Peeping Tom (1960)

Peeping Tom (1960) in 4k-restauratie
Geflipte scopofiel

door Paul Rübsaam

‘Gluurder’, of iets netter: ‘voyeur’. Dat is de gangbare vertaling van ‘Peeping Tom’, de titel van Michael Powell’s tegendraadse horrorfilm uit 1960. Maar de associaties met ‘cinefiel’ en ‘bioscoop’ oproepende, verbasterde vakterm ‘scopofiel’ is misschien wel treffender. Want Powell’s ooit verguisde en nu in 4K te bezichtigen meesterwerk, waarin seriemoordenaar en ‘documentairemaker’ Mark Lewis op zoek is naar het gezicht van de angst, tovert brave filmkijkers een verontrustend spiegelbeeld voor.

Om te verklaren wat Peeping Tom destijds teweeg heeft gebracht, moet je deze film structureel benaderen. De posities van filmkijkers, filmmakers en gefilmde personages zijn zozeer met elkaar verstrengeld, dat je de verschillende fictieve kaders binnen de film, ieder met hun eigen cameravoering, het beste stapsgewijs kunt inventariseren.

Peeping Tom

Eén van die kaders wordt gevormd door de draaidagen van de fictieve speelfilm The walls are closing in. Over het verhaal daarvan komen we niet veel meer te weten dan dat een door een roodharige actrice gespeeld personage erin flauwvalt, wat de actrice tot ergernis van regisseur Esmond Knight (Arthur Baden) weinig overtuigend uitbeeldt. Wel krijgen we een inkijkje in de hardheid van het filmbedrijf als Knight dezelfde actrice opnieuw uitfoetert als ze echt (en dus niet volgens het script) in katzwijm valt wanneer ze in een blauwe hutkoffer het opgevouwen lijk aantreft van haar stand-in.

Met dat aangetroffen lijk kruisen de opnames de sporen van een ‘documentaire’, met de zijdelings bij de draaidagen van The walls are closing in betrokken focus puller Mark Lewis (Karlheinz Böhm) en stand-in Vivian als respectievelijk regisseur en actrice. De laatste, vertolkt door Moira Shearer die als Victoria Page furore maakte in Michael Powell’s balletdrama The Red Shoes uit 1948 (met Emeric Pressburger als coregisseur), vertoonde in de ‘documentaire’ voor de handcamera van Lewis haar danskunsten. Het beeld dat daarop volgde, was voor de documentairemaker belangrijker. Hij registreerde Vivians gelaatsuitdrukking op het moment dat zij achteruit deinsde met haar kuiten gedrukt tegen de rand van de openstaande blauwe hutkoffer. Een van de poten van Marks filmstatief, die als een bajonet over een zeer scherpe punt bleek te beschikken, naderde toen haar strottenhoofd, terwijl haar blik gericht was op iets anders dat nog sterker haar angst opwekte.

Niets ontziende wetenschap 
Vivian was niet Marks eerste slachtoffer. Met zijn handcamera en het nog ingeklapte dodelijke statief verborgen achter zijn kameelkleurige houtje-touwtje jas zien we hem in de eerste beelden van Peeping Tom een prostituee benaderen in een achterafstraatje in de Londense wijk Soho. Of beter gezegd: we zien vooral die prostituee met haar bontstola, rode kokerrok en hoge hakken als zij gevat als zij is in het door een kruis in vieren gedeelde beeld van Marks handcamera ons kijkers aankijkt en haar prijs noemt. Niet alleen zal Lewis in het peeskamertje de angstige momenten van de prostituee vlak voor haar sterven vastleggen. Een dag later, als haar lichaam wordt opgehaald door een lijkwagen en de politie een eerste onderzoek start, is hij met zijn handcamera opnieuw van de partij.

De nauwgezetheid waarmee Lewis alles wat betrekking heeft op zijn eigen misdaden in beeld brengt, maakt dat de grens tussen zijn ‘documentaire’ en de gehele speelfilm van Michael Powell niet altijd even onopvallend isTen onrechte kan dat ertoe hebben bijgedragen dat na het verschijnen van Peeping Tom de reputatieschade groot was voor de ooit zo gevierde regisseur van onder andere het gedateerde, tamelijk brave drama Black Narcissus (ook met Pressburger) over het wel een wee van een groep nonnen in een klooster in de Himalaya uit 1947 en het eveneens weinig verontrustende The Red Shoes.

Powell gaat in zijn film uit 1960 zelfs nog verder met zijn waagstuk. Hij speelt zelf een kleine rol van iemand die evenals Lewis met op zijn minst twijfelachtige bedoelingen voornamelijk achter de camera staat. Oude zwart-witbeelden tonen de door in de emotie angst gespecialiseerde bioloog A.N. Lewis (Powell) geregistreerde schrikreacties van zijn toen nog jonge zoontje Mark.

Door het voortdurend blootstaan aan de martelende proefnemingen van zijn vader, zoals het met een zaklantaarntje op zijn ogen schijnen als hij slaapt en het in zijn bed stoppen van een grote hagedis, is Mark getraumatiseerd geraakt. Niet alleen de angst, maar ook zijn volslagen gebrek aan privacy heeft hem misvormd. Overal zat zijn vader hem met zijn camera op de hielen. Zelfs als hij aan het bed zat van zijn gestorven moeder of als hij een vrijend paartje beloerde, waar hij als jongetje kennelijk al de neiging toe had.

Hol van de leeuw 
Mark Lewis woont nog altijd in het huis van zijn vader en moet, ook al getuige zijn naam dus een Brit zijn en zelfs een Londenaar. De keuze om zijn personage te laten vertolken door de Duitse acteur Karlheinz Böhm lijkt dan ook opmerkelijk. Toch valt daar wat voor te zeggen als je ervan uit gaat dat Lewis’ gestoorde ontwikkeling tevens een onvoltooide is. Juist door Böhms lichte, een beetje kinderlijk klinkende Duitse accent in combinatie met de intense, maar verlegen blik in zijn blauwe ogen krijgt zijn personage zowel iets onschuldigs als iets sinisters. Dat laatste naar de maatstaven van een Brits publiek anno 1960.

Marks kinderlijke ‘onschuld’ spiegelt zich in het personage van zijn bij haar blinde moeder wonende, roodharige onderbuurmeisje Helen Stephens (Anna Massey), dat door hem gefascineerd is. Helen viert haar eenentwintigste verjaardag met taart en kaarsen als Mark op een keer thuiskomt en de trap op wil sluipen. Ze onderschept hem echter en nodigt hem uit voor haar partijtje. In plaats daarvan gaan ze op Marks uitnodiging samen naar boven.

Peeping Tom

De door een zwart gordijn van Marks donkere huiskamer gescheiden, slechts door een klein rood lampje verlichte ruimte waar allerlei filmapparatuur staat opgeteld en je het in een bak druppelen van een bepaalde vloeistof hoort, doet Helens belangstelling voor haar mysterieuze bovenbuurman alleen maar toenemen. Mark maakt films en dat vindt ze geweldig spannend. Dat de donkere kamer waarin ze zich bevindt het hol is van een leeuw beseft ze niet.

Het liefst zou Helen in de projectieruimte die er ook blijkt te zijn de film zien die Mark zojuist heeft gemaakt. Eerst lijkt Mark dat ook van plan te zijn. Maar hij bedenkt zich. Het is nog te vroeg om Helen te confronteren met zijn ‘documentaire’. Dat hij tegenover zijn ontvankelijke buurmeisje eigenlijk open kaart wil spelen, blijkt echter uit de films die hij haar in plaats daarvan laat zien.

Aanvankelijk belangstellend en vertederd, aanschouwt Helen de beelden die zijn vader van Mark als klein jongetje heeft gemaakt. Maar met groeiend afgrijzen neemt ze het getreiter waar met de zaklantaarn en de hagedis en uiteindelijk de beelden van het sterfbed van Marks moeder en die van een vrouw in bikini die Mark als stiefmoeder moest gaan accepteren. Na de filmvertoning toont Mark aan Helen de boekenreeks ‘Fear and the nervous system’ die zijn vader heeft geschreven. Ondanks alles blijkt hij huizenhoog tegen zijn vader opkijken en wil hij zonder dat zijn buurmeisje te vertellen op zijn eigen verknipte manier diens werk voortzetten. Voor Helen staat echter vast dat de gevoelige Mark het slachtoffer is geworden van de gewetenloze bioloog.

Blind wantrouwen 
Dat Mark zachtjes praat en zachtjes loopt, wijdt Helen aan zijn verlegenheid. Helens blinde, aan whisky verslaafde en sensitieve moeder (Maxine Audley) wantrouwt echter het gesluip van haar bovenbuurman, die zoals zij voelen kan ook nog eens door de ramen gluurt.

Als Mark op een avond uit is met Helen, gaat Mrs. Stephens in zijn onafgesloten ruimtes op onderzoek uit. Dat Lewis zelf niet over een sleutel beschikt van die ruimtes waarin hij zijn snuff movies ontwikkelt en afspeelt, kan enige verbazing wekken. Maar het markeert het duistere grensgebied tussen verborgenheid en openbaarheid waarin de ‘documentairemaker’ zich is blijven bewegen.

