This is Film! Een stad als een masker

This is Film! Heritage in Practice in EYE Filmmuseum
Een stad als een masker

door Tim Bouwhuis

Sinds een aantal jaren presenteert EYE Filmmuseum in de lente een reeks lezingen en filmvertoningen rond het koepelthema restauratie, archivering en filmerfgoed. This is Film! Heritage in Practice is niet alleen een verdiepend programma voor een geïnteresseerd publiek, het versterkt ook de relatie tussen het museum en de filmeducatie aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Copyright’ was dit jaar een logisch eerste deelonderwerp, en een perfecte gelegenheid om Thom Andersens epische collagefilm Los Angeles Plays Itself (2003) te vertonen.

This is Film! is een kijkje in de keuken, een handreiking om mee te denken over processen die veel filmliefhebbers doorgaans zullen ontgaan. Eén van die processen is de ontwikkeling van copyright-wetgeving en de toepassing daarvan. Copyright is de perfecte olifant in de kamer, stelt academicus en filmconservator Claudy Op den Kamp (Bournemouth University) aan het begin van haar lezing op 11 maart. Als ze haar publiek vraagt wie er allemaal copyright bezitten, steekt misschien net de helft van de bezoekers een hand op. De misvatting laat zich raden: iederéén bezit copyright, al is het al over ons eigen, volstrekt ‘unieke’ boodschappenlijstje. De vraag is in de meeste gevallen dan ook niet of er sprake is van copyright, maar of het beoogde effect van een schending zo ingrijpend is dat de auteur zijn copyright besluit te claimen. Met dat enkele gedicht dat ondergetekende als middelbare scholier schreef, gaat niemand de Nobelprijs winnen.

Los Angeles Plays Itself

Los Angeles Plays Itself

Fair Use en het publieke domein
Natuurlijk ligt dat bij film anders. We beschouwen het (terecht) als vanzelfsprekend dat een erkend kunstwerk niet zomaar hergebruikt mag worden zonder toestemming van de maker of de instantie die hem of haar vertegenwoordigt. Op het moment van schrijven ligt de algemeen gehandhaafde duurgrens van copyright nog altijd op zeventig jaar (de invloed van de sterfdatum van de maker even niet inbegrepen). Na de vervaldatum van de copyright betreden films het publieke domein. Als gevolg daarvan kun je nu min of meer doen wat je wilt met titels als Safety Last! (Harold Lloyd, 1923) en Das Kabinett des Doktor Caligari (Robert Wiene, 1919).

Het wordt lastiger wanneer je als filmmaker clips uit een grotere hoeveelheid films wilt gebruiken. Hoe zorg je ervoor dat je voor al die titels toestemming krijgt, en wat doe je als makers of eigenaars gewoonweg niet thuis geven? In de Verenigde Staten bestaat voor die en andere schappelijk geachte omstandigheden het zogeheten ‘Fair Use’-beleid. Fair Use is geleidelijk voortgevloeid uit een Britse parlementaire regeling (1740), die nog voor de stichting van de eerste dertien Staten toestond dat auteursrechtelijk beschermd materiaal onder specifieke voorwaarden in secundaire bronnen verwerkt werd. Vandaag de dag komt het Amerikaanse Fair Use-beleid er in het algemeen op neer dat je materiaal over kunt nemen als je daar toestemming voor hebt óf als je antwoord kunt geven op een stel voor de gelegenheid geformaliseerde vragen. Die vragen maken dan het verschil tussen eerlijk gebruik en misbruik.

Rodeo of dressuurstage?
De meeste internetgebruikers zullen zich maar beperkt van copyright-wetgeving bewust zijn, laat staan dat ze uit de losse pols Fair Use-voorwaarden kunnen opdreunen. Gretig trekken ze filmclips van YouTube om hun eigen compilaties en video-essays vorm te geven. Het is goed om te weten dat de vrijheid die zij bij het verrichten van zulke handelingen kunnen ervaren een direct gevolg is van de globalisering (of beter, Amerikanisering) van internetdiensten, die Fair Use ook in Nederland een onvermijdelijk begrip maken – ook al is het een regeling die hier landelijk helemaal niet geldt. Dat we Fair Use met (relatief) gebruiksgemak kunnen associëren, betekent overigens niét automatisch dat copyright in de Verenigde Staten een rodeo is, en hier een dressuurstage. Zo kun je je afvragen of een vrijer beleid de kans op verwarring (en daarmee op grote claims) niet juist groter maakt, omdat mensen er in allerlei specifieke gevallen ten onrechte vanuit gaan dat ze materiaal mogen overnemen.

Das Kabinett des Doktor Caligari

Das Kabinett des Doktor Caligari

Vanuit historisch perspectief geldt daarnaast dat het gerust ook anders had kunnen lopen met Fair Use. Op den Kamp stelt in haar lezing dat als er in de jaren zeventig geen bevestigend beleid zou zijn vastgesteld voor het tapen (opnemen – aan de hand van de Betamax-recorder, in 1975 door Sony op de markt gebracht) en later via een indirecte bron bekijken van materiaal, we diensten als Netflix een grove veertig jaar later mogelijk ook op onze buik hadden kunnen schrijven. Anders dan de wetten van Draco of de stenen tafelen zijn de meeste regelingen van deze tijd niet langer in denkbeeldig graniet gehouwen.

