Aurora’s Sunrise

**
recensie Aurora’s Sunrise
Het gewicht van de Armeense genocide

door Tim Bouwhuis

De geanimeerde documentaire Aurora’s Sunrise tekent een onvoorstelbaar dunne lijn tussen de persoonlijke beleving van een historisch trauma en de representatie daarvan. Luttele jaren na het ontvluchten van de Armeense genocide (1915) werd een getroffen tienermeisje in New York gecast als vertolker van haar eigen leed. Deze gemankeerde film over haar leven zorgt voor gemengde gevoelens: de makers onderstrepen terecht hoe belangrijk het is deze volkenmoord te erkennen en te memoreren, maar stappen daarbij te makkelijk over de schrijnende rol van de door Hollywood misbruikte Aurora heen.

“Ik was geen actrice”, zegt Aurora Mardiganian aan het begin van deze aangrijpende vertelling over haar leven. Als minderjarig weesmeisje belandde ze door de hulp van Amerikaanse missionarissen in New York, waar haar pogingen om haar eerder geëmigreerde broer te vinden de aandacht trokken van journalisten. In 1918 kreeg ze de kans haar memoires te publiceren: eerst in de krant, later in boekvorm. Het duurde niet lang voor Hollywood op de stoep stond.

Aurora's Sunrise

Archief, animatie en representatie
Aurora’s verhaal is onwaarschijnlijk, maar waar. In 1919 zat ze op de voorste rij van het filmtheater bij de première van Auction of Souls, een stille film over haar eigen trauma. Op verzoek van het meisje maakte de kostuumafdeling zelfs de kleding na die ze tijdens haar vlucht had gedragen. Aurora’s Sunrise verweeft een geanimeerde verbeelding van de veelbewogen reis met beelden van Auction of Souls (in 1994 werden er achttien minuten teruggevonden en later gerestaureerd) en fragmenten uit een archiefinterview met de (dan bejaarde) hoofdpersoon.

Animatie kan een waardevolle techniek zijn om herinneringen op een gevoelige, detailrijke manier te doen herleven, maar in Aurora’s Sunrise voelt de verbeelding van de vlucht meer als een creatieve oplossing (er zijn geen historische opnames, en de beelden van Auction of Souls zijn beperkt en vertekend) dan als een volwaardige artistieke keuze. Dat heeft er deels mee te maken dat de montage (archief, representatie en animatie) gefragmenteerd is, waardoor de animaties niet voldoende op zichzelf staan: de beelden vertellen telkens alleen een opgebroken stukje van het verhaal, en komen op die manier (en door de aanvullende voice-over) maar beperkt tot leven.

Als de animaties kwalitatief hadden overtuigd, had de bewust gefragmenteerde opzet van de film minder zwaar gewogen. Helaas is de dynamiek tussen de verbeelding van mensen en het omringende landschap niet in evenwicht: de schilderachtige decors zien er prachtig uit, maar de mensen bewegen en spreken onnatuurlijk en houterig. Op specifieke momenten stoort ook de muziek: die is tijdens Aurora’s reis soms ongepast opzwepend, alsof we naar een actiefilm in wording kijken.

Het kwaad in beeld
Het is moeilijk om met animatie tot de kern van het kwaad door te dringen. De kunstvorm is vaak een dankbaar poëtisch middel, maar als de film het wangedrag van een stel soldaten richting vrouwen en kinderen verbeeldt doet hij even denken aan Ari Folmans Waar Is Anne Frank? (2021), waarin de nazi’s schetsmatig en door kinderogen worden bekeken en neergezet. Animatie kan uitermate genuanceerd zijn, tot je iets moet animeren dat moeilijk te nuanceren is. Het ware leed wordt in Aurora’s Sunrise dan ook pas tastbaar als de geanimeerde scènes overlopen in Auction of Souls en we een slachtoffer aan een symbolisch kruis zien hangen. In werkelijkheid, vertelt Aurora, wachtte een nog veel vreselijker lot.

Regisseuse Inna Sahakyan stelt alles in het werk om het gewicht van de Armeense genocide over te brengen en invoelbaar te maken, maar vergeet om scherper te reflecteren op de rol van het meisje dat centraal staat. Hollywood kwam Aurora’s verhaal op het spoor en zag een verdienmodel: dat het meisje letterlijk gebukt ging onder het gewicht van haar eigen herinneringen, die ze alleen kon ‘spelen’ door ze opnieuw te beleven, wordt in Aurora’s Sunrise wel duidelijk gemaakt maar niet ontleed.

Aurora's Sunrise

Dubbelgangers
Toen de inmiddels (naar schatting) achttienjarige Aurora (die ook niet zo heette, maar zo wel ’toegankelijker’ was voor het publiek) al lang in een tehuis was opgevangen, en geen premières meer bijwoonde, gebruikten de makers nog steeds dubbelgangers (andere meisjes) om Auction of Souls zo optimaal mogelijk in de markt te zetten. Als de stille film op de aftiteling van Aurora’s Sunrise wordt geroemd om zijn onmisbare bijdrage aan de Amerikaanse liefdadigheidscampagne, voelt dat kortzichtig en ongepast: Auction of Souls had nooit gemaakt moeten worden met Aurora zelf in de hoofdrol.

Sahakyan gaat bovendien te eenvoudig uit van een belangeloze Amerikaanse overheid en een goedhartig cordon van weldoeners (Aurora bevindt zich op een gegeven moment in het welgestelde gezelschap van magnaat John D. Rockefeller en andere rijkelui). Er werden overzees inderdaad talloze wezen opgevangen en de bevolking doneerde massaal, maar de staatsreactie op de genocide was ook een politiek spel, waarbij de regering van Woodrow Wilson in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog een nieuwe landindeling voorstelde en intensief betrokken was bij het voortwoekerende conflict met Turkije (in de complexe overgangsfase van het Ottomaanse rijk naar onafhankelijkheid).

De tol van trauma
Noem het cynisme, maar liefdadigheid heeft in politieke en welgestelde kringen vaak meer dan één doel of betekenis, en Hollywood gaf in 1919 meer om een potentieel kassucces dan om de mentale gezondheid en het reële trauma van Aurora. Deze observaties schijnen zijdelings óók door in Aurora’s Sunrise, maar worden niet onderstreept of hard gemaakt, waardoor de film ondanks zijn goede bedoelingen (internationale erkenning voor – en herinnering van – de Armeense genocide) niet tactvol overkomt. Hoeveel mag een trauma kosten, en wat mag het opleveren? Deze geanimeerde documentaire leert in ieder geval om nog eens kritisch naar de mogelijke tol van representatie te kijken.

 

25 april 2023

 

ALLE RECENSIES

CinemAsia 2023 – Preview

CinemAsia 2023 – Preview:
De veelzijdigheid van een rijk filmcontinent

door Tim Bouwhuis

Liefhebbers van Aziatische cinema zijn op hun plaats op het CinemAsia Film Festival, dat van 7 tot en met 12 maart op drie Amsterdamse locaties een uitgemeten selectie van bekroonde festivaldrama’s, genrefilms en geëngageerde documentaires vertoont. De titels komen uit Indonesië, China, Maleisië en elders, maar verwacht van dit festival geen suggestie van (pan-)Aziatische eenvormigheid: CinemAsia behandelt iedere regionale of nationale context als een veelzijdig onderdeel van een rijk filmcontinent.

Zoals artistiek directeur Jia Zhao vorig jaar nog toelichtte in een exclusief interview, wil CinemAsia de geselecteerde films uit Aziatische landen zoveel mogelijk hun eigen podium geven. De onderlinge verschillen tussen culturen moeten gevierd kunnen worden, en de koepelterm ‘Azië’ mag vooral niet de indruk wekken dat we naar een simpele ‘showcase’ van erkende Aziatische filmtitels kijken.