Als Mark weer terugkeert, ontwaart hij Mrs. Stephens als zij zich met haar stok die over een vergelijkbare punt beschikt als de poot van zijn statief een weg baant. Ze ziet niets, maar voelt letterlijk en figuurlijk dat er iets niet pluis is.

In het gezelschap van de blinde vrouw durft Mark het aan de opnames af te spelen van het sterven van stand-in Vivian. Tot zijn verbijstering blijkt de belichting bij die opnames gebrekkig. Zijn werk is met andere woorden nog niet voltooid. Even overweegt hij van Helens moeder zijn laatste slachtoffer te maken. Maar blind als zij is, zal zij nooit de verschrikking kunnen ervaren die hij voor zijn slachtoffers in petto heeft.

Heilige verontwaardiging 
‘Geschikt om door de plee te spoelen’. Zo luidde een van de nog mildere commentaren die Peeping Tom de Britse filmcritici destijds ontlokte. Toch was Powell’s film, naar een scenario van Leo Marks, ingenieus opgezette fictie en horror ook anno 1960 bepaald geen onbekend genre. Wat veroorzaakte dan die heilige verontwaardiging?

Vermoedelijk was het feit dat de film op een of andere manier te dichtbij kwam, de zichzelf respecterende filmliefhebber te dicht op de huid zat. Met het gestoorde, geperverteerde personage van Mark Lewis die zijn handcamera streelt alsof het zijn geliefde is, maar toch een schijn van onschuld wist te behouden, voelde de zichzelf respecterende kijker zich te kijk gezet. Er werd hem een weinig flatteus spiegelbeeld voorgehouden, zou je met een bedekte verwijzing naar de plot van de film kunnen zeggen.

Wie kwaad wil, zou kunnen denken dat de verschillende ‘films’ die de revue passeren in Peeping Tom, waarin prostituees, filmactrices en pin-up girls voor wat betreft hun rol als slachtoffer van Mark Lewis inwisselbaar zijn, in combinatie met elkaar de suggestie wekken dat die films (en daarmee misschien wel alle films) in moreel opzicht nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. Niemand kan echter volhouden dat Powell dat met zoveel woorden beweert.

Peeping Tom

Ook de rol die het eigenlijke gluren in de film speelt, kan hebben bijgedragen aan de banvloek die over Peeping Tom werd uitgesproken. De verwrongenheid van die erotische beleving op de rand van de openbaarheid van het publieke domein en het veilige schemerdonker van de nachtelijke straathoek, of misschien wel de bioscoopzaal of het bioscoopzaaltje moet op een of andere manier kenmerkend zijn geweest voor de naoorlogse Britse samenleving. Veelzeggend is in dit verband de locatie waar Lewis zijn laatste slachtoffer kiest: het bovenkamertje van een tijdschriftenhandel waar hij als bijbaantje pin-up girls fotografeert. De afbeeldingen van die dames worden door schijnbaar keurige heren in dezelfde tijdschriftenhandel gretig afgenomen na er onder het mom van de aanschaf van dagbladen en studieboeken steelse blikken op te hebben geworpen.

Terug op de kaart 
Hoe dan ook is het verheugend dat de Amerikaanse regisseur Martin Scorsese zich aan het eind van de jaren zeventig heeft ingespannen om het ten onrechte verguisde Peeping Tom weer op de kaart te zetten. Sindsdien heeft de film, die door Scorsese samen met Federico Fellini’s  tot de beste films over het maken van een film werd gerekend, een cultstatus gekregen. Al is de carrière van de in 1990 overleden Michael Powell nooit meer helemaal uit het slop gekomen.

En nu kunnen we dan de door cameraman Otto Heller in de bijna surrealistisch heldere kleuren van Eastman Colour geschoten film in een 4K-restauratie opnieuw in de bioscoop zien. Ook los van de merites van die restauratie heeft Peeping Tom inmiddels misschien nog wel aan kracht gewonnen. Want roepen dat heimelijke filmen en kijken naar films, het gebrek aan privacy, en het grensoverschrijdende gedrag waar Powell’s 64 jaar oude film van doortrokken is niet associaties op met de corrumperende alomtegenwoordigheid van het (digitale) bewegend beeld in het huidige tijdperk?

 

4 september 2024

 


ALLE ESSAYS

A New Kind of Wilderness

***
recensie A New Kind of Wilderness
Laten we in de zon blijven tot hij ondergaat

door Cor Oliemeulen

In films, documentaires en tv-programma’s zie je steeds vaker hoe mensen zich terugtrekken uit de drukke, gehaaste en materialistische maatschappij om in de natuur een nieuw leven te beginnen. A New Kind of Wilderness toont een mooi voorbeeld van zo’n eenvoudig leven, maar laat ook zien hoe idealen vervagen door onvermijdelijke aanpassingen aan het moderne leven.

“Laten we buiten gaan wandelen. Midden in het gebied van kabbelend water. En vogels die barsten van enthousiasme. Met zicht op de kale grond, de eerste lentebloemen en vlinders. Laten we in de zon blijven tot hij ondergaat.”

A New Kind of Wilderness

Verstoken van luxe
Het zijn de laatste woorden van Maria in A New Kind of Wilderness van de Noorse filmmaakster Silje Evensmo Jacobsen dat werd gekozen tot beste documentaire op het afgelopen Sundance Film Festival. Maria is een Noorse fotograaf die samen met haar partner, de Engelsman Nik, besluit om het hectische leven van de grote stad achter zich te laten, zich terug te trekken in de natuur en daar verstoken van luxe grotendeels zelfvoorzienend te worden.

Ze kopen een oude boerderij, knappen die op en gaan zelf hun groenten verbouwen. Ze krijgen vier kinderen, die ze tweetalig opvoeden en zelf lesgeven, en genieten samen met hun kroost van het leven in de overweldigende Noorse natuur. Een tragedie verstoort hun dromen en dwingt hen om langzaam contact met de buitenwereld te krijgen.

Gevangenis
De camera van Silje Evensmo Jacobsen (bekend van haar tv-serie over de Noorse atletiekfamilie Ingebrigsten) registreert zowel het leven in de wildernis waar de kinderen spelen in het bos, bomen knuffelen of houtsnijden, als binnen in de boerderij waar de twee meisjes en twee jongens het geweldig naar hun zin lijken te hebben, ook als ze les krijgen van hun ouders. Ze hebben nog nooit televisie gekeken en hebben dan ook niet het gevoel dat ze iets missen als ze op hun verjaardag bijvoorbeeld een door pa vervaardigde houten lepel cadeau krijgen.

A New Kind of Wilderness

Maar de Noorse wet gebiedt dat ingezetenen op een bepaalde leeftijd naar school moeten. Als Nik zijn oudste dochter Ronja met zijn auto naar school brengt, vraagt zij zich af waarom ze per se naar die “gevangenis” moet. En als de nieuwe omstandigheden daar om vragen, moet Nik een deal maken met de autoriteiten en moeten ook de jongere kinderen voortaan naar school; drie dagen, de rest mag thuis. Ze kunnen ook maar beter hun messen thuislaten om geen problemen met andere leerlingen te krijgen.

Onbestemde hoop
Naast de beelden van de wonderschone Noorse natuur en de louter observerende filmcamera geeft A New Kind of Wilderness ook door de montage van filmpjes en foto’s met teksten van Maria een prachtig beeld van twee vrije geesten en de naar hun idealen opgevoede kinderen. Totdat langzaam pijnlijk duidelijk wordt dat een geïsoleerd leven in deze tijd nauwelijks of niet is vol te houden. Want geef een kind een laptop en voordat je het weet, speelt het spelletjes en zijn ook de andere kinderen er niet meer bij weg te slaan.

De maatschappij wil dat iedereen zich moet ontwikkelen en het liefst ook leert omgaan met andere mensen. En dus moet in deze met liefde gemaakte documentaire over idealen, rouw en verdriet ook een ouder leren om het oude leven los te laten.

 

27 augustus 2024

 

ALLE RECENSIES

Daaaaaalí!

***
recensie Daaaaaalí!
Dromen in dromen, films in films, films in dromen en dromen in films

door Cor Oliemeulen

Een journaliste wil de extravagante kunstenaar Salvador Dalí interviewen, maar steeds gaat hun afspraak op het laatste moment niet door. Quentin Dupieux voegt met Daaaaaalí! een heerlijke onzinkomedie toe aan zijn absurdistische universum.

De meeste lezers zullen de Spaanse kunstenaar kennen van zijn schilderij De volharding der herinnering, waarin de gesmolten klokken direct in het oog springen. Dupieux brengt in de openingsscène van zijn film Dalí’s minder bekende schilderij Necrophilic Fountain Flowing from a Grand Piano tot leven. In een woestijnlandschap staat een piano waaruit een waterstroom vloeit. De suggestieve titel en de vervreemdende beelden zijn kenmerkend voor het surrealisme, een kunststroming die een eeuw geleden ontstond en waarvan Salvador Dalí een van de boegbeelden was.

