Movies that Matter 2025 – Deel 4: Op de drempel van oorlog

Movies that Matter Festival 2025 – Deel 4:
Op de drempel van oorlog

door Tim Bouwhuis

Geen betere stad om na te denken over orde en rechtvaardigheid dan Den Haag, waar het Internationaal Gerechtshof zetelt en het Movies that Matter Festival jaarlijks relevantie ademt. Ook deze editie (21-29 maart) bevat het programma verschillende films die opvattingen over de inrichting van de maatschappij koppelt aan actuele politieke vraagstukken. In dit tweede en verwante verslag aandacht voor (de dreiging van) oorlog. Hoe ver staat het geopolitieke steekspel van de Europese bondgenoten af van gebieden waar het geweld structureel is?

 

Facing War

Facing War Wie is de ware regisseur?
In het najaar van 2024 volgde ‘onze’ Mark Rutte Jens Stoltenberg op als hoofd van de NAVO. Documentairemaker Tommy Gulliksen mocht de afzwaaiende leider filmen op momenten die het journaal normaal gesproken niet halen. Hij vergezelde Stoltenberg in dienstauto’s, treincoupés, privévertrekken, vergaderruimtes en (letterlijk) in de wandelgangen.

De afsluitende periode van het NAVO-hoofd was een rumoerige. In de nasleep van de Russische invasie in Oekraïne moest Stoltenberg continu laveren tussen steunbeloftes en diplomatieke voorzichtigheid. Europese leiders (Rutte incluis) die Oekraïne in en na 2022 een hart onder de riem staken, dreigden nog wel eens te vergeten dat het land geen NAVO-lid was (en is). Stoltenberg moest dan telkens de eerste zijn om de nuance te blijven opzoeken en zo de precaire vrede te blijven bewaren. In de loop van Facing War stuurt de Noor zijn koers wel bij in de richting van Volydymyr Zelensky: “Er is geen risicovrije optie als Poetin je buur is.”

Facing War doet in zijn opzet denken aan Das Forum, een Duitse documentaire die in 2019 draaide op IDFA. De film belooft een blik achter de schermen bij de jaarlijkse top van het World Economic Forum, maar blijft hangen in toegestemde registraties van relatief oppervlakkige taferelen. De leiders zijn zich er bewust van dat ze gefilmd worden en proberen zichzelf met een kwinkslag te presenteren, mede door het juist eens niét over hun werk te hebben. WEF-voorman Klaus Schwab sorteert persoonlijke presentjes voor de leiders die langskomen (“Voor Merkel heb ik een koebel”). Stoltenberg vertelt over The Sopranos, een van de weinige televisieseries waar hij ooit tijd voor heeft gemaakt. “Er komt veel last op zijn schouders te liggen, omdat iedereen op elk moment wat van hem wil”, zegt hij over pater familias Tony. “Dat herken ik wel.” Direct daarna: “Maar het is niet goed om de vergelijking met een maffiabaas te maken. Dat kan slecht zijn voor mij en slecht voor de NAVO.”

De zelfbewuste houding die in dit soort opmerkingen doorschijnt, maakt dat Facing War wegkijkt als een intrigerend, maar ook wat vermoeiend compromis. De film is nog geen vijf minuten onderweg als de NAVO-baas na een ontmoeting met Joe Biden al zijn geheimhoudingsplicht aanhaalt (“Misschien moet dit er later weer uitgeknipt worden”). Hardop weegt hij af wat hij wel en niet kan vrijgeven over zijn één-op-één momenten met de voormalige president. De ware regisseur van de film is niet Tommy Gulliksen, maar Jens Stoltenberg.

Door de blijvende actualiteit van het conflict tussen Oekraïne en Rusland, overvleugeld door een bredere oorlogsdreiging (van de week nog begon Stoltenbergs opvolger plots weer over Polen), is Facing War prikkelende politieke kost. Toch valt het tegen hoe diep de documentaire echt ingaat op de diplomatieke spanningen waar Stoltenberg zich toe verhoudt. “Je moet in gesprek blijven”, klinkt het als de baas een rondvaart over de Bosporus maakt met Tayyop Erdogan. Aan een reeks vergadersessies met omhooggevallen communicatieadviseurs wordt meer aandacht besteed. Atmosferische muziek van het Noorse duo Röyksopp overstemt taferelen die misschien wel meer te vertellen hadden.

 

Kamay

Kamay – Dreiging door een andere bril
Het Afghaanse Kamay plaatst de dreigingsretoriek in Facing War in een relativerend perspectief. De coproductie met België, Frankrijk en Duitsland begint met een introtekst die het eind van de 19e eeuw memoreert. Een van de grootste etnische groeperingen in Afghanistan, de Hazara, verzette zich toen tegen het drukkende regime van de zogenoemde Amir (politiek en militair heerser). De opstand werd gewelddadig de kop ingedrukt, en een tijdsprong naar “zo’n 130 jaar later” impliceert dat er in de tussentijd niet genoeg is veranderd.

Sinds de Taliban in de jaren ’90 de macht grepen in gebieden waar de Hazara leefden, moeten de mensen die zich tot de groepering rekenen weer geregeld voor hun leven vrezen. In 2021 en 2022 vonden er verschillende executies van Hazara plaats, en in 2023 deed Amnesty International een dringende oproep aan de Mensenrechtenraad van de VN. Kamay werd gefilmd over een periode van zes jaar en hint overwegend subtiel naar de continue geweldsdreiging.

De documentaire volgt een Hazara-familie die rouwt om het verlies van dochter Zahra. Zij overleed onder mysterieuze omstandigheden tijdens een onderzoek aan de universiteit. Bij het aanspreken van een advocaat en het vissen naar de medewerking van de institutie blijkt het verkrijgen van duidelijkheid een hopeloze opgave. Onverschilligheid is een van de grootste vijanden van gerechtigheid.

De dreiging van de Taliban hangt als een sluier over de film, maar het onverbloemde geweld zien we in Kamay niet in beeld. Alleen op gezette momenten horen we dorpsgenoten van de familie hun angst en wanhoop uiten. De verdwijning van Zahra voelt zo niet alleen als de bouwsteen van het verhaal, maar ook een metafoor voor de aanhoudende onderdrukking van een minderheidsgroepering. De voice-over die de vertelling draagt, is bedeesd, bijna fluisterend. Een visueel hoogtepunt is een moment waarop we alleen dwarrelende sneeuw in beeld zien, de duisternis is ondoordringbaar.

Leg Kamay naast Facing War en het steekspel tussen Poetin en de NAVO-bondgenoten voelt plots nog net wat surreëler aan. Hoe ver staat hun dreigingsretoriek af van de situatie in Centraal-Afghanistan, waar er elk moment daadwerkelijk troepen kunnen binnenvallen? Is de angst van de Hazara in Kamay te vergelijken met de angst van een westerse modelburger, die online shopt voor een sjiek noodpakket? Bij stedelijke geweldsincidenten met een schijnbaar terroristisch motief zeggen we al snel: “Het komt nu toch wel dichtbij.” Tegelijk hebben we geen idee hoe het voelt als de oorlog echt op de stoep staat. Naar het voorbeeld van de Koude Oorlog zijn we leiders gewend die met vrede jongleren, alsof ze over een hindernisparcours lopen met een hardgekookt ei op een pollepel. Zo lang het ei niet valt, is er eigenlijk niets aan de hand.

In de wereld van Kamay is het figuurlijke hindernisparcours nooit uitgezet. Er zijn geen leiders die het spel spelen, alleen onderdrukkers die de dienst uitmaken. Houden zij zich koest, dan kunnen de onderdrukten nog dromen van morgen. Slaan zij toe, dan gebeurt dat met een vingerknip. Zonder maandenlange onderhandelingen, zonder politieke top en zonder persconferentie. Misschien is het wel zo dat we in Europa pas écht reden tot vrezen hebben als de dreigementen tijdelijk worden gestaakt. Als de kans op een acute oorlog minimaal lijkt, omdat alle leiders de intentie van vrede hebben uitgesproken. Misschien wordt dat wel het moment waarop een slimme vijand besluit om tóch toe te slaan.

 

29 maart 2025

 

Movies that Matter Festival 2025 – Deel 1: Tussen spreken en zwijgen
Movies that Matter Festival 2025 – Deel 2: Israël en Palestina
Movies that Matter Festival 2025 – Deel 3: Rusland

 


MEER FILMFESTIVAL

Movies that Matter 2025 – Deel 1: Tussen spreken en zwijgen

Movies that Matter Festival 2025 – Deel 1:
Tussen spreken en zwijgen

door Tim Bouwhuis

Geen betere stad om na te denken over orde en rechtvaardigheid dan Den Haag, waar het Internationaal Gerechtshof zetelt en het Movies that Matter Festival jaarlijks relevantie ademt. Ook deze editie (21-29 maart) bevat het programma verschillende films die opvattingen over de inrichting van de maatschappij koppelt aan actuele politieke vraagstukken. In het eerste van twee verwante verslagen aandacht voor het demonstratierecht en voor het onzekere lot van Mexicaanse journalisten.

De vrijheid van meningsuiting is een groot goed in westerse maatschappijen. Niet voor niets beschermt de wet in veel landen niet alleen het recht om je uit te spreken, maar kun je je daarbij ook in groepen organiseren. Demonstraties zijn in tijden van klimaatpaniek, religieuze twisten en genderkwesties niet weg te denken uit het straatbeeld.

 

The Dialogue Police

The Dialogue Police – Bemiddelaars bij demonstraties
In The Dialogue Police maken we kennis met een unieke taskforce binnen de Zweedse politie. De leden treden als bemiddelaars op bij demonstraties: ze waarborgen de rechten van de demonstranten, maar moeten er tegelijk voor zorgen dat hun acties niet uit de hand lopen.

Hier in Nederland zijn we de voorbije jaren meermaals geconfronteerd met de grenzen van het demonstratierecht. Tegenstanders van het coronabeleid mochten zich in marsen organiseren tegen de besluiten van de overheid, maar het werd grimmig op de momenten dat demonstraties daadkrachtig werden beëindigd. Klimaatactivisten mogen hun zorgen uiten over het Europese klimaatbeleid en de stijgende zeespiegel, tót ze doelbewust het verkeer op de A12 stremmen.

The Dialogue Police onderstreept hoe het juist in een ‘vrije’ maatschappij lastig blijkt om iedereen aan het woord te laten. De taskforceleden (binnenkort ook bij u in de buurt?) begeleiden demonstraties aan alle zijden van het politieke spectrum: ze zijn een Koranverbrander evenveel zorg verschuldigd als een protest van Extinction Rebellion. In hun rol als bemiddelaars praten ze niet alleen met de fanatieke demonstranten, maar ook met geïrriteerde passanten.

