IDFA 2022 – Deel 3:
Muziekdocumentaires
door Jochum de Graaf
Spraakmakende muziekdocumentaires zijn zo langzamerhand een vast onderdeel van IDFA. Dit jaar is er een mooi eerbetoon aan drie zangeressen, krachtige persoonlijkheden die ieder op eigen wijze een belangrijke rol in de geschiedenis van hun land speelden. Daarnaast spreekt de actuele geschiedenis van een lied, het verhaal van een legendarische rockster en een rockster die de politiek ingaat zeer tot de verbeelding.
Miúcha, The Voice of Bossa Nova
Van de drie films over zangeressen is dit de muzikaalste. De rol van Heloïsa Buarque de Hollanda, een naam die ze veranderde in de artiestennaam Miúcha, is altijd onderbelicht gebleven. In de film, gemaakt na haar overlijden in 2018 door haar neef Daniel Zurvos, vertelt ze aan de hand van dagboekfragmenten, brieven aan familie en geliefden, fraaie collages van haar aquarellen en niet te vergeten in vele songs uit haar bewogen carrière haar levensgeschiedenis.
Ze groeit in de jaren vijftig op in een artistiek gezin in de culturele elite van Sao Paulo. Een bezoek van Jean-Paul Sartre en vooral van Simone de Beauvoir, wegbereider van het feminisme, maakt diepe indruk op haar. Het is een belangrijke reden om in 1960 in Parijs te gaan studeren, de tijd van het existentialisme. Min of meer toevallig rolt ze in de muziek, gaat optreden in cafés van Saint-Germain des Prés en ontmoet zo João Gilberto, de grondlegger van de bossanova, de lome jazz op het ritme van de samba, die zo goed bij dat tijdperk paste.
Het levert mooie scènes op van de bohemiens, zwart-wit beelden van rokerige etablissementen met veel drank en gelach, een instructie hoe je de bossanova zou moeten dansen. Ze trouwen en gaan in 1965 naar New York waar Gilberto al gauw furore maakt, ze krijgen een dochter, maar een gelukkig huwelijk wordt het niet. In 1971 scheiden ze, maar blijven wel samenwerken.
In 1975 maakt Miúcha haar platendebuut op het album The Best of Both Worlds, dat Gilberto samen met jazzgrootheid Stan Getz opneemt. Uit de beelden van de opnamen komt Gilberto naar voren als een jaloerse, autoritaire man, je ziet hem valsig naar haar kijken, telkens corrigerend dat ze iets te langzaam of juist iets te hard zingt. Miúcha kijkt zelf er met de nodige verbazing op terug dat juist zij als verondersteld feministe zich zo volgzaam en dienstbaar aan zijn carrière opstelde. Ze beschuldigt hem van het regelrecht stelen van melodieën die zij bedacht heeft.
Het keerpunt bereikt ze wanneer ze een aantal jaren later gaat samenwerken met andere sleutelfiguren uit de bossanova: Tom Jombim, Vinicius de Moraes. Ze beleeft het zelf als een sprookje dat haar lijkt te overkomen. Haar vorige leven met Gilberto vervaagt meer en meer, ze vraagt zich op een gegeven moment af of hij wel echt bestaan heeft of misschien is verzonnen. De film ontrukt de vrouw die met alle grootheden van de bossanova gewerkt heeft voorgoed aan de vergetelheid.
Cesária Évora
Het zijn de voeten, brede, blote, platte voeten, uitstekend onder een lange wijde bloemetjesjurk. De camera brengt ze in de beginscène langzaam uitzoomend in beeld. En dan is er die stem, die krachtige diepe emotie rakende stem die een weemoedig, melancholisch lied inzet. Het is meer strompelen dan lopen als ze het podium opkomt, van een swingend voorkomen moet ze het niet hebben. Maar zo gauw ze haar mond opendoet, weet je, hier staat een persoonlijkheid die een hele cultuur een stem geeft. Cesária Évora is de folkzangeres die vrijwel in haar eentje de morna – de blues met klarinet, viool, piano percussie van Kaapverdië – op de wereldkaart zette.