Daaaaaalí!

Bakkersvrouwtje wordt journalist
Hierna maken we kennis met Judith (Anaïs Demoustier, eerder te zien in Dupieux’ Incroyable mais vrai en Fumer fait tousser). Ze vertelt dat ze haar baan als apotheker heeft opgezegd en journalist wil worden. Gedurende de film wordt ze consequent aangesproken als ‘bakkersvrouwtje’. Nu wacht ze in een hotelkamer op Salvador Dalí die ze wil interviewen voor een magazine. Na zijn lange wandeling door een eindeloze gang, waarbij Dalí en passant de belabberde architectuur van het hotel hekelt, maakt de ijdele kunstenaar rechtsomkeert als blijkt dat Judith geen camera heeft geregeld. Ze zal later nog diverse pogingen doen om Dalí te strikken voor een interview, maar steeds tevergeefs.

Dalí oreert in het Frans met een vet Spaans accent (hij verliet destijds zijn vaderland vanwege de politieke situatie aldaar). Dat geldt voor de maar liefst zes acteurs die hem gestalte geven (elke letter ‘a’ in de filmtitel staat voor een andere Dalí), zoals Gilles Lellouche, Edouard Baer, Pio Marmaï en Jonathan Cohen. Die wisselingen werken verrassend goed. Met name de grimassen en tics door Cohen zijn goed getroffen. Al die verbeeldingen samen vormen eerder een ode dan een ridiculisering van het ongrijpbare titelpersonage.

Monty Python en Luis Buñuel
Zoals volgers van Dupieux gewend zijn, is de storytelling op zijn zachtst gezegd een tikkeltje onconventioneel. De pogingen om Dalí te interviewen draaien uit op een loop: dromen in dromen, films in films, films in dromen en dromen in films.

Geholpen door de aanstekelijke, jolige soundtrack van Thomas Bangalter (de ene helft van Daft Punk) zijn alle typeringen en lolligheden gedurende de looptijd van 67 minuten prima vol te houden. Sterkere scènes wisselen af met minder sterkere scènes, regelmatig geïnspireerd door het Britse gezelschap Monty Python. Niet alleen de wandeling door de hotelgang waaraan geen einde lijkt te komen, maar bijvoorbeeld ook de scène waarin Dalí kleiduiven schiet met échte duiven en de scène waarin het honden regent, verwijzen naar het werk van John Cleese en consorten.

Daaaaaalí!

Al even waarneembaar is Dupieux’ inspiratiebron Luis Buñuel, de vader van het filmsurrealisme. Samen met Salvador Dalí schokte hij in 1929 het publiek met de korte film Un chien andalou, een weerslag van de dromen die de twee surrealisten elkaar vertelden. Een beetje filmkenner herinnert zich vast de openingsscène waarin het lijkt alsof iemand met een scheermes door het oog van een vrouw snijdt. Surrealisme gold destijds als een aanval op de heersende waarden van de westerse wereld.

Unieke filmauteur
In Daaaaaalí! maken we ook kennis met een priester. Tijdens een etentje, waarin levende wormen als delicatessen worden opgediend, vertelt hij de kunstenaar een droom. De priester doet sterk denken aan de bisschop in Buñuels komedie Le charme discret de la bourgeoisie (1972), waarin een gezelschap steeds opnieuw een poging doet om samen te eten, maar steeds mislukt dat door misverstanden en toevallige gebeurtenissen. In Buñuels film fungeren dromen en nachtmerries om burgerlijk gedrag te verstoren.

In het werk van Quentin Dupieux zien we die neiging ontegenzeggelijk terug. Het surrealisme dat Dalí en Buñuel bezigden, kun je tegenwoordig beter absurdisme noemen, maar ook in een dergelijk hokje laat Dupieux zich niet graag stoppen. Met zijn verstoring en ontregeling van de filmkijker, maar vooral door zijn eigenzinnige vorm van humor is hij volstrekt uniek tussen de laatste filmauteurs van de hedendaagse Franse cinema, zoals Claire Denis, Leos Carax, Jacques Audiard, Céline Sciamma, François Ozon en Gaspar Noé.

 

20 augustus 2024

 

ALLE RECENSIES

Un Amor

**
recensie Un Amor
Outsiders vinden liefde in seks

door Cor Oliemeulen

In het jongste drama van de Spaanse filmmaakster Isabel Coixet vinden twee outsiders liefde in seks. Leuk voor het copulerende koppel, echter Un Amor verzuimt de kijker op te winden.

Nat (Laia Costa) heeft het hectische leven van de grote stad ingeruild voor een nieuw leven op het platteland. Het dorp waar ze terechtkomt heet La Escapa (‘De Ontsnapping’), net als in het boek van de Spaanse schrijfster Sara Mesa waarop Isabel Coixet haar film baseerde. Waarom Nat is ‘ontsnapt’ blijft onduidelijk. Wel vermoeden we, al direct na de openingsscène waarin zij een gevluchte Afrikaanse vrouw interviewt, dat Natalia haar nieuwe zelf wil vinden.

Un Amor

Lekkend dak
Natalia maakt wat aarzelend kennis met de inwoners, zoals met een plaatselijke kunstenaar en met een gezinnetje waar ze wordt uitgenodigd om te komen eten. In La Escapa kan een nieuweling als Nat niet ontsnappen aan de roddels van een kleine gemeenschap waar iedereen elkaar kent en elkaar in de gaten houdt. Wat moet zo’n alleenstaande jonge vrouw toch in zo’n vervallen huis? Haar verhuurder is een norse, lompe man die niet alleen opdringerig is, maar ook niet van plan is om het lekkende dak te repareren.

Op dat moment komt Andreas (Hovik Keuchkerian) in beeld. Hij klopt aan bij Nat en doet een voorstel. ‘De Duitser’, zoals de dorpsgenoten hem noemen, wil wel het dak repareren, maar dan wel als hij ‘heel even in haar kan zijn’. Andreas legt uit dat hij allang niet meer met een vrouw is geweest, maar wil niet dat Natalia zich een hoer voelt. Nat bedankt hem vriendelijk voor het aanbod en gooit de deur dicht.

Niet lang daarna meldt zij zich toch bij Andreas, het begin van een seksuele relatie. Het dak lekt niet meer, maar het lijkt alsof haar onverwerkte emoties langzaam doorsijpelen in haar innerlijke welzijn, als gevolg van een posttraumatische stressstoornis, opgelopen door de aangrijpende vluchtelingenverhalen die ze voor haar werk vertaalde.

Un Amor

Droevig lot
Net als in haar meesterwerk The Secret Life of Words (2005) laat Isabel Coixet twee totaal verschillende zielen samensmelten omdat ze elkaar nodig hebben. In Un Amor hebben de man en de vrouw niets met elkaar gemeen buiten onstuimige seks. Een probleem ontstaat als blijkt dat Andreas zich prettig voelt in zijn rol van outsider en geen andere mensen nodig heeft, terwijl Nat een vorm van verbintenis en geborgenheid zoekt.

Nats onbehagen als gevolg van Andreas’ afwijzing en de bemoeizucht van de lokale bevolking, waarbij haar privacy niet wordt gerespecteerd, begint geleidelijk verontrustende vormen aan te nemen. Ze vindt slechts genegenheid bij een hond, die ook littekens met zich meedraagt.

En zo vertelt Un Amor een universeel verhaal over een cynische en seksistische wereld waar uiteindelijk nog altijd ruimte is voor de ontdekking van de kracht die in jezelf schuilt. Met een feministische boodschap, zoals je vaak ziet in Coixets oeuvre. Ze geeft een stem aan vrouwelijke personages die te maken hebben met vaak verzwegen aspecten van het leven, zoals ziekte, trauma en eenzaamheid.

Waar de regisseur zelf haar escapisme en bevrijding vindt in het maken van films, zo vertelt ze in interviews, weet ook Nat een nieuwe kracht in zichzelf te ontdekken. In de wat geforceerde finale, waar ze plotseling bevrijd lijkt en weer kan dansen en lachen, blijft ook de kijker een droevig lot bespaard.

 

14 augustus 2024

 

ALLE RECENSIES

Un Silence

***
recensie Un Silence
7.700 bezoekjes

door Cor Oliemeulen

De drama’s van de Belgische filmmaker Joachim Lafosse zijn geen gemakkelijke kost. Zijn tiende film, Un Silence, gaat over schaamte. Schaamte leidt tot ontkenning. Tot stilte. Centraal staat een bourgeoisiegezin met aan het hoofd een succesvolle advocaat. Langzaam wordt een familiegeheim blootgelegd.