De publieke functie van deze ‘dialog polis’ intrigeert mateloos. Tussen neus en lippen door laten de leden merken dat ze zelf ook een mening hebben over de demonstranten en hun rechten, maar hun werk vereist dat ze die mening voor zich houden. Zo zetten zij hun eigen vrijheid van meningsuiting tijdelijk opzij om die van anderen te kunnen waarborgen. Typerend is dat ze het daarbij nooit goed kunnen doen. Geven ze teveel ruimte aan de demonstranten, dan leidt dat toch nog meer onbegrip van passanten en andersgestemden. Grijpen ze in, dan voelen de demonstranten zich in hun rechten aangetast.

Naast de vele straatscènes filmt regisseusse Susanna Edwards ook een aantal momenten op kantoor. De taskforceleden beleven er zeldzame momenten van ontspanning en struinen het internet af naar nieuwe aankondigingen. Hoe gedreven deze mensen hun werk ook uitoefenen, de twijfel op hun gezichten is af en toe zichtbaar. Scherpe opmerkingen van voorbijgangers (“de grenzen zijn niet duidelijk gedefinieerd”) doen de rest. Wat is ‘goed’ als je het nooit voor alle partijen goed kunt doen, en als sommige demonstranten (door de aanwijzingen van de dialoogpolitie domweg te negeren) onbedoeld gaan profiteren van je aanwezigheid? Zorgen deze bemiddelaars met het handhaven van botsende meningen voor de best mogelijke maatschappij, of vechten ze eigenlijk tegen de bierkaai?

Tijden en tickets.

 

State of Silence

State of Silence – Mexicaanse journalisten zijn vogelvrij
Een kijkbeurt van State of Silence plaatst het werk van de dialoogpolitie in een ontnuchterend perspectief. Als er één beroepsgroep is die bij uitstek baat heeft bij de vrijheid van meningsuiting, dan is het namelijk die van de pers. Het Mexicaanse State of Silence toont hoe het voor journalisten in dit land al jarenlang een doodsstrijd is om hun werk te doen.

Wie regelmatig speelfilms en documentaires uit Mexico bekijkt (zie bijvoorbeeld het recente Sujo, van de maakster van Sin señas particulares), zal soms het gevoel hebben af te dalen in een bodemloze put. Corruptie, huisvredebreuk, kartelcriminaliteit, excessief geweld; de thema’s overlappen vaker dan wenselijk is.

State of Silence is door zijn doorsnee aanblik (een combinatie van interviewfragmenten, televisiebeelden en eerstehands journalistiek materiaal) niet zo indrukwekkend als sommige speelfilms (La Civil, Noche de fuego) die dit stelselmatige onrecht aankaarten. De boodschap komt er niet minder direct door over. Het spreekwoord “spreken is zilver, zwijgen is goud” heeft in Mexico een wrange nasmaak. De journalisten die aan het woord komen, voelen zich moreel verplicht om zich uit te spreken over de misstanden in de politieke en maatschappelijke organisatie van het land. Tegelijk weten ze dat die handeling een onverbiddelijk doodsvonnis kan zijn.

Een journalist legt uit dat hij bescherming aangeboden kreeg door de overheid, maar wantrouwend was om die te accepteren. Dat bleek terecht, want niet veel later ontving zijn vrouw bedreigingen. Een staat die het werk van de pers faciliteert en beschermt, is in Mexico een illusie. Journalisten zijn niet vrij, maar vogelvrij; de politici die zij bij persconferenties bevragen kunnen zomaar eens verwant blijken aan een van de grotere kartels.

Deze documentaire toont nog maar eens hoe het veelkoppige beest eruit ziet, maar het blijft een helse opgave om dat beest ook echt te doorgronden – laat staan om er iets aan te doen. State of Silence is een dapper pleidooi voor en van mensen die hun leven in de waagschaal stellen voor het vrije woord. Tegelijk wekken hun verhalen niet de indruk dat er hoop is op verandering. Net als de taskforceleden in The Dialogue Police doen deze journalisten hun werk met de beste bedoelingen, maar ontdekken ze dagelijks dat de perfecte maatschappij niet bestaat. Hun uitgangspunt is een wereld waarin de machthebbers luisteren, en iedereen zich op een nette manier kan uitspreken. Hun realiteit is een spanningsveld van botsende stemmen, gevolgd door een gedempt geluid en een groot stilzwijgen.

Tijden en tickets.

 

21 maart 2025

 

Movies that Matter Festival 2025 – Deel 2: Israël en Palestina
Movies that Matter Festival 2025 – Deel 3: Rusland
Movies that Matter Festival 2025 – Deel 4: Op de drempel van oorlog

 

MEER FILMFESTIVAL

CinemAsia 2025 – Deel 2: Het welzijn van de generaties

CinemAsia 2025 – Deel 2:
Het welzijn van de generaties

door Tim Bouwhuis

Je familieleden heb je doorgaans niet voor het uitkiezen, de plaats waar je met hen samenleeft in veel gevallen wél. De laatste jaren besteedt CinemAsia uitgesproken aandacht aan de rijke verschillen tussen culturen, met als gevolg dat familierelaties en golven van migratie in veel van de geselecteerde films centraal staan.

Grasduinend door het programma van 2025 komen er verschillende titels voorbij die verbeelden hoe nauw het welzijn van de generaties samenhangt met een gevoel van ’thuis’. In Mongrels, Tale of the Land en Fly Me to the Moon wordt dit gevoel van toebehoren telkens gecompliceerd door de keuzes die oudere familieleden voor de jongere generatie hebben gemaakt.

Mongrels

Mongrels

Bloed aan de handen
Het warm gefilmde, maar onevenwichtige Mongrels toont hoe een driekoppig gezin het verlies van de moeder probeert te verwerken. In de hoop zijn sterkste rouwgevoelens achter zich te kunnen laten, heeft vader Sonny zijn Koreaanse thuisland verruild voor een idyllisch stukje Canadese natuur. In deze zonovergoten omgeving lijkt het geluk de familie weer toe te lachen, maar vooral Sonny weet zich maar moeilijk open te stellen voor nieuwe gewoonten en sociale contacten.

De eerste ruzies komen om de hoek kijken als tienerzoon Hajoon bevriend raakt met een jongen uit de buurt. “Je komt te dichtbij”, bijt Sonny hem toe als Hajoon zijn sociale plannen voor die dag uit de doeken doet. Ondertussen ontkomt de weduwnaar er zelf ook niet aan om zich naar de gebruiken van de plaatselijke bewoners te schikken. Een baanaanbod om te helpen met de jacht op een stel wilde honden bezorgt hem een ingrijpend schuldcomplex; “vergeef me voor wat ik moet doen”, fluistert Sonny’s voice-over aan het begin van de film. Niet veel later heeft de pater familias daadwerkelijk bloed aan zijn handen.

Debuterend regisseur Jerome Yoo (net als Sonny geboren in Zuid-Korea, maar woonachtig in Canada) haalt zichzelf veel hooi op de vork door het verhaal van de gemigreerde familie een zware symbolische lading mee te geven. Het eerste van de totaal drie hoofdstukjes heet bijvoorbeeld ‘God’, verwijzend naar het menselijke ingrijpen in de cyclus van leven en dood. Het levendige geluidsontwerp poogt in de geplaagde geest van de vader te kruipen. Blaffende bastaardhonden tergen zijn gemoedstoestand, zijn kinderen gooien olie op het vuur. Is dit écht wat hun moeder gewild zou hebben?

Het grotere plaatje
Filmmakers die zich buigen over migratiethematiek en de banden tussen generaties, hebben de uitdaging om invoelbaar drama te balanceren met het ‘grotere’ plaatje: de sociaal-culturele processen en gebruiken die in hun specifieke verhaal een rol spelen. In het dubbelzinnig getitelde Mongrels is dat enerzijds het contrast tussen lokale bewoners en traditiegetrouwe nieuwkomers, en anderzijds de omgang met het dierenrijk. Deze spanningen houden het verloop van de film zodanig bezig dat het nog al eens ten koste gaat van het persoonlijke drama.

Tale of the Land

Tale of the Land

De twee benoemde elementen zijn beter in balans in Tale of the Land, een kalm uitgesponnen drama over een jonge vrouw die met haar opa in een huis op het water woont. Nog voor het eerste filmbeeld te zien is, horen we de golven rond het onderkomen al stormachtig razen. Vroeg in het verhaal vertelt de opa waarom hij May hier onder zijn hoede houdt. Na het overlijden van haar beide ouders verloor de familie ook het eigendomsrecht over een stuk land én zijn binding met de buurtbewoners. “Het zijn allemaal verraders”, benoemt opa een trauma dat alleen terloops wordt aangestipt. May gaat de discussie niet op elk moment even fel aan, maar haar verlangen naar het vasteland groeit.

Nieuw land
Tale of the Land doet met zijn serene beelden van het waterhuis en omgeving regelmatig denken aan de cinema van Kim Ki-Duk, maar de dramatische aanpak van de Indonesische debutant Loeloe Hendra is een stuk gematigder. Met Shenina Cinnamon beschikt hij over een hoofdrolspeelster die juist non-verbaal overtuigt. De angst om het land te betreden, aangezwengeld en versterkt door het bijgeloof van haar grootvader, tekent haar gelaatstrekken in de zoektocht naar haar identiteit en bestemming.

Fly Me to the Moon

Fly Me to the Moon

In Mongrels, in Tale of the Land en ook in slotfilm Fly Me to the Moon nemen de (groot)ouders van de jongere hoofdpersonages steeds weer migratiebeslissingen met een blijvende impact. Het generatiedrama van Sasha Chuk (voor de derde maal in dit verslag een debuut) opent in het Hongkong van 1997, waar twee jonge zusjes uit de Chinese provincie Hunan met hun moeder intrekken bij hun vader. Al snel blijkt dat de man totaal niet bij machte blijkt de verantwoordelijkheid van het vaderschap te dragen. De meisjes zien hun vader vaker op het bezoekuur van de gevangenis dan thuis en worstelen ondertussen met de verschillen tussen hun nieuwe thuis en de provincie waar ze vandaan komen.

Leven in een tussenruimte
Chuk kiest ervoor om op twee momenten tien jaar vooruit in de tijd te springen, wat in dit geval ook betekent dat de zusjes door verschillende actrices worden gespeeld. De drie hoofdstukken sluiten niet zo naadloos op elkaar aan als je bij een dergelijke fragmentarische opzet zou hopen. Tegelijk weet de film stilistisch wel te intrigeren: zo vertrouwt de maakster op de kracht van pianobegeleiding in scènes waar je elders dialoog zou verwachten.

