Welke periode in de filmgeschiedenis vind jij het meest interessant?

Ondertussen, op de redactie:

Welke filmperiode vind jij het meest interessant?

COR:

Beste allemaal,

Veel filmliefhebbers vinden 1939 een van de meest succesvolle jaren in de filmgeschiedenis. Amerika was hersteld van de Grote Depressie en er verschenen meer dan 500 films in de bioscoop. Gone with the Wind was de absolute kaskraker, maar ook populaire films als Mr. Smith Goes to Washington, Jesse James, The Wizard of Oz, Stagecoach en Wuthering Heights zijn 82 jaar na dato nog uitstekend genietbaar. Ondanks het feit dat de vertrutting van Hollywood had toegeslagen…

De roep om filmcensuur ontstond in de jaren 20 na enkele Hollywood-schandalen die breed in de pers werden uitgemeten. Na enkele mislukte initiatieven werd voormalig postzegelplakker Will Hays aangesteld als eerste voorzitter van de Motion Picture Producers and Distributors of America (MPPDA) die geweld en seks in films een halt moest toeroepen. Pas nadat de Amerikaanse aartsbisschop John McNicholas de Catholic Legion of Decency (CLOD) had opgericht om de ‘vernietiging van de onschuld van de jeugd’ tegen te gaan en in een poging de bioscopen van immorele uitingen te zuiveren, werd besloten dat films vanaf 1 juli 1934 een certificaat van goedkeuring moesten hebben, afgegeven door de zogenaamde Production Code Administration (PCA).

Me Jane, You Tarzan

Me Jane, You Tarzan

Er kwam een hele lijst met zaken die niet meer op het witte doek mochten worden vertoond. Naast seks en geweld kun je denken aan naaktheid, suggestief dansen, illegaal drugsgebruik, ridiculiseren van religie en overheidsdienaren, homoseksualiteit, onwelvoeglijk taalgebruik, excessief kussen, ontrouw, chirurgische ingrepen en rassenmenging. De censuur leidde al snel tot het maken van enkele nieuwe opnamen voor bijvoorbeeld Tarzan and his Mate (1934), waarin een naakt zwemmende Jane een jurkje moest dragen en zelfs de scène van een ondeugend glurende chimpansee Cheeta de prullenbak inging.

De periode tussen de algehele introductie van de geluidsfilm in 1929 en de invoering van de PCA in 1934 heet Pre-Code. Ik vind dit een van de meest interessante periodes in de filmgeschiedenis, omdat Hollywood toen nog alle registers kon opentrekken en nauwelijks schaamte leek te kennen. Sexy geklede dames in overweldigende musicals, freaks in het circus, drugsgebruik, overspel, homoseksualiteit, horror, ondubbelzinnig taalgebruik en geweld, soms met erg grof geschut. Je kunt het je bijna niet meer voorstellen welke vrijheden filmmakers zich bijna een eeuw geleden veroorloofden.

Bioscoopbezoekers snakten tijdens de economische malaise na de beurskrach naar escapisme. Hoofdrolspelers van gangsterfilms werden helden, vooral ook omdat zij in deze beroerde tijden onaantastbaar leken en het wél voor elkaar boksten om geld te verdienen. Heel even leek het alsof William A. Wellman al in 1931 in de eerste grote gangsterfilm, The Public Enemy, iets van zelfcensuur toepaste: de afrekening door het personage van James Cagney vindt plaats in een restaurant buiten beeld, maar is juist daardoor nog monumentaler. Hays en consorten moesten uiteraard niets hebben van het verheerlijken van gangsters.

De laatste Pre-Code film was On Human Bondage, die drie dagen voor de invoering van de PCA uitkwam. Het feit dat het hoofdpersonage van Bette Davis niet meer sterft aan syfilis (zoals in het boek en het scenario) maar aan tuberculose verraadt de overgang naar de brave Amerikaanse cinema die officieel tot 1968 zou duren.

