassen!

In deze buddy-komedie van Hal Ashby zie je direct hoe het acteertalent van Jack Nicholson zich heeft ontwikkeld. Zijn personage van marinier, die een stelende collega heel ver weg naar een gevangenis moet begeleiden, legde de loper uit voor Nicholsons iconische hoofdrollen in Chinatown (1974) en One Flew Over the Cuckoo’s Nest (1975). Het is duidelijk dat de acteur het vooral moet hebben van zijn ogen, zijn wenkbrauwen en gezichtsuitdrukkingen. Binnen een seconde schakelt hij tussen mededogen en agressie.

Ook in deze film is zijn gedrag onvoorspelbaar. Van totale rust tot een uitbarstende vulkaan. Nicholson is vaak grappig als hij door het lint gaat. Ik vraag me af of hij in zijn privéleven ook zo is. Zou dat dan misschien te maken kunnen hebben met het feit dat Jack is opgevoed door zijn grootouders omdat zijn moeder, van wie hij dacht dat het zijn zus was, nog zo jong was? Of wordt iemand sneller opvliegerig als hij vijf kinderen bij vier verschillende vrouwen heeft? Oké, ik dwaal af.

Ook in The Last Detail gebeurt er niet veel schokkends. De gelaagdheid in het acteren van Nicholson redt de film wat mij betreft. Wat heb jij trouwens tegen het woordje ‘gelaagd’, Bob?

 

BOB:
Nou, bij gelaagd denk ik eerder aan een lasagna. Of tiramisu. Ik vind het een modewoordje dat zo goed als niets uitdrukt. Je leest het bijna in elke recensie. Overigens ben ik net zo goed een luie schrijver. Toch probeer ik nooit een woord te gebruiken dat ik zelf niet goed snap.

The Last Detail, met zijn typische trage 70’s tempo, bevalt mij ook. De film hoort met dit anti-autoritaire verhaal echt bij dat decennium. Hoe ze de jonge, stelende marinier (Meadows) op sleeptouw nemen omdat ze genoeg tijd en geld hebben. Al gauw gaan de handboeien los. Meadows krijgt een soort levensles met hotdogs eten, mantra’s zingen, bier drinken, in hotels slapen, rolschaatsen, prostituees bezoeken. Allemaal nog even voor hij de bak indraait om een diefstal van niets.

Kost wat tijd om op gang te komen maar dat dwalende, onvoorspelbare, improviserende vind ik heerlijk om te zien. Hal Ashby was een van die regisseurs die zich graag liet meedeinen door de stijl van die tijd, zoals hij ook liet zien met Harold and Maude en Being There. Randy Quaid (hier nog heel jong) is even wennen, maar past uiteindelijk wel bij het karakter.

‘Binnen een seconde schakelt hij tussen mededogen en agressie’… treffend gezegd, Cor! Paffend op zijn sigaar kan Nicholson hier elk moment ontploffen. ‘I am the motherfucking shore patrol here!’ En toch heeft zijn acteerwerk inderdaad ook vaak iets komisch, ironisch. Hij is erg comfortabel als acteur in The Last Detail in vergelijking met de vorige films. Nicholson had ook de mazzel in een tijd te leven dat hij de interessante regisseurs voor het uitkiezen had, en dat zij hem volledig vertrouwden met zijn talent.

Maar wacht even, dit lijkt een serieuze analyse… Eerst maar even afwassen omdat ik een weddenschap verloor…

 

4. Iron Weed (1987)

BOB:
Albany 1938. We kijken naar daklozen tijdens de grote crisis van de jaren dertig. Niemand wordt dakloos bij keuze, legt deze film uit. Het zijn de omstandigheden. Banen zijn een zeldzaamheid. Je hebt geen geld meer en moet op straat leven. Je slaat aan het zuipen en leeft van gratis soep bij een of andere kerk. Het is een risicovol bestaan. Af en toe bevriest iemand op straat. En dan al die herinneringen.