Openingsfilm Return to Seoul

Openingsfilm Return to Seoul

Variatie als uitdaging
De goede bedoelingen vallen niet te benijden, maar het is een uitdaging om de belofte van focus en aandacht voor verschil waar te maken als je zoveel te kiezen hebt. Ook dit jaar komen de films weer uit landen die samen een groot deel van het Aziatische continent bestrijken. Daarbij moet gezegd dat de balans traditioneel wel doorslaat richting Oost- en Zuidoost-Azië, en hoewel Zhao vorig jaar de intentie uitsprak om qua programmeringsfocus gericht te gaan variëren tussen verschillende gebieden, is er op het oog vooral een terugkerende, stabiele aanwas van titels uit China, Japan, Zuid-Korea, Taiwan, Hong Kong en dit jaar met name ook Indonesië.

In het zeventienkoppige ‘Panorama’-programma, gevuld met “bijzondere films uit Azië die in hun thuisland in de prijzen zijn gevallen, enthousiaste reacties van het publiek hebben ontvangen, en die aandacht vragen voor urgente onderwerpen die in de mainstream media niet of nauwelijks aan bod komen”, zijn maar liefst vier films uit Indonesië opgenomen, een aantal dat alleen Zuid-Korea weet te evenaren. Ook de competitie bevat een film uit Indonesië, en dat is bepaald niet de minste.

De erfenis van Soeharto
Autobiography is een zinderend onderhuids drama over een land dat nog altijd wordt geplaagd door de erfenis van dictator Soeharto. Het verhaal volgt een jongeman die onder de hoede van een gepensioneerde generaal komt te werken. Debuterend regisseur Makbul Mubarak verkent op uiterst beheerste wijze de machtsverhoudingen en stelt een beladen vraag: wanneer kunnen nieuwe generaties aan de houdgreep van een politiek schuldverleden ontsnappen?

De documentaire The Exiles is de tweede film in het programma die de invloed en nalatenschap van het Soeharto-regime behandelt. Voormalige leden van de PKI (de Indonesische communistische partij) zijn naar Europa gevlucht in de hoop hier een nieuw leven te kunnen opbouwen. Voor de camera van Lola Amaria vertellen zij hun persoonlijke verhaal. De nieuwe interviews werpen hopelijk een nieuw licht op een oneindig gecompliceerde geschiedenis.

Nederlandse releases op CinemAsia
CinemAsia opent dit jaar met Return to Seoul, de nieuwe film van de Frans-Cambodjaanse regisseur Davy Chou. Chou maakte met Diamond Island (2016) al naam in het festivalcircuit en won in 2017 ook de juryprijs op CinemAsia, maar Return to Seoul is zijn eerste film die (in april) ook regulier in Nederland wordt uitgebracht. Releases voor CinemAsia-films zijn (of waren) er ook voor Decision to Leave, het veelgeprezen nieuwste werk van Chan-Wook Park, de sociaal betrokken documentaire All That Breathes (vorig jaar nog door ons gerecenseerd), tevens de enige titel uit India, en de eigenzinnige animatiefilm Blind Willow, Sleeping Woman, gebaseerd op kortverhalen van Haruki Murakami.

De rij wordt gesloten door Hunt, een Koreaanse spionagethriller die zo hysterisch gemonteerd en geregisseerd is dat de talrijke plotlijntjes en wendingen je al snel onverschillig kunnen laten. Laat je niet weerhouden als je van aangezette Koreaanse pathos houdt en de woorden ‘druk’ en ‘overvol’ je niet op voorhand doen duizelen; Hunt draaide ook al op Imagine en de reguliere release volgt eind maart.

The Exiles

The Exiles

Er is een kleine kans dat het empathische Japanse drama Small, Slow but Steady (vorig jaar op Camera Japan) ook nog in Nederland wordt uitgebracht, maar op het moment van schrijven is dat bepaald niet zeker. De film maakt invoelbaar hoe de wereld van Keiko, een jonge vrouw met een gehoorbeperking, op ingrijpende wijze tot stilstand komt tijdens de covidcrisis. Haar absolute uitlaatklep, boksen, valt weg als de boksclub waar ze fanatiek en krachtig traint moet sluiten door de pandemie. Small, Slow but Steady, een prachtige verkenning van menselijke veerkracht, heeft duidelijke thematische overlap met The Narrow Road, een drama uit Hong Kong. Vervang ‘boksclub’ door ‘eigen schoonmaakbedrijf’ en je begrijpt hoe de hoofdpersoon op de proef wordt gesteld.

Plan je bezoek
Op CinemAsia zie je films die de doorgewinterde filmfestivalbezoeker ook al op het IFFR kon zien (The Abandoned, Demigod: The Legend Begins, Arnold Is A Model Student), maar net als op Camera Japan (doorgaans in september) blijven er altijd films over die in de Benelux exclusief in Amsterdam vertoond worden. Alleen dat gegeven kan een bezoekje al de moeite waard maken. je kunt rustig afwegen of je liever kijkt naar recent werk van de Koreaanse veelfilmer Hong Sang-Soo (The Novelist’s Film), naar een feministische wraakthriller uit Maleisië (Stone Turtle) of naar de seksuele ontdekkingstocht van een Taiwanese tiener (Little Blue).

Ten slotte een bijzondere tip: op vrijdag 10 maart is er een speciaal programma rond de eerder uitgelichte documentaire The Exiles. Een mogelijke must als je meer wilt leren over de geschiedenis en trauma’s van het Soeharto-regime, en het verhaal van één van de politieke vluchtelingen persoonlijk wilt horen.

 

25 februari 2023

 


MEER FILMFESTIVAL

IFFR 2023 – Deel 6: Olympische Spelen, Poetin en Iran

IFFR 2023 – Deel 6:
Olympische Spelen, Poetin en Iran

door Tim Bouwhuis

Het doet goed om te zien dat er deze IFFR-editie weer zoveel filmmakers en leden van cast en crew acte de présence geven. Nu corona geen roet meer in het eten gooit, kunnen we weer wennen aan festivaldelegaties uit pakweg Peru, Georgië of Japan. Als de komst van bepaalde filmmakers tóch ter discussie staat, is de uitleg vaak specifieker en persoonlijker dan een landelijke reisbeperking. In dit verslag aandacht voor Naomi Kawase, Natalia Meschaninova en Jafar Panahi, drie regisseurs wiens aan- of afwezigheid op het festival om uiteenlopende redenen spraakmakend is. 

Een jaar later dan gepland vonden in de zomer van 2021 de Olympische Spelen van Tokio plaats. Het IOC (International Olympic Committee), de organisator van iedere zomer- en wintereditie, heeft de gewoonte om per omloop een speciale documentaire te laten maken, waarin het organiserende land, de sportlocaties en uiteindelijk vooral de sportprestaties uitgelicht worden. Het meest notoire voorbeeld van een ‘Olympische documentaire’ is zonder twijfel Leni Riefenstahls Olympia-tweeluik (1938), maar de consensus onder veel kenners is dat de Japanse regisseur Kon Ichikawa (The Burmese Harp) met Tokyo Olympiad (1964) de meest complete Olympische film heeft gemaakt.

Official Film of the Olympic Games Tokyo 2020

Official Film of the Olympic Games Tokyo 2020

Van basketbalster tot filmmaker
Naomi Kawase is niet de eerste regisseuse die je met de Olympische Spelen in verband zou brengen. Bij nader inzien blijkt de maakster van gevoelige filmhuisdrama’s (zie bijvoorbeeld Still The Water, An en recent nog True Mothers) in een vorig leven gebasketbald te hebben, en ziet ze het IOC-verzoek om de tweede Tokio-editie te regisseren als een kroon op haar carrière.

Kawase was voor het eerst op het IFFR in 1997, toen ze haar speelfilmdebuut Suzaku kwam voorstellen, maar haar laatste bezoek dateert naar eigen zeggen alweer van achttien jaar geleden. Het is dan ook bijzonder dat ze deze IFFR-editie weer aanwezig is om voor een helaas matig gevulde Pathé-zaal haar tweedelige Official Film of the Olympic Games Tokyo 2020 te presenteren.

Borstvoeding en sport
Kawase stelt tijdens de Q&A dat ze in de voorbereiding zeker naar Tokyo Olympiad keek, maar dat de omstandigheden in de jaren zestig flink anders waren: de sporters waren een stuk gemakkelijker te benaderen en er was nog niet zoveel competitie van de grote westerse televisieomroepen, die de afgelopen decennia steeds sterker vertegenwoordigd zijn op het grootste sportevenement ter wereld.