“In Hongkong noemen ze ons vastelanders, in Hunan noemen ze ons Hongkongers”, schetst een van de zusjes de tussenruimte waar ze dagelijks in leeft. Het is dezelfde tussenruimte die het gevoel van toebehoren parten speelt in Mongrels en Tale of the Land, en vooral de jongste generatie voor een keuze stelt. Willen zij de koers blijven volgen die hun (groot)ouders voor hen uitgestippeld hebben of durven zij hun eigen vleugels te spreiden? Migratie is in dit verband geen opgelegd kwaad, maar een doorlopend proces dat per generatie nieuwe bestemmingen blootlegt. Wat dat betreft had de organisatie van deze editie geen treffender slottitel kunnen kiezen.

De drie besproken films in dit verslag staan nog geprogrammeerd.

 

8 maart 2025

 

CinemAsia 2025 – Deel 1: Onmogelijke liefdes
CinemAsia 2025 – Deel 3: Delinquenten zoeken rechte pad

 

MEER FILMFESTIVAL

IFFR 2025 – Deel 5: Baden in het zonlicht

IFFR 2025 – Deel 5:
Baden in het zonlicht

door Tim Bouwhuis

Zwaai tijdens deze 54ste IFFR-editie de deuren van Pathé Schouwburgplein open, en een ijskoude februariwind herinnert je vrij abrupt aan de pluspunten van een vol filmprogramma. Een luchtje scheppen is gezond, prevelt de doorzetter op zo’n moment, maar na een minuutje koukleumen lonkt dan toch weer de luwte van de bioscoopzaal. Treffend genoeg bevat de line-up dit jaar verschillende titels die de winter voor even doen vergeten, met Nicolas Cage-flick The Surfer voorop. Terwijl de thermostaat overuren draait, kun je als cinefiel baden in het zonlicht.

“Van deze film ga je dorst krijgen”, verklapt de Ierse filmmaker Lorcan Finnegan als hij op een ongure vrijdagmiddag The Surfer voorstelt. De hoogzomerse komedie is opgenomen aan de zuidoostkust van Australië, waar de immer geflipte Nicolas Cage het moet opnemen tegen spinnen, slangen en een new age-achtige surfsekte. “Met die spinnen en slangen was Nicolas niet zo blij”, memoreert Finnegan de pittige draaiperiode; de beruchte acteur kon zelf helaas niet bij de vertoning aanwezig zijn.

The Surfer

The Surfer

Verongelijkt slachtoffer
In de vele jaren dat Cage al op het grote doek te zien te bewonderen valt (en eens kan zomaar de laatste keer zijn, als we hemzelf mogen geloven), hebben talloze liefhebbers en critici de acteerkwaliteiten van de markante Amerikaan bevraagt. Voor een deel is dat terecht, want met zijn onmiskenbare cultstatus en zijn zelfbewuste imago (zie: The Unbearable Weight of Massive Talent) heeft Cage regelmatig meer weg van een performancekunstenaar dan van een oprecht acteur. Toch is er één ding dat de man als geen ander kan: verongelijkte slachtoffers spelen.

Ging Cage in Dream Scenario nog ten onder aan de cancelcultuur, in The Surfer wordt hij geleidelijk uitgekleed (figuurlijk én letterlijk) door een stel lokale surffanaten die beslag hebben gelegd op hun favoriete stukje strand. Het bezitterige gedrag van de surfgang botst met de aspiraties van een opgewekte bezoeker, die niet alleen zijn zoon op een middagje watervertier wil trakteren, maar ook nog eens uit is op het eigendomsrecht van een nabijgelegen appartement.

Uitputtingsslag
Opzichtige pestacties van de karikaturale locals veranderen de welgestelde surfer in een nacht en een dag in een armoedige zwerver. Met gezichtsuitdrukkingen die laveren tussen zielig en wanhopig banjert Cage heen en weer tussen het strand, de parkeerplaats en het armetierige toiletverblijf. In de middaguren brandt de zon zo fel dat je je afvraagt hoe de crew het ooit zo lang met de acteur heeft uitgehouden. Het zweet parelt van Cage zijn gezicht, en daarmee ook van het scherm.

Het conflict tussen de strandgang en de onrechtvaardig behandelde outsider is zo sterk aangezet dat The Surfer na verloop van tijd behoorlijk op de zenuwen gaat werken. Dat de tegenspelers van Cage zich zo mogelijk nog schuldiger maken aan overacting dan de vermaarde acteur, spreekt boekdelen. Het wonderlijk ontsporende slotkwartier versterkt nog een laatste keer het gevoel van onverschilligheid dat dit dolgedraaide strandsprookje oproept. Anderzijds had Finnegan wel gelijk: na de film wil je pardoes een tussenstop maken bij de frisdrankautomaat.

Zomer van je leven
The Surfer overtuigt in het ophalen van zomerse sferen, maar komt als beoogde toevoeging aan de eigentijdse cultcanon matig uit de verf. Gelukkig draaien er in de dagen na het zien van het Cage-vehikel nog meer dan genoeg warmbloedige films die wél overtuigen. Het beknopte Camp d’été (met 78 minuten een van de kortste langspelers van het festival) speelt zich af op een massaal scoutingkamp in de Zwitserse bergen, waar jongeren van verschillende leeftijden de zomer van hun leven hebben.

Camp d'été

Camp d’été

Met slechts één camera bewegen regisseur Mateo Ybarra en zijn cinematografe zich tussen de talloze tenten, eettafels en toiletgebouwen om verschillende groepjes scouts te volgen. Ybarra kiest er bewust voor om niet voor één hoofdpersoon te gaan, zodat hij de enorme diversiteit van sociale ervaringen, gesprekken en rituelen vast kan leggen. Wijdere shots van de imposante omgeving plaatsen deze tijdelijke microkosmos alsnog in een ruimer perspectief.

Een kwestie van kleur
De warme gloed die de zomerse plaatjes van Camp d’été omringt, tekent in het Spaanse Deuses de pedra het landklimaat van de grensstreek Galicië. Debuterend filmmaker Iván Castiñeiras Gallego laat zijn publiek in een drieledig portret kennismaken met verschillende mensen die er wonen, en in de meeste gevallen ook geboren en getogen zijn. Geleidelijk meandert zijn aanpak van etnografie naar fictie. Tijdens de opnames ontmoette Castiñeiras Gallego een familie die hun huis en levens voor de regisseur openstelde. Deze ontmoeting mondde uit in het eenvoudig uitgewerkte, maar kernachtige coming-of-ageverhaal dat de derde en afsluitende akte siert.

Deuses de pedra

Deuses de pedra

Deuses de pedra is opgenomen op 16 mm, een analoog formaat dat digitale beelden vrijwel altijd naar de kroon steekt als het gaat om de diepte en tastbaarheid van de kleurfotografie. Als de film ongeveer een twintigtal minuten onderweg is, schakelt de regisseur welbewust van groezelige etnografische beelden naar een vrijetijdstafereel bij een beekje. Plotseling baadt het grijzig aangevangen debuut zo in het zonlicht. Door zijn verdere vertelling toe te spitsen op de band tussen verschillende generaties, zorgt Castiñeiras Gallego ervoor dat die overgang niet bijblijft als een botsing tussen heden en verleden maar als een continuüm.

De zon tegemoet
Met de warme toets van Deuses de pedra en Camp d’été zou je denken dat het nauwelijks zomerser kan, maar aan het Zuid-Koreaanse Hear Me: Our Summer kunnen ook deze prettige festivalontdekkingen niet tippen. De op papier volstrekt onnodige remake van het Taiwanese Hear Me (2009) heeft zo’n heldere aanblik dat er haast een therapeutische werking van uitgaat. Het glinsterende wateroppervlak van een trainingszwembad, een centrale locatie voor het verhaal, sluit perfect aan bij de vele buitenscènes, waarin de zon weldadig schijnt en regendruppels taboe blijven.

Hear Me: Our Summer

Hear Me: Our Summer

Het liefdesverhaal dat de film navertelt, blinkt bepaald niet uit in originaliteit. Met een speelduur van bijna twee uur lijkt dat zich op voorhand te gaan wreken, maar de aandoenlijke uitwerking en dito personages weten het gebrekkige (en richting het einde schier lachwekkende) scenario aardig te compenseren. Kijk zeker níet als je al te cynisch bent aangelegd, en mogelijk juist wél als je in deze maatschappelijk pessimistische tijden wel wat jeugdig optimisme kunt gebruiken. Onbeschaamde kalverliefde en overdadige zonneschijn doen tijdens het kijken van Hear Me: Our Summer de onverbiddelijke winter vergeten. Bij het verlaten van de zaal ziet de wereld er nét wat mooier uit dan voorheen.

Van de vier hierboven besproken films is Hear Me: Our Summer nog eenmaal te zien, op zaterdag 8 februari. 

 

7 februari 2025

 

IFFR 2025 – Deel 1: Humor, of het ontbreken daarvan
IFFR 2025 – Deel 2: Kunstmatige intelligentie in opmars
IFFR 2025 – Deel 3: Videofanaten
IFFR 2025 – Deel 4: Zuidoost-Aziatische luchtigheid
IFFR 2025 – Deel 6: Films die de grenzen opzoeken
IFFR 2025 – Deel 7: Drie keer fictie versus werkelijkheid
IFFR 2025 – Deel 8: Tragische figuren

 


MEER FILMFESTIVAL

IFFR 2025 – Deel 1: Humor, of het ontbreken daarvan

IFFR 2025 – Deel 1:
Humor, of het ontbreken daarvan

door Tim Bouwhuis

Op de dag dat de nieuwe film van Aanmodderfakker-regisseur Michiel ten Horn de 54ste editie van het IFFR opende, waren er voor pashouders ook alvast twee titels uit de kenmerkende Tigercompetitie te zien. Na het bekijken van Wondrous Is the Silence of My Master en Vitrival – The Most Beautiful Village in the World bleef één gedachte dominant: waar het luchtige Vitrival net wat te achteloos leunt op een mix van sketchachtige scènes, gimmicks en dorpse deadpan-humor, had het overwegend ernstige Wondrous Is the Silence of My Master juist wel wat meer humor kunnen gebruiken.

Als de naam ‘Vitrival’ niet trots op de zijkant van de plaatselijke politieauto zou prijken, zou je denken dat dit gehucht in het Franstalige deel van België geen naam mag heten. De onafscheidelijke politieagenten die met zijn tweetjes belast zijn met de handhaving van de openbare orde, hebben in principe genoeg aan een snipperuurtje om alle straten gedwee te doorkruisen. Tijd zat dus om met dorpsgenoten te keuvelen en een lurk van een rokerige vape te nemen.

