Midas Man

**
recensie Midas Man
Halfslachtig muziekdrama over Brian Epstein

door Jochum de Graaf

Zijn overlijden in 1967, op 32-jarige leeftijd aan een ‘onbedoelde’ overdosis, droeg bij aan de legendevorming rond Brian Epstein. Hij groeide op in de upperclass, had een moeilijke jeugd en was homoseksueel in een tijd dat in Engeland seks met hetzelfde geslacht strafbaar was. Hij was ook de man die de rol van manager herdefinieerde en The Beatles tot de belangrijkste en meest succesvolle popgroep aller tijden wist te maken. Allemaal elementen waar een groots en meeslepend drama van te maken is. Helaas maakt Midas Man de verwachtingen niet waar.

Brian Epstein kreeg begin jaren zestig na een turbulente schoolcarrière en een mislukt dienstverband in het leger de leiding over een nieuwe afdeling in zijn vaders platenzaak. Het werd de plaats waar van heinde en ver liefhebbers op af kwamen om de nieuwste rock-‘n-roll en beatmuziek uit Amerika en Groot-Brittannië te beluisteren, ondersteund door het blad Merseybeat van hoofdredacteur Epstein. Toen hij veel aanvragen kreeg voor een singletje van de onbekende Liverpoolse band The Beatles, die in Hamburg tourde, besloot hij een kijkje te nemen in The Cavern Club, waar ze elke avond optraden. De rest is geschiedenis.

Midas Man

De vorming van The Beatles
Het muziekdrama Midas Man volgt vooral die eerste jaren. Epstein vormde The Beatles om van een wanordelijk groepje rock-’n-rollers tot een goed gestileerde energieke beatgroep, trendsettend in mode en muziek. De vetleren jacks en bluejeans werden vervangen door de nu beroemde Beatlesjasjes met ronde hals. Er gold een verbod op eten, drinken of roken op het podium, het haar mocht een klein beetje over de oren en ook de publieksbuiging met de armen om elkaar na ieder optreden was een idee van Brian Epstein.

We volgen hem op zijn zoektocht naar een platencontract in Londen, de afwijzing bij het toen grootste label Decca, de uitkomst bij het onbekende Parlophone, de ontmoeting met George Martin die de legendarische producer van The Beatles zou worden. De moeizame vervanging van Pete Best door Ringo Starr, het verhaal over de onderhandelingen met The Ed Sullivan Show, de grote doorbraak in de VS, het is allemaal wel bekend. Op zijn hoogtepunt had Epstein de meest vooraanstaande Merseybeat-artiesten onder contract: Billy J. Kramer with the Dakotas, Gerry & the Pacemakers, Cilla Black, The Fourmost, Tommy Quickly.

Verborgen gay-bestaan
Zijn verborgen gay-bestaan, de heimelijke avontuurtjes op duistere plekken, de afpersing, de celstraf nadat hij door een undercover-agent werd opgepakt en de problematische verhouding met zijn grote liefde acteur John “Tex” Ellington blijven natuurlijk niet onderbelicht.

Epstein leefde intens, met een tomeloze energie, voortgestuwd door de veelvuldige inname van alcohol en barbituraten, die uiteindelijk zijn vroegtijdig einde betekenden.

De film wil echter maar niet het grootse meeslepend drama worden dat het in werkelijkheid wel was. Vader en moeder Epstein, de strenge Harry en de zorgzame Queenie zijn nog wel aardige karakterrollen. En Darci Shaw als Cilla Black, de zingende vestiaire uit The Cavern Club die deel uitmaakte van Epsteins Merseybeat-stal, is ook nog wel een lichtpuntje.

Maar hoofdrolspeler Jacob Fortune-Lloyd (aardige bijrol in The Queens Gambit) is een afstandelijke stramme lange man die op geen enkel ogenblik de warme persoonlijkheid die Epstein was benadert.

Midas Man

Hemeltergend zwak
De scène dat hij in november 1961 voor het eerst de trappen van The Cavern Club afliep en volkomen van zijn sokken geblazen werd door het optreden van The Beatles, de gebeurtenis die zoals de filmreclame ronkend aankondigt ‘de wereld zou veranderen’ wordt hemeltergend zwak in beeld gebracht. En de B-acteurs die The Beatles spelen, maken helemaal een karikatuur van de Fab Four. Nog het dichtst in de buurt komt de ondermaatse acteur die de stem van John Lennon perfect imiteert.

Er zijn een stuk of wat regisseurs versleten voordat de jonge en relatief onbekende Joe Stephenson de klus kreeg, maar het grootste probleem met Midas Man is dat de producenten de rechten voor belangrijke beelden uit de Beatles-geschiedenis niet geregeld kregen. Apple Corps en Sony Music hadden domweg geen vertrouwen in de film.

Het is dus behelpen met over elkaar buitelende krantenkoppen die verslag doen van de enerverende tournees door Japan, de Filippijnen, Duitsland, de VS en de boycot in de VS na de roemruchte uitspraak van John Lennon dat The Beatles populairder zijn dan Jezus. Nog grotere makke is dat in een film die over de opgang van The Beatles gaat er geen enkel origineel Beatles-nummer te zien of te horen is, maar slechts covernummers als Please Mr. Postman en Money.

Bij de aftiteling klinkt You Never Walk Alone van Gerry & the Pacemakers, misschien wel het meest iconische Merseybeat-nummer. Het zou Brian Epstein natuurlijk wel toekomen, maar zijn tragiek was vooral het tegendeel, dat hij tamelijk alleen door het leven ging.

 

30 januari 2025

 

ALLE RECENSIES

Bird

***
recensie Bird
Een straatjochie met vleugels

door Bert Potvliege

Met haar nieuwe film, Bird, breit de Britse regisseur Andrea Arnold een volgend hoofdstuk aan een carrière-lang verhaal, waarin zij zich buigt over ontvoogding en coming of age in gemarginaliseerde milieus. De waarachtigheid van die in het leven geroepen wereld is tastbaar, maar de narratieve constructie voelt herkauwd. Dit verhaal en deze boodschap kreeg het publiek al talloze keer eerder voorgeschoteld, waardoor het potentieel van Arnolds cinema beperkt blijkt.

Twintig jaar geleden brak de cineaste door toen ze de Oscar voor beste kortfilm won met Wasp. Enkele jaren later was er dat eerste grote succes met de langspeelfilm Fish Tank, over een getroebleerd tienermeisje (tevens een van de doorbraakfilms van Michael Fassbender). Later volgde nog American Honey, een bevestiging van Arnolds talent. Dit jaar maakte ze met Bird terug furore in Cannes, ook al viel de film niet in de prijzen.