Opvallend is dat Kawase haar aandacht voor menselijke emotie te midden van het sportieve geweld heel bewust op de voorgrond heeft gehouden. Zo volgt ze in Side ASide B ging aansluitend in première – een Canadese basketbalster die het ondanks de strenge coronamaatregelen toch voor elkaar kreeg haar pasgeboren dochter mee te nemen naar Tokio, waar ze het kind ‘gewoon’ borstvoeding gaf.

Burgerprotesten
De documentaire komt door de vele losse vignetten van verschillende sporten en sporters wat oppervlakkig over, en de felle protesten tegen het doorgaan van de Spelen worden in Side A alleen zijdelings getoond. Dat is nog geen kritiekpunt, want Side B gaat naar verluidt (ondergetekende ziet het tweede deel later pas) juist volledig over de politieke en ideologische dimensies van het evenement.

Kawase maakt er na afloop geen geheim van dat haar documentaire omstreden is: “In eigen land werd me afgeraden om premièrevertoningen bij te wonen, omdat het productiebedrijf bang was voor boze reacties en burgerprotesten”. In Japan werd het doorgaan van de Spelen onder appel van een aanhoudende curve door een aanzienlijk deel van de bevolking als onethisch beschouwd.

Makers in opspraak
Kawase geeft uitgebreid en uiterst vriendelijk antwoord op de vragen en lovende reacties vanuit de zaal, wat mijn respect voor de tolk alleen maar vergrootte. Haar komst naar Rotterdam stond naar mijn weten niet ter discussie, maar dat neemt niet weg dat de maakster vorige zomer nog negatief in het nieuws kwam. Kawase werd ervan beschuldigd dat ze in 2015 een mannelijke collega van haar productiebedrijf fysiek had aangevallen, maar ontkende zelf alle betrokkenheid. Het lijkt misschien mosterd na de maaltijd om de aanklacht nu nog te noemen, maar we leven in een tijd waarin organisaties en bedrijven steeds vaker het zekere voor het onzekere nemen als er onrust in de lucht hangt.

My Little Nighttime Secret

My Little Nighttime Secret

Het is dan ook des te prijzenswaardiger dat het IFFR ervoor heeft gekozen de Russische filmmaakster Natalia Meschaninova gewoon toe te laten tot de Big Screen Competitition, een nevenselectie die kan leiden tot een Nederlandse release. Meschaninova was van onbesproken gedrag toen ze in 2014 met het rauwe coming of age-drama The Hope Factory werd geselecteerd voor de Tiger-competitie, en in 2019 nog eens terugkeerde met het ondergewaardeerde Core of the World. In 2023 is alles anders, omdat de grillen van Poetin ook landgenoten die zijn beleid niet steunen in de problemen brengen. Dat is kwalijk, want er is geen enkele reden om Russische artiesten te straffen voor het optreden van een leider die ze (in veel gevallen) niet steunen.

Videoboodschap
Ironisch genoeg moest Meschaninova haar film My Little Nighttime Secret bij de wereldpremière via een videoboodschap inleiden. De componist en cameraman waren wel aanwezig, maar kwamen niet aan het woord. My Little Nighttime Secret is het heftige persoonlijke verhaal van Meschaninova zelf, over een veertienjarig meisje dat seksueel misbruikt wordt in de huiselijke sfeer. De film past met zijn expliciete, verstikkende verbeelding van vaderlijke dominantie en verwerpelijk gedrag in een verzettelijke vrouwelijke kijk op de staat van Rusland, maar de maakster stelt in haar inleiding alsnog dat het voor het IFFR “vast niet makkelijk” is geweest om haar film te accepteren.

Dat Meschaninova niet in staat zegt te zijn om te reizen door een blessure (de reden blijft onbenoemd), roept door de gespannen context vraagtekens op. Op Twitter stuitte ondergetekende in aanloop naar het festival nog op een oproep om My Little Nighttime Secret te boycotten. Gelukkig is dat niet gebeurd, want dit pakkende drama, dat zich afspeelt gedurende nieuwjaarsnacht, is een van de hoogtepunten van het festival.

No Bears

No Bears

Protest voor Panahi
Ten slotte werd ik tijdens het schrijven van dit stuk met de actualiteit geconfronteerd. Familieleden van Jafar Panahi deelden woensdagavond het ernstige nieuws dat de geëngageerde Iraanse maker in hongerstaking gaat tot hij – levend of dood – wordt vrijgelaten uit de gevangenis waar hij al sinds juli wordt vastgehouden. Wie op het IFFR of vanaf 9 februari No Bears bezoekt, ziet dat Panahi’s laatste film daadwerkelijk is geconstrueerd als een afscheid. Zijn inmiddels kenmerkende autofictie (zie ook This Is Not a Film en 3 Faces) mondt uit in een kraakhelder metaforisch einde, dat zich in het licht van de huidige ontwikkelingen nog zwaarder laat voelen.

De première van No Bears werd op het voorbije filmfestival van Venetië al begeleid door een eensgezind vrijheidsprotest. Exact een week later volgde in Iran de breed uitgemeten ‘hijab-veroordeling’ van Mahsa Amini. Alsof het IFFR het laatste nieuws al een stapje voor was, staat vandaag (donderdag 2 februari) op het Rotterdamse Schouwburgplein een stil protest gepland. De situatie waarin Panahi zich bevindt, relativeert in eerste instantie het belang van een festival, en tilt de actualiteit uit boven de spiegels die films ons bieden. Tegelijkertijd zijn die spiegels soms de beste benadering van het leed en onrecht dat zich wereldwijd opdringt. Laten we dus maar blijven kijken.

 

2 februari 2023

 

Deel 1: Fantasie als werkelijkheid
Deel 2: Terug op locatie
Deel 3: Coronacinema
Deel 4: Brieven uit de dodencel
Deel 5: Buitenbeentjes
Deel 7: Stijl & experiment

 

MEER FILMFESTIVAL

IFFR 2023 – Deel 2: Terug op locatie

IFFR 2023 – Deel 2:
Terug op locatie

door Tim Bouwhuis

Als we de uitzonderlijke ‘juni-editie’ van 2021 niet meerekenen, is het IFFR na drie jaar eindelijk weer terug op locatie. In dit tweede IDB-verslag daarom aandacht voor de ‘nieuwe’ festivalbeleving. Wat valt op, wat is er veranderd en welke films springen ertussenuit?

Alleen een aantal door het Rotterdamse centrum verspreide plakposters van een ‘huilende Tiger’ (het festivallogo met een traan) herinneren deze dagen aan de kritieke situatie waarin het IFFR zich het afgelopen jaar bevond. De gerichte reorganisatie, die gepaard ging met het vertrek van medewerkers met een lange staat van dienst, is niet door iedereen vergeven en vergeten. Toch overheerst tijdens de eerste dagen van editie 2023 een gevoel van opluchting en euforie. De iconische Tiger-kop staat weer pontificaal voor Rotterdam CS en de zalen zitten stampvol.

Letzter Abend

Letzter Abend

Uitverkocht
Als ik op de vrijdagochtend tegen tienen de Pathé binnenloop voor La hembrita, een gelaagde dramafilm uit de Dominicaanse Republiek, stelt een collega al snel voor om maar aan te sluiten in de rij naar de zaaldeur. Toegegeven, ik zat op de eerste festivaldag ook al bij een uitverkochte wereldpremière, maar dat was op ‘prime time’, en ik merk dat ik toch weer even moet schakelen. Ik was er van tevoren niet van overtuigd dat ook de ‘kleinere’ IFFR-films weer een respectabel publiek naar Rotterdam zouden lokken. Het gevoel van genoegdoening is af te lezen van het gezicht van festivaldirectrice Vanja Kaludjercic, die het massaal toegestroomde publiek bij haar eerste Tigerpremières hartelijk verwelkomt.