Lafosse liet zich inspireren door een schandaal rondom de Belgische advocaat Victor Hissel. Die was raadsman van de ouders van slachtoffers van kindermisbruiker Dutroux, maar bleek ook zelf wat op zijn kerfstok te hebben. Met Un Silence vraagt de regisseur aandacht voor het bespreekbaar maken van zaken en omstandigheden, waarin de kinderen van advocaat François Schaar (Daniel Auteuil) een sleutelrol vervullen. Net als in À perdre la raison (2013), eveneens gebaseerd op een waargebeurde zaak (een Belgische vrouw doodde haar vijf kinderen), probeert Lafosse uit te leggen hoe iemand tot zijn daad komt. En wie is de werkelijke dader?

Un Silence

Misstap
Weinig hulp biedt Schaars echtgenote Astrid (Emmanuelle Devos), want zij heeft “een misstap van 30 jaar geleden” onder het tapijt geschoven. In de openingsscène van Un Silence zien we haar in een auto naar het politiebureau rijden. Haar 18-jarige zoon Raphaël is opgepakt nadat hij zijn vader met een mes heeft aangevallen. De close-up van Astrids gezicht toont ingehouden emoties. Haar ogen verraden een wervelwind van gedachten. Als ze wordt ondervraagd door een rechercheur zwijgt ze voornamelijk. Ze schaamt zich kennelijk. De rechercheur suggereert dat Astrid haar comfortabele leventje niet wil opgeven.

Tijdens de reconstructie van Raphaëls daad blijkt dat ook hij handelde uit schaamte. Hij zag zijn vader als een beroemde advocaat die opkwam voor de zwakkeren, totdat hij begrijpt wat er 30 jaar geleden is gebeurd. François verzwijgt nog steeds wat. In zijn maatschappelijke status kan hij het zich niet veroorloven om naar de waarheid te kijken, bang om van zijn voetstuk te vallen. Regisseur Lafosse voert schaamte en zwijgen op als een vorm van kwetsbaarheid en raadselachtigheid. De weegschaal had meer naar kwetsbaarheid mogen doorslaan.

Un Silence

Afstand
Die raadselachtige ondertoon heeft weliswaar een meeslepende werking, maar door de bijna voortdurende, discrete afstand ontstaan documentaire-achtige observaties. Dat maakt het meeleven met de personages lastig. Verder hoef je een duister geheim niet per se te benadrukken door het gebruik van duistere belichting, waardoor de afstand tot de personages mogelijk nog groter wordt. Na afloop van de film herinner je je eigenlijk alleen nog maar het gekwelde gezicht van Emmanuelle Devos. Daniel Auteuil blijft vanwege de invulling van zijn rol letterlijk en figuurlijk in de schaduw.

Respect voor Joachim Lafosse dat hij ambigue gebeurtenissen als onderwerp van zijn films neemt. Of het nu gaat om een moeder en haar zoon die op paarden door Kirgizië trekken om aan hun onderlinge relatie te werken (Continuer, 2018) of over een meubelrestaurateur met een bipolaire stoornis (Les intranquilles, 2021). Un Silence voelt qua thema al even ongemakkelijk, maar de film zakt nergens in. Stapje voor stapje, bezoekje na bezoekje, leidt de weg naar Raphaëls daad.

 

7 augustus 2024

 

ALLE RECENSIES

O Brother, Where Art Thou? (2000)

O Brother, Where Art Thou? (2000) 
6 keer genieten 

door Bob van der Sterre

Everett, Delmar en Pete ontsnappen van een chain-gang. Ze maken vreemde ontmoetingen mee, op weg naar een schat die Everett verstopt heeft. De terugkeer naar een tijdloos meesterwerk waar je op verschillende manieren van kunt genieten.

Aan O Brother (2000) heb ik goede herinneringen. Zelfs bij het herkijken (diverse keren) blijft de film goed werken. En dan moet je weten dat deze film kwam na The Big Lebowski (1998) en Fargo (1996). De verwachtingen waren hoog.

Erover analyseren, is een beetje als de ingrediënten voorlezen van een lekker gerecht en niet genieten van de smaak. Liever noem ik 6 dingen waar je van kunt genieten als je de film gaat kijken.

John Turturro, Tim Blake Nelson en George Clooney

John Turturro, Tim Blake Nelson en George Clooney

1. Het virtuoze script
O Brother, Where Art Thou? heeft diverse verhaallijnen die allemaal vaardig en vermakelijk zijn opgeschreven. Gezoek naar een schat, het ontmoeten van allerlei random karakters, achtergrondverhalen van de drie hoofdpersonages, observaties van Mississippi in de jaren dertig tijdens de grote depressie.

Zo is er een verhaallijn over de politieke strijd tussen de nieuwe Homer Stokes die belooft voor de kleine man op te komen (inclusief bezem en klein persoon) en Pappy O’Daniel, die geen idee heeft wat te doen met de populariteit van Stokes. ‘We moeten ook onze achterban optrommelen.’ ‘We hebben helemaal geen achterban!’

Het is niet wat je noemt een sterk of spannend verhaal, maar een blend van verhaallijnen die tezamen iets wonderlijks opleveren. Door deze afwisseling sukkelt de film nergens in – wat vergelijkbaar is met de verhaallijnen in The Big Lebowski. En net als in die film houdt dit script met verrassende wendingen de aandacht vast tot aan de laatste seconde.

O Brother is losjes gebaseerd op Homerus’ beroemde werk: Ilias & Odyssee. Heel losjes, gaven de broers ook toe in een gesprek met interviewer Charlie Rose. Want ze hadden het boek niet gelezen. Soms is de verwijzing een beetje balorig, zoals John Goodman als cycloop (hij draagt een ooglapje). Maar vaak geeft dat idee een verrassende wending aan het best wel gewone zoektocht-naar-geld-verhaal, en zorgt het voor scènes die een ander script misschien niet had aangedurfd. Daardoor is het meer dan ‘een komedie’. Wat het dan is, is lastig te definiëren.

2. De cinematografie van Roger Deakins
Komedies goed verfilmen is moeilijk. Meestal is er niet dat timmermansoog voor beeld als wat ‘serieuze’ films wel hebben. Dan moet de acteur met zijn of haar komische talent al het werk doen, waardoor daar té veel het nadruk op komt, en het resultaat soms tegenvalt.

Hier is de komedie vooral een komische flow – waarbij je het beste haalt uit acteurs, beeld en script. Om dit te bereiken, hadden de Coen-broers jarenlang cinematograaf Roger Deakins. Hij kreeg alle lof voor zijn werk in No Country for Old Men. Toch werkte hij al vanaf Barton Fink jarenlang aan alle andere Coen-films. Zijn inbreng maakte deze films mede waarom ze nog steeds geliefd worden.

Weinig werd aan het toeval overgelaten. De film gaat over Mississippi en werd er ook opgenomen. Het was erg heet tijdens de opnamen. Die broeierigheid zie je terug in beeld. Het Mississippi van de jaren dertig komt af en toe terug in foto’s van fotografe/schrijfster Eudora Welty, die als inspiratie werden gebruikt. Deze foto zou ergens in de film te zien zijn als bewegend beeld.

Een uitdaging voor de Coen-broers was dat Mississippi groener was dan de bedoeling. Deakins bekwaamde zich voor deze film daarom in ‘digital intermediate’. Globaal gezegd is dat het digitaal aanpassen van de kleuren van het beeld. Wat nu schering en inslag is (films zijn allemáál grauw en duister), was toen nog iets nieuws. Lees er meer over in dit interessante interview in IndieWire.

Deakins: ‘De jongens hadden me verteld dat ze het gevoel van een oude, vervaagde ansichtkaart wilden en dat ze vooral het groene wilden verwijderen.’ Het was de eerste Hollywood-film die dit toepaste.

Ondanks al zijn grensverleggende prestaties, kreeg hij slechts een Oscarnominatie voor deze film (Peter Pau zou winnen met Crouching Tiger, Hidden Dragon).

3. Het acteerwerk
Er zijn veel personages in deze film en dus ook veel acteurs. De karakters in deze film worden bij de introductie typerend neergezet.

Zoals wanneer Everett (George Clooney) in een wagon staat en vraagt of er een smid is, ‘of anders iemand met enige kennis van metallurgie’. Deze bizarre bijzin typeert zijn karakter, je beseft meteen dat dit een man is die onwaarschijnlijke zinnen componeert. Hij is zo ijdel dat het vinden van de juiste pommade voor zijn haar gelijk staat aan overleven. Pas later in de film snappen we waarom hij zo is.

Of neem Pappy O’Daniel (voortreffelijke rol van de tien jaar geleden overleden Charles Durning) die bij een radiostation zijn gevolg uitscheldt. ‘Jij domme klootzak! Je vertelt jouw Pappy niet hoe hij het electoraat het hof moet maken. We zijn hier niet alleen… We zijn aan het massacommuniceren!’

Zijn opponent, Homer Stokes (Wayne Duvall), zien we een speech houden als hij met een klein persoon en bezem op een podium staat. Is hij te vertrouwen? Je twijfelt meteen. Duvall houdt in feite drie speeches in deze film – allemaal in een andere context.

