High-Rise

****

recensie High-Rise

Rumoer in het paradijs

door Alfred Bos

High-Rise is na Crash en The Atrocity Exhibition de derde dystopische roman van de Britse auteur J.G. Ballard die is verfilmd. Futuristische hoogbouw staat model voor de verzorgingsstaat. Daar breukt de pleuris uit.

De jaren zeventig waren volgens de lifestyle-adepten van toen één groot feest. De Engelse auteur J.G. Ballard – en hij niet alleen – dacht daar anders over. In zijn in 1975 verschenen roman High-Rise gebruikt hij een monsterlijk monument van modernistische architectuur, een giga-torenflat, als metafoor voor de Britse klassenmaatschappij. Het is geen vrolijk oord, al wordt het geadverteerd als de kroon op de verzorgingsstaat.

Regisseur Ben Wheatley werd in kringen van liefhebbers een cultregisseur dankzij enkele lowbudgetfilms die de meer donkere kanten van de mens belichten. In Kill List (2011) en A Field in England (2013) zijn het geweld bruut, de handeling quasi-verstandelijk maar in feite irrationeel en de personages zelfdestructief. Daarmee lijkt hij geknipt voor de verfilming van Ballards kritische kijk op de samenleving, al leek High-Rise lange tijd een onverfilmbaar boek. Wheatley’s idool Nicolas Roeg probeerde het, maar brak het project af. Dat hoorde Wheatley pas nadat hij zijn film had voltooid. Maar goed ook, want anders had hij het nooit aangedurfd, liet hij weten.

High-Rise

Grand guignol
High-Rise is zo lastig verfilmbaar omdat Ballard in zijn roman uitgebreid de sociale structuur en logistieke inrichting van de gigaflat beschrijft. Dat kan natuurlijk niet op een filmdoek en Wheatley lost het probleem op door de kijker plompverloren in het verhaal te storten en de context via dialoog en sleutelscènes op te dienen. Daarmee sluit hij de deur naar het mainstream-publiek, maar beloont de toeschouwer die bereid is zijn grijze massa te activeren. Die krijgt voor zijn inspanning een bijtende satire met enkele grand guignol-momenten, een aantal situaties die zo absurd zijn dat het zwart komisch wordt en een prachtig voorbeeld van geweldsesthetiek. Plus een bloedsterke soundtrack, met onder meer krautrock-acts Amon Düül, Can en Gila.

Ook te horen is ABBA’s SOS in twee nieuwe, afwijkende arrangementen; de versie van Portishead zelfs tweemaal. Hun tot op het bot uitgebeende, als de klacht van een geest klinkende cover past de film als een huid. Ook geslaagd is Wheatley’s keuze om het verhaal, dat in 1975 als sciencefiction werd beoordeeld, niet te verplaatsen naar de actualiteit van nu. Juist omdat de kern van Ballards boodschap – de verzorgingsstaat is ontaard in een zielloze nachtmerrie – voor een flink deel werkelijkheid is geworden, werkt de ironie des te krachtiger door de toekomst als het verleden te presenteren. Margaret Thatcher moest nog komen.

Betonnen sarcofaag
De Britse steracteur Tom Hiddleston – hij is de gedroomde nieuwe Bond – speelt Robert Laing, een arts en docent die een appartement heeft gekocht in een modernistisch woonblok in een Londense buitenwijk (Wheatley vond zijn locatie in Noord-Ierland). De eerste van de vier betonnen monsters is net opgeleverd en raakt bewoond, de andere drie zijn nog in aanbouw. De flat is voorzien van alle gemakken die het moderne leven biedt, supermarkten en zwembaden. De bewoners zijn in feite losgesneden van de wereld, hun betonnen sarcofaag is een universum op zich. De architect van het monstrum, Anthony Royal (Jeremy Irons), woont in het penthouse, waar zijn veel jongere vrouw op een wit paard rijdt door een daktuin zo groot als twee voetbalvelden.

High-Rise is een allegorie, het leven in de flat is gelaagd. Dicht bij de begane grond woont het plebs, daarboven de gegoede middenklasse waartoe Laing behoort en op de bovenste verdiepingen houdt de upperclass zich schuil. Laings buurvrouw Charlotte (Sienna Miller) is het type assertieve mannenverslindster, maar de werkelijke held van het verhaal is zijn andere buur, Richard Wilder (Luke Evans), een wrokkige documentairemaker die als eerste door heeft dat er iets grondig scheef zit.

High-Rise

Unheimische sfeer
Wat volgt is een excursie naar totale anarchie, de verzorgingsstaat verkruimelt door verkeerde keuzes. Het volledig verzorgde en gecontroleerde droomleven ontaardt langzaam in een nachtmerrie waarin overleven centraal staat. Niet alleen laat de techniek de bewoners in de steek, dat doen ook hun medebewoners én de autoriteiten. Het kantelpunt is een zelfmoord, door Wheatley in ultra-slomo gebracht als geweldchoreografie.

Perfect is Wheatley’s versie van Ballards boek niet, daarvoor wordt de omslag van orde naar anarchie te onsamenhangend gebracht. Maar aan beide zijden van die lijn is hij sterk in vorm. De tot in perfectie geregisseerde (schijn)orde van het gebouw is dwangmatig en Wheatley zet de unheimische sfeer raak neer. Wanneer de remmen los zijn blijkt dat de regisseur van Kill List en A Field in England heeft geleerd en brengt hij cynisme en surrealisme fraai in balans.

Blijf vooral zitten tot het allerlaatste shot, want daarin deelt deze inktzwarte komedie het idee van een maakbare wereld de nekslag toe. De ironie van het leven wil dat High-Rise in Nederland gaat draaien in de week na het Brexit. Life imitates art, Wheatley wordt op zijn wenken bediend.
 

18 juni 2016

 
MEER RECENSIES