Verslag IDFA Deel 6 (slot)
door Bob van der Sterre
In ons zesde en laatste verslag: pygmeeën in Centraal-Afrika, een Joegoslaaf in Zuid-Sudan, Zoutoogsters in India, blote vrouwen in de Oekraïne, kerstalbumverzamelaars in de VS en een Australische propagandafilm in Noord-Korea.
Als Louis Sarno ’s nachts stilletjes zat te roken in zijn pygmeeëndorp midden in de Centraal-Afrikaanse jungle, hoorde hij een van de stamleden geluidjes maken. Het zijn van die momenten die hij erg koestert en waarom hij zich er in de jaren tachtig vestigde. Hij trouwde met een vrouw van de stam. Ze kregen een kind, een jongen genaamd Samedi.
Vijfentwintig jaar jungle
Zijn studie naar inheemse muziek leidde hem naar deze stam. Muziek is in het dagelijkse leven voortdurend aanwezig. Om de jacht een handje te helpen of gewoon voor de lol. En dat zonder westerse instrumenten. Hij nam het op. Zijn collectie met duizenden uren muziekopnamen is overgedragen aan een museum in Oxford.
Nu, vijfentwintig jaar later, keert hij met Samedi terug naar de VS. Zijn zoon ziet voor het eerst het grote stadsleven. Het lijkt hem weinig te doen. Slechts een opvallend detail: aldoor wil hij een raam open zetten. Hij klaagt vooral over de aankopen die zijn vader doet. ‘Speelgoed? Wat moeten we daar nu mee in de jungle?.’
Het is vooral de vader die zich verbaast. ‘Al die mensen die naar hun werk gaan, iets belangwekkends denken te doen, zijn zo ver verwijderd van een echt bestaan, waarbij hun leven er echt toe doet.’
Louis bevindt zich in de vreemde situatie dat hij als Amerikaan nauwelijks kan rondkomen in de Afrikaanse jungle. Omdat medestamgenoten van mening zijn dat hij als westerling genoeg geld heeft, geeft hij nogal veel weg, terwijl er weinig inkomsten tegenover staan. Het baart hem grote zorgen.
Song from the Forest van Duitser Michael Obert won de prijs van de beste documentaire op het festival. De film biedt ook veel moois: antropologische knowhow, mooie cinematografie, charmante hoofdpersonen en de fraaie muziek van de pygmeeën. Bovendien een jeugdvriend die niet iedereen heeft: regisseur Jim Jarmusch. Of het de beste was van allen, lastig te zeggen, maar Sarno zal met zijn onvervalste liefde voor de pygmeeëncultuur veel kijkersharten hebben gestolen.
Onverslaanbare tijgers
Niet ver van Louis Sarno vandaan, het land grenst er zelfs aan, was een Servische coach bezig om van de voetballers van Zuid-Sudan onverslaanbare tijgers te maken. Tijgers komen weliswaar niet voor in Afrika. Dat deert coach Zoran Djordjevic niet. Het zouden onverslaanbare tijgers worden, de spelers van het nieuwe land (sinds 2011 onafhankelijk).
Je weet niet goed waar de film nu over gaat. Gaat het over de eerste schreden van een nieuw voetbalteam? Of over de koppige, temperamentvolle persoonlijkheid die Zoran is? Hij moet spelers bekijken in het zuiden van Zuid-Sudan. ‘Geef me een kaart! Hoe kan ik nou zonder kaart reizen?’ ’Een kaart? Dit is geen Europa!’ reageert de voetbalbobo verbouwereerd. Zoran lost dat op zoals alleen Zoran kan: hij rukt een paar oude kaarten van muren en vertrekt.
Coach Zoran and his African tigers is een vlotte, onderhoudende documentaire. Vooral omdat de boomlange Zuid-Sudanezen en de bolbuikige Serviër een bizar duo vormen. Maar het is als met een film met tegenpolen: je wordt er goed door vermaakt. Het moment dat Zoran de doelpalen voor het nationale team persoonlijk met een vrachtwagen komt ophalen. Het moment dat Zoran voor gesloten deuren staat bij een training en dan maar een lap grond elders in de stad confisqueert. Het moment dat hij een vermagerd geitje op de markt koopt als mascotte voor het team. Wrange humor: een van de mooiste soorten humor.