Natuurlijk wisten filmmakers tijdens de verpreutsing van Hollywood door de nodige creativiteit de censuur te omzeilen. Het bekendste voorbeeld is de screwball comedy waarin razendsnelle dialogen voor een seksuele ondertoon zorgden en vrouwen vaak juist zeer geëmancipeerd werden neergezet. Maar met de invoering van de zelfcensuur door de grote Hollywood-studio’s was het grotendeels gedaan met het portretteren van echte mensen van vlees en bloed. Dat leidde meer dan eens tot belachelijke, maar soms inventieve, kunstgrepen zoals de ‘romantische’ scène in Indiscreet (1958) van Stanley Domen waarin Cary Grant en Ingrid Bergman tóch samen in bed kunnen liggen.

Welke periode in de filmgeschiedenis vinden jullie het meest interessant?

 

TIM:

Mijn liefde voor de filmgeschiedenis is mede aangewakkerd door de verschillende filmcursussen die ik op bachelor- en masterniveau heb kunnen volgen.

Het gaat dan niet alleen om lessen filmgeschiedenis maar ook om filmtheorie en wat men “wereldcinema” noemt. Door die lessen heb ik ‘noodgedwongen’ (lees: vrijwillig)
geleerd om me zo breed mogelijk te oriënteren en het belang van verschillende perioden in te zien. Met één belangrijke kanttekening bij de vraag van Cor: ‘perioden’ is één manier om ernaar te kijken, even vaak verlegt de discussie zich naar stromingen of naar filmlanden. Afbakenen is natuurlijk het moeilijkst.

Ik ga een (wellicht) saai antwoord op je vraag geven: hoeveel films ik ook zie uit andere tijden, ik ben denk ik het meest geïnteresseerd in films die nu uitkomen.

Een van de redenen dat film mij als medium zo boeit, is dat de werken die uitkomen een neerslag zijn van de tijdsgeest en de verschillende issues die wereldwijd spelen. Film is veel meer dan amusement en het jaarlijkse aanbod is een bombardement van betekenisvolle beelden en ideeën. Precies daarom ben ik ook steeds meer geïnteresseerd geraakt in de programmering van filmfestivals. Filmfestivals mediëren tussen het globale en lokale: als kijker kun je bredere trends ontdekken maar tegelijkertijd ook geconfronteerd worden met politieke conflicten die tot specifieke landsgrenzen zijn beperkt. Door me hiermee bezig te houden voel me ik geëngageerd met de wereld waarin ik leef, en kan ik mijn eigen houding ten opzichte van al die verschillende kwesties (mede) bepalen.

 

ALFRED:

Ieder zijn meug en de mijne zijn de jaren vijftig.

Wat me direct te binnen schiet: Is film noir een genre of een stijl? Het laatste, dunkt me. Ik heb een afwijking voor duistere en stemmige verhalen over een samenleving die existentieel en corrupt is. Hardgekookte thrillers met bruuske mannen en listige vrouwen, op papier en celluloid. Ik heb een vrolijk wereldbeeld, wat?

René Clair

René Clair

Mijn voorkeur gaat uit naar de cinema van Frankrijk, Italië en Japan. Dan zit je met de jaren vijftig op de eerste rij. In Frankrijk kijken we naar de onvolprezen – en onderschatte – Henri-Georges Clouzot, de reus René Clair en de aanzetten tot nouvelle vague (Agnès Varga, Louis Malle). In Italië zien we de neorealisten (Rossellini, Visconti, De Sica) en de eerste films van Antonioni en Fellini. Over de Japanse cinema heb ik me eerder uitgelaten, dat is bijna een universum op zich.

Naast film noir pieken genres als western, de Britse horror van de Hammer-studio en begint sciencefiction de moeite waard te worden. En we zien in de jaren vijftig technische verbeteringen: draagbare camera’s, kleur – al ben ik een liefhebber van zwart-wit – en afwijkende beeldformaten.

En dan de jazz op die soundtracks!

 

SJOERD:

Echt veel in een specifieke periode verdiep ik me vaak niet, ik duik eerder volledig in het werk van een specifieke regisseur bijvoorbeeld.

Maar een beweging waar ik met interesse naar kijk is de Mumblecore uit de Verenigde Staten in de ‘Noughties’ (2000-2009), een losse verzameling filmmakers die vergelijkbare films maakten over vaak losgeslagen/onzekere jongeren, onafhankelijk geproduceerd en geestelijk dan wel stilistisch in het krijt staand van mijn favoriete regisseur (en voorbeeld voor mijn eigen film die hopelijk in september opgenomen gaat worden) John Cassavetes.