John Goodman, die als de vlot babbelende bijbelverkoper Big Dan Teague in een restaurant de boeven hoort praten over geld en zich onmiddellijk in de conversatie mengt.

Charles Durning

Charles Durning

De casting was echt grandioos tot aan de kleinere bijrollen toe. Prachtig vond ik de bijrol van Stephen Root als de blinde radioman. Woooooooo-wee. Boy, that was a miiiighty fine a-pickin’ and a-singin’! Vernon T. Waldrip (Ray Mc Kinnon) als nieuwe partner van Everetts ex-vrouw. Holly Hunter als die eigenwijze ex-vrouw. Sheriff Cooley (Daniel von Bargen) die ‘s nachts een zonnebril in het bos draagt, met reflectie van vuur. (Cooleys karakter was een beetje gebaseerd op Boss Godfrey in Cool Hand Luke.) En de ongeïnteresseerde pommadeverkoper die geen Dapper Dan heeft.

Tim Blake Nelson loofde in een interview de aanpak van de Coens: ‘Het is een blanco lei waarbij je dit ongelooflijke script hebt en je het soort risico’s kunt nemen dat acteurs wíllen nemen maar zelden kúnnen nemen. Bij hen kunnen we dat wel vanwege de sfeer die ze creëren.’

4. De rol van de muziek
De Coen-broers weten in hun meeste films iets bijzonders met muziek te doen. Voorbeelden zijn Inside Llewyn Davis en The Big Lebowski.

Hier is het – zoals de Amerikanen zeggen – on a whole next level. Muziek (bluegrass en country) ís de rode draad van deze film. De drie ontsnapte gevangenen worden een populaire popband van die tijd: de Soggy Bottom Boys. Het gezang van de sirenes (‘Jij en ik en de duivel maakt drie’), het dopen in de rivier (‘Let’s go down, down to the river to pray’), de zingende Klu Klux Klanners (‘Oh dood, wil je me niet overslaan tot volgend jaar’). Muziek en film komen definitief bij elkaar bij het optreden van de Soggy Bottom Boys aan het einde van de film.

Waar de film al een bepaalde snaar raakte bij het publiek, was dat helemaal het geval met de muziek. Van de soundtrack van de film werden zeven miljoen exemplaren verkocht. Deze bluegrass-geschiedenis werd dankzij de film herontdekt door een nieuw, jong publiek.

Wat allemaal grappig is, want Man of Constant Sorrow dateert al uit 1913, en is mogelijk nog ouder (de oorspronkelijke zanger, Dick Burnett, was daar vaag over). Het werd al gezongen door artiesten als Bob Dylan en Joan Baez. De versie in de film is gezongen door Dan Tyminski, een bluegrass-zanger. Clooney had wel geoefend maar zijn stem werd toch gedubd.

5. Het besef van geschiedenis
O Brother geeft een liefdevol en quasi-spottend beeld van Mississippi in de jaren dertig. Het dagblad The Guardian schreef een interessant artikel over de historische context. Want het is niet niets om bijvoorbeeld de Klu Klux Klan te laten figureren in een komedie. Ik ken geen enkel andere komedie die dat aandurfde. (Onder de figuranten zaten trouwens ook zwarte soldaten, die een onwerkelijke filmshoot moeten hebben meegemaakt.)

De mix tussen werkelijkheden en fictie is een van de dingen waar ik het meest van onder de indruk was bij de film. Het stuk van The Guardian legt de links naar de werkelijkheid goed uit en daarom citeer ik dat hele stukje:

“De Coens voegen historische figuren in zoals Tommy Johnson (een zwarte bluesman die beweerde dat hij zijn ziel aan de duivel verkocht) en George “Baby Face” Nelson (een kleine bankrover die samenwerkte met John Dillinger), maar ook fictieve figuren die de duistere aspecten van de Amerikaanse psyche weerspiegelen – waaronder de gewelddadige, stelende bijbelverkoper van John Goodman en een populaire politicus (Wayne Duvall) die lid is van de Ku Klux Klan.”

John Goodman

John Goodman

Een minder opvallende verwijzing naar echte geschiedenis is die naar Wilbert Lee “Pappy” O’Daniel. Een verkoopmanager van een meelbedrijf die dankzij zijn succes op de radio senator werd voor Texas. Dit artikel in Reason.com vertelt dat verhaal: Before Trump, there was Pappy. In deze film wordt hij voor de gelegenheid verplaatst naar Mississippi.

Knipoogjes maken naar geschiedenis is sowieso iets wat de Coens graag doen. De titel van de film verwijst bijvoorbeeld naar de komedie Sullivan’s Travels (1941) van Preston Sturges. De hoofdpersoon in die film is een regisseur die het boek O Brother, Where Art Thou? wil verfilmen. Je raadt het al: een fictief boek over de Grote Depressie. En de grap ‘gaat dieper’ want in Sullivan’s Travels heet de fictieve schrijver Sinclair Beckstein. Dat is een samenvoeging van de bestaande schrijvers Upton Sinclair, Sinclair Lewis, en John Steinbeck.

6. De humor en de dialogen
O Brother is een bijna overdreven tekstuele film. Veel zinnen klinken absurd geweldig, zoals wanneer Big Dan Teague na een maaltijd zegt: ‘Bedankt voor je conversationele hiatus.’

De Coen-broers gingen los met dialogen die tegen het randje van het cartooneske aan zitten. Everett lepelt bijvoorbeeld spontaan dingen op als: ‘Alleen een gek zoekt naar logica in de kamers van een menselijk hart.’ Als hij in paniek is, is hij als een plaat die blijft hangen. Als de schuur in de fik gaat, roept hij achter elkaar uit: ‘Damn! We are in a tight spot.’

Het herhalen van overdreven formuleringen geeft het een poëtisch effect. Pappy O’Daniels die met zijn posse bij een restaurant zit te puzzelen waarom zijn campagne niet aanslaat. ‘Mensen willen die reform. Misschien moeten wij er ook een beetje van gaan doen, die reform.’ ‘Jij idiote sombitch.’

Een goed voorbeeld is ook de herhaling in de dialoog tussen Everett en zijn drie dochters: ‘Mama heeft een nieuwe suitor.’ ‘Hij is bona fide.’

Alleen al het droog lezen op IMDb van alle quotes geeft een twinkeling in de ogen. Een thread op Reddit zorgt spontaan voor een opsomming van allerlei favoriete quotes van de kijkers.

Kortom…
Niet iedereen is zo’n fan van O Brother als ik ben. Ik kan me voorstellen dat het ‘stripboekachtige’ voor sommige mensen too much is. Criticus James Berardinelli schreef in 2000 bijvoorbeeld: ‘O Brother, Where Art Thou? zal niet herinnerd worden als een van de Coens grootste films.’ Meer mensen noemen Fargo als een betere Coen-broersfilm (wat in feite een luxeprobleem is).

Waarom werkt deze film voor mij dan beter dan andere films van de Coen-broers? Ik zat er lang over te peinzen, tot ik deze zinnen las, in het stuk van Luke Buckmaster in The Guardian. Waarom moeilijk doen als iemand het al perfect verwoordt? “I love the film for the same reason Jacques Tati’s Playtime is my favourite feature of all time: it trades in a kind of filmmaking that never really existed.”

Vernieuwende cinema over geschiedenis: de Coens flikten het op de grens van het millennium.

 

4 augustus 2024

 

THEMAMAAND JOEL EN ETHAN COEN

Il pleut dans la maison

****
recensie Il pleut dans la maison
Een laatste zomer van onbezonnen sigaretten roken

door Bert Potvliege

De Belgische cineaste Paloma Sermon-Daï levert met Il pleut dans la maison (‘Het regent in huis’) een wondermooi debuut af. Met een uitstekende stilistische invalshoek brengt ze een fraaie karakterschets van een broer en zus. We volgen de twee Waalse tieners gedurende een broeihete zomer in hun verpauperd bestaan, waarbij ze het zelf moeten zien te rooien. 

In 2017 stak Sermon-Daï haar neus voor het eerst aan het venster met de kortfilm Makenzy, waarin we een namiddag spenderen met de kinderen Makenzy en Purdey Lombet, die in het echt broer en zus zijn. Beide acteurs zijn ondertussen jongvolwassen en geven in dit langspeelfilmdebuut op indrukwekkende wijze gestalte aan de hoofdfiguren, die bovendien hun eigen namen dragen. 

Il pleut dans la maison

Het sociaal-realistisch drama is dankzij de broers Dardenne (Tori et Lokita) een genre dat verankerd lijkt in het zuidelijke deel van België. Sermon-Daï is zich daarvan bewust en voegt een extra component toe om geen kapot getreden paden te bewandelen. Het typische grauwe dat we associëren met de lotgevallen van personages in sociaal-realistische films, wordt hier stilistisch gecounterd doordat het verhaal zich afspeelt gedurende een hete zomer. De beelden baden in een oranje tint en we spenderen aardig wat tijd bij de meren van l’Eau d’Heure. De zonnebadende sfeer van de cinema van Luca Guadagnino (Call Me by Your Name) is nooit veraf.    