Maar dan wordt het onverwacht grimmig als Zuid-Sudan om principiële redenen geen olie meer wil verkopen aan Noord-Sudan. De tegenslagen stapelen zich op. Hoe vaak heeft het Nederlands elftal een speler verloren aan malaria? Had het geen geld voor de terugreis na een wedstrijd? En kreeg de coach niet meer uitbetaald?
Prachtig tragikomisch verhaal van regisseur Sam Benstead, midden in de roos. Hij hoefde er eigenlijk alleen maar te staan.
Schuifelen over een zoutvlakte
In een documentaire die juist verre van uitbundig is, My name is salt, bekijken we hoe Indiërs op een zoutvlakte zout maken en oogsten. Talloze families trekken ieder jaar naar dezelfde dorre woestijn. Die was een paar maanden ervoor nog een zee. Alles wat ze achter hebben gelaten, van vorig jaar, lijkt spoorloos. Maar deze Indiase families weten feilloos hun eigen plek terug te vinden.
Dan begint het echte werk: het uit de grond halen van de spullen die ze er hebben achtergelaten, het bouwen van een huisje, het aan de praat krijgen van de hulpmiddelen en het graven van grote waterreservoirs. Zeven maanden duurt het tot en met de oogst.
Voor je het weet zijn de zoutpannen af en wordt het zeezout geoogst. Een techniek die al gebruikt werd door de Romeinen. Eigenlijk is een dieselpomp het enige hulpstuk. Soms raakt ie defect en dan moet je alle onderdelen uit elkaar halen. Het tsjukk tsjukke tsjukke van de pomp wordt uiteindelijk een zeer vertrouwelijk geluid in de film.
Het fraaiste gedeelte is het met de voeten egaal maken van de zoutbodem. Het is een schuifeldansje, voetje voor voetje lopen de familieleden naast elkaar te schuifelen, dagenlang, meter voor meter, om de grond zo egaal mogelijk te krijgen. Fraai in beeld gebracht.
Aanvankelijk filmde Farida Pacha de familieleden op een te actieve manier. Interviews, interessante shots, veel beweging in beeld. Die koek was na een week al op. Het werd niets. Pacha zei dat ze zich realiseerde dat ze in het ritme van de werkers moesten komen. Ze gingen kijken. Meer niet. En die kalme aanpak werkt bevrijdend voor de kijker. Aan de hand van het werk zelf zien we hoe de mensen leven, slapen, eten, kletsen, elkaar masseren. Mooie, interessante beelden die voor ons een totaal andere wereld ontsluiten.
Zonder de improvisatie was de documentaire vermoedelijk niet zo interessant geweest. Commentaar: het is soms wel net iets te veel een documentaire uit het boekje. Trucjes met vervreemdende geluiden, verstilde beelden, out of focus, enzovoort.
Truitjes uittrekken
Victor Svatsky. Geen mens die hem kent. De naakte Oekraïense dames van Femen kent bijna iedereen. Ergens in Kiev trekken ze hun truitjes uit en tonen dan hun naaktheid, omdat ze willen dat Oekraïne niet alleen wordt gezien als een land waar prostituees vandaan komen. Elke keer hetzelfde liedje: media erbij, politie erbij, arrestaties. Soms exporteren ze hun acties, zoals een keer in Turkije, en een keer in Wit-Rusland. Dat waren niet de beste ideeën van de groep. We zien het allemaal in Ukraine is not a brothel.
Kitty Green was bezig met een documentair portret over deze groep te maken toen ze ontdekte dat zijzelf niet aan de touwtjes trokken, maar een vreemd, schimmig figuur genaamd Victor. Het is namelijk Victor die bepaalt wáár Femen de blote borstenacties houdt, wát ze zeggen en hóe het gebeurt. En hij duldt geen tegenspraak. Ze zijn bang als hij belt met weer een opdracht. ‘Wat is het verschil tussen een prostituee en een feministe?’, zegt een van de dames grijnzend.
Tijdens filosofische avondjes kun je vermoedelijk urenlange discussies voeren hoe het kan dat een wereldbekende feministische organisatie op autoritaire wijze wordt geleid door een man. Ligt het aan de man? (‘Ja, ik geef toe dat het ook wel een manier was om met mooie vrouwen in contact te komen.’) Aan de vrouwen, kennelijk niet in staat om de boel zelf goed te regelen? Zijn het de wortels van de Oekraïense samenleving waar patriarchale verhoudingen niet uit te roeien zijn, zelfs niet in een feministische organisatie? Ligt het aan zowel mannen als vrouwen en kunnen we gewoon niet zonder elkaar om iets origineels te scheppen?
