*****
recensie The Hobbit: The Battle of the Five Armies
Een waardig afscheid van Midden-Aarde
door Karina Meerman
The Battle of the Five Armies is een ‘one last hurrah’ voor het Midden-Aarde van Peter Jackson. Werkelijk iedereen schittert nog één keer op het grote doek, voordat het allemaal voorbij is.
Aan het eind van The Desolation of Smaug lieten we de hobbit en een paar dwergen achter in een door draak bedreigd Meerstad en Thorin Eikenschild (Richard Armitage) was op weg naar Erebor om zijn berg te claimen. The Battle of the Five Armies pakt de draad direct weer op. In het belaagde Meerstad ontpopt Bard (Luke Evans) zich tot een leider van mensen. Zijn heldenmoment is het eerste in deze film waarvan iedereen er eentje lijkt te hebben. Zelfs lafbekken als de Meester (Stephen Fry) en Alfrid (Ryan Gage) worden nog even prettig uitvergroot voor ze voorgoed uit ons leven verdwijnen. We zien ook een hele andere kant van Galadriel (Cate Blanchett) in een confrontatie met de dodenbezweerder. En wanneer Saruman (Christopher Lee) tegen het gezelschap zegt dat hij wel met die Sauron zal afrekenen, weten wij allang dat de ellendeling dat niet gaat doen. Maar dat is een andere trilogie.
Drakenziekte
Onder leiding van Bard trekken de mensen naar de eenzame berg, waar Thorin zich heeft verschanst. Hij blijkt bevangen door de drakenziekte: een alles verterende jaloezie om zijn goud te behouden. Hij riskeert zelfs liever oorlog met elfenkoning Thranduil (Lee Pace) dan dat hij ook maar één gouden munt kwijtraakt. Met het elfenleger voor de poort, roept Thorin de hulp in van zijn neef Dain (Billy Connolly, die in deze film eindelijk het uiterlijk heeft dat bij zijn stem past). Terwijl een dwergenleger zich opmaakt om de berg te verdedigen tegen elfen en mensen, verzamelt de dodenbezweerder zijn eigen legers. Onder aanvoering van Azog (Manu Bennett) en Bolg (John Tui) marcheren aardmannen, orks en andere onprettigheden richting het goud. En daar hebben we dan de vijf legers.
Bilbo
The Battle of the Five Armies kan gezien worden op IMAX-grootte, in 3D, met een hoge beeldjessnelheid (HFR) en in surround-sound. Dat is misschien ook het beste, met de duikvluchten die de camera neemt langs Nieuw-Zeelands panorama en de overzichtsbeelden van de veldslag. Geen idee hoe dat zich zal vertalen naar klein scherm. Dat trekt dan misschien de aandacht naar de kleinere verhaallijnen: de aantrekkingskracht tussen Kili (Aiden Turner) en Tauriel (Evangeline Lilly); het verdriet van Balin (Ken Stott) om de drakenziekte; de spanning tussen Thranduil en Legolas (Orlando Bloom); de vriendschap tussen Thorin en Bilbo (Martin Freeman). Vooral dat laatste verdient onze aandacht, want Bilbo dreigt een beetje in de verdrukking te raken in al dat oorlogsgeweld. En dat terwijl hij de naamgever is van het grote verhaal.
Wat deze film vooral doet, is The Hobbit ferm vastknopen aan The Lord of the Rings, terwijl elke losse draad wordt afgehecht. Het begon allemaal met één zinnetje, dat J.R.R. Tolkien uit verveling schreef tijdens het nakijken van Engels huiswerk. “In een gat in de grond, daar woonde een hobbit.” Dertien jaar na de eerste film van Peter Jackson, is de hobbit weer terug in zijn huis. En wat een avonturen hebben we mogen zien.
8 december 2014