Het programmateam maakt de gelukkige keuze om de eerste volle festivaldag na de openingsavond (met het Noorse kunstenaarsportret Munch) af te sluiten met een onmiddellijke publieksfavoriet. Letzter Abend, een Duitse ‘comedy of errors’ die zich bijna volledig afspeelt in een flatappartement, haalt het maximale uit het beschikbare met levendige vertolkingen en een bijna-overdosis aan tragikomische interacties. Het doet goed om veel generatiegenoten (dat wil zeggen, twintigers) in de zaal te zien, en de energieke regisseur doet daar nauwelijks voor onder: Lukas Nathrath is een jonge dertiger die de Tigercompetitie met zijn al even jonge cast een prettige frisheidsinjectie geeft.

Later InDeBioscoop
Dat de line-up met het Marokkaanse Indivision (Birdland) en het IJslandse Mannvirki ook films herbergt die het aanzien op groot doek helaas nauwelijks waard zijn, wordt gecompenseerd door een handvol hoogtepunten uit het festivalcircuit (met Cannes als grootleverancier), die dit voorjaar stuk voor stuk een reguliere bioscooprelease zullen krijgen. De IJslandse maker Hlynur Pálmason stuwt zichzelf met iedere film naar grotere hoogten, zo bewijst het existentiële meesterwerk Godland, en Aftersun is een uiterst gevoelig en subtiel vader-dochterdrama met een indrukwekkende Paul Mescal (voor sommige kijkers misschien bekend van de serie Normal People, en nu genomineerd voor een Oscar).

Godland

Godland

Eén kanttekening bij die aangekochte films is dat sommige doorgewinterde IFFR-gangers zich bij hun bezoekjes (terecht) juist toespitsen op de titels die kansloos zijn als het op distributie aankomt. De meerwaarde van deze veredelde voorpremières is in die zin beperkt tot de kans om deze films op een groot Pathé-doek te zien, al mag ondergetekende daar na Godland en Aftersun bepaald niet over klagen. Bij het inventariseren van de ‘exclusieve’ IFFR-titels valt op dat er sterk is ingezet op genrecinema en titels met een speels, ‘offbeat’ of subversief karakter. Nu was er aan genrecinema nooit een gebrek op het festival, maar onder de regie van het nieuwe programmateam is er sprake van een duidelijke toename.

Programmabalans
Het programma is nog steeds zo omvangrijk dat iedere filmliefhebber in theorie aan zijn trekken moet kunnen komen, maar er is wel bewust gekozen voor een kleinere hoeveelheid titels, met de op zichzelf nobele intentie iedere individuele titel zo voldoende aandacht te kunnen geven. De genoemde veranderingen in de opzet van het ‘volwaardige’ fysieke IFFR-programma (de nieuwe ‘Harbour’-sectie werd al tijdens de coronaperiode geïntroduceerd) lijken ten koste te zijn gegaan van meer poëtisch of contemplatief ingestoken films, al voelt het voorbarig om hier na drie filmdagen een zwaarwegend oordeel over te vellen. In ieder geval stelt het teleur dat het Nederlandse publiek geen kennis kan maken met een aantal (naar verwachting toch verkiesbare) hoogtepunten van het voorbije filmfestival van Venetië. Het gaat dan bijvoorbeeld om de filmodyssee Spre Nord (To The North; Mihai Mincan), de zoveelste ontmanteling van de ‘American Dream’, en het Canadese coming-of-agedrama The Maiden (Graham Foy).

Gelijkgestemde titels zijn traditioneel wel weer aardig vertegenwoordigd in de kortfilmcompetities. Zo schept Sarah-Anaïs Desbenoit in de Tiger-short Phalène een compleet nieuwe wereld waarin tweelingzussen in harmonie (van beeld én geluid) samenleven, en is de Oostenrijkse experimentele filmmaker Siegfried A. Fruhauf (het slechts acht minuten durende Thorax was een van de hoogtepunten van IFFR 2019) terug met Cave Painting. Door de innemende lichteffecten voelt het kijken van een Fruhauf-film vaak intensiever dan het aanschouwen van een twee uur durend drama.

Little Dixie

Little Dixie

Beter dan Butler
Dat genrecinema in Rotterdam alle aandacht krijgt, heeft overigens ook voordelen. Het was een genot om op het grootste festivaldoek te kijken naar Little Dixie, een oh zo typische, maar daarmee niet minder vermakelijke misdaadfilm met een gouden randje neo-noir. Eregast was niemand minder dan hoofdrolspeler Frank Grillo, een Hollywoodacteur die zich ook hard maakt voor onafhankelijke producties, en in korte tijd al twee keer eerder samenwerkte met regisseur John Swab. Grillo is alles wat Gerard Butler nog steeds wil zijn, en als je dat op je cv kunt zetten, ben je in Rotterdam meer dan welkom.

 

29 januari 2023

 

Deel 1: Fantasie als werkelijkheid
Deel 3: Coronacinema
Deel 4: Brieven uit de dodencel
Deel 5: Buitenbeentjes
Deel 6: Olympische Spelen, Poetin en Iran
Deel 7: Stijl & experiment

 

MEER FILMFESTIVAL

Eternal Spring

**
recensie Eternal Spring
Repressie en revolutie

door Tim Bouwhuis

Op 5 maart 2002 raakte de Chinese overheid kortstondig de controle kwijt over het centrale staatstelevisiekanaal. De stoorzenders waren een aantal beoefenaars van de spirituele discipline Falun Gong, die in 1999 werd verboden door de Chinese Communistische Partij. Eternal Spring is een knap geanimeerde, maar inhoudelijk nogal schematische poging van een gerenommeerde illustrator én Falun Gong-adept om de televisiekaping opnieuw in herinnering te brengen.

Verzorgde, detailrijke animaties van een politieklopjacht zetten aan het begin van Eternal Spring direct de toon voor een politiek geladen verhaal over repressie en revolutie. “De staatspolitie zou gerust duizend moorden plegen om de daders te pakken te krijgen”, vertelt de voice-overstem die de animaties van uitleg voorziet. Het is een dag na de succesvolle kaping van de Chinese staatstelevisie, en wat de initiatiefnemers al vreesden gebeurt: de communistische staatspartij slaat keihard terug en rust niet tot de werkkampen gevuld zijn.

Eternal Spring

Hybride documentaire
Grofweg twintig jaar na de revolutionaire actie ziet Daxiong, een Chinese striptekenaar die tegenwoordig in Canada woont, gelegenheid om het verleden op een creatieve manier te herdenken. Onder begeleiding van de Canadese documentairemaker Jason Loftus maakt hij storyboards van de kaping en de aanloop daarnaartoe. De storyboards groeien uit tot volwaardige animaties, waarvan we in de film direct het respectabele resultaat zien.

Veel tijd gaat op aan het herinneren van plaats en tijd: we zien op welke plekken de Falun Gong-beoefenaars hun daad voorbereidden, hoe ze door de autoriteiten vervolgd werden en hoe ze vervolgens in de schrikaanjagende werkkampen belandden. De betreffende animaties worden afgewisseld met documentaire beelden van Daxiong, die in het heden een aantal hoofdrolspelers van de kaping opzoekt en hen vraagt naar hun herinneringen. Spaarzame archieffragmenten maken de hybride reconstructie compleet.

Collectieve herinnering
In een van de eerste scènes met Daxiong zelf stelt de illustrator dat hij zijn kunst wil inzetten om een collectieve herinnering te scheppen. ‘Collectief’ is in dat kader een groot woord, omdat Eternal Spring ondanks de ‘grote’ thematiek (de overheid versus de burger, repressie en revolutie) een zeer persoonlijke en toegespitste film is geworden. Dat brengt één groot manco met zich mee: er wordt geen bredere context geschetst die kijkers (en specifiek kijkers buiten China) helpt om de verhouding tussen (en de geschiedenis van) Chinese staatsrepressie en de Falun Gong-beweging beter te begrijpen.