Vitrival – The Most Beautiful Village in the World

Vitrival – The Most Beautiful Village in the World

De loop van de seizoenen
In Vitrival nemen de seizoenen hun loop en moet er heel wat gebeuren om het leven van alledag op stelten te zetten. In de zomer nodigt de gemeente voor één keer een DJ uit om de dorpelingen feestelijk te verenigen, in de winter steken diezelfde dorpelingen een enorme houtstapel in de brand (een ritueel dat verder wordt uitgediept in de film La cinquième saison van Peter Brosens en Jessica Woodworth). Een van de spaarzame zorgen die het dorp in zijn greep houdt, is dat er iemand fanatiek graffititekeningen van mannelijke geslachtsorganen verspreidt.

Herinneringen aan een landschap
Een nadere kennismaking met de binnenlandse setting van de film roept onwillekeurig herinneringen op aan het werk van Bruno Dumont, die al sinds La vie de Jésus (1997) verknocht is aan gehuchten in het Noord-Franse landschap. Zijn meest recente komedie L’Empire, die na de wereldpremière in Berlijn eerst ook in Nederland uit leek te komen (maar later toch stilletjes werd teruggetrokken), is een epische sciencefiction-komedie in parodierijke Star Wars-stijl, maar nog altijd met zo’n typisch dorpje als startlocatie.

Ook op deze IFFR-editie draait een titel die vooral qua setting wat aan Vitrival doet denken. Alain Guiraudies Miséricorde (een must-see voor liefhebbers van Stranger on the Lake) speelt zich net als zijn Belgische evenknie af in een pittoresk dorpje op het uitgestrekte platteland. Iedereen die nog iets te winnen meende te hebben in zijn leven, is al lang met de noorderzon vertrokken, en het zorgt dan ook voor flinke opschudding als een vroegere bewoner van het dorpje onaangekondigd arriveert voor de begrafenis van een overleden bakker.

Komedie met een randje
Wie eerdere films van Guiraudie zag, kan inschatten dat de interacties tussen de dorpsbewoners en de nieuwkomer er in het vervolg een stuk stoutmoediger aan toe gaan dan in Vitrival. Waar de film van het Brusselse duo Noëlle Bastin en Baptiste Bogaert blijft hangen in deadpan-dialogen en eigenaardige, maar onschuldige ontmoetingen tussen dorpsgenoten (lees: een politieagent die zijn vader probeert te laten stoppen met fikkiestoken in de tuin), ontaardt Miséricorde na de aankomst van de hoofdpersoon in een meer geladen schouwspel.

Buiten de toevoeging van een misdaadelement (de graffitispuiter in Vitrival verbleekt erbij) is Guiraudie – in tegenstelling tot zijn collega’s Bastin en Bogaert – bij uitstek geïntrigeerd door de seksuele verhoudingen tussen zijn personages. In Vitrival wordt er alleen gegrapt over de innige band tussen de twee hoofdpersonen, in Miséricorde gaat de zinderende (homo-)erotische spanning tussen de nieuwkomer en de zoon van de overleden bakker op den duur zelfs gepaard met geweld.

Houd je van subversieve humor, dan loont een kijkbeurt van Guiraudie’s genrecocktail (of een gemiddelde Dumont-film) waarschijnlijk meer dan een rondrit door het relatief gemoedelijke Vitrival. Onvermijdelijk hoogtepunt in Miséricorde is een scène waarin de plaatselijke priester vrij letterlijk in zijn hemd gezet wordt. Vergelijk die speelse religiespot maar eens met de dorpsbewoners die in Vitrival het kleine kerkje betrekken om hun zalvende samenzang te oefenen.

Miséricorde

Miséricorde

Een miserabel bestaan
Als Vitrival ergens de grens opzoekt, dan is het in de wijze waarop de komedie zelfdoding thematiseert. In het ruime halfjaar dat er in de vertelling verstrijkt, hebben meerdere mensen een eind aan hun leven gemaakt, en een betweterige dorpsgenoot denkt wel te weten waarom. “Ik heb een kleurschema gemaakt met de mentale gesteldheid van iedereen in het dorp”, vertelt hij de politieagenten tijdens hun patrouille. “Groen is nog oké, oranje zit ertussenin, rood is niet goed.”

Later slaat de verwarring alsnog toe, want de volgende persoon die zichzelf van het leven beroofde, had toch echt een groene kleur achter zijn naam. De agenten zijn ondertussen door de burgemeester belast met het uitdelen van flyers over het onderwerp; een therapeutische praktijk is in geen velden of wegen te bekennen.

Bastin en Bogaert laten hun belangrijkste personages in alle scènes even uitgestreken acteren, en dus óók op de momenten dat de film impliciet een serieus maatschappelijk probleem op de kaart zet. Het risico hiervan is dat de regisseurs hun publiek op den duur afstoten, omdat de toevoeging van dit tragische element zowel komisch als dramatisch niet lekker overkomt. Komisch: niet omdat er eigenlijk weinig te lachen valt, dramatisch: niet omdat de acteurs zich qua toon en lichaamshouding bewust niet aanpassen aan de situatie.

De gimmicks van Vitrival
In de scènes zónder tragische onderlaag is Vitrival bij vlagen grappig, maar jammer genoeg nooit echt vindingrijk of hilarisch. Een aantal momenten in de film zijn aandoenlijk (de agenten die om de beurt een spijker in een blok hout slaan) of lieten me glimlachen (een scène met twee machetes uit Congo), maar Bastin en Bogaert leunen ook wat gretig op running gags die op den duur vervelende gimmicks worden (lees: een meisje dat overal te pas en te onpas op een trommel slaat).

Reizen met de meester
Het gematigde succes waarmee de regisseurs van Vitrival humor centraal stellen, stond op de eerste festivaldag in boeiend contrast tot een andere Tigerfilm die voor de eerste keer vertoond werd. In het Montenegrijnse Wondrous Is the Silence of My Master blijft humor grotendeels achterwege, terwijl het periodedrama door de offbeat interacties tussen de personages juist wel wat meer luchtigheid had kunnen gebruiken.

Wondrous Is the Silence of My Master

Wondrous Is the Silence of My Master

Een uitgebreide introductietekst aan het begin van de openingsscène (regisseur Ivan Salatic noemt het begin van zijn film “in plaats van een proloog” en het eind “in plaats van een epiloog”) geeft duiding bij het wonderlijke universum waarin het verhaal zich afspeelt. Op een niet nader gespecificeerd moment duiken op een vismarkt geschriften op van ene Duko, die aan het begin van de 19ste eeuw zijn meester Morlok vergezelde op diens reizen door een uitgestrekt Oost-Europees gebied. Als het titelpersonage ziek wordt, strijken hij en zijn hofhouding voor een langere periode neer in een weelderig verblijf in Italië, waar de ijlende ‘heer van de heuvels’ zichzelf levensvragen stelt en Duko zich ook nog eens druk maakt om de dreigende aanwezigheid van verzettelijke Turken.

Theater en boekenplanken
Ondanks het archaïsche taalgebruik en de antieke aankleding van de hoofdlocatie kost het de belangrijkste acteurs in de film – de ‘meester’ voorop, al stelt Salatic op den duur wel intrigerende vraagtekens bij de precieze rolverhouding – moeite om te overtuigen als passanten van de 19ste eeuw. Dat ligt gedeeltelijk aan de theatrale insteek van veel scènes, waardoor je je te nadrukkelijk op een set waant, en gedeeltelijk aan het weinig overtuigende voorkomen van de (oorspronkelijke) meester.

Als de vertolker van Morlok bij de aanblik van een schijnbaar oneindige reeks boekenplanken (wie wel eens in een goede universiteitsbibliotheek is geweest, kan zich er een voorstelling bij maken) tot een stuk vijf keer toe “wat een hoop boeken mompelt”, drong zich bij ondergetekende een gedachte op die niet meer verdween: Wondrous Is the Silence of My Master had wel wat komedie kunnen gebruiken. Het eigenzinnige acteren van Morlok mag zo af en toe dan de milde suggestie van humor opvoeren, uiteindelijk is Salatics film wel degelijk serieus bedoeld (“een filmische bespiegeling over identiteit, ontheemding en de diepe band tussen mensen en de landen waar ze wonen”, leest de omschrijving op de IFFR-pagina).

IFFR-humor, of het ontbreken daarvan
Een meer luchtige benadering met wat zwarte humor op zijn tijd was de eigenzinnige dialogen en de theatrale enscenering waarschijnlijk flink ten goede gekomen. Het is precies de aanwezigheid van humor die een ander offbeat periodedrama als La mort de Louis XIV (Albert Serra, 2016) bijvoorbeeld tot een schot in de roos maakt. Nu komen een flink aantal scènes eerder lachwekkend over dan diepgravend, terwijl dat eerste juist niét de bedoeling is.

Wat is het aankijken nu meer waard, een komedie die de plank soms misslaat of een drama dat juist wel wat meer komedie had kunnen gebruiken? Generaliseren is veelgevraagd, maar als het op deze twee Tigerfilms aankomt, is de vraag toch een voorzichtige conclusie waard. Een komedieregisseur die doelgericht aan het werk gaat, maar niet volledig in zijn opzet slaagt, heeft nog altijd kans dat hij een deel van zijn publiek wél meekrijgt. Het cliché dat humor persoonlijk blijft, is er niet voor niets. Een dramaregisseur die wel een sausje van humor als smaakmaker had kunnen gebruiken, heeft zijn kans om zijn werk daarmee te verrijken daarentegen sowieso gemist. Gelukkig is de nieuwste film van Albert Serra ook te zien op deze IFFR-editie. Komen liefhebbers van dát enigma toch nog aan hun trekken.

 

1 februari 2025

 

IFFR 2025 – Deel 2: Kunstmatige intelligentie in opmars
IFFR 2025 – Deel 3: Videofanaten
IFFR 2025 – Deel 4: Zuidoost-Aziatische luchtigheid
IFFR 2025 – Deel 5: Baden in het zonlicht
IFFR 2025 – Deel 6: Films die de grenzen opzoeken
IFFR 2025 – Deel 7: Drie keer fictie versus werkelijkheid
IFFR 2025 – Deel 8: Tragische figuren

 

MEER FILMFESTIVAL

Terugblik 2024 – Deel 5: Palm, Leeuw en Beer

Terugblik filmjaar 2024 – Deel 5:
Palm, Leeuw en Beer

door Tim Bouwhuis

Hoe stel je vast of het voorbije kalenderjaar heeft geleid tot een mooie filmoogst? Bij InDeBioscoop kiezen we ervoor om de landelijke releaselijst van bioscooptitels als maatstaf voor jaarlijstjes te gebruiken, omdat het de enige ‘eerlijke’ manier is om af te bakenen wat Nederlandse filmkijkers sowieso op groot doek gezien kunnen hebben. Het is een criterium waar ik als redacteur achter sta, maar in een persoonlijke terugblik geniet je toch net wat meer vrijheid. Daarom een beschouwing aan de hand van drie monumenten: de prestigieuze filmfestivals van Berlijn, Cannes en Venetië.

