Een ode aan betrokkenheid
door Yordan Coban
Gemak of gedoe?
Een gedachte-experiment: noem eens tien recente technologieën die eigenlijk een stap terug zijn. Zelfs de grootste techneut zal moeten toegeven dat sommige moderne voorzieningen hun doel voorbij zijn geschoten. Toch is er bij elke innovatie, van roltrap tot fatbike, altijd wel iemand die het gemak ervan niet wil opgeven. Juist daar begint mijn betoog: we moeten de waarde van gemak opnieuw overwegen.
Mens en techniek
In een eerder essay over de film Caché (2005) beschreef ik hoe media in hun sturende narratief een afstand scheppen tussen belevingswerelden en ons verdoven voor geweld. In dit essay wil ik dat idee breder uitwerken en in de context plaatsen van hoe technologie in het algemeen op ons inwerkt. Ik laat mij leiden door techniekfilosofen als Hans Schnitzler en Martin Heidegger, en illustreer mijn betoog met voorbeelden uit de film, waaronder het werk van David Cronenberg, die de samensmelting van mens en techniek op indringende wijze verbeeldt.

Videodrome (1983)
De Canadese regisseur heeft vrijwel zijn gehele oeuvre besteed aan de samensmelting van mens en techniek. Vooral in Videodrome (1983) brengt Cronenberg deze thematiek tot een holistische climax.
Op het eerste oog lijkt techniekfilosofie misschien wat specialistisch, maar als je de menselijke geschiedenis naast de chronologische ontwikkeling van techniek legt, moet je bekennen dat deze innig met elkaar verbonden zijn. Sterker nog, mensen onderscheiden zich in soort – naast een aantal fysiologische kenmerken – juist ook in het gebruik van techniek. Enigszins gechargeerd durf ik wel te stellen, dat de mens in grote mate zijn techniek is. Techniek is niet alleen iets wat we gebruiken; het bepaalt in hoge mate hoe wij ons tot de wereld verhouden en zelfs hoe we onszelf begrijpen.
Om deze samenhang goed te kunnen doorgronden, is het nuttig om terug te kijken naar de oorsprong van onze techniek en te zien hoe die vanaf het prille begin onze verhouding tot de wereld vormgeeft.
Relatie tot natuur
De evolutionaire ontwikkeling van een soort komt in fasen met tussenvormen. Alhoewel ook andere diersoorten gebruikmaken van gereedschap (zie otters of kraaien) zien we bij het begin van de mens ook het begin van technologie: de handbijl. Een geslepen steen als technologische revolutie (zo je wilt ook de agrarische, industriële of digitale) kan de mens en zijn relatie tot de realiteit ingrijpend veranderen. Hij die een hamer in de hand neemt, ziet opeens overal spijkers. Vandaar dat techniekfilosofie zo wezenlijk is en, in deze tijd van technologische acceleratie, meer op de voorgrond van ons collectief bewustzijn zou moeten treden.
Dat techniek onze relatie met de realiteit verandert, wordt vooral duidelijk als we kijken naar hoe de mens zich tot de natuur verhoudt. Wij zien de natuur niet meer als een spontane kracht die verwondert en verrijkt. Wij zijn de natuur gaan exploiteren en haar in onze technologie gaan vatten.
In de film Babe (1995) leggen de herdershonden het varkentje Babe uit dat hij de schapen met dwang moet beheersen. Babe verhoudt zich echter anders tot de schapen en vraagt ze vriendelijk mee te werken. Soms is er meer herleidbaar uit de omgeving dan aanvankelijk op te merken, juist doordat we ons tegenwoordig alleen nog gehaast afvragen: ‘wat heb ik eraan?’

La Guerre du feu (1981)
Systeem van nut
Op dit punt wil ik even stilstaan bij de definitie van technologie zoals deze door de controversiële Duitse filosoof Martin Heidegger in de loop van de vorige eeuw geformuleerd is. Hij beschreef technologie als een systeem van nut. Wat bedoeld moet worden met nut lijkt niet moeilijk te verbeelden in het stenen tijdperk. Techniek stond in dienst van onze primaire fysieke behoeften om te overleven. In een film als La Guerre du feu (1981) zien we de strijd die zich vestigde rondom de ontdekking van vuur. Vandaag de dag lijkt de behoefte die moderne technologie bedient minder primair, minder nuttig zelfs. De verzadigde ronddolende mensen in Wall-E (2008) springen dan direct ter gedachte.
Wat nuttig is wordt gedeeltelijk ingevuld door de krachten van de tijd waarin we leven. Een nieuwe gezindheid kan een nieuw soort nut met zich meebrengen. Veel technologie vandaag de dag speelt in op de tendensen die prevaleren in de huidige consumptiemaatschappij. Je hoeft geen diepzinnig gevoel voor cultuur te hebben om op te merken dat de moderniteit zich kenmerkt door individualisatie. Veel technologie maakt de ander overbodig, is in wezen asociaal, zelfs als dit een digitaal communicatiemiddel betreft.
Vervreemding van betrokkenheid
Social media is een goed voorbeeld van hoe een toegeschreven nut, aanvankelijk verbindend, onder de streep juist leidt tot vervreemding en eenzaamheid. Wie in de stad rondloopt of om zich heen kijkt in de trein, moet bekennen dat we ons dikwijls niet meer daadwerkelijk in de fysieke omgeving begeven, maar we ons laten leiden van het hier en nu naar een digitale vorm van overal en nergens. Een film als Her (2013) is achteraf gezien profetisch over hoe ons gedrag in de publieke ruimte zich ontwikkelt tot een steriel gepraat langs elkaar.
We doen het (bijna) allemaal en dus voelt het betuttelend en betweterig om het te benoemen, maar ik denk dat onze tijd om betutteling vraagt. Mijn analyse is namelijk dat er tegenwoordig een gebrek aan betrokkenheid is. Betrokkenheid is een belangrijk menselijk vermogen dat onopgemerkt in verval geraakt is door onze onbegrensde uitlevering aan gemak. Hedendaagse technologie is vaak gericht op snelheid en het liefst geïndividualiseerd, zodat we ons niet meer hoeven te verhouden tot de ander.