Eternal Spring

De uitleg die Daxiong voorziet, is teleurstellend oppervlakkig en (waarschijnlijk onbedoeld) schetsmatig. De media liegen, Falun Gong is “niet slecht maar goed” en verzet is een baken tegen de onmenselijkheid van de onderdrukkende overheid, krijgen we te zien en te horen, maar hoe kun je dat oordeel klakkeloos overnemen als een scherp inhoudelijk begrip van deze beweging en van het gerichte Chinese vervolgingsbeleid ontbreken? Dat een breder kader ontbreekt, is niet per se de verantwoordelijkheid van de tekenaar, maar wel van de regisseur, die nalaat om de subjectieve, uiterst persoonlijke standplaats van zijn hoofdpersonen wat meer duiding te geven.

Terug naar die ene dag         
Veel kijkers zullen de benodigde context er zelf bij kunnen denken en twijfelen er niet aan dat de Chinese staat een op veel fronten misdadig en onmenselijk beleid hanteert. Het probleem is dat het averechts werkt als een maker daar blind vanuit gaat, of, erger, helemaal geen rekening houdt met kijkers die die context niet voorhanden hebben. Dat is namelijk precies hoe propaganda ook werkt. Het feit dat Eternal Spring juist de propaganda van de Chinese overheid wil ontmaskeren, maakt in die zin niet uit, omdat met name de voice-overs een vergelijkbare retoriek bevatten.

De Falun Gong-beoefenaars die hun verhaal doen zijn onmiskenbaar oprecht, en hadden beter verdiend. Eternal Spring is dan ook op zijn best als de animaties, hoe vaardig ze ook tot stand zijn gebracht, pas op de plaats maken voor de geëmotioneerde, doorleefde gezichten van de mensen die allemaal terugdenken aan die ene dag.

 

23 januari 2023

 

ALLE RECENSIES

Terugblik 2022 – Deel 1: Bioscopen lijden, streamingdiensten verleiden

Terugblik filmjaar 2022 – Deel 1:
Bioscopen lijden, streamingdiensten verleiden

door Tim Bouwhuis

Na het vertrek van corona uit het maatschappelijke debat en het afschaffen van de belangrijkste maatregelen hoopten uitbaters van bioscopen en filmhuizen unaniem op een heropleving van de bezoekerscijfers. De waarheid is dat de optimistische tendens van filmjaar 2019 verder weg voelt dan ooit. Dat ligt niet alleen aan de vertoners en de grillen van bezoekers. Bioscopen en filmhuizen lijden, streamingdiensten verleiden.

Ik zal u de cijfers (voor zover überhaupt bekend) in deze persoonlijke terugblik op filmjaar 2022 besparen. Daarvoor hebben we op een later moment onder meer de jaarlijkse cijfers van de NVBF (de Nederlandse bioscoopbond), die doorgaans gepresenteerd worden op de nieuwjaarsreceptie van de branche. Mijn stelling over de staat van het bioscoopbezoek is een meer vrijblijvende peiling uit de wandelgangen, een optelsom van sombere persoonlijke projecties uit het wereldje en een stemmig onderbuikgevoel.

Avatar: The Way of Water

Avatar: The Way of Water

Tanende bezoekerscijfers
De opkomst van streamingdiensten is al een tijdje geen opkomst meer, maar een gegeven. Wat er veranderd is, is dat uitbaters al hun evenementen, specials en reguliere vertoningen sinds de lente weer zonder beperkingen kunnen plannen (zelfs in het corona-gevoelige najaar), en toch te maken hebben met tanende bezoekerscijfers. De enige winnaars lijken de écht grote titels, die het massapubliek tot zorgvuldig uitgezochte groepsbezoekjes bewegen. Ik ondervond het aan den lijve toen ik voor mijn vriendengroep de tickets voor het langverwachte Avatar: The Way of Water wilde bestellen: plotseling moest ik op de website van Pathé aansluiten in een virtuele rij.

Die vrienden gaan in tegenstelling tot mijzelf hooguit af en toe naar de bioscoop. Black Panther: Wakanda Forever krijgt ze in beweging, Avatar ook wel (al ben ik in m’n eentje naar de re-release van het origineel uit 2009 geweest), maar daar blijft het voor dit najaar dan ook wel bij. Zo’n patroon gaat voor veel bioscoopbezoekers op, en als je kijkt naar het (grof gesteld vaak oudere) filmhuispubliek ben ik wel eens benieuwd hoe groot het aandeel van de trouwe Cineville-bezoekers nu daadwerkelijk is. In ‘The Movies’ in Dordrecht zat ik post-corona meermaals alleen of bijna alleen in de zaal op doordeweekse namiddagen en avonden. In KINO Rotterdam, een persoonlijke favoriet, loopt het vaker storm, mede omdat die uitbaters door de sfeer ter plaatse en het aanbod op het breukvlak van bioscoop- en filmhuisprogrammering (juist) een jonger publiek aan zich weten te binden.

HBO Max
Streamingdiensten doen veel om de onregelmatige bezoeker nog wat vaker aan de bank gekluisterd te houden. Het slechte voorbeeld wordt gegeven door het dit jaar gelanceerde HBO Max, dat de grote bioscooptitels van distributeur Warner Bros. wel héél snel aan zijn aanbod kan toevoegen. Matt Reeves’ The Batman, in mijn ogen bij uitstek een titel voor het grote doek door het druilerige, sfeerrijke standslandschap (met herinneringen aan Blade Runner) dat de film bijna drie uur lang tot leven laat komen, stond zes weken later al op Max. ‘The Rock’-vehikel Black Adam (Jaume Collet-Serra) staat op het moment dat u dit kunt lezen ook al online, terwijl de relatieve flop (een paradox die wordt veroorzaakt door de hoge productiekosten) op het moment van schrijven nog in dertig steden te zien is.

Netflix
Tot mijn eigen opluchting bewijzen mijn persoonlijke kijkoverzichten van de afgelopen jaren dat ik zonder lockdown-omstandigheden veel minder vaak gebruik maak van streamingdiensten dan wanneer ik op exclusieve streamingopties aangewezen ben. Als de nieuwe films van Alejandro González Iñárritu (Bardo) en Noah Baumbach (White Noise) buiten Netflix óók een bioscooprelease krijgen, heeft dat de absolute voorkeur. Maar dat ben ik, en kijkers de keuze geven is in het tijdperk van de streamingdienst een vorm van verleiding. Wat is makkelijker? Leg, indien beschikbaar, de Nederlandse bioscoop- en streamingcijfers van beide films maar eens naast elkaar. Het lijkt me een ongelijke strijd.

Bardo, False Chronicle of a Handful of Truths

Bardo, False Chronicle of a Handful of Truths

Nog treuriger is het feit dat twee grote Netflix-releases van het afgelopen najaar, Blonde (Andrew Dominik) en Athena (Romain Gavras), überhaupt niet in de zalen te zien waren. Je moest ervoor naar het filmfestival van Venetië. Zonde, want Blonde is een visueel kunststukje (alle kritiek en domme uitlatingen van de regisseur ten spijt) en Athena een zinderende ervaring die hachelijk opent. Filmfestivals bieden vaak geweldige kansen om films in een stimulerende setting op het grootst mogelijke doek te zien, zo getuigen in de Benelux onder meer het IFFR, Film Fest Gent en IDFA (verslagen van al deze festivals zijn terug te vinden op onze website).

IFFR
Ook festivals ontsnappen alleen niet aan leeuwen en beren op hun weg, en werken er soms ook ten dele aan mee om die uit te zetten. Het afgelopen jaar is er van alles gezegd en geschreven over de directie en artistieke leiding van het IFFR, die programmeurs en andere medewerkers met een jarenlange staat van dienst de deur wees en een eufemistische ‘herstructurering’ aankondigde. Over een maand doen we bij InDeBioscoop traditioneel weer verslag van het festival, waarschijnlijk alsof er niets gebeurd is en samen met dezelfde journalisten die er het afgelopen jaar actief over gepubliceerd hebben. Met een boycot bewijs je de filmcultuur geen dienst, maar verdrietig blijft het wel. Hopelijk doorbreken de hoofdrolspelers op een gezet moment nog de stilte waarmee ze de geruchten en de kwade woorden een extra rijke voedingsbodem geven.