Voor filmmakers met een onderscheidende visie zijn festivals anno 2024 nog altijd het walhalla van de cinema: passievolle evenementen waar hun werk een (eerste) publiek vindt en net even dat extra beetje aandacht geniet. Ergens voelt het achterhaald om dit zo stellig neer te pennen, omdat streamingdiensten al jaren aan de stoelpoten van de luie consument zagen. Tegelijkertijd leert de praktijk dat betrokken filmliefhebbers nog altijd smachten naar de voordelen van een fysieke vertoningsruimte en een gedeelde kijkervaring.

Samsara

Samsara

Prestigekwestie
Het afgelopen jaar keek ondergetekende met aandacht naar het aanbod van de drie grootste festivals die het filmlandschap rijk is. ‘Grootste’ is als het om festivals gaat vooral een prestigekwestie. Wie op het Lido van Venetië rondloopt, waant zich in een hoogzomerse microkosmos, maar de films die in de twee galazalen draaien doen er allemaal toe. Dat je in Berlijn twintig keer zo lang door de stad moet reizen om alle vertoningslocaties een bezoek te gunnen, plaatst het evenement niet automatisch in hoger aanzien.

Beer, Palm, Leeuw
Berlijn, Cannes en Venetië zijn begrippen in de festivalwereld, en een boeiend vertrekpunt als het om de duiding van de jaaroogst gaat. Loont het wat dat betreft om de winnaars van de drie hoofdprijzen (de Gouden Beer, de Gouden Palm en de Gouden Leeuw) naast elkaar te leggen, en vervolgens nog eens het palmares van eerdere edities erbij te pakken? Of zijn die prijzen al op voorhand te zeer besmuikt door de selecte voorkeuren van juryleden en bijkomende status-en erekwesties? Om die vragen goed te beantwoorden, zou op zijn minst een hele reeks artikelen nodig zijn. Toch hoop ik dat mijn beknopte besprekingen van de voorbije edities het gevoelsmatig mindere filmjaar (lees: festivaljaar) 2024 in een passend perspectief weten te plaatsen.

Cannes
In 2024 zijn alle drie de winnaars van de belangrijkste festivalprijzen nog in ditzelfde jaar uitgebracht in de filmtheaters. Anora van Sean Baker was met Halloween de eerste. Wie een kijkje op de fors gegroeide reviewsite Letterboxd neemt, ziet bijna alleen maar lyrische teksten over dit uitputtende melodrama voorbij komen. Opvallend, want de film heeft bepaald geen eenvoudige insteek (een Assepoester-achtig sprookje over een Amerikaanse prostituee die het geluk zoekt bij een steenrijke Russische jongen) en de actrice die de hoofdrol speelt schreeuwt in gezette scènes de halve geluidsband bij elkaar. Soit, je kunt het ook zo zien: de kijkers die er na een dik uur schoon genoeg van hadden, zijn waarschijnlijk sneller geneigd om zich op online platforms ook wat rustiger te houden.

Sinds zijn meest krachtige film, The Florida Project (2017), is Baker kind aan huis in Cannes. Na zijn competitiedebuut met Red Rocket (2021) voelt de bekroning van het fors opgeschaalde Anora als een rijkelijk vroege oeuvreprijs, temeer omdat de thema’s (arm en rijk, naïviteit en de ‘American Dream’, prostitutie) en de aangezette visuele contrasten van zijn eerdere films hier in overtreffende trap heersen. Een double bill met Triangle of Sadness (Gouden Palm 2023) zou niet misstaan. Een satire en een melodrama met uitgespeelde klassenverschillen als gemene deler.

Van de 22 titels die dit jaar in competitie draaiden, zag ondergetekende er vooralsnog negen (Anora meegenomen). Na het zien van Bakers film overheerste de gedachte dat er toch wel een meer verdiende winnaar van de Gouden Palm te vinden zou moeten zijn, maar van de acht andere titels in competitie konden er slechts twee op een (iets) hogere beoordeling rekenen: de intrigerende, maar iets te gretige satire The Apprentice en het conceptueel uitgekiende The Substance.

In mei, ten tijde van het festival, was de buzz dat The Seed of the Sacred Fig waarschijnlijk de hoofdprijs zou winnen. Daar lag echter een politieke factor aan ten grondslag: na de aankondiging dat het Iraanse drama mee zou dingen om de Gouden Palm, werden cast en crew ondervraagd door de autoriteiten en kreeg regisseur Mohammad Rasoulof zelfs een gevangenisstraf aan zijn broek. De maker van There Is No Evil (pakkende winnaar van de Gouden Beer in 2020) slaagde erin om zijn land te ontvluchten en stond bij de première op de rode loper, zonder enige kans op een behouden terugkeer.

Venetië
Waar de competitie-line-up van Cannes met terugwerkende kracht vooral teleurstellingen en zelfs regelrechte miskleunen (Emilia Pérez) opleverde, was de selectie van Venetië in 2024 juist een stuk sterker dan het jaar ervoor. Dat was alleen niet terug te zien aan de winnaar van de Gouden Leeuw. Arthouselieveling Pedro Almodóvar won in het verleden al wel eens een Oscar voor beste buitenlandse film, maar nam nog nooit een Beer, Palm of Leeuw mee naar huis. Juryvoorzitster Isabelle Huppert moét haast wel gevonden hebben dat daar een keertje verandering in mocht komen, en dat terwijl je zou wensen dat kwaliteit bij het jury-oordeel onbetwist op één staat.

Op het Lido liepen de reacties op Almodóvars eerste Engelstalige speelfilm uiteen. “Een mindere Almodóvar”, stelden sommigen, “vintage Almodóvar” hoorde je iets vaker. De meeste lof ging daarbij niet uit naar de maker, maar naar de vertolkingen van Tilda Swinton en Julianne Moore. Des te pijnlijker dat de jury boog voor een opzichtig geschreven issue-drama, dat zonder de overtuigingskracht van haar hoofdrolspeelsters al helemaal geen grond meer zou hebben gehad om op te staan. Almodóvar heeft echt al beter gedaan, en dat zegt iemand die geen liefhebber van het eerste uur is.

Door de flauwe oeuvreprijs voor de Spaanse meester was er minder erkenning voor The Brutalist, een groots drama-epos dat in selecte theaters kan blinken op 70 mm (IFFR en KINO, lezen jullie mee?). Brady Corbet was al eens in Venetië met het gedurfde Vox Lux en werd nu (terecht) tot beste regisseur uitgeroepen. Zijn derde en meest imposante film voelt als een machtige make-over van het minstens zo ongemakkelijke There Will Be Blood (Paul Thomas Anderson, 2008). Hoofdrolspeler Adrien Brody was sinds het zijdelings verwante The Pianist (de acteur vertolkt een Hongaars-Joodse migrant) niet meer zó goed. Nog meer indruk dan The Brutalist maakte het periodedrama Vermiglio (Maura Delpero), dat vrij onverwachts (maar geheel terecht) met de Grand Prix (in feite de ’tweede prijs’) ging lopen. Beide titels komen pas in het voorjaar van 2025 regulier uit in Nederland.

Van de 21 titels die dit jaar in competitie draaiden, zag ondergetekende er vooralsnog vijftien. The Brutalist en Vermiglio hadden allebei met stip de Gouden Leeuw mogen winnen; de huldiging van Almodóvar was een sof. Verder ben ik volgens mij nog altijd de enige journalist (althans, zo voelt het) die Pablo Larraíns operabio Maria prachtig én ijzersterk vond, deels omdat mijn verwachting van Angelina Jolies vertolking vooraf beneden het nulpunt lag. Babygirl van Halina Reijn (luidt op de Nederlandse releasekalender filmjaar 2025 in) zorgde voor de interessantste gesprekken, de tweede Joker-film ironisch genoeg voor de minst interessante.

Een kijkje in het Berlinale Palast tijdens het filmfestival van Berlijn 2024

Een kijkje in de Sala Darsena tijdens het filmfestival van Venetië 2024

Berlijn
Het filmfestival van Berlijn nam dit jaar afscheid van artistiek directeur Carlo Chatrian. Onder zijn hoede regende het artistieke vondsten in de Encounters-selectie, een tweede competitie die de grotere namen uit de hoofdcompetitie sinds 2020 regelmatig naar de kroon wist te steken. Aan het vertrek van de Italiaan lag een ingrijpende herstructurering van het festivalbestuur ten grondslag, waarbij bepalend was dat de organisatie van de Berlinale wordt aangestuurd vanuit het Duitse cultuurministerie.

Alsof Chatrian eigenlijk van tevoren al een beetje afscheid had genomen, voelde de Encounters-selectie dit jaar een stuk minder eigenzinnig en selectief dan in 2023, toen pareltjes als Samsara, El Eco en Here (alle drie in 2024 nog regulier uitgebracht) op het affiche prijkten en nog niet doorscheen dat er een baan op de tocht stond. Ook de hoofdcompetitie zorgde niet voor een spectaculair vaarwel, al liet de jury (onder leiding van Lupita Nyong’o) het voormalige programmahoofd van Locarno wel afzwaaien met een bijzondere winnaar.

Naar recent gebruik van Venetië (waar Julianne Moore in 2022 al de documentaire All the Beauty and the Bloodshed aanwees) bekroonden de 12 Years a Slave-actrice en consorten Dahomey, een verkapte essaydocumentaire die het via een bovennatuurlijke voice-over opneemt voor de slachtoffers van materieel kolonialisme. De film plaatst in amper een uur (!) vraagtekens bij de westerse behandeling (lees: roof) van kunst uit Afrikaanse landen, in dit geval Benin. Voor de Frans-Senegalese Mati Diop, eerder vooral bekend als actrice (35 Shots of Rum), gold dit hybride project als een meer uitgesproken opvolger van haar speelfilmdebuut Atlantique (2019).

Van de 20 titels die dit jaar in competitie draaiden, zag ondergetekende er vooralsnog twaalf. Vermoeiend was de zoveelste bijdrage van veelfilmer Hong Sang-soo, een van de weinige cineasten wiens werk je het liefst op een zo klein mogelijk scherm bekijkt. Grote hoogtepunten waren er eigenlijk niet, of ik slaagde er niet in om ze te zien (het Nepalese drama Shambhala moet erg bijzonder zijn).

