*
recensie Capharnaüm
Ideologie van een betere wereld
door Tim Bouwhuis
Wat doe je als recensent wanneer een film je tegen wil en dank kotsmisselijk maakt? De fantasierijke kaders van je ‘neutrale’ blik worden met geweld aan stukken geslagen. De pijnlijke eer gaat naar Nadine Labaki’s Capharnaüm, een ronduit tendentieuze film die onze gevoeligheid voor sociale misère uitbuit om een politiek punt te kunnen maken.
In de Engelse taal is een ‘capharnaum’ een mengelmoes, een plaats waar wanorde heerst. De gelijknamige Israëlische nederzetting kennen we van Bijbelse wonderverhalen. Het mirakel vindt plaats als de normale orde van zaken wordt doorbroken voor een hoopvol moment van chaos. In Capharnaüm geldt het tegenovergestelde. Chaos en wanorde zijn de wetten van de wereld: het Libanon van de film is een land van verval en structureel ongeluk. Enkel in de rechtszaal heerst een vorm van hoop en orde. Het is de plaats waar de jonge protagonist het onrecht kan bevragen om zijn recht te laten zegevieren. Zijn recht – rond dat begrip zal de gehele film zich samenballen.
De macht van perspectief
In de openingsscène klaagt de twaalfjarige Zain (Zain Al Rafeaa) zijn ouders aan vanuit een dan nog surrealistisch motief: hij wil hen laten bestraffen voor het feit dat ze hem op de wereld hebben gezet. De bespreking van de zaak onthult de contouren van een onherstelbaar bezwaard verleden. Zain blijkt zelf al langdurig vast te zitten voor een steekpartij, maar die actie kwam voort uit het onvergeeflijke kwaad dat zijn ouders daarvoor begingen. Gedreven door de wanhoop van hun erbarmelijke leefomstandigheden huwelijkten ze hun elfjarige dochter Sahar (Cedra Izam) uit. De bruidsschat: een handvol kippen. De ontstellende sequentie is het begin van een lange flashback, die vertraagd toewerkt naar een typische climax – dezelfde rechtszaak die de film ook al inluidde. Het is niet toevallig dat Capharnäum in de rechtszaal begint en eindigt. Door de film te openen met de climax creëert Labaki een duidelijk kader waardoor we het leeuwendeel van het drama kunnen bekijken. Het schisma tussen goed en kwaad kweekt sympathie voor het narratief dat volgt.
In de lange flashback blijft het centrale perspectief van de jonge hoofdrolspeler leidend. We volgen hem na zijn vlucht weg van het incident, dwalend door een zee van chaos. Zain is alleen op de wereld. Hij beweegt zich tussen verwaarloosde baby’s en vervuild drinkwater. Onderweg ontfermt hij zich over het kind van een Ethiopische immigrante (Yordanos Shifera). Het zorgt voor nog meer schrijnende taferelen, die niets aan de verbeelding overlaten. Wie nu nog een tekort aan empathie heeft, moet wel heel laaghartig zijn. Op den duur blijkt dat alleen het stempel van een vluchteling Zain misschien kan helpen. Er zit één scène in de film die haast te ironisch is om waar te zijn: Al Rafeaa, zelf een Syrische vluchteling, doet zich voor als een Syrische vluchteling om de diepe put van zijn maatschappij te ontvluchten.
Sociaalrealisme en politiek
De persoonlijke achtergronden van de niet-professionele acteurs zijn krachtige spiegels voor hun rollen in de film. Zo werd de Ethiopische Shifera na haar arrestatie in Capharnaüm daadwerkelijk in hechtenis genomen; leden van het productieteam deden er twee weken over om haar weer vrij te krijgen. Het zijn dit soort omstandigheden die Labaki carte blanche geven. Iedere mogelijke politieke onderlaag kan eenvoudig van tafel geschoven worden met de lijvige claim van waarachtigheid.
Het zijn immers de personages die zich uitspreken, en die personages zijn eigenlijk geen personages: het zijn mensen van vlees en bloed. Binnen zo’n denkkader kan alleen Zain verantwoordelijk zijn voor zijn uitspraken. De façade van de werkelijkheid waart de ideologie van de regisseuse vrij.
Cinema als gevaar
De politieke boodschap van Capharnaüm is een verbijsterende schreeuw om orde uit chaos te creëren. Zain vraagt niet alleen of de zwangerschap van zijn moeder gestopt kan worden. Hij stelt ook dat ouders als die van hem (lees: ouders die onder de armoedegrens leven) geen kinderen meer zouden moeten krijgen. Dat gaat veel verder dan een algemeen argument voor abortus: de aanspraak op de mogelijkheid geboortebeperking rechtelijk, en, vooral, voor een specifieke maatschappelijke groep te organiseren riekt naar eugenetica, ofwel het idee dat de bevolkingssamenstelling van een land gericht geoptimaliseerd kan worden. Eugenetica draagt het loodzware gewicht van historische precedenten. Een directe analogie met nazi-ideologie gaat veel te ver, maar de suggestie van een vergelijkbaar gedachtegoed baart grote reden tot zorgen.
Voor ondergetekende werd zo’n suggestie van een dubbele agenda nog eens gesterkt door het feit dat de armoede in de film ontdaan is van enige context. Demografische variaties zijn zo veel mogelijk omzeild om het overkoepelende beeld van misère zo krachtig mogelijk te maken: wie de film ziet, kan haast niet meer om Zains finalepleidooi heen. ‘Poverty porn’ is een harde, maar geen onterechte term om de opgedrongen kadrering te karakteriseren. De politieke gedachte achter de chaos: stop de chaos, dan kunnen we naar een omgekeerde wereld toe. Capharnäum is geen ‘plaats waar wanorde heerst’, maar een heimelijke utopie over de ruggen van de veroordeelden.
De film verhoudt zich zo openlijk maar toch verhuld tot het soort politiek dat de grens tussen kunst en moraal op ingrijpende wijze doet vervagen. Wat een oprecht drama lijkt te zijn, is in feite een politiek pamflet, dat haar boodschap zo verpakt dat een publiek haar in potentie volledig onwetend kan omarmen. Dat soort cinema is niet langer onschadelijk – laat de zegetocht langs de festivals een alarmkreet zijn.
25 januari 2019