Bird

Afwezige roze tijden
Het twaalfjarige, zwarte meisje Bailey (Nykiya Adams) woont samen met haar broer en vader in een kraakpand in het Zuidoost-Engelse Kent. Het leven is er niet gemakkelijk. Haar onbezonnen en onrustige vader kondigt doodleuk aan dat hij komende zaterdag in het huwelijksbootje stapt. Haar broer verwekt een kind bij een veertienjarig meisje uit de buurt. Bailey maakt deel uit van een gang, een stoere jongensbende waarin haar jonge leeftijd en zwarte baggy kledij haar vrouwelijkheid nog verbergt. Er wordt al eens ingebroken, iemand haalt een mes boven en de tint van de toekomst blijkt niet rooskleurig.

Het verhaal schetst de week tot aan het huwelijk van haar vader, een narratieve constructie die het kader schept waarbinnen Bailey een ontluiking meemaakt. De jongedame eist met immer groeiende drang haar eigen plaats op. Doorheen het verhaal komt ze steeds vrouwelijker voor de dag, met kleurrijke kledij, het ontdekken van make-up, maar ook in het etaleren van een traditioneel aan vrouwelijkheid gelinkte zorgzaamheid. Daarnaast staat ze ook haar mannetje – een gedateerde zegswijze – wanneer de vriend van haar moeder zich agressief opstelt.

Dit opeisen van haar bestaansrecht als vrouw komt nadrukkelijker aan bod met het imaginaire personage Bird (een alweer fantastische Franz Rogowski), die Bailey verdedigt waar nodig. De magische figuur, met die speelse blik en dat balanceren op de randen van daken, is uiteraard een narratieve metafoor voor de emancipatie van de jongedame. Dat de vogel ook vrijheid representeert is een tot vervelens toe gebruikte symbolische constructie, die goedkoop smaakt om de thematiek te visualiseren.

Bird

Spelen om tot leven te komen
De sterkte van Arnold als cineaste situeert zich in het recreëren van een waarachtige setting, een wereld die door de degelijke casting van de vele bijrollen tot leven geroepen wordt. Het belang van het milieu in de film toont hoe Arnold haar verhalen over ontvoogding altijd binnen harde leefomstandigheden positioneert. Die benadering werkt in cinema, maar de meerwaarde van Bird voor de sociaal-realistische stroming in film lijkt troebel. Wat de cineaste doet, is origineel noch gewaagd.

De opgeroepen wereld mag een hoog realiteitsgehalte hebben, zonder acteurs om deze tot leven te doen komen, zou het finale werk een eind voor de finish stranden. Ronduit knap hoe Arnold de jonge actrice Nykiya Adams naar een succesvolle hoofdrol regisseert. Bird is het soort film die staat of valt met het empathisch vermogen van de kijker voor de hoofdfiguur. Arnold en Adams mogen zichzelf op de schouder kloppen voor de vlotheid waarmee ze dit voor de dag krijgen. Franz Rogowski is niet meer van onze radar weg te slaan sinds zijn glansrol in Passages. Hij lijkt elke dag meer op een Europese Joaquin Phoenix en het is een acteur met een uitstraling die van het scherm spat, zo ook in Bird. Ook de immens populaire Barry Keoghan, in de (te kleine) rol als Bailey’s vader, is een meerwaarde voor de film.

Met Bird slaagt Arnold in haar opzet, maar het verbaast dat net dit materiaal haar voldoende enthousiasmeerde om er een langspeelfilm mee te maken. De daadkracht van de film is minimaal, de bijdrage ervan in de filmografie van Arnold beperkt. De film slaagt heus wel in zijn opzet en sluit netjes aan bij haar ander werk, maar wild kan je er niet van worden. Deze bescheiden succesformule voor eeuwig herhalen, lijkt ons niet het te volgen pad voor Arnold. Misschien is het tijd om, net als Bird, haar vleugels uit te slaan.

 

26 november 2024

 

ALLE RECENSIES

Blitz

**
recensie Blitz
Het afwezige hart

door Bert Potvliege

Net als het vorig jaar verschenen Maestro, kondigt Blitz zich aan als een film die gemaakt werd om Oscars binnen te rijven: een peperdure prestigeprent van een gelauwerd cineast over een donkere periode uit de geschiedenis van de twintigste eeuw, met in de hoofdrol een wereldwijd gerespecteerde jonge actrice. Het resultaat heeft niet het verhoopte effect: Blitz is een holle bedoening, een film waarin de identiteit van de maker in geen velden of wegen te bespeuren valt.

De Britse filmmaker Steve McQueen greep van bij zijn debuut de kijker ongenadig bij het nekvel. Zijn eerste twee films, Hunger en Shame (beide met Michael Fassbender), waren nietsontziende onderzoeken naar lichamelijke ondergang. Die prenten creëerden een ongemak door een confronterende thematiek en waren met hun meedogenloze beeldvoering visueel indrukwekkend. Typerend voor McQueen waren protagonisten als zelfdestructieve martelaars, gemotiveerd door onwrikbare overtuigingen en verlangens.

Blitz

Die narratieve focus op lichamelijk lijden was aanwezig in opvolger 12 Years A Slave, maar McQueen maakte met die film een bocht richting Hollywood. Strakke beeldkaders en een harde montage werden vervangen door soepel glijdende camerabewegingen en een alomtegenwoordige score van Hans Zimmer. Het vervolg van McQueens carrière toonde nog enkele stappen weg van dat wat hem typeerde. We schrijven tien jaar na zijn prijswinnende prent over slavernij en van die oorspronkelijke McQueen blijkt volgens Blitz geen spaander meer heel. 

Zoektocht door het puin
De blitz als onderwerp leent er zich door haar dramatiek toe er een verhaal in te situeren, maar de plot over een moeder en zoon die gescheiden raken tijdens het bombardement is te hapklaar en stroperig. Tijdens die befaamde aanval op Londen van 1940-1941 stuurt jonge moeder Rita (Saoirse Ronan) haar zwarte zoon George (Elliott Heffernan) wegens het gevaar de stad uit. De jongen raakt algauw verloren tijdens de uittocht. De film zal hun beider verhaal, waarbij moeder en zoon terug op zoek gaan naar elkaar, uit de doeken doen.