Another End, met in de hoofdrollen Gael García Bernal en Renate Reinsve (The Worst Person in the World), verdween ter plaatse snel in het afvoerputje van de schrijvende pers, maar juist die film was door zijn futuristische thematiek (rouwen met behulp van verregaande technologie) en de melancholische toonzetting een van de beste vondsten. Het zegt veel dat er ondanks de aansprekende cast en het prestigieuze plekje op de line-up nog steeds geen Nederlandse distributeur is gevonden. Dat laatste geldt wel voor het knotsgekke L’Empire (de apocalyps in Bretagne, voor liefhebbers van Star Wars) dat eigenlijk dit najaar al uit zou komen, maar tot nu toe ontbreekt ieder spoor. Kennelijk moet het einde der tijden toch nog even wachten…


Top 5 van 2024

1. Samsara
2. La Chimera
3. Here
4. Melk
5. Showing Up

 

29 december 2024

 

Terugblik 2024 deel 1 – Cor Oliemeulen: Wie ben ik?
Terugblik 2024 deel 2 – Ralph Evers: Volwassen rebellen
Terugblik 2024 deel 3 – Bob van der Sterre: Films als relaxmachine?
Terugblik 2024 deel 4 – Bert Potvliege: Misschien helpt meditatie
Terugblik 2024 deel 6 – Yordan Coban: We zijn verdoofd door geweld
Terugblik 2024 deel 7 – Hoe het ‘gewone’ leven doorging

Imagine 2024 – Deel 5: Mens en dier, de dierlijke mens

Imagine 2024 – Deel 5:
Mens en dier, de dierlijke mens

door Tim Bouwhuis

Het verbeelden van de band tussen mensen en dieren is een geliefd filmonderwerp, maar op een genrefestival als Imagine gaan ze graag nog een stapje verder. In de fantasierijke werelden van Animale en Bird heeft een voorliefde voor het dierenrijk ingrijpende gevolgen. De buitenbeentjes die zich in beide verhalen aan de beesten verwant voelen, merken op den duur dat hun huid en geest beginnen te veranderen.

Het kan schijn zijn, maar de voorbije jaren lijken transformatieve titels over mens en dier een heuse vlucht te hebben genomen. Klassieke titels als Dracula (1931) en The Wolf Man (1941) kunnen deze indruk rap ontnuchteren, maar toch: vorig jaar schreef ondergetekende in deze periode met interesse over Le Règne Animal (over mensen die door een mutatieziekte beestachtig worden) en rebootfilm Wolf Man (Nederlandse release in januari 2025) is inmiddels ook onderweg.

Bloedzucht en het Beest
Misschien moeten we het young adult-(sub)genre in het bijzonder voor deze dierlijke tendens bedanken. Twilight en schatplichtige series als Teen Wolf zien de band tussen mens en dier niet alleen als een vraagstuk naar ‘mens’ of ‘monster’, maar als een empathisch mechanisme. Jonge filmkijkers – de Twilight-kijkers van toen zijn nu volwassen – beseften dat ‘anders’ niet per se verkeerd is, en vooruit, Robert Pattinson en Kristen Stewart moésten hun dierlijke instincten natuurlijk wel accepteren (lees: consumeren). Mens en dier zijn één, is de conclusie. De rigoureuze tweedeling van Beauty and the Beast is wat dat betreft ruimschoots achterhaald, al kon Disney het sprookje een paar jaar terug nog schaamteloos recycleren.

Animale

Animale

Vrouw in een mannenwereld
Fantasyfilms over mensen die in dieren veranderen hebben een geweldig thuis aan Imagine, en dat is dan ook precies waarom Emma Benestan op 30 oktober te gast was met Animale. Het twistrijke plattelandsdrama volgt Nemja, een zelfredzame jongedame die werkzaam is op een stierenranch. De driftigste beesten die ze doordeweeks ziet grazen, worden in het weekend ingezet bij het zogenoemde stierenrennen. De plaatselijke arena is normaal gesproken het domein van mannen met te veel testosteron; Nemja is de enige vrouw in de buurt die zich óók tot de discipline voelt aangetrokken.

In zijn eerste halfuur voelt Animale aan als een vrouwelijke versie van het in 2018 uitgebrachte The Rider. Waar dat empathische drama draait om de band tussen man en paard (en dat gegeven spint naar een genuanceerde kijk op mannelijke identiteit), brouwt Benestan stiekempjes een genrecocktail van mens en stier. “Toen ze hem neerschoten, had ik het gevoel dat ze mij neerschoten”, verzucht haar hoofdpersoon nadat een van de beesten genadeloos door een opzichter is geslachtofferd. Voor de mannen in haar omgeving is een stier een ruilmiddel of jaagtrofee, voor Nemja (ook) een bezielde metgezel.

Het mag inmiddels geen spoiler meer heten dat de moedige stierenrenster geleidelijk steeds meer dierlijke trekjes aan gaat nemen. Benestan begint nog voorzichtig met het verbeelden van Nemja’s transformatie, en schiet pas in de slokakte vol in de fantasiemodus. Zodra ze dat doet, wordt de film helaas ook direct problematisch: de ontwakende ‘tweede natuur’ van het meisje wordt namelijk misbruikt om een wraakmoord te rechtvaardigen.

Afrekenen met de ‘male gaze’
Deze uitwerking van Animale onderstreept dat de thematiek van de dierlijke mens niet onschuldig is. Het gaat erom wat je ermee doet. Als een collegiaal feministische echo van Coralie Fargeats Revenge (2017) wil de film iets zeggen over de enorme impact van seksueel misbruik, maar die poging valt misplaatst uit door de manier waarop de vergelding daarvan wordt gemaskeerd. Zonder dierlijke transformatie zou Nemja zich niet zomaar tegen de mannen in haar omgeving kunnen wapenen. Dat is tragisch, maar nog altijd beter dan wat de film nu impliceert.

Maar wacht even, kon Revenge dan ook niet door de beugel? Ironisch genoeg wel. Juist doordat Fargeat in haar felle debuutfilm (het recent uitgebrachte The Substance is een enerverende, maar mindere opvolger) geen blad voor de mond neemt – haar verbeelding van de ‘male gaze’ en het wreken daarvan laat niets te wensen over – kun je twijfelen aan de gemeendheid van de letterlijke gebeurtenissen. Proclameert de maakster dat we kwade mannen stante pede moeten executeren of gaat het haar eigenlijk om het blootleggen van hardnekkige (misogyne) genreconventies?

Bij Benestan kan deze vlieger niet opgaan, omdat ze doelbewust een metafoor (annex genre-element) inzet om tot de kern van haar verhaal te komen. Juist die impliciete manier van vertellen maakt het lastig om de ontknoping nog ambigu te interpreteren, hoe tegenstrijdig dat misschien ook mag klinken. Animale is vaardig gemaakt, en heeft in Oulala Amamra een energieke hoofdrolspeelster. Toch overheerst na afloop de wrange nasmaak.

Beschermengel
In Andrea Arnolds vijfde speelfilm Bird is de transformatie van mens naar dier gelukkig een stuk prettiger verantwoord. Haar jonge hoofdrolspeelster is Bailey, een twaalfjarig meisje dat woonachtig is in een sterk verpauperde buurt. Vader Bug (Barry Keoghan, uit The Banshees of Inisherin en Saltburn) hoort zich over haar te ontfermen, maar heeft het te druk met zijn eigen grillen. De warmte en het begrip die het meisje zo goed kan gebruiken komt daarom van Bird, een excentrieke bezoeker die plotsklaps in haar leefomgeving opduikt.

Bird

Bird

Het titelpersonage wordt gespeeld door Franz Rogowski, een Duitse steracteur met een onderscheidende stemklank en een teruggetrokken verschijning. Zijn introductie tijdens een natuurwandeling is zo abrupt dat Bailey haar ‘imaginary friend’ lijkt te hebben gevonden, maar eenmaal terug in het dorp blijken andere mensen Bird ook gewoon waar te nemen. De nieuwkomer zegt op zoek te zijn naar zijn geboortehuis, en Bailey wil hem graag een handje helpen. Dan blijkt er toch iets bijzonders met haar vriend aan de hand te zijn…

Filmen op ander terrein
Sinds haar rauwe short Wasp (2003) en het daaropvolgende speelfilmdebuut Red Road staat Andrea Arnold bekend om gevoelige, maar altijd (sociaal)realistische content. Als Bird zijn magisch-realistische ondertoon vrijgeeft, is dat voor Arnolds begrippen een behoorlijke stijlbreuk. Sterker nog: toen ondergetekende meekreeg dat deze film op Imagine zou draaien, was de eerste indruk dat dat ongetwijfeld op een foutje moest berusten.

Met wat fantasie kun je Bird een twist op Kes noemen, de invoelbare dramaklassieker waar Ken Loach-liefhebbers nog altijd op kunnen teruggrijpen. In navolging van Animale beweegt dit drama zich daarbij geleidelijk van empathie naar transformatie. In eerste instantie is de wonderlijke aanwezigheid van Bird een bron van troost en bescherming. Ze helpt Bailey door een eenzame periode als opgroeiende tiener heen, die toepasselijk wordt ingeluid door haar eerste menstruatie. Pas later begint het meisje ook echt op haar beschermengel te lijken.

Juist omdat Bird zich afspeelt in een voor Arnold vertrouwde setting, voelt haar kennismaking met het magisch realisme vreemd en onwennig. Als de prettig onvaste camera van Robbie Ryan (op Film Fest Gent nog voorzitter van de jury) een zwerm echte vogels in beeld vangt, is dat geen Malickiaans moment maar een droomachtige voorbode. Vooral met Fish Tank liet Arnold al zien hoe terloops ze indrukken van natuurlijke schoonheid kan verbinden met menselijk drama, maar in Bird leiden die indrukken naar onontgonnen terrein. Door de wat vlakke metafoor – de vleugels van een vogel beschermen, maar bieden ook de mogelijkheid om weg te vliegen – en de mismatch tussen Rogowski en zijn omgeving (de CGI helpt niet mee) mag het resultaat er helaas niet echt zijn.

De verkeerde afslag?
De transformatie van mens naar dier bezorgt Animale en Bird hun verdiende ticket naar Imagine, maar de uitwerking van die thematiek zorgt in beide gevallen voor dubbele gevoelens. Beide films zijn krachtiger en overtuigender zo lang hun hoofdpersonages nog verwikkeld zijn in het inleidende drama. Eenmaal op genreterrein nemen Benestan en Arnold een afslag zonder gebruik te maken van hun knipperlichten. In Benestans geval is dat een grove overtreding, bij Arnold is het vooral verrassend en gewaagd. De vraag die resteert, is de meest ironische die je in het kader van Imagine kunt stellen: hadden deze makers niet beter een ‘conventionele’ dramafilm kunnen maken?