Nicholson is Francis en hij worstelt als een van deze daklozen met de demonen uit zijn verleden. Dat doet hij samen met Helen (Meryl Streep).

Aan de ene kant een gevoelig en begripvol portret van depressieve, alcoholverslaafde daklozen. Aan de andere kant kijken we deze film in hogere snelheid en het is nog steeds een van de traagste films die ik ooit heb gezien. Voor Nicholson was dronken spelen niet zo ingewikkeld, zoals hij al met verve deed in 1969 in Easy Rider.

Nicholson, hier leider-af, evolueerde zich in rollen buiten zijn comfortzone. Zoals met deze slome en hallucinerende dakloze. Hij was zelfs de acteur die William Kennedy (de schrijver van het boek waar de film op was gebaseerd) in gedachten had met zijn hoofdpersoon.

Aardig in vergelijking met andere films is dat juist de andere hoofdrol, Meryl Streep in topvorm, de aandacht trekt. Dat werkt verfrissend, dat Nicholson niet alleen een film hoeft te dragen, ik denk dat hij daar ook wel klaar mee was in 1987. Samen deden ze ook Heartburn in 1986. Roddels over een affaire tussen de twee waren er genoeg.

Ik weet dat het tactloos is met al die hongerige daklozen in de film, maar ik heb honger. Dus, Cor, wanneer gaan we het nepvlees braden?

 

COR:
Ach, beter tactloos dan dakloos. Helen in de film zal het niet erg vinden, want zij eet zelf nog nauwelijks. Ze is doodziek en kan voedsel niet meer verdragen. Een neut gaat er altijd nog wel in. Pas na anderhalf uur leren we dat ze vroeger een concertpianiste was. Mooi is de scène waarin ze een muziekwinkel betreedt. De eigenaar en de klanten deinzen terug als ze haar zo verfomfaaid naar de vleugel midden in de winkel zien schuifelen. Pas als ze een klassiek stuk gaat spelen, komt de eigenaar voorzichtig dichterbij.

Ook Francis heeft een achtergrond. Hij is in de goot beland nadat zijn pasgeboren zoontje, nu 22 jaar geleden, overleed. Na ruim twee uur blijkt dat hij de baby uit zijn handen had laten vallen. Hij ziet overleden personen en praat met hen. Voor even keert hij terug naar zijn familie waar wonden worden geheeld.

Ja, weer zo’n geweldige rol van Meryl Streep (gelaagd als een tiramisu). En een aangenaam optreden van collega-zwerver Tom Waits, die zojuist in Jarmusch’ Down by Law had gespeeld. Een knokploeg die de ‘overlast’ van al die daklozen zat is, maakt een eind aan zijn dromen. En Francis? Die scharrelt maar door, even hardnekkig en onverzettelijk als de taaie ironweed-plant die overleeft ondanks zware omstandigheden.

 

5. The Crossing Guard (1995)

COR:
Als je kijkt naar Amerikaanse thrillers van midden jaren 90 zie je regelmatig close-ups van gezichten om het gevoel van spanning en emotie te versterken. Ook zie je soms een slow-motion aan het eind van een scène om snel nog even de dramatische impact te benadrukken. Aan drama is sowieso geen gebrek in The Crossing Guard van Sean Penn.

Jack Nicholson kruipt in de huid van juwelier Freddy Gale, die sinds zijn scheiding met Mary (Anjelika Huston – in het echte leven was Nicholson nog met haar getrouwd) na zijn werk rondhangt in nachtclubs en daar zo nu en dan op de vuist gaat. Als hij hoort dat ene John Booth (David Morse) vrijkomt uit de gevangenis, gaat het mis. Booth heeft jaren geleden in beschonken toestand Emily, het dochtertje van Freddy en Mary, doodgereden. Freddy is vastbesloten om Booth te doden.

