IFFR 2021 (juni-editie) – Terug naar de bioscoop (?)

IFFR 2021 (juni-editie) – Deel 1:
Terug naar de bioscoop (?)

door Tim Bouwhuis

De juni-editie van het vijftigste IFFR gaat hand in hand met de (voorwaardelijke) heropening van de Nederlandse bioscopen en filmtheaters. Extra reden dus om uit te zien naar festivaltitels die belichten hoe wij in deze tijd zoal naar film kijken. Hoewel Cinephilia Now: Part I – Secrets within walls en The Village Detective: a song cycle zich allebei niet expliciet verhouden tot de impact van de covid-crisis, zeggen ze veel over de versplintering van de filmkunst in een globaal, digitaal tijdperk.

Cinephilia Now is een ode aan lokale initiatieven om de beleving van film levend te houden. In de Japanse stad Tottori zijn twee vrouwen een filmclub gestart. Een klein stel fanatiekelingen organiseert filmmarathons via een vereniging van de universiteit. De lokale bioscoopeigenaar houdt het hoofd boven water, maar voorziet alvast dat hij de deuren in de nabije toekomst een keer zal moeten sluiten.

Cinephilia Now: Part I – Secrets within walls

Cinephilia Now: Part I – Secrets within walls

Waar is cinema?
“We hebben het vaak gehad over de vraag wat cinema is”, klinkt het vroeg in de documentaire, “maar de vraag is nu waar cinema is”. Om het antwoord op die vraag te vinden, gaat regisseur Yusuke Sasaki (zijn film Letter draaide in 2004 op het IFFR) letterlijk op zoek. Met een wendbare camera in de losse hand verkent hij het overwegend rustige straatbeeld in een deel van Tottori. Hij is er zelf pas recentelijk komen wonen.

De ruwe registratie van de omgeving doet de documentaire esthetisch geen goed, maar de geluidsband compenseert: vrijwel continu vertellen verscheidene vertoners en liefhebbers op de achtergrond over hun ervaringen met film, afgewisseld met een gelukkig prettige voice-over van de regisseur. Eenmaal op locatie (in de bioscoop, op de universiteit) komen Sasaki’s gesprekspartners meestal wel gewoon frontaal in beeld.

Vertoners en liefhebbers
Tijdens de verkenningstocht door Tottori wordt in de eerste plaats duidelijk dat er een belangrijk verschil is tussen vertoners en liefhebbers. De lokale bioscoopeigenaar krijgt vaak van bezoekers te horen dat hij wel een groot cinefiel moet zijn, waarop hij grif toegeeft dat hij vooral een familiebedrijf in ere houdt. De films die hij zich het best herinnert (
The Shaolin Temple, Princess Mononoke), spekten de kas en bleven geruime tijd deel uitmaken van de programmering.

Hoe anders is dat voor twee jonge leden van de universiteitsvereniging, die niet aarzelden om A Bug’s Life (John Lasseter, 1998) en The Texas Chain Saw Massacre (Tobe Hooper, 1974) zij aan zij te programmeren en met een handjevol filmliefhebbers plezier hadden voor tien. Zonder ieder individueel lid zou er geen vereniging zijn, zegt een van hen. Soms zijn krachtige stemmen nodig om de vlam brandende te houden. De twee vrouwen die een lokale filmclub startten, zijn in die zin de heldinnen van de film.

In de loop van de documentaire verschuift de focus naar ‘alternatieve’, maar in feite gewoon dominante manieren om film te kijken in dit globale, digitale tijdperk. Liefhebbers delen hun ervaringen met verschillende streamingdiensten (“ik nam een abonnement op Netflix om Hell or High Water te kunnen zien”) en vertellen hoe ze films tot zich nemen (“ik was niet de enige in de trein die La La Land op zijn mobiel keek, dus toen zette ik uit ongemak maar wat anders aan”).

In die som van persoonlijke verhalen schemert een impliciete conclusie door: het gaat uiteindelijk om de filmliefde, en zo lang we maar blijven kijken, zal de cinema niet vergaan. Cinephilia Now gaat dus meer over de verschillende mogelijkheden in collectieve én individuele filmervaringen dan over de absolute meerwaarde van het grote doek. De onderliggende gedachte is dat die mensen elkaar zullen blijven vinden en (film)vrienden voor het leven kunnen worden, hoe klein hun aantallen en hoe beperkt hun mogelijkheden ook zijn. Toch was ondergetekende vooral benieuwd hoe het de verschillende filmlocaties inmiddels zou afgaan. Welke locaties zouden de covid-crisis overleefd hebben en nog steeds overleven? De grootstad kan opstaan uit de as, maar voor kleinere wijkinitiatieven kan zo’n lockdown de nekslag zijn.

The Village Detective: a song cycle

The Village Detective: a song cycle

Film uit de oceaan
Gelukkig is er meer nodig dan een (tijdelijk) verbod op publieke vertoningen om een medium de nek om te draaien. The Village Detective: a song cycle van avant-garde filmkunstenaar Bill Morrison laat zien dat film zelfs op de bodem van de oceaan kan overleven. In 2016 ontving Morrison een e-mail van de inmiddels overleden IJslandse componist Jóhann Jóhannsson (1969-2018). Een groep vissers had gedregd in het IJslandse kustgebied. Het onvoorziene resultaat: een stel kannen met analoog filmmateriaal uit de voormalige Sovjet-Unie. De vondst omvatte reels van de film Derevenskij detektiv (The Village Detective, 1969), die bij het uitbrengen vrijwel genegeerd was door critici maar omarmd werd door het publiek. Dat laatste is in ieder geval te danken geweest aan de populariteit van hoofdrolspeler Mikhail Zarov (1899-1981).

Acteur van de Sovjetfilm
Morrison maakt dankbaar gebruik van de carrière van Zarov om een brede blik te kunnen werpen op de geschiedenis van de Sovjetfilm. Zarov werd bekend bij een groter publiek door zijn rol in de eerste Sovjet-geluidsfilm, Road to Life (1931), en in Sergei Eistensteins befaamde tweeluik Ivan the Terrible (1944, 1958) alludeerde hij pas in deel twee, uitgebracht na de dood van Stalin, op de manie van een heerser. Net als veel andere filmmakers en acteurs in die tijd moest Zarov zijn balans proberen te vinden tussen de vereiste ondubbelzinnige staatspropaganda en het subtiele lonken van artistiek verzet.

Het gaat Morrison er niet om tot een alomvattende biografie van de acteur te komen; de presentatie van filmmateriaal blijft telkens voorop staan. Waar Cinephilia Now een verkenningstocht is naar het sociaal georiënteerde ‘waar’ van film, belicht The Village Detective het medium in zijn historische, politieke en materiële context.

The Village Detective bewijst dat een verloren film grote educatieve waarde kan hebben zodra een scherpe geest het materiaal een blik waardig gunt. De plot van de komedie is te verwaarlozen: er is een accordeon gestolen en Zarov moet het oplossen. Ironisch genoeg is de kwaliteit van het materiaal op zijn slechtst op het moment dat het verloren instrument wordt teruggevonden. Alsof het best bewaarde geheim tóch nooit boven water had mogen komen.

Beide films zijn bij het IFFR te zien in het kader van de juni-editie.

 

2 juni 2021

 

IFFR 2021 (juni-editie) – Een soep van heden en verleden
IFFR 2021 (juni-editie) – Dicht op elkaar

 
MEER FILMFESTIVAL