***
recensie Bankier van het Verzet
Held zonder faam
door Alfred Bos
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verzon bankier Walraven van Hall, met instemming van de Nederlandse regering in Londen, trucs om het verzet tegen de Duitse bezetter te financieren. Hij betaalde met zijn bloed.
Zwervers zitten dagelijks bier te slurpen in het parkje aan het Frederiksplein in Amsterdam, tegenover de Nederlandsche Bank. Aan hun voeten, bij de fontein, ligt een bronzen boom, een gevelde reus. Het is een monument voor Walraven van Hall, de bankier die tijdens de Tweede Wereldoorlog de financiering van het verzet organiseerde. Van Hall heeft het einde van de oorlog niet gehaald; zijn illegale bank, het Nationaal Steunfonds, wel. Dat had na de oorlog nog 22 miljoen guldens in kas. Daar werd in 1956 het Nationaal Monument op de Dam mede van betaald.
Barry Atsma speelt Walraven (‘Wally’) van Hall in de film die Joram Lürsen over de lang vergeten oorlogsheld heeft gemaakt. Bankier van het Verzet maakt duidelijk dat Hollandsche preutsheid – je kunt het ook schijnheiligheid noemen – de reden is geweest waarom Van Halls rol in het verzet lange tijd is verzwegen. De Nederlandsche Bank had, via Van Hall, ‘fraude gepleegd’ en dat kon natuurlijk niet, werd zijn broer Gijs na de oorlog door een geheime commissie duidelijk gemaakt. Gijs van Hall werd in 1957 benoemd tot burgemeester van Amsterdam. De boom voor zijn broer stamt uit 2010.
Abstract drama
Gijs van Hall, vertolkt door Jacob Derwig, is de verteller van Bankier van het Verzet. Zijn gesprek (interview? ondervraging?) met de naoorlogse commissie vormt proloog en epiloog van het verhaal over de broers en hun schaduwbank dat als lange flashback wordt verteld. Gijs, de oudste van de twee, is de serieuze; Wally meer onbezorgd, brutaler ook. Hun nemesis is de NSB-er Rost van Tonningen (Pierre Bokma), president van de Nederlandsche Bank onder wiens toezicht Nederland door de Duitsers werd aangeslagen voor de kosten van de bezetting. Hij viel op 6 juni 1945 te pletter in de gevangenis van Scheveningen. Zelfmoord?
De broers Van Hall en Rost van Tonningen zijn de voornaamste dramatis personae in een film die over iets abstracts gaat, geld. Of eigenlijk: boekhouding. Dat is een lastig uitgangspunt voor een dramatisch verhaal en dat drama moet dus ergens anders vandaan komen, spectaculaire acties bijvoorbeeld: overvallen, arrestaties, dat werk. Of persoonlijk conflict, afscheid, verraad.
Het zit in de film, maar het blijft schetsmatig; meer panorama dan scène. Er flikkert iets van koud vuur in de meest opzienbarende episode: de grootste bankroof uit de Nederlandse geschiedenis. Maar ook die gebeurde in het geheim, niet met ratelende mitrailleurs en gierende autobanden. De grap is dat de bank niet eens doorheeft dat ze is getild.
Tv-serie
Joram Lürsen (Alles is Familie, Publieke Werken, Het Verlangen) gebruikt veel close-ups. Het wekt de indruk dat de twee uur durende, mede door de EO gefinancierde film naar het voorbeeld van Riphagen volgend jaar, rond 4 mei wellicht, als miniserie op de Nederlandse beeldbuis zal worden vertoond. In dat medium valt mogelijk minder op dat Jacob Derwig – een uitstekend acteur – op het filmdoek moeite heeft om zijn theaterdictie af te schudden. Dat toneelmatige toontje had hij ook in zijn vorige film met Lürsen, Publieke Werken.
Met enkele merkwaardige anachronismen doet de film, die loopt van februari 1942 tot de hongerwinter en Wally van Halls executie aan de oever van de Haarlemse Spaarne op 12 februari 1945, een knieval aan de eigentijdse kijkers. Zouden hoge meneren in 1943 het woord ‘carrièreswitch’ in de mond hebben genomen? Of een jochie van zeven zijn pa hebben getutoyeerd? Het beste aan Bankier van het Verzet is dat de film er is.
6 maart 2018