Ik kende deze film nog niet, maar het acteren van iedereen (behalve van David Morse) is sterk. Je kunt je inleven in het verdriet, de pijn, de wanhoop, de twijfel. Jammer dat de finale zo uit de bocht vliegt. Freddy heeft minutenlang achter de vluchtende John aangerend, als het duo uitgeput neervalt op het kerkhof. Jawel, bovenop het graf van Emily! Houden ze elkaars hand nou vast? Zie hier de verlossing en verzoening van twee gekwelde zielen in optima forma.

 

BOB:
Bij Nicholsons films lijkt toch wel sterke drank te horen, maar ik neem wel genoegen met een glas Pinot Grigio (piennookrietsjio als je het ergens bestelt) van de lokale Jumbo.

Ja, wow, wat een close-ups, alsof er een aanbieding was waar Sean Penn gretig gebruik van maakte. Nog meer tegen dumpprijzen waren vermoedelijk die slow-motions van iemand die over straat loopt. Zo hip toen, zo gedateerd nu.

Het is met afstand de meest ranzige Jack Nicholson die we zien deze marathon. We zien hem whisky drinken, kettingroken, lange leren jassen dragen, prostituees bezoeken en een abonnement op de plaatselijke stripclub. Een gebroken man, zoveel is duidelijk. Net als de dader.

Ik denk dat Penn het plot als eerste had bedacht, want daar zit je vanaf het begin al op te wachten.

Het begin oogt ook nog wel redelijk eigenzinnig. Het is het lange middenstuk waar ik dus een beetje in slaap viel. Te veel middelmatig drama naar mijn smaak.

Zo eindigt onze filmmarathon met Jack Nicholson… Ik hoop dat dit het begin kan zijn voor lezers die willen beginnen met zijn waanzinnige acteer-oeuvre. Deze films kunnen niet tippen aan wat mij betreft zijn favorieten: Chinatown, One Flew over the Cuckoo’s Nest, The Shining, Five Easy Pieces en About Schmidt. Toch helpen ze om een breed beeld te krijgen van de veelzijdige acteur.

Van de filmmarathon ga ik morgen verder met mijn fietsmarathon naar Zuid-Limburg en jij gaat denk ik verder met je Spaanse schrijfmarathon. We marathonnen wat af in ons leven, vind je niet?

 
27 september 2024

 

Meer filmmarathons

O Brother, Where Art Thou? (2000)

O Brother, Where Art Thou? (2000) 
6 keer genieten 

door Bob van der Sterre

Everett, Delmar en Pete ontsnappen van een chain-gang. Ze maken vreemde ontmoetingen mee, op weg naar een schat die Everett verstopt heeft. De terugkeer naar een tijdloos meesterwerk waar je op verschillende manieren van kunt genieten.

Aan O Brother (2000) heb ik goede herinneringen. Zelfs bij het herkijken (diverse keren) blijft de film goed werken. En dan moet je weten dat deze film kwam na The Big Lebowski (1998) en Fargo (1996). De verwachtingen waren hoog.

Erover analyseren, is een beetje als de ingrediënten voorlezen van een lekker gerecht en niet genieten van de smaak. Liever noem ik 6 dingen waar je van kunt genieten als je de film gaat kijken.

John Turturro, Tim Blake Nelson en George Clooney

John Turturro, Tim Blake Nelson en George Clooney

1. Het virtuoze script
O Brother, Where Art Thou? heeft diverse verhaallijnen die allemaal vaardig en vermakelijk zijn opgeschreven. Gezoek naar een schat, het ontmoeten van allerlei random karakters, achtergrondverhalen van de drie hoofdpersonages, observaties van Mississippi in de jaren dertig tijdens de grote depressie.

Zo is er een verhaallijn over de politieke strijd tussen de nieuwe Homer Stokes die belooft voor de kleine man op te komen (inclusief bezem en klein persoon) en Pappy O’Daniel, die geen idee heeft wat te doen met de populariteit van Stokes. ‘We moeten ook onze achterban optrommelen.’ ‘We hebben helemaal geen achterban!’