McQueen mag dan wel evenzeer aandacht besteden aan de lotgevallen van Rita als aan die van George, het verhaal van de moeder is richtingloos. George beleeft nog een kleinschalig avontuur, waarbij hij onder meer uit de handen wil blijven van een roversbende. Wat Rita meemaakt, voegt weinig toe aan de film. De evidente afloop van hun herenigingsverhaal verveelt.

George is een zwart kind, een thematisch element dat tot nadenken aanzet. Aangezien McQueen zelf een zwarte man is, lijkt hij met deze ingreep te spreken over het vrijgeleide racisme in een periode van maatschappelijke instabiliteit. De opvallende bijrol van Benjamin Clementine als Ife, een zwarte soldaat die George even onder zijn hoede neemt, is een aanvulling hierop. Welk fris inzicht McQueen precies wenst mee te geven aan de kijker, blijft vaag. Dat moraliteit in tijden van oorlog naar de achtergrond verdwijnt, waardoor racisme welig kan tieren, is een vreselijk neveneffect van maatschappelijke onrust. Dit is geen les die de kijker nog moet leren in de cinema.

Blitz

Te mooi voor een eigen smoel
De grootste bekommernis bij Blitz is dat de eigenheid van McQueen als cineast volledig verdwenen lijkt, alsof de film geconstrueerd werd door een AI. Weg is de protagonist als martelaar. Weg zijn de harde beelden en visuele confrontatie. Die eerder genomen bocht richting Hollywood wordt resoluut doorgetrokken. Het resultaat is dat McQueens film wegdrijft van de filmmaker en aansluiting vindt bij het werk van de formele en beleefde cinema van Sam Mendes. Vele kijkers zullen bij Blitz moeten denken aan Mendes’ Empire Of Light, dat een soortgelijke thematiek onderzocht.

Blitz is cinema die hyperprofessioneel in elkaar zit, maar waarbij het hart afwezig blijkt te zijn. De geromantiseerde look van platgebombardeerde wijken doet denken aan heroïsche oorlogscinema van vervlogen tijden en niet op een goede manier. Oorlog is te mooi in deze film, alsof Anthony Minghella (The English Patient) in de regiestoel zat en dit het jaar 1995 was. Wanneer een bom een nachtclub treft, krijgen we de lijken te zien in de nasleep. Geen van die lijken mist ledematen of heeft een verwrongen gelaat. Ze werden enkel bedekt met stof en puin, met hooguit een straaltje bloed uit de mondhoek.

McQueens film komt in een gedateerde vorm. Een goed verteld verhaal zou dit nog kunnen toedekken, maar doordat de film twee verhaallijnen simultaan presenteert, wordt de kijker belemmerd in het volop meeleven met Rita of George. Uiteraard eindigt dit alles met een epische grandeur: moeder en zoon die in elkaars armen vallen, terwijl de camera omhoog stijgt en je de moederliefde kan gadeslaan met op de achtergrond de vernielde stad. De wijken liggen in duigen. De film ook.

 

5 november 2024

 

ALLE RECENSIES

The Third Man (1949)

*****
recensie The Third Man (1949)
Tegendraadse politieke thriller

door Jochum de Graaf

In thuisstad Wenen is de film vanaf de première in 1949 ononderbroken te zien geweest, tegenwoordig nog twee keer per week. Het is ook de enige film die kan bogen op een eigen museum. The Third Man is door The British Film Institute meermaals uitgeroepen tot beste Britse film aller tijden en komt steevast voor in de top 25 van alle andere lijstjes van beste films ooit. Ter ere van de vijfenzeventigste verjaardag is nu een 4k gerestaureerde versie uitgebracht zodat dit absolute meesterwerk in extra volle glorie te zien is.   

Over vrijwel alle aspecten van de film zijn en worden discussies gevoerd, boeken en essays geschreven, masterclasses georganiseerd, documentaires gemaakt (Op Netflix is Shadowing The Third Man te zien). Scenario, regie, cast, camerawerk, muziek, het zit perfect in elkaar. Cameraman Robert Krasper maakte gebruik van in die tijd moderne technieken als de Dutch angle een gezichtspunt waarbij het lijkt alsof de camera met het hoofd gekanteld naar de situatie kijkt. Een techniek die geassocieerd wordt met de Duitse expressionistische cinema van de jaren twintig waarmee psychologische onrust en spanning in beeld gebracht werd. De harde belichting en zwart-witbeelden tegen het decor van het naoorlogse Wenen leverden iconische beelden op.

The Third Man

Op de puinhopen van de oorlog
Wereldberoemd is de muziek uit de film, The Harry Lime Theme, dat iedereen die het hoort onmiddellijk herkent en mee neuriet. Componist Anton Karas werd door regisseur Carol Reed in een achterafrestaurantje ontdekt. Het was voor het eerst dat er in plaats van bombastische filmorkestraties een citer te horen viel, een tot dan relatief onbekend snaarinstrument met een klank die een lichtvoetige swing geeft aan de sombere naoorlogse beelden. In het Weense Third Man Museum zijn maar liefst 420 coverversies te beluisteren.

Natuurlijk is de locatie uitermate belangrijk, het Wenen kort na de Tweede Wereldoorlog, opgedeeld in vijf sectoren, voor de afzonderlijke geallieerden, de VS, Frankrijk, Groot-Brittannië en de Sovjet Unie en het centrum van de stad waar een internationale troepenmacht de scepter zwaait. Eind jaren veertig is het nog een onbestemde tijd, waar de puinhopen en de verwoesting van de Tweede Wereldoorlog het straatbeeld bepalen en waar de contouren van een nieuw te bouwen wereld nog vaag zijn. De Koude Oorlog staat op uitbreken.

In dat klimaat arriveert de Amerikaanse Holly Martins (Joseph Cotton), pulpschrijver van bestsellers als ‘De cowboy van Santa Fe’ en ‘Ranch der doden’, in Wenen. Zijn jeugdvriend Harry Lime heeft hem een baan aangeboden, maar hij krijgt te horen dat Harry overleden is. Martins gelooft de uitleg van de politie dat het een ongeluk is niet en gaat zelf op onderzoek uit.