Her (2013)
Betrokkenheid is voor mij persoonlijk evident een hogere waarde dan efficiëntie of gemak. Het betekent zoiets als empathie tonen voor de ander, verantwoordelijkheid nemen en iets of iemand (jezelf inbegrepen) serieus nemen. Op dit moment is er een hevige strijd gaande om onze aandacht. Elke app of timeline staat vol met kortdurende entertainmentflarden en zijn een rechtstreekse aanval op ons concentratievermogen.
Ook de filmindustrie zal hier langzaam kapot aan gaan. Wie zal er in de toekomst nog zin hebben in een film die langer dan anderhalf uur duurt? Wie kan er nog zolang offline zijn? Ik vind dat een film als Everything Everywhere All at Once (2022) de plank misslaat in zijn vertoon van het flitsende nihilisme van de internetcultuur als genezing van de gemeenschap. Een beetje zoals de kritiek op het kapitalisme in The Wolf of Wall Street (2013) overschaduwd wordt door de verheerlijking van welvaart.
Bewust wil ik het in dit essay niet hebben over Blade Runner (1982), Ex Machina (2014) of andere sciencefictionfilms die waarschuwen voor het gevaar van cyborgs en replica’s. We weten simpelweg te weinig over wat intelligentie en bewustzijn neurologisch betekent om het daadwerkelijk na te maken. Het is nogal nodeloos om te speculeren over een duplicatie als we de werking amper begrijpen. Hierbij verwijs ik wederom naar Cronenberg die het in dit licht vooral heeft over hoe de technologie op ons inwerkt en onze mysterieuze werkingen versterkt. Het enigma van het algoritme komt nog altijd voort uit de onbegrensde complexiteit van de mens. Ik sluit me wat dat betreft aan bij de woorden van Hans Schnitzler: ‘Het gevaar is niet dat robots op mensen gaan lijken, maar dat mensen op robots gaan lijken.’
Wegen van woorden
In mijn werk als docent loop ik er dagelijks tegenaan: een gebrek aan betrokkenheid. Het wordt steeds lastiger om opdrachten na te kijken als ik vermoed dat een student ze niet zelf heeft geschreven. Bij gebrekkige stukken – die in ieder geval zelf geschreven zijn – voelt het aldus oneerlijk om erg kritisch te zijn.
Het onderwijs is gebaat bij traagheid, fouten en herhaling. Die verdiepen niet alleen kennis, maar bevorderen ook zelfvertrouwen en autonomie – iets wat door te veel automatisering juist wordt ondergraven. Ikzelf heb destijds mijn scriptie wel veertig keer van begin tot einde gelezen om de spelfouten eruit te halen. En elke keer zag ik weer iets wat me tegenstond, dan wel in de vorm, dan wel inhoudelijk. Nu is een spellingstoets niet per se kwalijk, net zoals het gebruik van een rekenmachine voor een eenvoudige rekensom op het eerste gezicht geen groot probleem is. Maar het uitbesteden van vaardigheden is een glijdende schaal wat iets kan doen met het zelfvertrouwen van iemand. Helemaal als het uitbesteden van je taalvaardigheden, het denken verstoort.