Het is niet wat je noemt een sterk of spannend verhaal, maar een blend van verhaallijnen die tezamen iets wonderlijks opleveren. Door deze afwisseling sukkelt de film nergens in – wat vergelijkbaar is met de verhaallijnen in The Big Lebowski. En net als in die film houdt dit script met verrassende wendingen de aandacht vast tot aan de laatste seconde.

O Brother is losjes gebaseerd op Homerus’ beroemde werk: Ilias & Odyssee. Heel losjes, gaven de broers ook toe in een gesprek met interviewer Charlie Rose. Want ze hadden het boek niet gelezen. Soms is de verwijzing een beetje balorig, zoals John Goodman als cycloop (hij draagt een ooglapje). Maar vaak geeft dat idee een verrassende wending aan het best wel gewone zoektocht-naar-geld-verhaal, en zorgt het voor scènes die een ander script misschien niet had aangedurfd. Daardoor is het meer dan ‘een komedie’. Wat het dan is, is lastig te definiëren.

2. De cinematografie van Roger Deakins
Komedies goed verfilmen is moeilijk. Meestal is er niet dat timmermansoog voor beeld als wat ‘serieuze’ films wel hebben. Dan moet de acteur met zijn of haar komische talent al het werk doen, waardoor daar té veel het nadruk op komt, en het resultaat soms tegenvalt.

Hier is de komedie vooral een komische flow – waarbij je het beste haalt uit acteurs, beeld en script. Om dit te bereiken, hadden de Coen-broers jarenlang cinematograaf Roger Deakins. Hij kreeg alle lof voor zijn werk in No Country for Old Men. Toch werkte hij al vanaf Barton Fink jarenlang aan alle andere Coen-films. Zijn inbreng maakte deze films mede waarom ze nog steeds geliefd worden.

Weinig werd aan het toeval overgelaten. De film gaat over Mississippi en werd er ook opgenomen. Het was erg heet tijdens de opnamen. Die broeierigheid zie je terug in beeld. Het Mississippi van de jaren dertig komt af en toe terug in foto’s van fotografe/schrijfster Eudora Welty, die als inspiratie werden gebruikt. Deze foto zou ergens in de film te zien zijn als bewegend beeld.

Een uitdaging voor de Coen-broers was dat Mississippi groener was dan de bedoeling. Deakins bekwaamde zich voor deze film daarom in ‘digital intermediate’. Globaal gezegd is dat het digitaal aanpassen van de kleuren van het beeld. Wat nu schering en inslag is (films zijn allemáál grauw en duister), was toen nog iets nieuws. Lees er meer over in dit interessante interview in IndieWire.

Deakins: ‘De jongens hadden me verteld dat ze het gevoel van een oude, vervaagde ansichtkaart wilden en dat ze vooral het groene wilden verwijderen.’ Het was de eerste Hollywood-film die dit toepaste.

Ondanks al zijn grensverleggende prestaties, kreeg hij slechts een Oscarnominatie voor deze film (Peter Pau zou winnen met Crouching Tiger, Hidden Dragon).

3. Het acteerwerk
Er zijn veel personages in deze film en dus ook veel acteurs. De karakters in deze film worden bij de introductie typerend neergezet.

Zoals wanneer Everett (George Clooney) in een wagon staat en vraagt of er een smid is, ‘of anders iemand met enige kennis van metallurgie’. Deze bizarre bijzin typeert zijn karakter, je beseft meteen dat dit een man is die onwaarschijnlijke zinnen componeert. Hij is zo ijdel dat het vinden van de juiste pommade voor zijn haar gelijk staat aan overleven. Pas later in de film snappen we waarom hij zo is.

Of neem Pappy O’Daniel (voortreffelijke rol van de tien jaar geleden overleden Charles Durning) die bij een radiostation zijn gevolg uitscheldt. ‘Jij domme klootzak! Je vertelt jouw Pappy niet hoe hij het electoraat het hof moet maken. We zijn hier niet alleen… We zijn aan het massacommuniceren!’