Het is een sterk punt van een documentaire die verder niet veel te bieden heeft, afgezien van het feit dat je eens de mens leert kennen achter Oekraïense dames die hun truitjes overal en nergens uittrekken.
Victor laat zich uiteindelijk ook interviewen. Hij houdt wel van paradoxen, legt hij uit. ‘Marx was toch ook een beetje bourgeois’, verdedigt hij zich. Het zijn dit soort opmerkingen die je laten denken dat deze film een schertsactie is à la Banksy’s Exit Through the Gift Ghop.
Kerstliedjes met Miles Davis en Flaming Lips
Louter mannen komen voor in Jingle bell Rocks!, waarin Mitchell Kezin op zoek gaat naar verzamelaars van aparte kerstmuziek. Het doorsnee kerstgejammer à la Whams Last Christmas is niet aan hem besteed. Hij zoekt naar persoonlijke, ongewone platen die niemand kent met titels als Santa Claus was a black man en Merry Christmas someone.
De vonk die deze film deed ontstaan was het kerstnummer The little boy that Santa Claus forgot. In 1968 hoort Kezin dat sombere kerstliedje van Nat King Cole. Hij vergat het nooit meer. ‘De gedachte dat de Kerstman iedereen kon vergeten, in het bijzonder een kind als ik, was verschrikkelijk.’
Het blijkt een geweldige opzet voor mooie muzikale ontdekkingen, grappige interviews en portretten van maniakale verzamelaars. Bob Dorough die vertelt hoe het was om met Miles Davis een kerstnummer op te nemen. Bill Adler die vertelt over de Run DMC-hit Christmas in Hollis. De melodieuze kerstsongs van The Free Design. En Wayne Coyne van The Flaming Lips heeft ook een bizarre herinnering om te delen.
Kezin (debutant) verbaasde vermoedelijk zichzelf ook met het eindresultaat. Zijn persoonlijke, gepassioneerde invalshoek maakt dat de film veel interessanter is dan als het gewoon een opdracht voor een journalist zou zijn geweest. De vormgeving heeft bovendien de vlotheid die je een beetje hoopt bij dit onderwerp. Ook de liefhebbers nemen zichzelf niet zo heel serieus. Het is behoorlijk fout, weten ze zelf, die kerstmuziek. Maar ook in een woestijn groeit er hier en daar een mooi plantje.
Wie mazzel had, zag de film in de Melkweg met een optreden van Fay Lovsky als dessert.
Hoog grijpen in Noord-Korea
De laatste film van het festival die we bespreken is een vrolijke film die niet goed valt uit te leggen in een zin: Aim High in Creation van Anna Broinowski. Laten we het toch proberen. Anna ziet de plannen voor de winning van schaliegas in haar favoriete park. Ze denkt: wat kan ik hier tegen doen? En beseft: ik moet een propagandafilm maken, tégen de winning van schaliegas. En waar ter wereld maken ze de beste propagandafilms? Noord-Korea!
Anna bezoekt in twee etappes Noord-Korea. Ze ontmoet filmmakers, acteurs, scriptschrijvers, muzikanten. Ze leert aan de hand van een boekje over film van Kim Jung Il hoe je de baas moet zijn als regisseur, hoe je je acteurs moet laten geloven in de boodschap van de film, welke filmmuziek het beste past bij propaganda. Een van de tips: Aim high in creation!
Het lukt haar om de Noord-Koreanen mee te laten denken. De boodschap van een groot boosaardig bedrijfsleven is natuurlijk wel acceptabel in een land waar westers agressief gedrag via alle kanalen dagelijks naar binnen wordt gegoten.
Het is werkelijk fijn om eens andere Noord-Koreanen te zien. Deze mensen maken grapjes en zijn vriendelijk. Geen gebrainwashte robots in mensenvorm die je keer op keer krijgt voorgeschoteld dankzij onze massamedia. ‘Denk je dat we van een andere wereld zijn?’
Natuurlijk stond het Noord-Koreaanse regime overal bovenop, keurde ze eerst alle beelden goed, en zie je in plaats van lege winkels een snackbar à la McDonald’s. Maar ook wij zijn niet gek: dat weten we heus wel, die manipulatie. Tóch is het een heerlijke film. Het had ook een saaie journalistieke film over schaliegas kunnen zijn. Wat zou ik me dan verveeld hebben. Dit is stukken beter. De overwinning van een origineel idee.
5 december 2013