Sátántangó

*****
recensie Sátántangó
Afschuwelijke schoonheid

door Ralph Evers

De films van Béla Tarr zijn zo rijk aan interpretatie dat het zinloos is de film te vatten in één kader. De boeken van Lászlo Krasznáhorkai zijn zo eigenzinnig, dat het een experiment waard is om in zijn stijl iets over Sátántangó te schrijven. 

  1. In een ongespecificeerd dorp in een universum dat de onze lijkt, maar even goed uit Strugatsky’s Hard to be a God zou kunnen komen, poogt een smoezelige man buiten zicht te blijven, een onmogelijke zaak; de goddelijke hand, in deze de regisseur zelf, heeft eerder al ons onoverkomelijke menselijke lot getypeerd als een kudde koeien, die na wat strapatsen gevangen lijken te zitten in hetzelfde ongespecificeerde dorp, zonder de vloek van een toekomst, iets wat ons mensen maakt en hen dieren, daarbij heeft Orvos, terwijl hij ontdekte zonder brandy te zitten, met de aankondiging van het onheil in de klanken van de kerkklokken al gezien wat nog geen oog gezien heeft: het duivelse spel, de spinnenwebben zullen zich de komende uren dichter en dichter spinnen rondom dit nietszeggende dorpje met haar toevallige inwoners, die ongewis van hun lot nog het nodige zullen drinken en dansen.

Sátántangó

  1. Hun pijlen richten zich op de onheilspellende messias Irimiás, en zijn bode Petrina en hun geld, beloften van voorspoed en werk, hun schetsen van een betere toekomst, daarbij gonst het al door de verlaten, winderige straten, uit gure kieren of onophoudelijke slagregens: zij zullen komen, zij, die gelijkend de duivel en z’n mallemoer, deze mensen enige hoop kunnen brengen, hetgeen nodig bleek, toen het meisje en haar kat spoorloos wegraakten en moeders wanhoop in de reeds bestaande deplorabele existentiële conditie van haar, nauwelijks nog iets wist te raken in haar reeds overspoelende poel van verdriet, haar eenzaamheid, haar radeloosheid, in dit schier uitzichtloze, onontkomelijke bestaan.
  1. De personages slenteren voort en slenteren voort, slenteren voort en slenteren voort, waar brandy een betrouwbaardere vriend is dan machthebbers, waar het leven geen kleur heeft kunnen voortbrengen, waar alleen teleurstelling tot bloei wist te komen en waar corruptie eens met wantrouwen het huwelijksbootje instapte, er is geen rechte lijn te bekennen, deze tango is satanisch omdat ze zes stappen vooruit doet en zes stappen terug, waar de cirkel zich herhaalt.
  1. Die uitgebreide rede bij de nagedachtenis van Estike, die gevangen is in een ritme, die die specifieke taal, het Hongaars in deze, en de ietwat vreemde woordensequentie, het zal wel aan de vertaling liggen, je poogt mee te voeren naar jouw aandeel in het grotere geheel, je potentieel, je moeilijkheden en je neigingen daar niet te lang bij stil te willen staan, maar van moment tot moment, of in deze: beeld na beeld lopen we in de modder en is er geen blaadje aan de bomen te bekennen, louter het geslenter door de modder, de zang van de wind of het getik van de regen, het getik van een typemachine, een drinkgelag of de zoektocht naar nieuwe drank, die elk op hun eigen vreemde wijze kleur tracht te geven, vergeefs.

Sátántangó

  1. Evenals andere spitsvondigheden, zoals, en misschien ken je dat wel van avant-gardische kunst, of het nu muziek, beeldende kunst of film is, het is zoals het leven ons soms ook zo bij verrassing kan grijpen en een diepte kan toevoegen die ons ofwel affirmatief ofwel berooid achterlaat, de droom, die op een vreemde manier een klaarheid, een helderheid aan de beelden geeft en met die penetrerende ogen van die uil, waar je plots beseft dat ook jij bekeken bent, en een glinstering van een ander perspectief krijgt, een manier eruit en tegelijkertijd: hoe?
  1. Om alleen dan, in de ogen van de figuren op het doek, iets gelijkends jouzelf te hebben ontwaard, tegen een decor van een onwaarschijnlijk anonieme plek, waar clowneske gebeurtenissen in vertraagde motie haar tragiek benadrukt, waar we ons door de modder, het zwartwit, de regen en het gevangen zitten in zo’n lange film geneigd zijn dit als zwaar te ondergaan, maar wacht, zou het niet net zo goed komedie kunnen zijn? horrorkomedie wellicht, omdat we in die ogen ons opnieuw beseffen dat dat schouwspel dat aan ons voorbijtrok, in de donkere grot die wij tegenwoordig ‘bioscoop’ noemen, we naar schimmen op een doek hebben zitten kijken, met het hoogmoedige geloof, nee vertrouwen, dat wij Plato’s ongelukkigen voorbijgestreefd zijn, wij wél het licht en kleur hebben gezien, wij, in onze comfortabele bioscoopstoelen, beter af zijn dan zij en we dus in de ogen van die anoniemen, temidden van al die vieze schoonheid, van al die modderige frisheid, onszelf zagen, op een plek waar we onszelf niet alleen het minst hadden verwacht, maar zeker het meest zouden verafschuwen, want welk een dierlijkheid zat er in het plezier van die modder, welk een menselijkheid zat er in al dat geploeter en wat voor mens ben ík eigenlijk?

 

14 december 2022

 

ALLE RECENSIES