Zijn opponent, Homer Stokes (Wayne Duvall), zien we een speech houden als hij met een klein persoon en bezem op een podium staat. Is hij te vertrouwen? Je twijfelt meteen. Duvall houdt in feite drie speeches in deze film – allemaal in een andere context.

John Goodman, die als de vlot babbelende bijbelverkoper Big Dan Teague in een restaurant de boeven hoort praten over geld en zich onmiddellijk in de conversatie mengt.

Charles Durning

Charles Durning

De casting was echt grandioos tot aan de kleinere bijrollen toe. Prachtig vond ik de bijrol van Stephen Root als de blinde radioman. Woooooooo-wee. Boy, that was a miiiighty fine a-pickin’ and a-singin’! Vernon T. Waldrip (Ray Mc Kinnon) als nieuwe partner van Everetts ex-vrouw. Holly Hunter als die eigenwijze ex-vrouw. Sheriff Cooley (Daniel von Bargen) die ‘s nachts een zonnebril in het bos draagt, met reflectie van vuur. (Cooleys karakter was een beetje gebaseerd op Boss Godfrey in Cool Hand Luke.) En de ongeïnteresseerde pommadeverkoper die geen Dapper Dan heeft.

Tim Blake Nelson loofde in een interview de aanpak van de Coens: ‘Het is een blanco lei waarbij je dit ongelooflijke script hebt en je het soort risico’s kunt nemen dat acteurs wíllen nemen maar zelden kúnnen nemen. Bij hen kunnen we dat wel vanwege de sfeer die ze creëren.’

4. De rol van de muziek
De Coen-broers weten in hun meeste films iets bijzonders met muziek te doen. Voorbeelden zijn Inside Llewyn Davis en The Big Lebowski.

Hier is het – zoals de Amerikanen zeggen – on a whole next level. Muziek (bluegrass en country) ís de rode draad van deze film. De drie ontsnapte gevangenen worden een populaire popband van die tijd: de Soggy Bottom Boys. Het gezang van de sirenes (‘Jij en ik en de duivel maakt drie’), het dopen in de rivier (‘Let’s go down, down to the river to pray’), de zingende Klu Klux Klanners (‘Oh dood, wil je me niet overslaan tot volgend jaar’). Muziek en film komen definitief bij elkaar bij het optreden van de Soggy Bottom Boys aan het einde van de film.

Waar de film al een bepaalde snaar raakte bij het publiek, was dat helemaal het geval met de muziek. Van de soundtrack van de film werden zeven miljoen exemplaren verkocht. Deze bluegrass-geschiedenis werd dankzij de film herontdekt door een nieuw, jong publiek.

Wat allemaal grappig is, want Man of Constant Sorrow dateert al uit 1913, en is mogelijk nog ouder (de oorspronkelijke zanger, Dick Burnett, was daar vaag over). Het werd al gezongen door artiesten als Bob Dylan en Joan Baez. De versie in de film is gezongen door Dan Tyminski, een bluegrass-zanger. Clooney had wel geoefend maar zijn stem werd toch gedubd.

5. Het besef van geschiedenis
O Brother geeft een liefdevol en quasi-spottend beeld van Mississippi in de jaren dertig. Het dagblad The Guardian schreef een interessant artikel over de historische context. Want het is niet niets om bijvoorbeeld de Klu Klux Klan te laten figureren in een komedie. Ik ken geen enkel andere komedie die dat aandurfde. (Onder de figuranten zaten trouwens ook zwarte soldaten, die een onwerkelijke filmshoot moeten hebben meegemaakt.)