Alternatief jaarlijstje
Om voor deze gelegenheid nog met een ietwat origineler jaarlijstje op de proppen te komen, heb ik een overzichtje gemaakt van een aantal hoogtepunten die ik in 2022 zag zonder dat daar een latere bioscoop- of streamingrelease (d.w.z. via de bekendste on demand-platforms) tegenover stond of staat (2023).

Tien keuzes in alfabetische volgorde:

Al Garib (Ameer Fakher Eldin)
Autobiography
(Makbul Mubarak)
Human Flowers of Flesh (Helena Wittmann)
Innocence (Guy Davidi)
Matter Out of Place (Nikolaus Geyrhalter)
Nitram (Justin Kurzel)
Noche de fuego (Tatiana Huezo)
The Listener (Steve Buscemi)
The Maiden (Graham Foy)
To The North (Mihai Mincan)

Top 10 van 2022
Mijn favoriete bioscoopreleases dingen mee naar de beste IDB-film van 2022, die de redactie op Nieuwjaarsdag toekent:

1. Dwelling in the Fuchun Mountains (Xiaogang Gu)
2. A Chiara (Jonas Carpignano)
3. Drii Winter (Michael Koch)
4. Nowhere Special (Uberto Pasolini)
5. Drive My Car (Ryosûke Hamaguchi)
6. Vortex (Gaspar Noé)
7. Las Bestias (Rodrigo Sorogoyen)
8. Alcarràs (Carla Simón)
9. Memoria (Apichatpong Weerasathekul)
10. Il Buco (Michelangelo Frammartino)

 

25 december 2022

 

Filmjaar 2022 – Deel 2: Beklijvende beelden en aangeklede concertfilms
Filmjaar 2022 – Deel 3: Is de bioscoop ineens onvindbaar?
Filmjaar 2022 – Deel 4: Raar is in de mode
Filmjaar 2022 – Deel 5: Weinig echt bijzondere uitschieters
Filmjaar 2022 – Deel 6: Een nieuwe wereld

À plein temps

****
recensie À plein temps
Maalstroom van een arbeidersbestaan

door Tim Bouwhuis

Op papier is À plein temps een sociaal drama over de maalstroom van een Parijs arbeidersbestaan. Gelukkig komt degene die in dat geval een dertien in een dozijn-film verwacht, bedrogen uit: door de golvende geluidsband en de indringende montage kijkt het op zichzelf alledaagse verhaal weg als een tikkende tijdbom.

Als de treinen tussen stad en platteland door aanhoudende stakingen steeds minder vaak gaan rijden, wordt het voor Julie (Laure Calamy) een almaar hachelijker karwei om op tijd in te klokken op haar werk. Om zichzelf en haar twee kinderen nog wat ademruimte te geven, woont ze op enige afstand van de Parijse binnenstad en is ze volledig afhankelijk van het openbaar vervoer. À plein temps (Full Time; geregisseerd en geschreven door Eric Gravel) begint met een wekker die een sluimerdroom doorbreekt; wat volgt, is een soort hindernisparcours naar het respectabele hotel waar Julie de kost verdient.

À plein temps

Apocalyptische koortsdroom
Door de vluchtige, maar toch uiterst beheerste beeldregie en de golvende (‘pulserende’) geluidsband, die doet denken aan de score van de adrenalinerijke misdaadfilm Good Time (de gebroeders Safdie, 2017), krijgt Julies forensenbestaan de dynamiek van een thriller. De reis van platteland naar stad en terug is voor de modelarbeider in een westerse maatschappij het meest alledaagse tafereel denkbaar, en toch heeft À plein temps gevoelsmatig soms meer weg van een apocalyptische koortsdroom dan van een gemiddeld inkijkje in het dagelijks leven.

Gele hesjes
Op het dieptepunt van de film rijdt er níets meer. Het regent, de nacht valt in, de straten zijn onveilig, de hotels overvol en hun eigenaars onvriendelijk. Ontsnappen is onmogelijk en de spanningen in de stad bereiken hun kookpunt. Felle straatprotesten, de complexe achtergrond even daargelaten, waren met name in aanloop naar de Coronaperiode (2018-2019) diep verankerd in de Parijse werkelijkheid.

Het treffen tussen burgers en autoriteiten wordt onverhuld verbeeld in de confronterende documentaire Un pays qui se tient sage (The Monopoly of Violence; David Dufresne, 2020), die vorig voorjaar exclusief te zien was op streamingdienst Picl. Gravel schreef het script van À plein temps vlak voor de opkomst van de gele hesjes, en liet zich naar eigen zeggen vooral inspireren door de historische arbeidersstakingen van 1995. Toch is de stedelijke chaos in de film vooral voorstelbaar met de gele hesjes in het achterhoofd.

À plein temps

Obstakels van het arbeidersbestaan
Toegegeven, Julie krijgt in anderhalf uur speeltijd daadwerkelijk ook wel met zo’n beetje álle obstakels van het arbeidersbestaan te maken. Haar ex-partner is onbereikbaar en moet nog alimentatie betalen, de bejaarde vrouw die op haar kinderen past kan de drukte niet aan en de bank belt om de haverklap voor de hypotheek. Tegelijkertijd dwingt juist die alomvattende maalstroom een reflectie af op de absolute grenzen van een leefbaar (arbeiders)bestaan. Overeenkomsten met de (Nederlandse) werkelijkheid zijn er ondanks de opgeklopte spanningsboog namelijk in overvloed: het beleid van de NS begint steeds meer op een rampenplan te lijken en in tijden van inflatie is de voedselbank er in extremis straks voor iedereen.

Groundhog Day
Het siert Gravel dat hij zich in de loop van zijn film niet tot politieke uitingen wendt, maar domweg laat zien hoe het arbeidersbestaan sociaal en emotioneel zijn tol eist. Julie is geen typische strijder voor gerechtigheid, en de regisseur maakt van zijn hoofdpersonage geen heilige: in de loop van de film maakt ze een aantal haastige, zelfzuchtige keuzes die mensen in haar omgeving in diskrediet brengen. Je kunt Julie onsympathiek noemen en het op dezelfde tel voor haar opnemen. Ook de eindafrekening van À plein temps is ambigu, vertwijfeld en gespeend van een goedkoop nieuw begin. We kunnen alleen maar hopen dat Groundhog Day de arbeiders van deze wereld elke ochtend weer zo genadig mogelijk is.

À plein temps werd goed ontvangen op verschillende internationale filmfestivals en ontving een prominente prijs op het filmfestival van Venetië (2021). Toch wist de film geen Nederlandse distributeur aan zich te binden. Vanaf 29 december is À plein temps op initiatief van Filmhuis de Spiegel (Heerlen) alsnog op meer dan veertig vertoningslocaties te zien. Kijk hier voor meer informatie.

 

21 december 2022

 

ALLE RECENSIES

All That Breathes

****
recensie All That Breathes
Het regent roofvogels

door Tim Bouwhuis

In de Indiase miljoenenstad Delhi komen de roofvogels letterlijk uit de lucht vallen. De twee broers die in de bescheiden documentaire All That Breathes centraal staan, zien niemand ingrijpen en besluiten zich gericht over de dieren te ontfermen. Ondertussen blijft het in hun politiek verkrampte omgeving niet bij ecogeweld.

Onder welke omstandigheden besluit je een deel van je leven te wijden aan mensen (en hier dus dieren) in nood? Het verzorgen van (tijdelijk) vleugellozen lijkt voor Nadeem en Saud een vanzelfsprekendheid, maar als je ziet hoe groot de problemen zijn, mag hun tomeloze inzet een klein wonder heten. De hechte broers kunnen de last van een zuchtend ecosysteem en bloedende straten nooit alleen dragen. En toch bouwen ze hun kleine garageruimte met de hulp van een vriend om tot een provisorisch noodhospitaal.