Broeder- en zusterliefde
Het verhaal speelt zich af in een toeristische trekpleister waar vakantiegangers verpozing komen opzoeken in de plaatselijke meren. Het leven lijkt er aangenaam, maar kansarme mensen zitten er verscholen in de rand. Hier vinden we Makenzy en Purdey, die er samen met hun aan alcohol verslaafde moeder in een vervallen woning verblijven. Het regent in huis. Er zit schimmel op de muren. Iedereen rookt sigaretten alsof hun leven ervan afhangt.

De summiere plot focust zich op de zomermaanden, waarbij moeder onaangekondigd voor enige tijd verdwijnt en haar kinderen in de steek laat. Makenzy en Purdey moeten op eigen benen leren staan, wat de ene al beter aanpakt dan de andere.

Purdey is bijna achttien en blijft in tegenstelling tot haar broer niet bij de pakken zitten. Ze probeert een relatie op te bouwen met Youssef. Ze gaat aan de slag als kamermeid. Ze zou ook graag verhuizen naar een appartement, maar de financiële werkelijkheid kletst haar als een natte dweil in het gezicht. Purdey houdt van haar broer, zelfs al is het een vijftienjarige kwajongen die op het slechte pad terechtkomt.

Makenzy is er net achter gekomen dat hij niet geslaagd is op school, maar het maakt de jongeman geen zier uit. Hij slijt zijn dagen met zijn vriend Donovan. Ze hebben een handeltje in gestolen fietsen. Kinderen bij het meer afpersen is hem ook niet vreemd. Thuis zit hij te gamen of op een boksbal te slaan. Makenzy houdt van zijn zus. Het is aandoenlijk hen samen een ijsje te zien eten, tussen het roken van sigaretten door.

Zomerse zuurstof voor de acteurs
Paloma Sermon-Daï bewerkstelligt een aantal wondermooie zaken met haar eersteling. De ingreep met de zomerse setting is succesvol. Als tegengewicht voor de kleurloosheid van het bestaan is het een ietwat eenvoudige maar uitstekend uitgevoerde methodiek. Met knap camerawerk dat de streek in sensorische beelden vat, oogt Franstalig België als een relaxerend toevluchtsoord.

Il pleut dans la maison

Door haar vertelling tot een minimum te beperken, laat Sermon-Daï hopen zuurstof binnen in haar film, waardoor alle ruimte vrijkomt om deze personages te schetsen. Hun handelingen en denken tonen fijntjes aan hoe zij in elkaar zitten. Sommige filmmakers zijn rasechte verhalenvertellers. Anderen zijn genrebeesten. Nog anderen houden van niets liever dan een goede karakterschets, waarvan Sermon-Daï een sterk voorbeeld is. Het is heerlijk deze tieners te mogen observeren en leren kennen, terwijl de cineaste ons bij de hand neemt.

Het scenario is uitstekend voer voor de acteurs om onder de huid te kunnen kruipen van hun personage, maar de reële setting van het verhaal vereist dat zij niet te expressief zijn. De juiste balans vinden om geloofwaardig te zijn, is niet gemakkelijk. Er is nood aan een goede begeleider, in de vorm van de regisseur. Makenzey en Purdey zijn misschien jong, maar ze leggen al tonnen subtiliteit aan de dag in hun acteerspel. Deze broer en zus voelen als echte mensen, wat de empathie van de kijker ten goede komt.

Het juiste spoor
Het is een edele kunst een film te eindigen op het juiste moment. Als kijker gebeurt het soms dat je meent het perfecte eindbeeld mee te maken, waarna de film er nog een scène aanbreit waar geen hond op zit te wachten. De knip naar een zwart scherm op het einde van Il pleut dans la maison zal voor sommigen te bruusk zijn of te vroeg komen (de film duurt slechts een schamele tachtig minuten), maar wij balden enthousiast de vuist toen we Sermon-Daï die keuze zagen maken. Het is gedurfd, filmisch en zelfs ontroerend.

Deze Il pleut dans la maison is om dolenthousiast over te worden. Paloma Sermon-Daï levert een visitekaartje af en zet zichzelf op de kaart als een in de gaten te houden Belgische filmmaakster. Het is fijn om merken dat de sociaal-realistische cinema van Wallonië verder evolueert in experimenten zoals deze. We hopen dat de cineaste haar gevoeligheden verder onderzoekt. Ze zit alvast op een juist spoor.

 

30 juli 2024

 

ALLE RECENSIES

No Country for Old Men (2007)

No Country for Old Men (2007) 
Hoe een deel van deze wereld te zijn

door Bert Potvliege

Er komen enkele spoilers aan, dus gelieve je te onthouden als je deze nog niet zag. Wel vraag ik me af, als je No Country for Old Men na een goeie vijftien jaar nog steeds niet gezien hebt, of het leuk wonen was op Mars.

Het moest er ooit van komen. Het talent van regisseursduo Joel & Ethan Coen was te groot om nooit een film af te leveren die ongeveer alle prijzen zou winnen die te winnen vielen, een film die velen beschouwen als hun meesterwerk. Zowel Joel als Ethan mochten elk drie Oscars op de schouwmantel zetten voor het fantastische No Country for Old Men (2007). Javier Bardem zou het vierde beeldje mee naar huis nemen voor de beste bijrol. Het was mooi om zien hoe deze arthouse darlings de hoofdvogel afschoten in mainstreamcinema. De prijzenregen was meer dan verdiend, want de Coens hebben er een meesterlijke suspenserijke thriller van gemaakt. 

Josh Brolin als de armtierige cowboy Llewelyn Moss

Josh Brolin als de armtierige cowboy Llewelyn Moss

Het was het punt in de carrière van de Coens waar ze in een vervelend dipje zaten. Intolerable Cruelty (2003) deed menigeen fronsen en het daaropvolgende The Ladykillers (2004) wordt zelfs beschouwd als hun slechtste film. Niemand heeft enig idee wat de impact ervan was op de broers. Maalden ze er überhaupt om? Maar het valt wel op dat ze voor hun volgende prent voor het eerst een boek zouden verfilmen en geen origineel werk. Het was producent Scott Rudin die het boek No Country for Old Men, van befaamd auteur Cormac McCarthy (The Road), de broertjes onder de neuzen schoof. Rudin had eerder dan de rest van de wereld door dat dit verhaal hen op het lijf geschreven stond, alsof ze geboren waren om dit te vertalen naar het witte doek.

You don’t often see a Mexican in a suit
De armtierige cowboy Llewelyn Moss (Josh Brolin in een doorbraakrol) stoot op een fout gelopen Mexicaanse drugsdeal in de droge vlaktes van West-Texas. Een koffer met twee miljoen dollar valt er zomaar voor het rapen en hij besluit het geld voor zich te houden. Het betekent dat hij op de vlucht moet, want uiteraard maken een aantal dubieuze figuren jacht op het geld. Enter fenomeen Anton Chigurh (Javier Bardem is om duimen en vingers bij af te likken), een sociopaat en huurmoordenaar zonder gevoel voor humor, die niet zal stoppen vooraleer hij Llewelyn heeft leren kennismaken met zijn penschietpistool. Naast het kat-en-muisspel tussen beide mannen vertelt de film ook over sheriff Ed Tom Bell (een briljante Tommy Lee Jones), die noodgedwongen achter de feiten aanloopt en vooral het hoofd schudt voor al het geweld in de wereld. Zal Llewelyn de poen voor zich kunnen houden? Zal de waanzinnige Chigurh hem te pakken krijgen? Of zal Ed Tom hem kunnen redden van het onvermijdelijke?

Het is op zich een ontzettend eenvoudig en rechtlijnig verhaal, maar monstertalenten voor en achter de camera maken er een nagelbijtende rit met diepgang van. De vraag stelt zich wat McCarthy wou zeggen met dit verhaal. Het is daar dat de titel een hoop werk verzet voor de kijker, want die verraadt de thematische lading van de prent. Net zoals die scène bijna aan het eind van de film waar Ed Tom een familielid opzoekt die het hem nog eens haarfijn uitspelt: “You can’t stop what’s coming. It ain’t all waiting on you. That’s vanity.”

Het grootste deel van je leven spendeer je in een wereld die je steeds minder lijkt te herkennen, die niet langer de wereld is waarin je opgroeide. Die verdere evolutie is normaal, maar ervaar je als iets dat steeds verder verwijderd raakt van wat je zelf ooit normaal vond. Het aanvaarden dat de wereld verder draait zonder jou, is een essentiële stap die je moet zetten om verbittering tegen te gaan. Want verwachten dat alles blijft zoals je het gewoon bent, dat is die ijdelheid. Dat vind ik een heerlijke moraal en ik was aangenaam verrast toen ik de film voor het eerst zag, door die ontzettend mooie levensles die erin schuilt.