 

1 november 2024

 

Deel 1: Horror
Deel 2: Mysterie en spanning
Deel 3: Sciencefiction
Deel 4: Komedie

 


MEER FILMFESTIVAL

Film Fest Gent 2024 – Deel 5: Henry Fonda for President

Film Fest Gent 2024 – Deel 5:
Henry Fonda for President

door Tim Bouwhuis

Het gebruikelijke klassiekerprogramma van dit Film Fest Gent is onvermijdelijk geïnspireerd door de donkere wolk die boven de Verenigde Staten hangt. Oók (of misschien juist) als Kamala Harris op 5 november als winnaar uit de bus komt, is verdere verdeeldheid en tumult zo goed als gegarandeerd. Een selectie van paranoïde prenten uit het Koude tijdperk sluit wat dat betreft natuurlijk naadloos bij de tijdgeest aan. In dit verslag aandacht voor de wijze waarop Gent het vizier dit najaar op de VS richt, maar dan wel door een wat alternatieve lens.

De majestueuze essaydocumentaire Henry Fonda for President (2024) hoort officieel niet bij het Amerikaanse programma, en toch plakt dit groots opgezette project (na drie uur begint de aftiteling te lopen) als de lijm die al die oudere films bij elkaar houdt. De Oostenrijkse filmhistoricus, criticus en curator Alexander Horwath neemt het indrukwekkende acteursoeuvre van Henry Fonda (1905-1982) als uitgangspunt voor een reis door een almaar uitdijend filmlandschap.

Henry Fonda for President

Kronkelend als een termiet
Naar het straffe voorbeeld van het qua aanpak zeer vergelijkbare Los Angeles Plays Itself (2003) vermengt Horwath een duizelingwekkende hoeveelheid filmfragmenten met hedendaagse opnames van de Verenigde Staten. Als een grondige kroniek is de documentaire gestructureerd aan de hand van jaartallen en plaatsen, die telkens een intrinsieke link hebben met het (acteurs)leven van Fonda. Tegelijk laat Horwath zijn creatieve ingevingen doorheen deze hoofdstukjes continu de vrije loop. “Ik werk als een soort termiet”, onderstreept hij tijdens de afsluitende Q & A.

Veel van de hedendaagse opnames zijn gedraaid in het Amerikaanse binnenland, waar John Ford zijn befaamde westerns schoot (My Darling Clementine is de meest voor de hand liggende referentie) en de ‘Henry Fonda Memorial Highway’ de omgeving van geboorteplaats Grand Island (Nebraska) doorkruist. Toch zijn het de spaarzame scènes in de stad die het meest weten te prikkelen. Een voornaam promotiebeeld van de film (ook op de bewuste pagina van Film Fest Gent) verklapt al welk tafereel de zinnen op een gegeven ogenblik weet te prikkelen: een straatartiest die de verschijning van Donald Trump heeft aangenomen, waggelt in Henry Fonda for President als een nar over een druk verkeerskruispunt.

Van vastgoedmagnaat tot nar
“Mijn producente wilde helemaal niet dat ik dit beeld voor promotie zou vrijgeven”, glimlacht Horwath na de film. “Maar ik wist dat als ik het zou doen, iedereen hem zou gebruiken”. Toen Henry Fonda overleed, was Trump Tower nog in constructie en stond de toekomstige president nog te boek als een compromisloze vastgoedmagnaat. Het is precies de periode waar de opgeblazen satire The Apprentice (Ali Abbasi, 2024) over gaat, niet toevallig een van de vele hedendaagse titels op het festivalprogramma.

Henry Fonda for President gaat nooit expliciet over het Amerika van nu, maar in de schaduw van de jolige Trump-vertolker liggen de parallellen en associaties voor het oprapen. De titel van de documentaire is ontleend aan een sitcomaflevering uit de jaren zeventig, waarin de vrijzinnige Maude (Bea Arthur) bezeten raakt door de gedachte dat Henry Fonda president zou moeten worden. Horwath toont het moment waarop de acteur (toen al aardig op leeftijd) zelf het decor betreedt, en geeft na afloop van de vertoning de broodnodige context: Fonda zou gretig aan de sitcom hebben meegewerkt, mede omdat hij zo op speelse wijze voor eens en altijd de geruchten over zijn politieke ambities de kop in kon drukken.

Een rechtschapen president
De gedachte dat Fonda een rechtschapen president zou zijn, is niet alleen ontleend aan het feit dat hij in Fail Safe (1964) daadwerkelijk een president in crisistijd speelde. Vooral in de jaren van 12 Angry Men (1957; de enige film die hij zelf ook produceerde) liet de acteur doorschemeren hoe hij als mens in elkaar stak, en welke kwaliteiten hij van daar uit graag zou terugzien in de ambtenaren die zijn land politiek vertegenwoordigen.

Zelf had hij dergelijke ambities niét, zet Horwath overtuigend uiteen. Fonda was een idealist van de bovenste plank, maar tegelijkertijd twijfelde hij continu aan het gewicht van die opvattingen en was hij totaal niet eerzuchtig. Die laatste twee wapenfeiten droegen eraan bij dat hij zich wel politiek uitsprak, maar eerder zijn voorkeur bevestigde voor andere leiderstypes (onder meer Franklin Delano Roosevelt en John F. Kennedy) dan dat hij zichzelf ergens verkiesbaar stelde.

Henry Fonda for President

De bescheidenheid zelve
Archiefbeelden die voornamelijk afkomstig zijn uit Fonda’s laatste levensjaren zetten Horwath’s observaties over de mens achter de acteur – als de twee al te onderscheiden zijn – kracht bij. Schoorvoetend accepteert hij in 1980 een ere-Oscar voor zijn volledige oeuvre, omdat die niet iets zegt over zijn vermeende klasse als filmster (en daarmee pure persoonsverheerlijking zou zijn), maar over een bredere culturele bijdrage. Het beeldje voor zijn zwanenzang On Golden Pond (1981) wordt twee jaar later in ontvangst genomen door zijn dochter Jane Fonda.

Fonda speelde twee van zijn meest overduidelijk politieke rollen in hetzelfde jaar (1964), en precies die twee films zijn opgenomen in het ‘American Dream/American Nightmare’-programma dat curator Patrick Duynslaegher voor deze editie heeft opgesteld. Het is daarom treffend dat Film Fest Gent deze scherpe essaydocumentaire óók kon draaien. In het zog van Fail Safe en The Best Man, waarin de acteur een principiële, maar niet altijd even fatsoenlijke presidentskandidaat vertolkt, laat Henry Fonda for President de suggestie van een groot nakomend uitroepteken achterwege. Kritiek uiten op Republikeinse volksmenners (Ronald Reagan werd president in Fonda’s laatste jaren) is één ding, zelf de handschoen opnemen dus iets geheel anders.

Ultieme verbinder
Horwaths duizelingwekkende reis door de filmgeschiedenis van Fonda is dan ook bepaald geen pamflet, maar een gelaagde beschouwing over de dunne lijn tussen de politieke werkelijkheid en de kracht van geëngageerde cinema. In het bredere kader van het klassiekerprogramma ontpopt de film zich tot ultieme verbinder: een politieke en filmische kroniek die het Amerika van vroeger en nu met veel tact de maat neemt. En die Trump-vertolker, de straatartiest in zijn karikaturale maatpak? Die zou Henry Fonda dan tóch met een argwanende blik in zich hebben opgenomen.

 

18 oktober 2024

 

Deel 1: Openingsfilm
Deel 2: Veerkrachtig, maar kwetsbaar
Deel 3: Competitiefilms (1)
Deel 4: Competitiefilms (2)
Deel 6: Films over rouw

 


MEER FILMFESTIVAL

Film Fest Gent 2024 – Deel 2: Veerkrachtig, maar kwetsbaar

Film Fest Gent 2024 – Deel 2:
Veerkrachtig, maar kwetsbaar

door Tim Bouwhuis

Tijdens de eerste dagen van Film Fest Gent 2024 maken twee gevoelsrijke coming-of-agefilms hun publiek deelgenoot van het stormachtige pad naar jongvolwassenheid. Julie Zwijgt en Good One volgen en doorgronden de belevingswereld van Julie en Sam, twee compleet verschillende tienermeisjes die in hun vroeg volwassen veerkracht tóch met elkaar zijn verbonden. In beide films gaat die veerkracht door toedoen van volwassenen een wrede balans aan met een nog altijd jeugdige kwetsbaarheid.

In de Belgische Oscarinzending Julie Zwijgt draagt een talentvolle tennisster op een eliteacademie een waarheid van lood met zich mee. Het ontslag van een geroutineerde coach heeft een onrustige stroom van geruchten op gang gebracht, en Julie is een van de speelsters die na zijn vertrek apart wordt genomen voor verkapte verhoorgesprekken. De titel verklapt hoe schuchter het meisje op de vragen naar haar ervaringen reageert.

Julie Zwijgt

Julie Zwijgt

Trip met tentstokken
Als de Amerikaanse indie Good One zich in gang zet, is er eigenlijk nog niets dat aan het zwijgen van Julie doet denken. De goedlachse Sam pakt haar laatste spullen voor een uitdagende roadtrip, die haar in het gezelschap van haar vader en zijn beste vriend ver van de bewoonde wereld vandaan zal leiden. Speels en gevat gaat ze al snel de confrontatie met het bonte stel aan. Van de drie reizigers is Sam ironisch genoeg de best uitgeruste hiker: vooral de vriend van haar vader lijkt nog nooit tentstokken te hebben aangeraakt.

Als het drietal een tijdje in de natuur heeft doorgebracht, gebeurt er iets (verbeeldingsruimte is kostbaar) dat Sam compleet anders naar haar hiketocht laat kijken. Het is geen ‘worst case scenario’, zoals die waarheid van lood die Julie doet zwijgen. En toch zet het Sams denken behoorlijk op de kop, en verandert het Good One (als in: ‘goede grap’, vraagteken?) in één omslag van toon en richting.

Daders en slachtoffers
In Julie Zwijgt is vanaf het begin duidelijk dat we te maken hebben met een meer complexe en ambigue verwerking van een #MeToo-verhaal. Good One definieert zichzelf nooit op zo’n geëngageerde manier, maar de debuterende filmmakers achter de twee titels (Leonardo van Dijl, India Donaldson) onderscheiden zich nog altijd als creatieve en empathische verwanten. Hun aandacht voor de gevoelens en lichaamstaal van de meisjes is een verademing in een zee van films die zich blindstaren op ‘waarom’-vragen en tegenstellingen tussen daders en slachtoffers.