All That Breathes

Noodoproep
All That Breathes verweeft de onvoorwaardelijke liefdadigheid van de hoofdpersonen met een bredere blik op de sociaal-politieke en religieuze spanningen die India (Delhi niet eens in het bijzonder) al decennia parten spelen. Rigoureus gesteld lijkt het alsof sommige bewoners van de grootstad zo druk zijn met het uitdragen (en in dit geval ook bevechten) van hun identiteit, dat ze niet doorhebben dat de zuiverende kringlopen van water, lucht en natuur wankelen. De zwarte wouw (‘black kite’ in het Engels), zoals de vogelsoort die de broers zo koesteren genoemd wordt, is een hulpeloos slachtoffer van de erbarmelijke luchtkwaliteit, verziekt, vervuild en bestraald door menselijke ingrepen.

Het gaat regisseur Shaunak Sen (Cities of Sleep) duidelijk aan het hart dat Delhi niet alleen een onveilige stad is door de ecoproblemen. Korte mediafragmenten en terloopse opmerkingen van de broers worden in de montage uiteindelijk aangevuld met een mobiel opgenomen filmpje waarin een man met gevaar voor eigen leven een religieus monument probeert te slopen. In een documentaire die zich desondanks te allen tijde blijft concentreren op de zorgverlening van de broers, maakt de politiek geladen interventie duidelijk dat Sen zich verantwoordelijk voelde om het verband tussen het ecogeweld en de ontsporende verhoudingen tussen (met name) hindoe-nationalisten en moslims expliciet te maken. Wie de lange documentaire Reason (Anand Patwardhan; bekroond op het IDFA in 2018) of de speelfilm Nasir (Arun Karthick; IFFR 2020 en vervolgens uitgebracht in Nederland) zag, kan zich bij dat laatste een (zij het door de sterke stellingname van de filmmakers wat vertekende) voorstelling maken.

All That Breathes

Natuurbeeld
Het is niet storend dat All That Breathes door de filmische verwerking van de politieke (onder)laag iets van zijn subtiliteit verliest. Wel had er enigszins bespaard kunnen worden op het gebruik van voice-overs, die gebruikt worden om de broers te laten uitdrukken welke filosofie (humanistisch, maar met een licht religieus tintje) er aan het verzorgen van de roofvogels ten grondslag ligt, en om toe te lichten welke rol de dieren spelen in het schoonhouden (‘reinigen’) van de natuurlijke omgeving. Er wordt namelijk al veel weggegeven door de sprekende beelden, die het verhaal van de documentaire met gemak dragen en de meeste zeggingskracht hebben als er niet bij wordt gesproken. Met het geduld van strakke kaders en lome tracking shots vangen Sen en zijn crew met beperkte filmische middelen dierlijke details die in vluchtigheid voor het oog verborgen zouden blijven. “Het gaat ons om alles wat ademt”, is de redenatie van de broers. Het geheven vingertje blijft uit. Gelukkig, want dat werkt vaak ook averechts. Maar misschien ‘moeten’ we wel vaker zo denken.

 

14 november 2022

 

ALLE RECENSIES

Film Fest Gent 2022 – Deel 2

Film Fest Gent 2022 – Deel 2:
Dansen achter gesloten deuren

door Tim Bouwhuis

In de loop van deze Film Fest Gent-editie wordt almaar duidelijker dat opvallend veel films iets specifieks gemeen hebben. Onder meer in Next Sohee, Un petit frère en Metronom markeren dansscènes belangrijke ontwikkelingen in de belevingswereld van een hoofdpersonage.

Het sociaal bewogen Koreaanse drama Next Sohee begint in een oefenruimte voor dansers. De choreografie van Sohee (een rol van Kim Si-Eun) houdt het midden tussen plezier, vaardigheid en verlegenheid; een mobiele camera legt de routine vast, verder is alleen het publiek getuige. Later in de film bekijken we de beelden in een ander licht. Tegen die tijd hebben de kantoormuren van een telecombedrijf Sohee ingesloten, waardoor die schuchtere danspassen achter gesloten deuren plots een toonbeeld zijn van een innerlijke zoektocht naar vrijheid.

Next Sohee

Next Sohee

Diagnose van een maatschappij
Regisseuse July Jung (A Girl At My Door) kaart met haar film aan hoe de Koreaanse maatschappij zucht onder een mentaliteit van werk- en prestatiedruk, met alle sociale en psychologische gevolgen van dien (zie ook Aloners, afgelopen jaar op Cinemasia en te streamen via MUBI). Next Sohee heeft helaas een stuk meer manco’s (een overmatig uitgelijnd scenario, veel te hysterisch acteerwerk in het eerste uur) dan Burning (Lee Chang-Dong, 2018), de briljant gelaagde film die ditzelfde probleem in zijn beeldtaal verwerkte. Wat dan beklijft is een bijzondere overeenkomst tussen beide titels: ook in Burning signaleert een dansscène een zwaarmoedig proces van emotionele verwerking. De cirkel is rond als je beseft dat laatstgenoemde film in het kader van het Koreaanse focusprogramma óók te zien was (d.w.z. in de eerste week) op het festival.

Koning van de dansvloer
In Un petit frère is de dansvloer eveneens de spaarzame plek waar een hoofdpersonage zich vrij kan voelen. De jongvolwassen Jean (Stéphane Bak) is als kind met zijn moeder en broertje van Ivoorkust naar Frankrijk gemigreerd, en in het tweede hoofdstuk van een knap geconstrueerd drieluik (ieder hoofdstuk concentreert zich op een levensfase van een van de gezinsleden) toont regisseuse Léonor Serraille (Jeune Femme) hoeveel moeite het hem kost om zijn draai te vinden op school en in het sociale leven. Hij worstelt met vooroordelen, met een gebrek aan perspectief, en met de aanwezigheid van de man die zijn moeder tekortdoet.

Un petit frère

Un petit frère

Op een ontmoetingsplaats voor jongeren probeert Jean alle frustraties en zorgen van zich af te dansen. Zijn wilde, onbevreesde bewegingen werken voor heel even bevrijdend. Het levert hem zelfs een spontane flirt op, blijkt een scène later, maar de intimiteit die zijn date zoekt botst met de rauwe, ongecontroleerde energie van de dansvloer. “Je hebt teveel porno gekeken zeker”, klinkt het als Jean over haar grenzen heengaat. Precies op het verkeerde moment verschijnt dan ook nog eens Jean’s jonge broertje op het toneel. “Ik heb uren op je gewacht”, klinkt het vanuit de deuropening. Voor het meisje is het de druppel, en na haar vertrek blijft Jean met een gevoel van onvermogen achter. De dansvloer is ingehaald door de realiteit.

Dansen voor betere tijden
Dat er een spanning bestaat tussen de springerige vrijheid van dans en de grillen van de echte wereld ondervindt ook Ana (Mara Bugarin), het hoofdpersonage van het Roemeense Metronom. Dansen kan in dit politiek geladen drama alleen in de huiselijke sfeer, waar geëngageerde jongeren elkaar opzoeken om ideeën uit te wisselen en alles te doen wat het regime verafschuwt. De tegencultuur van het communisme vaart op Radio Free Europe en de tonen van The Doors, Ceaușescu is niet uitgenodigd. In een vroege scène fantaseren Ana en Roxana (een vriendin die haar huis voor de gelijkgestemde jongeren beschikbaar heeft gesteld) op speelse wijze hoe hun dansmoves er in het bijzijn van hun vrienden uit zouden zien. Ana hoeft voor de ideale dans alleen te wachten op haar vriend, die op pad is met een politieke missie en zich later bij het gezelschap zal aansluiten.

Metronom

Metronom

Zijn komst laat alleen bedrieglijk lang op zich wachten, en terwijl haar vrienden dansen, beweegt de camera (in een benauwend 4:3 kader) met Ana mee van de dansvloer naar de keuken, waar het gemis en de sluimerende angst het voorzichtig winnen van de gecreëerde vrijheid. Is haar vriend veilig? Hebben de muren oren? Kort na dit moment beweegt ze zich op de iconische tonen van ‘Light my Fire’ alsnog richting de dansvloer. Omdat haar vriend nog steeds niet is aangekomen, danst ze rebels wat passen met een jongen waarin ze verder niet eens per se interesse heeft. Regisseur Alexandru Belc toont laconieke taferelen die door de politieke context van het verhaal toch urgent aanvoelen. Een laatste dans in afwachting van betere tijden. 