In haar jeugd, ze is van 1941, heeft ze al vroeg de zorg voor haar blinde moeder, wordt in een door strenge nonnen geleid weeshuis geplaatst. Eenmaal volwassen leeft ze elf jaar in zelfverkozen isolatie, waar ze door een paar bevriende muzikanten uit verlost wordt. Tot haar vijftigste blijft ze in een ernstig vervallen huisje bij het strand zonder water en elektra wonen. In beperkte kring geniet ze dan enige bekendheid met optredens op bruiloften en partijen. Het is de ontmoeting, eind jaren tachtig, met muzikant José da Silva, die haar carrière een enorme boost geeft, hij ziet in haar een Kaapverdische Billie Holiday of meer nog misschien Edith Piaf. Haar eerste album La Diva aux Pieds Nus (1988) wordt in Frankrijk uitgebracht en zorgt voor een enorme doorbraak.
Maar het grote succes verandert haar niet. Ze blijft met haar blote voeten op de grond staan, heeft altijd geboorte-eiland Sao Vicente in haar hart, verloochent nooit haar afkomst. Op tournee komt er meestal cachupa, het traditioneel Kaapverdische bonengerecht, op tafel. In het begin laat ze zich in baar geld uitbetalen om aan familie en vrienden uit te delen. Na een Amerikaanse tournee gaan er acht grote koffers met cadeaus en geschenken mee naar huis. En op Sao Vicente is ze dan gewoon weer Cesária, Cive, de eenvoudige volksvrouw die blootsvoets op het strand met een kip in haar hand loopt.
Cesária Évora vertelt ook over haar podiumangst, het vele roken en drinken waar ze maar moeizaam vanaf komt. Met het verstrijken der jaren wordt haar stem droeviger, vanaf 2005 gaat het met de gezondheid bergafwaarts. Ze krijgt een aantal beroertes, wordt als bipolair gediagnosticeerd, later manisch depressief, toeren gaat niet meer. In 2009 neemt ze nog wel een album op, na een volgende beroerte moet ze in september 2011 haar carrière beëindigen. Een paar maanden later overlijdt ze aan hartfalen. Er volgt een maand van nationale rouw, er wordt een vliegveld naar haar genoemd en de morna wordt op de Werelderfgoedlijst van Unesco geplaatst. De film is een prachtig innemend portret van de koningin van het Kaapverdische levenslied.
Nothing Compares
Voor Sinead O’Connor was het nooit de bedoeling geweest popster worden. Maar het betekende voor haar wel de ontsnapping aan het streng katholieke milieu, de bevrijding van een onveilige jeugd met een gewelddadige moeder. Op haar veertiende wordt ze op een katholieke tuchtschool geplaatst, liefdeloos regime van nonnen. Als ze een paar jaar later op een minder strenge kostschool terechtkomt, krijgt ze de kans om in schoolbandjes op te treden en vestigt zich na een aantal bandwisselingen in Londen in 1986. Ze is dan net twintig. Een jaar later komt haar debuutalbum The Lion and the Cobra uit, waarop hits als Mandinka, Jerusalem, Troy. Ze wordt alom als een groot aanstormend talent gezien.
Maar ze gaat altijd haar eigen weg, recalcitrant als ze is, zet ze zich af tegen het uiterlijk vertoon waar rockstars op beoordeeld worden en scheert haar hoofd kaal, wat voor altijd haar handelsmerk zal blijven. En dan krijgt ze in 1990 die megahit Nothing Compares 2U, een cover van Prince, met een iconische videoclip waarin ze alle ellende van zich afzingt. Het levert haar wereldroem op, het nummer staat in alle belangrijke hitparades wekenlang bovenaan en is nog steeds bovenaan in alle oudejaarslijstjes te horen.
Nothing Compares focust op de vijf jaar vanaf debuutalbum en de optredens najaar 1992 die niet alleen Sinead O’Connors wereld volledig op zijn kop zouden zetten. Regisseur Kathryn Ferguson bouwt langzaam op naar die bepalende momenten. We horen Sinead buiten beeld commentaar geven op haar jeugd, de scheiding van haar ouders, het verstikkende katholieke klimaat in Ierland, de ontwikkeling van haar muzikale carrière. Begin oktober ’92 wordt ze uitgenodigd voor de populaire Saturday Night Life, ze brengt Bob Marley’s strijdlied War ten gehore en tot ontsteltenis van publiek en presentator pakt ze een foto van paus Johannes Paulus II en scheurt die voor het oog van de camera in stukken. Het is haar protest tegen het misbruik van kinderen door de katholieke geestelijkheid waar op dat moment nog maar weinig mensen zich druk om maken. Zonder haar actie zou er in Ierland in 2019 niet de verrassende uitslag van het referendum hebben plaatsgevonden waarbij abortus en homohuwelijk voortaan werden toegestaan.