Ingenieus scenario
De Britse succesauteur Graham Greene, met een verleden bij Britse inlichtingendienst SIS, schreef een ingenieus scenario voor een tegendraadse politieke thriller, waarin hij optimaal gebruik maakt van het tijdsgewricht en de bijzondere locatie. Harry Lime blijkt zijn eigen dood in scène te hebben gezet, om te verhullen dat hij betrokken is bij de diefstal van penicilline uit militaire ziekenhuizen. In met name de Britse sector is een groot gebrek aan dit medicijn. Harry verdient goed aan de handel op de zwarte markt en het verdunnen van de penicilline. In aangelengde vorm wordt het aan jongeren toegediend waardoor er vele slachtoffers vallen. De Britse militaire politie opent de jacht op Harry Lime.

De wat naïeve en goedgelovige Holly Martins raakt meer en meer betrokken, wordt verliefd op Harry’s vriendin Anna Schmidt (Alida Valli), en uiteindelijk gaan ze samenwerken om hem te vinden.

The Third Man

Een van de hoofdthema’s van de film is de ontgoocheling van Holly Martins over zijn relatie met iemand die hij als zijn beste vriend beschouwde en het feit dat dit zijn wereldbeeld volledig op zijn kop zet.

The Third Man kent een aardig aantal iconische scènes die de filmgeschiedenis zijn ingegaan. Er is de spectaculaire achtervolging van Harry Lime die via de riolen onder de Sovjet-sector aan de Britse politie probeert te ontsnappen, uitmondend in het beeld van Harry’s handen die krampachtig proberen het putdeksel omhoog te liften, waarop de dramatische ontknoping volgt.

Ook de eindscène is briljant: in een wijd shot zien we Anna op een begraafplaats langzaam aan komen lopen. Holly Martins staat aan de poort, hunkerend naar een blik of begroeting, maar ze loopt straal aan hem voorbij. Het is een mooi beeldrijm met het begin van de film waarin Martins haar in een auto passeert als ze over de begraafplaats loopt. Het is een scène die regisseur Carol Reed doordrukte in de twist met de Amerikaanse producer David O. Selznick die er voor de Amerikaanse markt een happy end van wilde maken.

The Third Man kent een uitstekende cast, ook in de bijrollen met onder andere Trevor Howard als de Britse militaire politie major Calloway kent de film geen zwakke plekken.

Voor de buitenwacht is het Orson Welles die de film draagt met zijn inderdaad geweldige vertolking van het karakter Harry Lime. Het bijzondere is evenwel dat hij pas na een uur ‘opkomt’.

Onuitwisbare indruk
Na een bezoek aan Anna merkt Holly Martins op dat er een persoon rond het huis waart en naar hem zit te kijken. In een flits ziet hij in een donkere nis Harry Lime, die onmiddellijk de benen neemt. Holly roept hem tevergeefs na. Maar de lichtval op het gezicht van Welles, de blik waarmee hij naar Martins kijkt, zijn enorme voorkomen, het maakt een onuitwisbare indruk.

The Third Man

Later ontmoeten de twee elkaar in het reuzenrad in het Prater, het grote Weense stadspark. En dan zien we het knappe van het script: de confrontatie van de twee tegenpolen, de wat schuchtere goedwillende Holly Martins en de cynische, amorele Harry Lime. Terwijl het reuzenrad hoog boven de stad ronddraait, kijkt Lime neer op de mensen beneden die in zijn ogen een onbeduidend en nergens toe leidend leven leiden en trommelt zich op de borst over het persoonlijke profijt dat hij uit de toestand van chaos en ontbering weet te halen.

Als hij uitgestapt is, spreekt hij de ook nu tot nadenken stemmende monoloog, de enige niet door Graham Greene geschreven, maar door Orson Welles zelf ingebrachte tekst. “Weet je”, zegt hij. “Onder de Borgia’s in Italië heerste er dertig jaar oorlog, moord, geweld, terreur en bloedvergieten, maar dat heeft toch Michelangelo, Leonardo da Vinci en de Renaissance voortgebracht. En in Zwitserland kennen ze meer dan vijfhonderd jaar naastenliefde, vrede en democratie.” En dan met een vileine oogopslag “En wat heeft dat opgeleverd? De koekoeksklok!!”

 

19 september 2024

 

ALLE RECENSIES

Blur: To The End

***
recensie Blur: To The End
De muzikale klik is nooit weggeweest

door Jochum de Graaf

Al in 1993 was er het wat amateuristisch gemaakte Starshaped dat misschien wel bijdroeg aan het megasterrendom van Blur. Het waren de hoogtijdagen van de Britpop, de muziekstroming die na The Beatles en The Stones in de jaren 90 opnieuw de reputatie van Engeland als belangrijkste bron van de popcultuur bevestigde.

Een docu over een energiek bandje, jongens waren ze nog, met live-uitvoeringen van There’s no other way en Popscene, die de tand des tijds overleefd hebben en nog steeds op het repertoire staan. Het aanmerkelijk professioneler gemaakte New World Towers kwam uit in 2015 toen ze na een jarenlange artistieke stilte op tournee waren in Azië en het album The Magic Whip hadden uitgebracht. Met een aantal songs geïnspireerd door het bezoek van zanger-componist Damon Albarn aan Noord-Korea. Beide films zijn nog op YouTube te zien. 

No Distance Left to Run (2010) is de meest geprezen docu over Blur, een goede weerslag van hun ontwikkeling en hun vooraanstaande positie in het cultuurlandschap, gemaakt na de eerste hereniging van de band na zeven jaar, met de legendarische concerten in Hyde Park juni 2009.

En nu is er dus Blur: To The End. Uitgebracht na het goed ontvangen album The Ballad of Darren en het grootste optreden dat ze ooit deden: twee razendsnel uitverkochte concerten voor 90.000 fans elk in het Wembley Stadium, 8 en 9 juli 2023.

Blur: To The End

Interessanter dan Oasis
“Hoe minder we doen, hoe groter we worden”, merkt drummer Dave Rowntree ergens halverwege de film op. Een opmerking die de afgelopen weken nog eens extra bewaarheid werd met de volkomen gekte rond de kaartverkoop voor de herenigingsconcerten van Oasis, de grote rivaal tijdens de Britpop, volgend jaar. Met die wetenschap in het achterhoofd zou je kunnen vaststellen dat commercieel gezien de gebroeders Callagher nu aan het langste eind trekken, maar To The End laat zien dat Blur muzikaal en qua persoonlijkheden aanmerkelijk interessanter is.