What business is it of yours where I’m from, friendo?
Director of photography Roger Deakins is in mijn ogen, met uitzondering van Emmanuel ‘Chivo’ Lubezki (The Tree Of Life), de beste cameraman ter wereld. De man had hiervoor al een aantal keer samengewerkt met de broertjes. Zo denk ik met plezier terug aan O Brother, Where Art Thou?. Maar dit is zijn strafste bijdrage aan het oeuvre van de Coens. De film straalt aan de oppervlakte een visuele bedaring uit, maar onderhuids gaat er een niet te negeren dreiging van uit. Die dreiging komt regelmatig opborrelen dankzij een uitstekende montage, die de suspense voedt. Het ontbreken van muziek in de film versterkt dit enkel. Er valt geen noot te horen in de twee uur durende speeltijd.

Een mooi voorbeeld van die visuele rust met onderhuidse dreiging vind je bij de introductiescène van Llewelyn, wanneer hij in alle kalmte aan het jagen is. Een moment van hoe montage de dreiging aan de oppervlakte kan brengen, is bij dat beeld van de papierwikkel op de balie van het tankstation, dat net iets te lang duurt waardoor een tastbaar ongemak ontstaat (Scorsese deed net hetzelfde in Taxi Driver). Het ontbreken van muziek leidt ertoe dat de klankeffecten een meer centrale rol innemen en zelfs fungeren als een muzikale begeleiding. Let maar op het moment wanneer Llewelyn vlucht uit het hotel, waarbij de impact van een kogelregen in een autoraam een ritmiek creëert die me op het puntje van mijn stoel deed zitten. Het is een creatief spel met de middelen van het filmmaken dat hypereffectief blijkt te zijn.

And then I woke up
De drie hoofdrolspelers zijn elk voor hun eigen reden een mooi staaltje casting. Een hoofdrol geven in 2007 aan Josh Brolin was een groter risico dan dat het vandaag zou zijn, gezien alle succes dat hij had sindsdien (hij speelde Thanos in The Avengers en won prijzen voor Milk). Mooi dat de broers de kans gaven aan Brolin, om hem zo aan het grote publiek te kunnen voorstellen. Het bleek de doorbraak die hij bovendien verdiende, al was het maar omdat het zou leiden tot zijn rol in Inherent Vice, waarvan de lachkrampen nog nazinderen.

Javier Bardem in de rol van Chigurh ging met de meeste aandacht lopen en het is duidelijk waarom. Het is het personage dat meest tot de verbeelding spreekt, met dat gekke kapsel en die bizarre eigengereidheid van hem (check hoe hij zijn sokken uitdoet na een schietpartij). Zijn Oscar voor beste bijrol bleek dat jaar de logica zelve. Laat ons ook niet vergeten dat Bardem ondertussen al vijfentwintig jaar topwerk aflevert dat bovendien heel divers is, van Mar adentro tot Skyfall.

Javier Bardem als de psychopaat Anton Chigurh

Javier Bardem als de psychopaat Anton Chigurh

Dan is er nog klasbak Tommy Lee Jones in de rol van sheriff Ed Tom. Ik zie de man al mijn hele leven goeie kwaliteit leveren, maar wat hij hier neerzet, is meer dan dat. Ik wik even mijn woorden, maar zijn spel in No Country for Old Men vind ik een van de allerbeste acteerprestaties van de afgelopen kwarteeuw. Omdat de rol van Chigurh zo flamboyant is, bleef Jones wat in de luwte, maar vergis je niet. Wat hij hier neerzet is voor de annalen van de cinema. Het mooiste voorbeeld daarvan is de slotscène, een monoloog van Jones waarin hij vertelt over een droom die hij had over zijn vader. Ik kan er opnieuw en opnieuw naar kijken op zoek naar een foute noot, maar die monoloog is perfect gespeeld – net zoals de monoloog van Michael Stuhlbarg in Call Me by Your Name of Anthony Hopkins in de slotscène van The Father.

Are you all right? You got a bone stickin’ out of your arm.
Om te eindigen wil ik een ogenblik stilstaan bij de zin voor risico die Joel & Ethan Coen hier etaleren. Het is niet omdat deze film een enorm succes was dat dit zou betekenen dat ze op veilig speelden bij het maken ervan, om een groter publiek te kunnen bereiken. Op narratief vlak gebeurt er zelfs een plotwending zoals je nooit eerder zag, waarbij Llewelyn – nota bene de protagonist in dit verhaal – off-screen doodgeschoten wordt, een half uur voor het einde van de film. Uiteraard frustreert dit mateloos, maar het heeft een thematisch gewicht (iets over uitgerangeerd worden, maar vlooi dat gerust zelf uit naar eigen believen). Ik houd best wel van dergelijke gewaagdheid en voor zij die menen dat het ontzettend ergerlijk is, leer inzien dat het net de bedoeling is. De dood is een plots ding.

De gewaagdheid van de broers vind je ook terug bij de conclusie van de film en die slotmonoloog van Tommy Lee Jones. Het is een riskante afhandeling van de plot, maar het tilt de film naar een hoger niveau, verder weg van de eenduidigheid van een traditionele achtervolgingsfilm, naar een bedachtzame parabel over het leven. Het eindresultaat is een meesterlijke thriller die veel meer te bieden heeft dan enkel een verhaal vertellen. Moest het door hun eerder werk nog niet in kannen en kruiken zijn, dan hebben de Coens met deze No Country for Old Men hun status in de filmgeschiedenis voor eens en voor altijd bezegeld.

 

29 juli 2024

 

THEMAMAAND JOEL EN ETHAN COEN

Le procès Goldman

****
recensie Le procès Goldman
Onschuldig of doortrapte fanaat?

door Jochum de Graaf

Na Saint Omer en Gouden Palm-winnaar Anatomie d’une chute draait er opnieuw een sterk Frans rechtbankdrama in de bioscoop. Le procès Goldman is een knap verfilmd schouwspel over een van de meest intrigerende rechtszaken uit de Franse geschiedenis.

Pierre Goldman was een extreem linkse activist, zoon van communistische Poolse joden die voor de oorlog naar Frankrijk uitweken en een heldenrol in het Franse verzet vervulden. Zoon Pierre zet een tijdlang het engagement van zijn ouders voort, wordt actief in verschillende linkse bewegingen, weigert militaire dienst en sluit zich aan bij een guerrillagroep in Venezuela. Gefrustreerd door de perspectiefloze strijd keert hij terug naar Frankrijk en gaat het gangsterpad op om in zijn levensonderhoud te voorzien. Met zijn ook uit zwarten uit de banlieues bestaande bende pleegt hij een aantal gewelddadige overvallen. Hij wordt opgepakt en in 1974 in een geruchtmakend proces veroordeeld tot 12 jaar gevangenis voor drie overvallen; voor een vierde overval op een apotheek waarbij twee doden vallen krijgt hij levenslang.

Le procès Goldman

Icoon
Goldman bekent de drie overvallen maar óntkent bij hoog en bij laag dat hij de fatale ‘apotheekmoorden’ gepleegd heeft, ook al zijn er getuigen die hem als dader aanmerken. In de gevangenis schrijft hij een boek, Souvenirs obscurs d’un juif polonais né en France (‘Herinneringen van een Joodse Pool die in Frankrijk geboren is’), waarin hij omstandig en hartstochtelijk zijn kant van het verhaal belicht en wijst op de inconsistenties in de rechtsgang. Hij wordt een beroemdheid en groeit uit tot een icoon voor links Frankrijk. Prominenten als Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir en vele andere activisten uit de beweging van mei ‘68 steunen zijn zaak. Het leidt tot een hoger beroep dat in 1976 in Amiens dient.

Regisseur Cédric Kahn (La Prière, La Vie Sauvage) filmde een meeslepend drama, gebaseerd op een vrijwel integraal verslag van dat proces. Wanneer de toeschouwers de rechtszaal binnentreden, wordt menigeen begroet: ‘bonjour madame Signoret, monsieur Debray’, actrice Simone Signoret, filosoof Régis Debray, beide wereldberoemde iconen van het Franse gauchisme van de jaren zeventig. Het publiek op de tribune, met opvallend veel zwarte medestanders, scandeert van begin af aan ‘Goldman, innocent, Goldman innocent!’.

De president van de rechtbank (soevereine rol van Stephan Guérin-Tillié) die de nodige moeite heeft om de orde te bewaren, begint de ondervraging van Goldman door uit diens boek te citeren. Hoe het vanuit zijn afkomst zo ver met hem heeft kunnen komen.

Pierre Goldman (Arieh Worthalte: ontving dit jaar een César en werd ook bij de Prix Lumières uitgeroepen tot beste acteur) is een koppig man, een ongeleid projectiel die het totaal niet interesseert of mensen hem aardig vinden. Hij doet ook geen enkele poging om bij de rechter of de jury in het gevlei te komen. Telkenmale wordt hij door zijn advocaat Georges Kiejman (Arthur Harari, ook al zo’n goede acteur) tot de orde geroepen om niet in te gaan op de provocaties van de aanklager en is niet of nauwelijks onder de indruk van het argument dat hij met zijn onbehouwen gedrag het alleen maar moeilijker voor zichzelf maakt. Hij is een man van principes, uit zijn woede en frustratie en heeft verder maling aan alles. “Ik ben niet onschuldig omdat ik overloop van deugdzaamheid. Ik ben onschuldig omdat ik onschuldig ben.”