De film is een geweldig en mooi ontroerend eerbetoon aan de Sinead O’Connor van 1992, die haar tijd ver vooruit was en de misstanden in de katholieke kerk aan de kaak stelde, twintig jaar voor de wereldwijde schandalen van kindermisbruik door katholieke geestelijken tot uitbarsting kwamen en de kerk diep door het stof moest.
Nothing Compares eindigt met een concertopname, januari 2020. Sinead zingt in een lichaamsbedekkend felblauw gewaad met een soort hoofddoek half over haar nog steeds kale hoofd Thank You For Hearing Me, een krachtig slotstatement. De film vermeldt evenwel niet dat Sinead zich in 2019 tot de islam bekeerde. En dat doet toch afbreuk aan het beeld van de vrouw die een moedige baanbrekende strijd tegen de autoritaire katholieke kerk voerde en nu haar heil in een niet minder autoritair en patriarchaal geloof lijkt te zoeken.
Bella Ciao
Bella Ciao begint sterk, met beelden van een moskee in de Turkse stad Izmir, waar in plaats van de eentonige oproep tot gebed het vrolijke Bella Ciao uit de speakers komt. Een vermetele actie die tot veel tumult in conservatieve moslimkringen leidt, ook president Erdogan spreekt zijn scherpe veroordeling uit. De argeloze Banu Özdemir die de opname op haar Facebookpagina zette, vertelt hoe ze wordt bedolven onder de haatreacties, opgepakt en langdurig verhoord en zelfs tot drie jaar gevangenisstraf wordt veroordeeld.
Bella Ciao wordt als hét lied gezien van verzet, de strijd tegen onrecht, niet alleen in Italië, ook in landen als Syrië en Irak. We zien een Koerdische vrijheidsstrijdster die vertelt hoe het een rol speelde in de strijd tegen IS rond de bevrijding van Kobani en ook bij de bevrijding van Mosul, Irak, eveneens door Koerdische milities speelde het een belangrijke rol.
Uitgebreid komt de muzikale herkomst van het lied aan de orde, was het misschien al in de 19e eeuw te horen, komt het wellicht uit de Klezmer-traditie. Hoofdmoot van de film is de discussie tussen wetenschappers en musicologen over de vraag of het lied nu hét strijdlied van de partizanen in de Tweede Wereldoorlog was, die het fascistisch regime van Mussolini omver wisten te werpen. Daar lijkt het op, maar dan zien we een oude dame, geboortejaar 1933, die met tranen in de ogen volhoudt dat het voor haar man en zijn medepartizanen wel degelijk de motivator voor hun strijd was.
De tekst wordt aan een uitgebreide exegese onderworpen, de populariteit mede verklaard door het gebruik in de populaire serie La Casa de Papel. Bella Ciao is een onderhoudende film over een liedje dat keer op keer bij opwindende gebeurtenissen zal opduiken en dan opnieuw weer dagenlang in je hoofd blijft zitten.
Bobi Wine: The People’s President
Met wat goede wil zou je Bobi Wine ook een muziekdocumentaire kunnen noemen. De film is in eerste aanleg een verslag van de campagne van Robert Kyakulaniy, alias Bobi Wine, een van de populairste popsterren van Oeganda, om vanaf 2015 president te worden. Zittend president Yoweri Museveni is dan al dertig jaar aan de macht en mag zich volgens de grondwet niet meer herkiesbaar stellen. Bobi Wine ziet hierin een kans om verandering te brengen en besluit in de politiek te gaan. Museveni wil echter ondanks eerdere toezeggingen geen afstand van de macht doen en wil zich via een grondwetswijziging toch weer kandidaat kunnen stellen. In de protesten die met veel geweld en zo’n vijftig doden gepaard gaan, wordt ook Bobi Wine, die dan als parlementslid is verkozen, opgepakt en in elkaar geslagen. Museveni produceert door het invoeren van een soort staat van beleg en het uitschakelen van internet een voor hem positieve uitslag in het referendum, waardoor hij op kan gaan voor een vijfde termijn bij de presidentsverkiezingen van 2019.
Bobi Wine presenteert zich als tegenkandidaat en weet opnieuw massa’s mensen in beweging te krijgen. Vanzelfsprekend krijgt hij het weer zwaar te verduren in een campagne met opnieuw veel geweld en vervolging, traangas dat recht in het gezicht van demonstranten wordt gespoten en wederom tientallen doden.