De film toont de opmaat naar die ‘once in a generation’ concerten met opwarmoptredens in plaatsen als Wolverhampton en Eastbourne, en wat die plekken voor rol in hun carrière speelden. Innemend is de scène dat ze – na het optreden in het Colchester Arts Centre in de Stanway School waar Damon Albarn en Graham Coxon hun middelbare schooltijd doorbrachten – worden rondgeleid door de schooldirecteur en zien dat het muzieklokaal hun naam heeft gekregen. Maar ze vinden het er een beetje steriel uitzien en stellen voor het met een Paisley-behangetje en wat wietplantjes voor beginnende muzikanten wat op te fleuren, tot afgrijzen van het schoolhoofd.

Regisseur Toby L. heeft een tamelijk rechttoe rechtaan fly on the wall documentaire gemaakt. We zijn bij studio-opnamen, concerten en andere ontmoetingen van alleen de bandleden; producers, technici, journalistieke volgers, commentatoren, vrienden en partners komen niet aan het woord. En zoals in alle bandjesdocu’s zien we de clichébeelden, het onderlinge gekibbel, de irritaties, het onderuit gezakt hangen op stoelen en banken, gepiel op de instrumenten, het lange wachten en verveeld om zich heen kijken tot ze weer eens aan de beurt zijn.

Familiegevoel van vroeger
Maar we krijgen ook een inkijkje in de nogal uiteenlopende persoonlijkheden van de band. Ze hebben elkaar weliswaar jaren niet gezien, zijn aardig uit elkaar gegroeid maar vallen vanaf de eerste herontmoeting terug op het familiegevoel van vroeger. De branie, de bravoure en het gevoel van onverwinnelijkheid zien we terug in momentopnamen uit de Britpopjaren, waar de tomeloze energie vanaf spat.

De mannen lopen nu tegen de zestig en bespreken met elkaar kwaaltjes en zorgen over rugpijn, zwakke knieën, minder willen drinken, gezonder leven en wat dies meer zij. Bassist Alex James, nog steeds rokend op het podium, houdt zich onledig met het maken van kaas. Grimlachend vertelt hij het verhaal in de pers dat hij misschien wel een miljoen pond aan drank en drugs heeft uitgegeven, ‘hoe moet ik dat aan mijn kinderen uitleggen’.

Blur: To The End

Drummer Dave Rowntree is naast advocaat en politicus sportfanaat en blesseert bij het hardlopen zijn knie nogal ernstig en haalt ternauwernood met dik ingezwachteld been Wembley. Gitarist Graham Coxon is nogal openhartig over de vele angsten die hij heeft en bekent dat hij maar weinig vrienden heeft. En Daman Albarn, het muzikale genie van de band, breekt midden tijdens een studiosessie in huilen uit, denkend aan de recente breuk van zijn langdurige relatie. De andere bandleden weten er niet goed raad mee, vervallen kort daarna weer in de oude gewoonte van irritatie over zijn autoritaire optreden tijdens de repetities.

Maatschappelijk betrokken
Ze bediscussiëren de ramp van de Brexit met elkaar; Dave Rowntree stond de afgelopen verkiezingen nog kandidaat voor Labour in het district Norfolk County. De maatschappelijke betrokkenheid krijgt ook gestalte met het statement dat Pauline Black, frontvrouw van de fameuze skaband The Selecter, in het voorprogramma op Wembley maakt. In het zo veelbelovende Britpoptijdperk leek het alsof racisme, seksisme en andere ismen overwonnen waren, maar in het huidig tijdsgewricht is de strijd daartegen weer uiterst urgent.

Eenmaal op het podium verzorgen ze vanuit de geweldige muzikale klik die ze met elkaar hebben een weergaloos optreden. De hoogtepunten van het meest recent album The Ballad of DarrenSt. Charles Square en The Narcissist – sluiten wonderwel goed aan op meer dan dertig jaar oudere nummers als Popscene, Parklife en titelnummer To The End. En dan is er de apotheose met het iconische Song 2 uit ’97, dat tijdens het afgelopen EK bij ieder doelpunt door de stadions schalde, en een kippenvel opwekkende uitvoering van Tender met het London Community Gospel Choir. 

Blur: Live at Wembley Stadium ging vorige week in Groot-Brittannië in première en zal vanaf 26 september ook in Nederland te zien zijn.

 

11 september 2024

 

ALLE RECENSIES

Peeping Tom (1960)

Peeping Tom (1960) in 4k-restauratie
Geflipte scopofiel

door Paul Rübsaam

‘Gluurder’, of iets netter: ‘voyeur’. Dat is de gangbare vertaling van ‘Peeping Tom’, de titel van Michael Powell’s tegendraadse horrorfilm uit 1960. Maar de associaties met ‘cinefiel’ en ‘bioscoop’ oproepende, verbasterde vakterm ‘scopofiel’ is misschien wel treffender. Want Powell’s ooit verguisde en nu in 4K te bezichtigen meesterwerk, waarin seriemoordenaar en ‘documentairemaker’ Mark Lewis op zoek is naar het gezicht van de angst, tovert brave filmkijkers een verontrustend spiegelbeeld voor.

Om te verklaren wat Peeping Tom destijds teweeg heeft gebracht, moet je deze film structureel benaderen. De posities van filmkijkers, filmmakers en gefilmde personages zijn zozeer met elkaar verstrengeld, dat je de verschillende fictieve kaders binnen de film, ieder met hun eigen cameravoering, het beste stapsgewijs kunt inventariseren.

Peeping Tom

Eén van die kaders wordt gevormd door de draaidagen van de fictieve speelfilm The walls are closing in. Over het verhaal daarvan komen we niet veel meer te weten dan dat een door een roodharige actrice gespeeld personage erin flauwvalt, wat de actrice tot ergernis van regisseur Esmond Knight (Arthur Baden) weinig overtuigend uitbeeldt. Wel krijgen we een inkijkje in de hardheid van het filmbedrijf als Knight dezelfde actrice opnieuw uitfoetert als ze echt (en dus niet volgens het script) in katzwijm valt wanneer ze in een blauwe hutkoffer het opgevouwen lijk aantreft van haar stand-in.

Met dat aangetroffen lijk kruisen de opnames de sporen van een ‘documentaire’, met de zijdelings bij de draaidagen van The walls are closing in betrokken focus puller Mark Lewis (Karlheinz Böhm) en stand-in Vivian als respectievelijk regisseur en actrice. De laatste, vertolkt door Moira Shearer die als Victoria Page furore maakte in Michael Powell’s balletdrama The Red Shoes uit 1948 (met Emeric Pressburger als coregisseur), vertoonde in de ‘documentaire’ voor de handcamera van Lewis haar danskunsten. Het beeld dat daarop volgde, was voor de documentairemaker belangrijker. Hij registreerde Vivians gelaatsuitdrukking op het moment dat zij achteruit deinsde met haar kuiten gedrukt tegen de rand van de openstaande blauwe hutkoffer. Een van de poten van Marks filmstatief, die als een bajonet over een zeer scherpe punt bleek te beschikken, naderde toen haar strottenhoofd, terwijl haar blik gericht was op iets anders dat nog sterker haar angst opwekte.