De mix tussen werkelijkheden en fictie is een van de dingen waar ik het meest van onder de indruk was bij de film. Het stuk van The Guardian legt de links naar de werkelijkheid goed uit en daarom citeer ik dat hele stukje:

“De Coens voegen historische figuren in zoals Tommy Johnson (een zwarte bluesman die beweerde dat hij zijn ziel aan de duivel verkocht) en George “Baby Face” Nelson (een kleine bankrover die samenwerkte met John Dillinger), maar ook fictieve figuren die de duistere aspecten van de Amerikaanse psyche weerspiegelen – waaronder de gewelddadige, stelende bijbelverkoper van John Goodman en een populaire politicus (Wayne Duvall) die lid is van de Ku Klux Klan.”

John Goodman

John Goodman

Een minder opvallende verwijzing naar echte geschiedenis is die naar Wilbert Lee “Pappy” O’Daniel. Een verkoopmanager van een meelbedrijf die dankzij zijn succes op de radio senator werd voor Texas. Dit artikel in Reason.com vertelt dat verhaal: Before Trump, there was Pappy. In deze film wordt hij voor de gelegenheid verplaatst naar Mississippi.

Knipoogjes maken naar geschiedenis is sowieso iets wat de Coens graag doen. De titel van de film verwijst bijvoorbeeld naar de komedie Sullivan’s Travels (1941) van Preston Sturges. De hoofdpersoon in die film is een regisseur die het boek O Brother, Where Art Thou? wil verfilmen. Je raadt het al: een fictief boek over de Grote Depressie. En de grap ‘gaat dieper’ want in Sullivan’s Travels heet de fictieve schrijver Sinclair Beckstein. Dat is een samenvoeging van de bestaande schrijvers Upton Sinclair, Sinclair Lewis, en John Steinbeck.

6. De humor en de dialogen
O Brother is een bijna overdreven tekstuele film. Veel zinnen klinken absurd geweldig, zoals wanneer Big Dan Teague na een maaltijd zegt: ‘Bedankt voor je conversationele hiatus.’

De Coen-broers gingen los met dialogen die tegen het randje van het cartooneske aan zitten. Everett lepelt bijvoorbeeld spontaan dingen op als: ‘Alleen een gek zoekt naar logica in de kamers van een menselijk hart.’ Als hij in paniek is, is hij als een plaat die blijft hangen. Als de schuur in de fik gaat, roept hij achter elkaar uit: ‘Damn! We are in a tight spot.’

Het herhalen van overdreven formuleringen geeft het een poëtisch effect. Pappy O’Daniels die met zijn posse bij een restaurant zit te puzzelen waarom zijn campagne niet aanslaat. ‘Mensen willen die reform. Misschien moeten wij er ook een beetje van gaan doen, die reform.’ ‘Jij idiote sombitch.’

Een goed voorbeeld is ook de herhaling in de dialoog tussen Everett en zijn drie dochters: ‘Mama heeft een nieuwe suitor.’ ‘Hij is bona fide.’

Alleen al het droog lezen op IMDb van alle quotes geeft een twinkeling in de ogen. Een thread op Reddit zorgt spontaan voor een opsomming van allerlei favoriete quotes van de kijkers.

Kortom…
Niet iedereen is zo’n fan van O Brother als ik ben. Ik kan me voorstellen dat het ‘stripboekachtige’ voor sommige mensen too much is. Criticus James Berardinelli schreef in 2000 bijvoorbeeld: ‘O Brother, Where Art Thou? zal niet herinnerd worden als een van de Coens grootste films.’ Meer mensen noemen Fargo als een betere Coen-broersfilm (wat in feite een luxeprobleem is).

Waarom werkt deze film voor mij dan beter dan andere films van de Coen-broers? Ik zat er lang over te peinzen, tot ik deze zinnen las, in het stuk van Luke Buckmaster in The Guardian. Waarom moeilijk doen als iemand het al perfect verwoordt? “I love the film for the same reason Jacques Tati’s Playtime is my favourite feature of all time: it trades in a kind of filmmaking that never really existed.”

Vernieuwende cinema over geschiedenis: de Coens flikten het op de grens van het millennium.

 

4 augustus 2024

 

THEMAMAAND JOEL EN ETHAN COEN