Bobi Wine: The People’s President is een tamelijk lineair verhaal. We volgen Bobi Wine op de voet, van zijn jeugd in de sloppen van hoofdstad Kampala, waar hij door zijn muzikale carrière aan kan ontsnappen, zijn huwelijk met de prachtige uit hogere kringen afkomstige Barbie, zijn politieke strijd eerst als parlementslid en vervolgens presidentskandidaat. Enig minpuntje wellicht dat die strijd vooral wordt ingezet tegen het machtsmisbruik, de fraude en corruptie van het Museveni-regime en inhoudelijke standpunten over de belabberde staat van het onderwijs, de zorg, de strijd tegen de armoede, in het land waar meer dan zestig procent van de bevolking onder de twintig is, niet of nauwelijks aan de orde komen.
Maar de film wordt overeind gehouden door de geweldige soundtrack en de aanstekelijke rally’s waarmee enorme mensenmassa’s gemobiliseerd worden. De swingende Bobi met zijn rode baret en overall die de menigte tot groot enthousiasme weet te brengen. Met songs als Fighting for Freedom en Stand for the Constitution weet hij de hoop op een betere wereld levendig te houden. Muziek is echt een wapen in de politieke strijd.
Personality Crisis: One Night Only
David Johansen is tegenwoordig een geweldige crooner geworden. Op de vooravond van zijn 72e verjaardag geeft hij als zijn alter ego Buster Poindexter een geweldig optreden in de sfeervolle New Yorkse club Café Carlyle. Fijne vetkuif, zonnebril, getrimd snorretje, pochetje in de borstzak, af en toe zippend uit een longdrinkglas.
Tussen de nummers door achterover leunend tegen de vleugel worden we meegenomen in een ruim overzicht van zijn muzikale carrière. Begin jaren zeventig maakte hij furore als voorman van de legendarische punkband The New York Dolls. Een commercieel succes werd het nooit, maar de invloed op de popmuziek kan moeilijk onderschat worden. ‘We were a bands band’, zegt Johansen, ‘zonder The Dolls geen Ramones’. ‘Glampunk’ werd het genoemd, ruige nummers gespeeld door mooie jongens die zich hoerig androgyn uitdosten en ook nog eens Dolls noemden.
Midden jaren zeventig verlaat hij de band en gaat verder met The David Johansen Group en speelt meer jazzy nummers en experimenteert met Afrikaanse ritmes. In de jaren tachtig creëert hij zijn alter ego Buster Poindexter, waarmee hij vergezeld van zijn band The Horns met een mix van traditionele pop, swing en novelty songs het tot huisband van Saturday Night Live weet te schoppen. Hij gaat dan ook acteren en stort zich begin van deze eeuw op de blues met The Harry Smiths om aan het eind van de jaren tien met zijn oude strijdmakkers Sylvain Sylvain en Arthur Kane een aantal reünie-albums van The New York Dolls op te nemen.
Een muzikale kameleon wordt hij genoemd en we zien hem in zijn vele gedaanteverwisselingen, maar de titel van de film, Personality Crisis, is een van de hits van The Dolls, moet niet al te letterlijk genomen worden. David Johansen kan beter worden omschreven als muzikaal genie die er telkens in slaagt zich opnieuw uit te vinden, met een stijl die bij zijn leeftijd hoort.
Uitgebreid wordt stilgestaan bij zijn liefde voor Maria Callas. We zien beelden van Buster Poindexter die op een Oudejaarsavond in de jaren tachtig het Waldorf Astoria op zijn kop zet. In de vele archiefbeelden is hij meermaals te gast bij Jools Holland. De Britse zanger Morissey verklaart zijn adoratie voor Johansen, hij was op zestienjarige leeftijd de president van Britse fanclub van The New York Dolls. Maar het mooist zijn de beelden van het concert in Cafe Carlyle, sfeervol en intiem gefilmd in een co-regie van Martin Scorsese en David Tedeschki. Een geweldige belevenis om daar bij geweest te zijn.
16 november 2022
IDFA 2022 – Deel 1: Openingsfilm
IDFA 2022 – Deel 2: Azië, anders
IDFA 2022 – Deel 4: Mensen aan het werk
IDFA 2022 – Deel 5: Oekraïne
IDFA 2022 – Deel 6: Pioniers
IDFA 2022 – Deel 7: Een zee van experimenten
MEER FILMFESTIVAL