Niets ontziende wetenschap 
Vivian was niet Marks eerste slachtoffer. Met zijn handcamera en het nog ingeklapte dodelijke statief verborgen achter zijn kameelkleurige houtje-touwtje jas zien we hem in de eerste beelden van Peeping Tom een prostituee benaderen in een achterafstraatje in de Londense wijk Soho. Of beter gezegd: we zien vooral die prostituee met haar bontstola, rode kokerrok en hoge hakken als zij gevat als zij is in het door een kruis in vieren gedeelde beeld van Marks handcamera ons kijkers aankijkt en haar prijs noemt. Niet alleen zal Lewis in het peeskamertje de angstige momenten van de prostituee vlak voor haar sterven vastleggen. Een dag later, als haar lichaam wordt opgehaald door een lijkwagen en de politie een eerste onderzoek start, is hij met zijn handcamera opnieuw van de partij.

De nauwgezetheid waarmee Lewis alles wat betrekking heeft op zijn eigen misdaden in beeld brengt, maakt dat de grens tussen zijn ‘documentaire’ en de gehele speelfilm van Michael Powell niet altijd even onopvallend isTen onrechte kan dat ertoe hebben bijgedragen dat na het verschijnen van Peeping Tom de reputatieschade groot was voor de ooit zo gevierde regisseur van onder andere het gedateerde, tamelijk brave drama Black Narcissus (ook met Pressburger) over het wel een wee van een groep nonnen in een klooster in de Himalaya uit 1947 en het eveneens weinig verontrustende The Red Shoes.

Powell gaat in zijn film uit 1960 zelfs nog verder met zijn waagstuk. Hij speelt zelf een kleine rol van iemand die evenals Lewis met op zijn minst twijfelachtige bedoelingen voornamelijk achter de camera staat. Oude zwart-witbeelden tonen de door in de emotie angst gespecialiseerde bioloog A.N. Lewis (Powell) geregistreerde schrikreacties van zijn toen nog jonge zoontje Mark.

Door het voortdurend blootstaan aan de martelende proefnemingen van zijn vader, zoals het met een zaklantaarntje op zijn ogen schijnen als hij slaapt en het in zijn bed stoppen van een grote hagedis, is Mark getraumatiseerd geraakt. Niet alleen de angst, maar ook zijn volslagen gebrek aan privacy heeft hem misvormd. Overal zat zijn vader hem met zijn camera op de hielen. Zelfs als hij aan het bed zat van zijn gestorven moeder of als hij een vrijend paartje beloerde, waar hij als jongetje kennelijk al de neiging toe had.

Hol van de leeuw 
Mark Lewis woont nog altijd in het huis van zijn vader en moet, ook al getuige zijn naam dus een Brit zijn en zelfs een Londenaar. De keuze om zijn personage te laten vertolken door de Duitse acteur Karlheinz Böhm lijkt dan ook opmerkelijk. Toch valt daar wat voor te zeggen als je ervan uit gaat dat Lewis’ gestoorde ontwikkeling tevens een onvoltooide is. Juist door Böhms lichte, een beetje kinderlijk klinkende Duitse accent in combinatie met de intense, maar verlegen blik in zijn blauwe ogen krijgt zijn personage zowel iets onschuldigs als iets sinisters. Dat laatste naar de maatstaven van een Brits publiek anno 1960.

Marks kinderlijke ‘onschuld’ spiegelt zich in het personage van zijn bij haar blinde moeder wonende, roodharige onderbuurmeisje Helen Stephens (Anna Massey), dat door hem gefascineerd is. Helen viert haar eenentwintigste verjaardag met taart en kaarsen als Mark op een keer thuiskomt en de trap op wil sluipen. Ze onderschept hem echter en nodigt hem uit voor haar partijtje. In plaats daarvan gaan ze op Marks uitnodiging samen naar boven.

Peeping Tom

De door een zwart gordijn van Marks donkere huiskamer gescheiden, slechts door een klein rood lampje verlichte ruimte waar allerlei filmapparatuur staat opgeteld en je het in een bak druppelen van een bepaalde vloeistof hoort, doet Helens belangstelling voor haar mysterieuze bovenbuurman alleen maar toenemen. Mark maakt films en dat vindt ze geweldig spannend. Dat de donkere kamer waarin ze zich bevindt het hol is van een leeuw beseft ze niet.

Het liefst zou Helen in de projectieruimte die er ook blijkt te zijn de film zien die Mark zojuist heeft gemaakt. Eerst lijkt Mark dat ook van plan te zijn. Maar hij bedenkt zich. Het is nog te vroeg om Helen te confronteren met zijn ‘documentaire’. Dat hij tegenover zijn ontvankelijke buurmeisje eigenlijk open kaart wil spelen, blijkt echter uit de films die hij haar in plaats daarvan laat zien.

Aanvankelijk belangstellend en vertederd, aanschouwt Helen de beelden die zijn vader van Mark als klein jongetje heeft gemaakt. Maar met groeiend afgrijzen neemt ze het getreiter waar met de zaklantaarn en de hagedis en uiteindelijk de beelden van het sterfbed van Marks moeder en die van een vrouw in bikini die Mark als stiefmoeder moest gaan accepteren. Na de filmvertoning toont Mark aan Helen de boekenreeks ‘Fear and the nervous system’ die zijn vader heeft geschreven. Ondanks alles blijkt hij huizenhoog tegen zijn vader opkijken en wil hij zonder dat zijn buurmeisje te vertellen op zijn eigen verknipte manier diens werk voortzetten. Voor Helen staat echter vast dat de gevoelige Mark het slachtoffer is geworden van de gewetenloze bioloog.

Blind wantrouwen 
Dat Mark zachtjes praat en zachtjes loopt, wijdt Helen aan zijn verlegenheid. Helens blinde, aan whisky verslaafde en sensitieve moeder (Maxine Audley) wantrouwt echter het gesluip van haar bovenbuurman, die zoals zij voelen kan ook nog eens door de ramen gluurt.