Ex Machina (2014)
Taal is misschien wel – naast vuur, de handbijl en vaccins – de belangrijkste techniek die wij ooit ontwikkeld hebben. Wij denken en leven in taal. Veruit de meeste taalexpressie gebeurt namelijk intern. Op het moment dat je je taalexpressie uitbesteedt, ondermijn je je eigen plek en waardigheid omdat je je woorden laat voorschrijven. Het wegen van je woorden bevangt een menselijke essentie.
Technocratisch
Dezelfde vervreemding die we in technologie omarmen, zien we ook terug in de politiek. Het meest pijnlijke voorbeeld van hoe taalgebruik heel veel kan zeggen over wie je bent als mens, is de wijze waarop het (gevallen) kabinet zich tot nog toe inadequaat uitspreekt over de genocide in Gaza. De semantische dans die onze staatshoofden opvoeren is hypocriet en zwak. De moderne politici durven geen ideologie meer te hebben en praten enkel in de richting van wat de data over het potentieel electoraal ze voorschrijven. Dat sluit eerder aan bij het werk van filosoof Hannah Arendt dan bij dat van Martin Heidegger, die ondanks zijn filosofische invloed bekendstaat om zijn nazisympathieën.
Momenteel zijn het de dataverwerkers en drones die worden ingezet om doelwitten in Gaza te bepalen. Dit gebeurt niet alleen continu onzorgvuldig, het geweld wordt zo meedogenloos en zonder persoonlijke verantwoording uitgevoerd. De opmerking ‘het gaat erom wat we met de technologie doen’ kan ik in dit licht maar moeilijk verdragen. Het gaat namelijk ook om de technologie. Technologie is niet neutraal.
Ik denk in dat verband aan de efficiënte gaskamers van Siemens in The Zone of Interest (2024) en aan Oppenheimer (2023) en de smakeloze poster van deze oorlogspropagandafilm.
Wees weerstandig
Overal op werkvloeren worden werknemers gedwongen om met de nieuwste technologie te werken. Technologie die vervolgens de arbeider komt te vervangen. Ik vind als jurist dat er een recht is om het nieuwste kostenbesparende speeltje van de baas te weigeren en aan de noodrem te trekken in de zorg of als sociaal maatschappelijk werker. Betrokkenheid tot elkaar behoeft niet altijd de meest gestroomlijnde werkwijze, vaak is dat juist contraproductief als het werk betrokkenheid vereist. Gezamenlijk een weerstand overkomen brengt ons niet alleen dichter bij elkaar, het maakt vaardig en geeft zelfvertrouwen. Maak je niet afhankelijk en blijf moeite doen, ook al duurt het soms wat langer. Want sneller door het leven navigeren levert niks op als je geen wezenlijk doel meer voor ogen hebt.
De meeste technologie vandaag de dag is gedoe en biedt geen zingeving. Zonder dat we het doorhebben, zijn we de technologie tussen ons en de omgeving in gaan plaatsen. We bouwen ons in met techniek totdat het te laat is en we er afhankelijk van geworden zijn. Als wij nut en vooruitgang slechts uitleggen als een sneller gemakkelijker gebruik verliezen wij de momenten van bezinning en de waarden waarvoor wij moeite moeten doen. Steeds vaker dringt mij de gedachte op dat het analoge vaak voldoende is en het digitale voornamelijk belasting.

Memoria (2023)
In de film Memoria (2023) van Apichatpong Weerasethakul zien we dit prachtig verbeeld. De film werkt als een meditatie die ons de verstoorde realiteit van de moderne mens spiegelt, zo ook de verwachtingen van de kijker. Wij lijken niet meer te passen in de natuurlijke omgeving. We hebben onze omgeving zo kunstmatig en gecontroleerd ingericht, dat spontane, organische processen als vreemd of zelfs storend worden ervaren. Maar erger misschien nog is dat de natuur eigenlijk niet meer in onze realiteit past, zoals bijvoorbeeld wordt belicht in de film Safe (1995) van Todd Haynes.
Paranthropus
Tot slot werp ik nogmaals een blik op de eerste mens. Want de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat technieken als het hanteren van vuur, handbijlen en misschien zelfs taal niet door homo sapiens ontwikkeld zijn. Nee, het waren onze voorgangers – homo erectus, homo habilis, zelfs australopithicus (Lucy was in 1974 het meest volledige bekende skelet van een mensachtige ouder dan een half miljoen jaar) en paranthropus – die dat voor onze aanwezigheid op aarde al deden. Toch onderscheiden wij ons (met Neanderthalers) in één kenmerkend vermogen. Het vermogen om ons abstract te uiten.
Vanaf het moment dat wij resten van homo sapiens vinden, vinden we de eerste vormen van kunst. Een film die in dit aspect sterk tot de verbeelding spreekt is de documentaire Cave of Forgotten Dreams (2010) van Werner Herzog.
Concluderend wil ik de zinsnede ‘de mens is zijn techniek’ aanvullen met het unieke vermogen tot abstracte expressie. Juist die uitingen die verder strekken dan slechts een praktische aard, lijken zo karakteristiek voor de menselijke ziel. Of zoals Immanuel Kant zou zeggen: “De mens is geen middel, maar een doel op zich.”
Ik ben bang dat er geen technologische oplossing is voor waar we nu aan lijden. We zullen ons een ander nut voor techniek moeten verbeelden door soms zelfs een stap ’terug’ te zetten; niet uit nostalgie maar omdat dat leidt tot betrokkenheid en we onszelf zo ontwikkelen als mens. Want wie alles aan gemak uitbesteedt, offert uiteindelijk iets op dat moeilijker terug te winnen is dan tijd: de ervaring mens te zijn.
20 juni 2025