Een kritische bewoner
Zonder een Fair Use-stempel had de Amerikaanse academicus en filmmaker Thom Andersen (1943) zijn epische collagefilm Los Angeles Plays Itself nooit kunnen voltooien. De documentaire bestaat uit aaneen gemonteerde clips van meer dan 150 films die zich in dan wel nabij Los Angeles afspelen, of dat in ieder geval pretenderen. De clips zijn op zichzelf al een omvattende visuele geschiedenis van stedelijke representatie, maar Andersen gaat duidelijk nog een stap verder: zijn film is een kritiek op de manier(en) waarop Los Angeles in (met name) Hollywoodcinema is verbeeld. Andersen rechtvaardigt zijn stellige houding door zichzelf in de eerste tien minuten expliciet te identificeren als een geëngageerde bewoner van de stad die hij onder het voetlicht houdt.

Los Angeles is wellicht de enige plaats ter wereld die niet alleen films voortbrengt, maar zelf ook een film beoogt te zijn. Als Andersens weide observaties één algemeen punt onderstrepen, dan is het wel de algehele weigering van de filmindustrie om de stad als een eenheid weer te geven. Los Angeles is chaotisch. Gefragmenteerd. Incoherent. Onoverzichtelijk. De talloze rampenfilms die de afgelopen paar decennia zijn uitgebracht, doen daar nog een schepje bovenop. Hollywood lijkt er een mateloos genoegen in te scheppen zijn eigen creatie keer op keer te vernietigen.

Los Angeles Plays Itself

Los Angeles Plays Itself

De stad en het masker
De vraag is of de chaos van Los Angeles enkel de spiegel is die de films ons voorhouden, of dat er ook momenten zijn waarop de stad zijn eigen film uitstapt en zich overgeeft aan een stukje realiteitszin. In andere woorden: Los Angeles is een stad die een masker draagt, maar zouden we de waarheid eigenlijk wel te zien krijgen als dat masker af zou gaan? Of is de schijnvoorstelling zodanig de norm geworden dat ze zich niet langer van een beoogde ‘realiteit’ laat onderscheiden?

In het werk van de Franse filosoof Jean Baudrillard (1929-2007) werd deze verregaande versmelting aangeduid met de term ‘simulacrum’. In Los Angeles Plays Itself blijft de hyperrealiteit achterwege, misschien ook omdat er nog een flinke kloof zit tussen het releasejaar van de documentaire en de ver(der)reikende technologische achtbaan van het hier en nu. Toch is die hyperrealiteit het belangrijkste uiterste van Andersens mijmeringen: de potentiële grenzeloosheid van fictie en de daaraan gekoppelde macht van representatie.

Gelukkig vereisen de snedige voice-overs die de film rijk is nu juist ook bij uitstek geen theorie om analytisch waardevol te zijn. De filmmaker gebruikt zijn grote kennis van de stad en zijn (film)geschiedenis om dingen op te merken die zelfs het meest geoefende oog nog zouden kunnen ontgaan. Naarmate de film vordert, gaat de door Andersen ingezette ironie steeds sterker in zijn voordeel werken. Zo gebruikt de maker humor om het gebruik van humor in Hollywoodcinema te ontmantelen. Hij ontmantelt filmisch cynisme, maar is zelf ook cynisch. Noem Andersen gerust eclectisch: zijn observaties zijn niet alleen scherpe stellingen over Los Angeles en Hollywood, maar ook kanttekeningen bij de gemiddelde bioscoopbezoeker, die misschien claimt films te kijken, maar doorgaans vooral verhalen van het beeld leest.

Wie zich overmatig fixeert op personages en hun concrete handelingen, mist vaak de helft, laat deze documentaire zien. Het vereist een geheel andere focus om je blik niet te laten leiden door de camera en de beeldregie, maar zelf de hoeken van het frame op te zoeken. Precies daarom heeft Los Angeles Plays Itself de potentie om je zoveel nieuwe dingen te leren dat je de film zo nog twee of drie keer wilt zien.

Het copyright-festival
Tussen de oorspronkelijke uitbreng (in 2003) en de commerciële release (in 2013) van de film is de globale context voor de vertoning en verspreiding van het geïncorporeerde videomateriaal verder veranderd. Filmfestivals zijn belangrijke spelers in deze dynamiek, omdat zij in hun internationale allures vaak impliciet afrekenen met landelijke beperkingen. Kort na de online publicatie van het Documentary Filmmakers’ Statement of Best Practices in Fair Use (november 2005) ging op Sundance (voorjaar 2006) This Film is Not Yet Rated (Kirby Dick) in première. De documentaire (over de Amerikaanse keuringsdienst MPAA) zat vol gerecycleerde filmclips. In 2012 deed de Hongaarse filmmaker Györgi Pálfi met zijn Final Cut: Ladies and Gentlemen nog een extra duit in het zakje. De film bestaat volledig uit clips die door Pálfi van YouTube en van fysieke dragers waren geplukt. Hoewel de regisseur bij lange na geen toestemming had om het materiaal uit alle 450 (!) titels te gebruiken, besloot Cannes Final Cut te programmeren als slotfilm van de klassieke sectie. In 2013 bracht het Amerikaanse label The Cinema Guild op veler verzoek Los Angeles Plays Itself uit.

Los Angeles Plays Itself is verkrijgbaar via het label The Cinema Guild 

In verband met de getroffen maatregelen rond het Coronavirus gaat de tweede This is Film!-sessie, die gepland stond op 25 maart, in ieder geval niet door. Houd de website van EYE in de gaten voor informatievoorziening over de verdere verloop van het programma.

 

15 maart 2020


ALLE ESSAYS