Dans en cinema
De dansscènes in de besproken films (en in de films die de selectie niet haalden) laten zien dat dans veel meer kan uitdrukken dan een artistiek aantrekkelijk spel van beweging en muziek. Uiteindelijk is het vooral dat overheersende gevoel van (tijdelijke) vrijheid dat misschien wel nergens zo passend tot uitdrukking komt als in dans, en met gemak volledige verhalen definieert. Precies daarom ging er deze editie van Film Fest Gent haast geen dag voorbij waarop dans de cinema niet voor even overnam. 

Ook True Things (Harry Wootliff), When the Waves Are Gone (Lav Diaz), Zee van Tijd (Theu Boermans) en Leila’s Brothers (Saeed Roustayi) kwamen voor dit verslag in aanmerking. Film Fest Gent gaat nog door tot en met zaterdag 22 oktober, klik hier voor meer informatie.

 

20 oktober 2022

 

Film Fest Gent 2022 – Deel 1

 


MEER FILMFESTIVAL

Film Fest Gent 2022 – Deel 1

Film Fest Gent 2022 – Deel 1:
Veerkrachtig opgroeien

door Tim Bouwhuis

“Om als mens overeind te blijven in deze tijden is een stevige dosis veerkracht nodig”, schrijft programmadirecteur Wim de Witte in een voorwoord van het lopende Film Fest Gent. Coming-of-age films blijken bij uitstek geschikt om de uitersten van die veerkracht te onderzoeken, zo bewijst deze 49ste festivaleditie. Opgroeien als een ultieme proef van psychische weerbaarheid.

De openingsfilm maakt die dynamiek direct zichtbaar. In Close belicht de geboren en getogen Gentenaar Lukas Dhont (al bekend van het veelbesproken Girl) de innige vriendschap tussen twee jonge tieners, die onder extreme druk komt te staan als de boezemvrienden na een eerste dag in de brugklas ineens niet meer zo onafscheidelijk lijken. De brugklas is een befaamd breekpunt in het opgroeien: de een zoekt makkelijk aansluiting bij zijn leeftijdsgenootjes, de ander zondert zich af of wordt juist buitengesloten. Laura Wandel’s Un Monde toonde vorig jaar (in Gent en daarna in de Nederlandse zalen) op innemende wijze hoe deze verschillen al ontstaan op het speelplein van de basisschool, en Close doet daar een festivaleditie (en een generatie) later een tragisch schepje bovenop. De personages zijn ouder, de consequenties beklemmender.

Close

Close

Kruisende wegen
De eerste barstjes worden snel scheuren. Er hoeft niet altijd geduwd of gescholden te worden om te verzekeren dat iemand zich niet langer vrij voelt. Wat begint met een vraag (“zijn jullie een stel?”), eindigt met een botsing: waar Léo (een knappe debuutrol van Eden Dambrine) meteen in de verdediging schiet, hult Rémi (Gustav de Waele) zich in zwijgen, zijn gezicht een stille wanhoopskreet.

De vraag is of Close door zijn heftige verkenning van kruisende wegen niet een (on?)bedoeld sturende uitwerking kan hebben op kijkers. Het is op zichzelf heel normaal dat tieners elkaar aantrekken en afstoten in hun doorlopende zoektocht naar de eigen identiteit; Rémi blijft hobo spelen, Léo probeert het ijshockeyteam. Op een dag fietst Léo eerder weg bij het kruispunt waar hij normaal altijd op Rémi wacht. De jongens worden ouder, de band is niet meer als vroeger. Het probleem is dat deze herkenbare opname van de tienertijd in Close haar onschuld verliest. U voelt het misschien al aan, maar die stelling toelichten is de crux van de film weggeven, en dat onderstreept nog eens hoe de vertelling leunt op een onvermijdelijk, hermetisch aanvoelend breekpunt. Zonde, want Dhont laat met een even lyrische als intieme beeldtaal (straf werk van cameraveteraan Frank van den Eeden) wel degelijk een hoop aan de verbeelding over.

Falcon Lake

Falcon Lake

Tussen dood en leven
Een compleet andere coming-of-age variant dan. Ver weg van het schoolplein ontdekken twee tieners hun omgeving en elkaar; hun band is broeierig en er hangt een cocktail van liefde en friendzone in de lucht. Falcon Lake is een verbluffend Canadees debuut van actrice Charlotte Le Bon, die een karakteristiek gegeven (vakantiekriebels en zomerse taferelen) transformeert in een gelaagde, suggestieve filmdroom die de fantasie en de zintuigen prikkelt. De analoge fotografie (16mm) is als een warme deken.

Opgroeien tijdens je vakantiedagen lijkt een zorgeloos proces, maar Le Bon weet op knappe wijze te verbeelden wat zich ondertussen allemaal in de hoofden van tieners kan afspelen. Falcon Lake speelt met realiteitszin als ware het een Ghost Story-light; terwijl de betreffende film van David Lowery (2017) precies deze jaargang in een eigentijds retrospectief draait (Lowery’s vaste componist Daniel Hart is lid van de jury), verkleden Bastien en Chloe (prima rollen van Joseph Engel en Sara Montpetit) zich als spoken die het meer uit de titel zijn eigen mythologie meegeven. De tieners delen een besef van de dood en ontdekken juist op die manier wat het betekent om te leven.

Geluk in theorie
Het wordt niet door de films zelf benadrukt, maar de hoofdpersonages van Close en Falcon Lake hebben alles om een (in theorie) gelukkig bestaan te leiden. Ze hebben ouders die voor ze zorgen, een dak boven hun hoofd, ze kunnen naar school. Ze kunnen een teamsport beoefenen, meespelen in een orkest, zwemmen in het meer of dansen op een feestje. Toch wordt het geluk in beide films overschaduwd door donkere gevoelens. Heeft de tienertijd dan een universele zwaarte en complexiteit, of is het die loden wetmatigheid dat de beste vertellingen altijd leunen op een stukje tragiek?

War Pony

War Pony

Geluk voor de spiegel
De persoonlijke obstakels in Close en Falcon Lake wegen gevoelsmatig niet per se zwaarder dan de kansarme leefomstandigheden in het Amerikaanse drama War Pony (geregisseerd door American Honey-actrice Riley Keough en debutant Gina Gammell). Ondertussen zit er wel degelijk een wereld van verschil tussen de in zonlicht badende vakantiedagen van Bastien en Chloe en het ontsporende weesbestaan van Matho, een van de twee hoofdpersonen van War Pony. Dat weesbestaan begint als Matho’s vader hem zonder pardon de deur wijst, en de twaalfjarige jongen (volgens de filminformatie – ik zou hem jonger hebben ingeschaald) terechtkomt bij een dame die meer kinderen opvangt. Een treurige scène later in de film toont een joyride van Matho en zijn vrienden. Nog lang geen rijbewijs, een joint in de hand, ongeval.

De schets doet erger vermoeden, maar War Pony is geen zogenoemde armoedeporno. De film laat zien hoe kinderen en jongeren te lijden hebben onder maatschappelijke structuren en omstandigheden die groter zijn dan zijzelf, en daarnaast vooral onder volwassenen die het slechte voorbeeld geven. Opgroeien is in zulke werelden inderdaad een ultieme proef van psychische weerbaarheid, terwijl Close en Falcon Lake ons een andere spiegel voorhouden: geluk spreekt nooit voor zichzelf, en om het (on)geluk van de (opgroeiende) ander te begrijpen, is empathie andermaal de sleutel.

Film Fest Gent loopt nog tot en met zaterdag 22 oktober, zie hier voor het programma en tickets. Voor dit stuk over coming-of-age films kwamen ook The Quiet Girl (Colm Bairéad) en Tengo sueños eléctricos (Valentina Maurel) in aanmerking. Alle films, ook die in het stuk, zijn aangekocht door Nederlandse distributeurs en zullen in principe nog regulier worden uitgebracht.

 

18 oktober 2022

 

Film Fest Gent 2002 – Deel 2

 

MEER FILMFESTIVAL