Het leverde briljante werken op als het aangrijpende Dance Party, USA (2006), Funny Ha Ha (2002), The Puffy Chair (2005), Frownland (2007) van de editor/co-scenarist van de gebroeders Safdie of Yeast (2008) met onder andere een jonge Greta Gerwig die haar eerste stappen zette in deze gemeenschap. Zelfs de regisseur van Godzilla vs. Kong maakte zijn eerste films binnen deze groepen! Het was dus een ware voedingsbodem voor veel uiteenlopende Amerikaanse filmmakers.

Yeast (2008)

Yeast (2008)

 

PAUL:

Jaren tien vorige eeuw Zweden: Sjöström, Stiller.

Jaren twintig (dertig) Duitsland: Murnau, Wiene, Lang, in die volgorde ongeveer.

Jaren veertig (vijftig) Italië: De Sica, De Santis, vroege Visconti.

Jaren zestig Frankrijk: Truffaut, maar toch ook Godard (voeger vond ik het een irritante, poserende ‘íntellectueel’, maar tegenwoordig beleef ik hem als ironischer, speelser.

Flink generaliserend zou je kunnen zeggen dat de grote antagonist in het verhaal van mijn filmliefde gevormd wordt door de dominante massaproductie van de Verenigde Staten. Wat was in verschillende tijden, in verschillende Europese landen het antwoord daarop? Dat boeit mij. Wie dit stokje sinds de jaren zestig hebben overgenomen weet ik niet zo goed. Ik laat me daarover graag bijlichten.

 

BOB:

Ik heb altijd een voorkeur voor de cinema van de jaren zeventig gehad. Ik hou enorm veel van dat bedaarde tempo en de vrijheid die de films in deze tijd kenmerken. Een ideale combinatie.

Stel je voor wat je in de jaren zeventig gewoon zou hebben gevonden als je frequente bioscoopbezoeker was.

Zin in een thriller? Dan ging je naar geweldige Amerikaanse thrillers van Alan J. Pakula en Polanski en anderen: The Parallax View, All the President’s Men, Chinatown, Klute, The Conversation, The Day of the Jackal.

Franse thrillers: Claude Chabrol maakte bijna jaarlijks een film. Politieke thrillers: Elio Petri maakte met Gian Maria Volonté een paar onvergetelijke films.

Je kon je laten onderdompelen in de avonturenfilms van Werner Herzorg en Coppola, zoals Aguirre en Apocalypse Now.

Je kon grinniken om een aantal geslaagde absurde en satirische Franse komedies (Le Magnifique, Buffet Froid, Le Sucre), en daarna kon je naar Annie Hall en Blazing Saddles.

De horrorfan zou genieten van de giallo en andere intussen klassieke horrorfilms.

Zin in een kalme misdaadfilm? Dan ging je naar Melvilles Un Flic en Le Cercle Rouge. Of bezocht je het Amerikaanse werk: The French Connection, Mean Streets… Of juist keiharde poliziotto’s vol adrenaline: Milano calibro 9, Poliziotto Sprint.

Le Cercle Rouge (1970)

Le Cercle Rouge (1970)

Meer zin in eigenzinnigheid? Dan had je keus genoeg. Je kon naar de films van Marco Ferreri, Buñuel, Bertrand Blier, Ettore Scola, Francesco Rosi, Resnais, Terrence Malick, Robert Altman, David Lynch, Chantal Akerman, Wajda, Satyajit Ray… The Guardian somt er nog meer op…

Voor wie dat nog niet eigenzinnig genoeg was: de jaren zeventig hadden ook nog Dusan Makavejev, Jodorowsky en talloze anderen.

Dus zou ik voortaan maar van één decennium nog films mogen kijken (ik wil niemand op het idee brengen), zou deze het zijn.

 

COR:

Fijn om al die voorkeuren te lezen! Hopelijk zien we daarvan nog het nodige terug in artikelen op InDeBioscoop.

 

27 juni 2021

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’