Als Mark op een avond uit is met Helen, gaat Mrs. Stephens in zijn onafgesloten ruimtes op onderzoek uit. Dat Lewis zelf niet over een sleutel beschikt van die ruimtes waarin hij zijn snuff movies ontwikkelt en afspeelt, kan enige verbazing wekken. Maar het markeert het duistere grensgebied tussen verborgenheid en openbaarheid waarin de ‘documentairemaker’ zich is blijven bewegen.

Als Mark weer terugkeert, ontwaart hij Mrs. Stephens als zij zich met haar stok die over een vergelijkbare punt beschikt als de poot van zijn statief een weg baant. Ze ziet niets, maar voelt letterlijk en figuurlijk dat er iets niet pluis is.

In het gezelschap van de blinde vrouw durft Mark het aan de opnames af te spelen van het sterven van stand-in Vivian. Tot zijn verbijstering blijkt de belichting bij die opnames gebrekkig. Zijn werk is met andere woorden nog niet voltooid. Even overweegt hij van Helens moeder zijn laatste slachtoffer te maken. Maar blind als zij is, zal zij nooit de verschrikking kunnen ervaren die hij voor zijn slachtoffers in petto heeft.

Heilige verontwaardiging 
‘Geschikt om door de plee te spoelen’. Zo luidde een van de nog mildere commentaren die Peeping Tom de Britse filmcritici destijds ontlokte. Toch was Powell’s film, naar een scenario van Leo Marks, ingenieus opgezette fictie en horror ook anno 1960 bepaald geen onbekend genre. Wat veroorzaakte dan die heilige verontwaardiging?

Vermoedelijk was het feit dat de film op een of andere manier te dichtbij kwam, de zichzelf respecterende filmliefhebber te dicht op de huid zat. Met het gestoorde, geperverteerde personage van Mark Lewis die zijn handcamera streelt alsof het zijn geliefde is, maar toch een schijn van onschuld wist te behouden, voelde de zichzelf respecterende kijker zich te kijk gezet. Er werd hem een weinig flatteus spiegelbeeld voorgehouden, zou je met een bedekte verwijzing naar de plot van de film kunnen zeggen.

Wie kwaad wil, zou kunnen denken dat de verschillende ‘films’ die de revue passeren in Peeping Tom, waarin prostituees, filmactrices en pin-up girls voor wat betreft hun rol als slachtoffer van Mark Lewis inwisselbaar zijn, in combinatie met elkaar de suggestie wekken dat die films (en daarmee misschien wel alle films) in moreel opzicht nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. Niemand kan echter volhouden dat Powell dat met zoveel woorden beweert.

Peeping Tom

Ook de rol die het eigenlijke gluren in de film speelt, kan hebben bijgedragen aan de banvloek die over Peeping Tom werd uitgesproken. De verwrongenheid van die erotische beleving op de rand van de openbaarheid van het publieke domein en het veilige schemerdonker van de nachtelijke straathoek, of misschien wel de bioscoopzaal of het bioscoopzaaltje moet op een of andere manier kenmerkend zijn geweest voor de naoorlogse Britse samenleving. Veelzeggend is in dit verband de locatie waar Lewis zijn laatste slachtoffer kiest: het bovenkamertje van een tijdschriftenhandel waar hij als bijbaantje pin-up girls fotografeert. De afbeeldingen van die dames worden door schijnbaar keurige heren in dezelfde tijdschriftenhandel gretig afgenomen na er onder het mom van de aanschaf van dagbladen en studieboeken steelse blikken op te hebben geworpen.

Terug op de kaart 
Hoe dan ook is het verheugend dat de Amerikaanse regisseur Martin Scorsese zich aan het eind van de jaren zeventig heeft ingespannen om het ten onrechte verguisde Peeping Tom weer op de kaart te zetten. Sindsdien heeft de film, die door Scorsese samen met Federico Fellini’s  tot de beste films over het maken van een film werd gerekend, een cultstatus gekregen. Al is de carrière van de in 1990 overleden Michael Powell nooit meer helemaal uit het slop gekomen.

En nu kunnen we dan de door cameraman Otto Heller in de bijna surrealistisch heldere kleuren van Eastman Colour geschoten film in een 4K-restauratie opnieuw in de bioscoop zien. Ook los van de merites van die restauratie heeft Peeping Tom inmiddels misschien nog wel aan kracht gewonnen. Want roepen dat heimelijke filmen en kijken naar films, het gebrek aan privacy, en het grensoverschrijdende gedrag waar Powell’s 64 jaar oude film van doortrokken is niet associaties op met de corrumperende alomtegenwoordigheid van het (digitale) bewegend beeld in het huidige tijdperk?

 

4 september 2024

 


ALLE ESSAYS

Back to Black

****
recensie Back to Black
Grote ellende blijft buiten beeld

door Jochum de Graaf

Grote vraag bij Back to Black, Sam Taylor-Johnsons speelfilm over Amy Winehouse, is of die zich kan meten met de Oscar winnende documentaire Amy (2015) van Asif Kapadia. En komt hoofdrolspeelster Marisa Abela in de buurt van de echte Amy?

Taylor-Johnson was een persoonlijke vriendin van Amy Winehouse en maakte met Nowhere Boy (2009) een film over muzieklegende John Lennon en met A Million Little Pieces (2019) een film over verslaving. Geknipt voor een biopic over Amy Winehouse zou je zeggen.

In de Britse pers is Back to Black afgebrand. De film zou niet laten zien wat voor bijzondere artiest Amy was en de duistere kanten van haar leven matig in beeld brengen. Tyler James, naar eigen zeggen haar beste vriend, stelde in The Sun dat Amy zelf woedend zou zijn geweest over de film. ‘Ze had veel beter verdiend’.

Back to Black

Jeugd
Inderdaad, Amy’s getroebleerde jeugd (met vader Mitch die er een langdurige buitenechtelijke verhouding op nahield en op Amy’s negende het huis verliet, de leeftijd waarop ze voor het eerst aan zelfmutilatie deed), de boulimia op wat latere leeftijd, haar bipolaire stoornis en de zware drank- en drugsverslaving worden weinig expliciet in beeld gebracht. Net als de zich aankondigende ondergang, de dronken optredens en dat ontluisterende concert in Belgrado een kleine maand voor haar dood juli 2011.