Dat laatste gaat vooral op voor Julie Zwijgt, dat niet in de valkuil valt om de gebeurtenissen van eerder tot in detail terug te willen halen. Van Dijl heeft een geslepen cameraman aan Nicolas Karakatsanis (Rundskop), die haar regelmatig isoleert tegen de wanden van kale (trainings)ruimtes en haar verschijning met subtiele wisselingen van lensfocus afzet tegen haar benauwende omgeving. Veel scènes zijn bovendien ongewoon donker belicht, nog maar eens een manier waarop we dichterbij Julies geestestoestand komen en voorzichtig kunnen proberen haar te gaan begrijpen.

Sprekende stiltes
Zowel in Julie Zwijgt als in Good One maken bedachtzame stiltes de spreekmomenten krachtiger. De actrices die Julie en Sam spelen, blinken uit in lichaamstaal: wat ze niét zeggen, schijnt regelmatig door in hun gelaatstrekken, en wat ze wel zeggen telt. De Vlaamse Tessa van den Broeck mag dan mede in Julie Zwijgt zijn beland omdat ze daadwerkelijk straf kan tennissen, ze blijkt een natuurtalent in het uitdrukken van verscholen ongemak.

Knap subtiel is een gesprek met haar nieuwe coach in de coulissen van de trainingshal, kort nadat hij haar publiekelijk geprezen heeft om haar slagtechniek. Als Julie hem vraagt om dat de volgende keer minder nadrukkelijk te doen, is op zichzelf overduidelijk waar haar geprikkelde gevoel vandaan komt. Wat de scène gelaagd maakt, is de manier waarop ze haar woorden kiest en die van haar coach weegt. Met elke waarheid die ze nog maar eens inslikt, navigeert ze zich langs de bezorgde mensen uit haar omgeving. Een omgeving die nog altijd een stempel van dreiging en ongemak draagt.

Good One

Good One

Over de Muur
Good One oogt lange tijd een stuk onschuldiger, en zoals het een aandoenlijke roadmovie past is het spel van de doorbrekende Lily Collias (die als verschijning doet denken aan Thomasin McKenzie, uit het met Good One vergelijkbare Leave No Trace) in eerste instantie ook een stuk speelser. Schalks lachend hoort Sam de sterke verhalen van haar reisgenoten aan, van haar vader die haar de les probeert te lezen over haar autorijkunsten tot de goede vriend die na deze natuurtrip het liefst heel China zou doorkruisen (althans, dat laat ‘ie zichzelf geloven).

Na de donderslag bij donkere hemel – die bij ondergetekende zodanig insloeg dat de bespreking ervan net dat beetje geheimtaal verdient – vervolgt Sam de tocht die ze al voor vertrek had ingezet. Haar pad naar volwassenheid leidt haar naar een wonderschoon kabbelende rivier, die in zijn close-ups van planten en dieren doet terugdenken aan de klassieker The Night of the Hunter (1955). Dichterbij de natuurlijke verbeelding van een overgangsritueel kun je als filmmaker haast niet komen.

Te jong volwassen
Night of the Hunter ontpopte zich in zijn christelijke symboliek als een donker en moralistisch sprookje over het verlies van onschuld. Julie Zwijgt en Good One houden zich ver van zo’n groter geheel: de gevoelens en inzichten van Julie en Sam zijn leidend, want dit is hún verhaal. En met hun scherpe blikken tonen ze een wereld die veel te jong volwassen is geworden.

Julie Zwijgt is op maandag 14 oktober nog eenmaal te zien in Gent, Good One op donderdag 17 oktober. Good One draait ook op het LIFF. Beide films verschijnen in 2025 in de Nederlandse filmtheaters.

 

13 oktober 2024

 

Deel 1: Openingsfilm
Deel 3: Competitiefilms (1)
Deel 4: Competitiefilms (2)
Deel 5: Henry Fonda for President
Deel 6: Films over rouw

 


MEER FILMFESTIVAL

Film Fest Gent 2024 – Preview

Film Fest Gent 2024 – Preview
Feest van voorpremières met een randje Amerikaanse paranoia

door Tim Bouwhuis

Heb je de komende maanden geen tijd om voor elke veelbelovende arthouse-release het filmtheater op te zoeken? Boek dan een weekje vrij voor Film Fest Gent, want op het aangename najaarsfestival zijn de voorpremières van verwachte titels niet op een hand te tellen. Omdat de boel in de Verenigde Staten politiek op springen staat, is er bovendien een klassiekerprogramma met een aantal paranoïde prenten voorzien.

Filmliefhebbers in de Benelux hoeven de komende maanden niet te vrezen voor een lege releasekalender. Van de 95 langspeelfilms die Film Fest Gent op zijn 51ste editie voorstelt, staan er naar schatting zo’n 50 op de langetermijnplanning van distributeurs. In de ruime zalen van de Kinepolis worden deze titels passend ingeluid, niet zelden in het bijzijn van de maker(s) en soms van de crew. Dat laatste geldt voornamelijk voor de (landelijke) premières van Belgische films, die vaker dan eens ook bij de hoogtepunten van de bewuste festivaleditie horen.

Julie Zwijgt

Julie Zwijgt

Belgische trots
Vorig jaar waren openingsfilm Holly (Fien Troch) en Here (Bas Devos) twee van de stil nazinderende drama’s die Gent met terechte trots mocht presenteren. Anno 2024 lijkt de spoeling op het gebied van bewezen auteurscinema iets dunner, maar is er wel een veelbelovend speelfilmdebuut te noteren: Leonardo van Dijls tennisdrama Julie Zwijgt haalde het tot de Semaine de la Critique, een belangrijk bijprogramma in Cannes, en ging daar niet onopgemerkt voorbij. Het uitgangspunt van de film (een sportieve tiener krijgt te maken met misbruik door een coach) doet denken aan Slalom, dat in 2020 in Gent te zien was.

Van de Belgische regisseurs die er al een staat van dienst op nahouden, zijn vooral de bijdrages van Tim Mielants en Fabrice Du Welz opvallend. Small Things Like These (meer over deze film in ons eerste festivalverslag, red.) opent na het filmfestival van Berlijn nu ook Film Fest Gent, terwijl de (letterlijk en figuurlijk) modderige politiethriller Maldoror een van de twaalf titels in de officiële competitie is. Du Welz was voor het laatst in Gent in 2021 (met Inexorable) en wist ook toen al wát goed hoe hij tegelijk kon boeien en choqueren.

Documentaire vondsten
Voor de bezoekers die twee films (zie ook Un Silence van Joachim Lafosse) over (of beter: geïnspireerd door) kindermoordenaar Marc Dutroux in één jaar wat veel vinden, heeft Du Welz overigens ook nog een volledig losstaande documentaire meegebracht. La Passion Selon Béatrice is, de titel hint er al naar, een eerbetoon aan de bekende Jezusfilm van Pier Paolo Pasolini, door de ogen van een actrice (Béatrice Dalle, uit Betty Blue) die ook in Maldoror te zien is.

Veelbelovende documentaires zijn er deze editie van Nicole Vögele (wiens Closing Time uit 2018 een weinig gezien pareltje is) en Robin Vanbesien, die met rouwportret hold on to her de tweede Belgische titel in competitie levert. Direct Action (drieënhalf uur in het zog van activisten) en Favoriten (vlieg op de muur in een basisschoolklas) zijn beiden overgewaaid uit Berlijn, terwijl de Amerikaan Alex Ross Perry (bekend van zijn drama’s met Elisabeth Moss) in Venetië met een naar verluidt behoorlijk hybride muziekdocumentaire kwam.

Met uitgang van Favoriten (en, vooruit, Maldoror) hebben de hierboven genoemde films nog iets gemeen buiten het feit dat het documentaires zijn. Het zijn allemaal titels zonder Nederlandse distributeur, en daarmee genieten ze in de ogen van ondergetekende bijzondere aandacht. In vergelijking met eerdere jaren liggen de pareltjes die je per se in Gent moet ontdekken niet meer voor het oprapen, maar dat wil niet zeggen dat ze er niet meer zijn. Zo oogt Edge of Summer als een betoverend coming-of-agedebuut in de geest van Falcon Lake, een van de absolute hoogtepunten van Gent 2022.

Politieke paranoia
Hoe zit het dan met het klassiekerprogramma, dat altijd wel een paar mooie gelegenheden biedt om titels van weleer gerestaureerd of zelfs op 35mm te zien? Geheel in lijn met de actualiteit kiest Gent ditmaal voor Amerikaanse drama’s en thrillers die de binnenlandse en internationale politiek van pakweg de jaren ’50 tot het einde van de Koude Oorlog doormidden zagen. Naast het complotzieke The Parallax View worden beide versies van The Manchurian Candidate vertoond, behandelen On The Beach, Fail-Safe en (natuurlijk) Dr. Strangelove de angst voor het vallen van de Bom en komt zelfs Starship Troopers voorbij.

Wedding in Galilee

Wedding in Galilee

Oog op Palestina
Je vraagt je af hoe het nog actueler kan met de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 5 november aanstaande, maar met een aantal titels uit en over Palestina wordt ook de dagelijkse kost van elke (digitale) krant niet vergeten. Kapstok is een speciale talk met de in België gevestigde Palestijn Michel Khleifi, die op donderdag 10 oktober ook nog eens zijn bekroonde drama Wedding in Galilee presenteert. Toen de film in 1987 in Cannes vertoond werd, betrof dat de eerste productie van een Palestijnse regisseur die ook echt in Palestina gedraaid was. Ook de in Berlijn veelbesproken documentaire No Other Land en (het volledig in Europa geproduceerde) drama To a Land Unknown maken deel uit van het festivalprogramma.

Rouw en verdriet
De inclusie van het Belgische hold on to her hintte er al even naar, maar bovengemiddeld veel films in het festivalprogramma draaien om verdriet en rouwverwerking. Dat kan ernstig, maar ook met een zwart-komisch randje, zoals in de slotfilm Waarom Wettelen. Met dank aan romanschrijver Dimitri Verhulst, die hier debuteert als regisseur, verwachten we er dit jaar met een wrange lach en een traan uit te gaan. In een van onze geplande verslagen zullen we zeker aandacht aan het overkoepelende thema te besteden, al komt de titelvraag van Verhulst misschien iets te laat. Gelukkig hoeft dat niet uit te maken: ook als ‘Waarom Wettelen’ een raadsel zou blijven, weet u altijd nog ‘Waarom Gent’.

Film Fest Gent 2024 opent op woensdag 9 oktober en gaat door tot zondag 20 oktober. Bezoek de website voor meer informatie over het programma en de ticketverkoop.

 

5 oktober 2024

 


MEER FILMFESTIVAL