Le procès Goldman

Acteerduel
Onverbloemd geeft Goldman toe dat hij gewelddadige overvallen gepleegd heeft, maar hij verwerpt iedere betrokkenheid bij de moorden, hij is geen laffe moordenaar. Van belang is dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. In de rechtszaal komt het vooral neer op het interpreteren van gebeurtenissen en voorvallen, mogelijk omstandig bewijs om de jury te overtuigen van de schuld of onschuld van Goldman. Goldman heeft een alibi. Op het tijdstip van de moorden zou hij bij een vriend op bezoek geweest zijn.

De advocaat-generaal (Aurélien Chaussade) maakt zich sterk voor het argument dat de afstand tussen de apotheek en het huis van de vriend helemaal niet zo ver is dat Goldman, die niet helemaal zeker is over de exacte tijden, de moorden toch gepleegd kan hebben. Zo ontwikkelt zich een juridisch steekspel maar ook een acteerduel tussen de rechter, de verdachte, de verdediger en de aanklager. Dat maakt het spannend, zodat je telkens op het verkeerde been wordt gezet. Is Goldman echt onschuldig of overschreeuwt hij zichzelf maar wat en is hij een doortrapte fanaat?

Gelaagd
Afgezien van de schuldvraag komt ook racisme bij de politie, links extremisme, de joodse identiteit van Goldman en de ambivalente oorlogsgeschiedenis van Frankrijk aan de orde. De film laat goed zien waarom het proces de Franse samenleving in de jaren zeventig zo diep verdeelde, met aan de ene kant de revolutionaire linkse intelligentsia van mei ’68 en aan de andere kant het conservatieve establishment dat ook 25 jaar na de oorlog nog aardig wat antisemitische en racistische trekken heeft.

Regisseur Cédric Kahn filmt het ingetogen, zonder muziek, zonder flashbacks en op een enkel uitstapje naar de gevangenis of het advocatenkantoor na is de setting de rechtszaal en volgt het scenario het dramatisch verloop van het proces. Met drie camera’s die de hoofdrolspelers en publiek dicht op de huid volgen, word je live getuige van dit intrigerende proces.

 

26 juli 2024

 

ALLE RECENSIES

Fargo (1996)

Fargo (1996)
Ongebruikelijke heldin in ijskoud Minnesota

door Cor Oliemeulen

Een autohandelaar met schulden vraagt twee criminelen om zijn vrouw te ontvoeren, zodat hij een deel van het losgeld van haar rijke vader kan opstrijken. Natuurlijk loopt het plan volledig uit de hand. Maar bij Joel en Ethan Coen gaat alles net even anders dan je zou verwachten en valt een droogkomische deken van opmerkelijke personages in barre situaties over het anders zo vredige stadje Brainerd.

Het is vroeg in de ochtend als politiechef Marge Gunderson (Frances McDormand) uit haar bed wordt gebeld. Norm (John Carroll Lynch) wil dat zijn zwangere vrouw eerst wat eet en bakt eieren met spek. Even later rijdt Marge op een verlaten weg door de besneeuwde vlakte. Op de plek waar een auto is gecrasht, staan al enkele politieauto’s met daarin mannen die schuilen voor de ijskoude wind. Een agent geeft Marge een beker koffie. Wanneer zij naar de twee dode lichamen op het plaats delict schuifelt, denkt de agent even dat ze moet overgeven door de aanblik, maar het blijkt slechts de ochtendmisselijkheid van een vrouw in verwachting. Met haar scherpzinnigheid trekt Marge vervolgens de juiste conclusies over wat zich hier heeft afgespeeld. Ze blijkt bovendien zeer empathisch, want ze lacht niet om een vergissing van haar mannelijke collega, maar stelt hem op het gemak door het maken van een grapje.

Marge ziet iets wat het daglicht niet kan verdragen

Marge ziet iets wat het daglicht niet kan verdragen

“Yah, you betcha”
In zijn essay over Burn After Reading (2008) schreef collega Bob van der Sterre dat de Coen-broers de baas van een fitnessbedrijf opvoeren als “een baken van redelijkheid tussen alle idioten”. In Fargo (1996) vervult de zwangere politiechef Marge een soortgelijke functie. Ondanks de brutaliteit van de misdaden en de idiote streken van de misdadigers, straalt ze altijd kalmte en professionaliteit uit, een verademing bovendien vergeleken met al die agressieve macho rechercheurs in misdaadfilms.

Verder probeert Marge een vloeiende balans tussen werk en privé te vinden. Zo koopt ze op haar weg terug nog even een zakje aardwormen voor Norm zodat hij weer kan gaan vissen. Bovendien is zij begaan met zijn andere hobby: schilderen. Norm heeft enkele schilderijen ingestuurd voor een wedstrijd waarbij het winnende schilderij zal worden afgebeeld op een postzegel. Als blijkt dat een van zijn schilderijen zal verschijnen op een postzegel van slechts 3 cent, weet Marge ook hier de pijn te verzachten met een aardige relativerende opmerking.

Haar taalgebruik is typisch voor de setting van het verhaal: het landelijke Minnesota, waar de Coen-broers opgroeiden. Marge spreekt met een sterk Minnesotaans accent met lange klinkers en een bijna zingende intonatie dat wordt geassocieerd met de Scandinavische wortels van veel inwoners. Het dialect voegt een laagje ironie toe aan de film. Marge praat eenvoudig, direct en zonder pretentie. Met opmerkingen als “Yah, you betcha”, “Jeez” en “Oh, for Pete’s sake” slaat ze zelfs in moeilijke omstandigheden een optimistische toon aan.

Neerkijken op het gepeupel
Een vergelijkbaar dialect heeft autohandelaar Jerry Lundegaard (William H. Macy), de man door wie alle ellende begint, maar als streekgenoot is hij geen schim van de oprechte en ongecompliceerde Marge. Jerry is een al even grote egoïstische sukkel als de twee criminelen die zijn vrouw moeten ontvoeren: Gaear (Peter Stormare) en Carl (Steve Buscemi). Gaear praat nauwelijks en is een vulkaan die snel op uitbarsten staat, terwijl Carl bijna continu doorratelt en door alle ooggetuigen steevast wordt omschreven als “a funny looking guy”. Ook veel andere personages in Fargo blinken niet uit door een charismatische uitstraling.

Een uitzondering is Paul Bunyan, een metershoge gestalte in een houthakkersblouse en leunend op een grote bijl. Deze figuur uit de Amerikaanse folklore, die synoniem is aan het ruige karakter van het landschap, staat hoog op een sokkel en komt steeds in beeld als iemand Brainerd binnenrijdt. Zijn standbeeld, geplaatst in een besneeuwde, bijna desolate omgeving, vormt een aanzienlijk contrast met alle zwakke, incompetente en moreel corrupte personages die onder hem passeren.

Carl en Gaear als alles nog koek en ei is

Carl en Gaear als alles nog koek en ei is

Eten in Fargo
Waar het standbeeld van Paul Bunyan een onheilspellende, dystopische ondertoon aan de film toevoegt, vormt eten een andere rode draad. Marge wil best boeven vangen, maar niets kan haar lunch verstoren. Natuurlijk, wie zwanger is, moet eten voor twee. Maar in Fargo illustreert eten vooral de persoonlijkheden en sociale achtergronden van de personages. De eetgewoonten van Marge en Norm benadrukken hun bescheiden levensstijl en huiselijkheid. Het eenvoudige geluk dat ze vinden in hun dagelijkse routine contrasteert sterk met de chaotische en gewelddadige wereld van de misdaad waar Marge in haar werk mee te maken heeft. En de criminelen Carl en Gaear? Die eten natuurlijk altijd in een fastfoodtent.

In de familie van Jerry fungeert de eettafel als middel om onderliggende conflicten en frustraties tussen de personages bloot te leggen. Ferry’s relatie met zijn schoonvader Wade is verre van innemend en Jerry’s puberzoon (op zijn kamer hangt een niet heel recalcitrante poster van een bekende accordeonspeler) eet liever met zijn vrienden bij McDonalds dan in dit verstikkende gezelschap.

Er is één moment waarop Marge niet eet. Als ze is uitgenodigd voor een etentje door haar oude schoolvriend Mike nadat hij haar een zielig verhaal vertelde. Vanaf het moment dat hij in het restaurant opdringerig en emotioneel wordt, is haar trek gestild. Maar ook hier zien we direct Marge’s morele kompas. Hoe ongemakkelijk de situatie ook even is, laat ze met een aardige opmerking Mike in zijn waarde. Marge bestelt een colaatje, praat nog wat en gaat de volgende dag gewoon weer verder met het oplossen van de meervoudige moordzaak. “Oh, yah.”

 

26 juli 2024

 

THEMAMAAND JOEL EN ETHAN COEN