Daarin zal zeker meegespeeld hebben dat de erven van Amy, haar naaste familie, hun medewerking aan de film hebben verleend. Mitch Winehouse (Eddie Marsan), in Amy  afgeschilderd als nogal proleterige patser die van zijn dochters roem trachtte te profiteren, komt in Back to Black naar voren als de liefhebbende vader die zijn dochter weliswaar niet vaak zag, maar op cruciale momenten haar in zijn taxi naar belangrijke concerten of onderhandelingen met platenmaatschappijen bracht en haar beschermde tegen de almaar toenemende paparazzi.

Grote liefde
Maar een speelfilm hoeft zich natuurlijk niet aan de keiharde letterlijke waarheid te houden. Back to Black concentreert zich op het hartstochtelijk meeslepende en tegelijkertijd ontluisterende verhaal tussen Amy en haar grote liefde Blake Fielder-Civil. Jack O’Connell maakt een gelaagd portret van de man die haar weliswaar aan de heroïne bracht, maar haar ook op eigenzinnige wijze inspireerde. Ze hadden een onstuimige knipperlichtrelatie, zetten na iedere goedmaking een bijzondere nieuwe tattoo, trouwden zonder dat de familie op de hoogte was hals over kop in Miami en scheidden na twee jaar. Blake keerde terug naar zijn oude liefde, Amy wilde opnieuw trouwen, maar uiteindelijk was het niet meer te redden. Amy was larger than life geworden, onbereikbaar voor Blake en betaalde de tol van de roem met haar vroegtijdige dood.

Back to Black

Er is die mooie scène waarin ze elkaar voor het eerst ontmoeten in de The Good Mixer-pub in Camden Town, de plek van de Britpop in de jaren 90 met bands als Blur. Blake is zijn gokwinst bij de paardenraces aan het verbrassen, Amy valt bij binnenkomst als een blok voor hem, daagt hem uit voor een spelletje pool, terwijl hij veinst haar niet te kennen als de grote opkomende ster in die tijd. Hij troeft haar af in muzikale kennis door Shangri-Las’ Leader of the Pack in de jukebox op te zetten en extravagant het nummer te playbacken.

Muzikale ontwikkeling
Een ander interessant spoor van de film is Amy’s muzikale ontwikkeling tot superster. Op haar 18e tekent ze een contract bij 19 Entertainment, de muziekstal van Simon Fuller die de meiden van The Spice Girls bij elkaar zet en later binnenloopt met het concept voor Idols. Het zijn de tijden van de girlpower, maar  Amy is wars van dit in haar ogen pseudofeminisme en zet zich af tegen de in haar ogen al te commerciële aanpak. Ze is meer jazz en soul dan rock-‘n-roll, kiest haar eigen weg en groeit tot ongekende hoogte.

We zijn getuige van de ontmoeting met sterproducer Mark Ronson, wat leidde tot het iconische album Back to Black, een van de best verkochte albums ooit. Ze heeft dan al het kenmerkende suikerspinkapsel, geïnspireerd door de Shangri-Las, en krijgt in 2008 vijf Grammy Awards die haar via de satelliet worden uitgereikt tijdens een concert in Londen, omdat ze vanwege alle drugsschandalen de VS niet in mag.

Gaandeweg groeit Marisa Abela in haar rol en ga je meer en meer geloven in haar gloedvolle maar ook tedere vertolking van de onstuimige opkomst en de tragische neergang van Amy Winehouse. Geweldig is ook de door haar gezongen veelzeggende titels als What Is It About Men, Stronger Than Me, Love Is A Losing Game en Tears Dry on Their Own van Amy zelf, het ook al zo toepasselijke All of Me door Billie Holiday en als toegift het door Nick Cave en Warren Ellis speciaal voor de film geschreven nieuwe nummer Song for Amy.

 

15 april 2024

 

ALLE RECENSIES

Zone of Interest, The

*****
recensie The Zone of Interest
Beter dan andere mensen

door Jochum de Graaf

Tien jaar na Under the Skin komt de Britse regisseur Jonathan Glazer met een nieuw meesterwerk. The Zone of Interest kreeg de Grand Prix in Cannes en is genomineerd voor de Oscar als beste niet-Engelstalige film. Een ijzingwekkend goede film die langzaam maar zeker onder je huid kruipt.

Rudolf Höss loopt licht beneveld door het lege trappenhuis, het feest onder in de balzaal is nog in volle gang. Op de voorafgaande conferentie heeft hij een voor hem uiterst belangrijke opdracht gekregen. Middenin de nacht belt hij euforisch zijn vrouw Hedwig: ‘ik wilde even je stem horen.’

Auschwitz
Hij wordt plaatsvervangend inspecteur van alle kampen en moet daarvoor naar Oranienburg, dichtbij Berlijn, verhuizen. Maar Hedwig voelt er niet zo voor om mee te gaan. Aan de oever van de rivier hebben ze een indringend gesprek, zoals tegenwoordig in ieder geëmancipeerd gezin zou kunnen plaatsvinden. Ze wonen nog niet zo lang in de mooie speciaal gebouwde villa en de kinderen zijn net aan school gewend in de nieuwe omgeving. Het is er zo heerlijk wonen. Ze hebben een paradijselijke tuin, geweldige broeikas met bijzondere groenten, de kinderen doen het goed, veel personeel en een fijne vriendenkring van andere Duitse kampfunctionarissen.   

The Zone of Interest

The Zone of Interest, losjes gebaseerd op de gelijknamige bestseller van Martin Amis (die opmerkelijk genoeg vlak voor de première in Cannes vorig jaar overleed), volgt het verhaal van Rudolf Höss en zijn gezin die in mei 1940 een speciaal voor hen gebouwde villa bij Auschwitz betrekken. In het vernietigingskamp (79 jaar geleden bevrijd) zouden rond 1,1 miljoen mensen, merendeels Joden, worden omgebracht. Höss stond er goed op bij de nazi-top, maakte snel carrière in de SS en na zijn bevordering naar Oranienburg werd hij in mei 1944 teruggeroepen naar Auschwitz om het transport naar en de verspreiding van 700.000 Hongaarse Joden over de kampen, ‘Aktion Höss’, te leiden. Het is de reden dat hij aan het eind van de film zo euforisch door het trappenhuis doolt.

Verschrikkingen buiten beeld
Van het uitgestrekte kampcomplex krijg je niets te zien; ja, wanneer grootmoeder op bezoek is en door de tuin wordt rondgeleid, valt opeens de wachttoren die uittorent boven de betonnen afscheidingsmuur op. Wanneer een bak met as over een bloemperkje wordt uitgestrooid, is de macabere suggestie van menselijke as onmiskenbaar. De verschrikkingen in de kampen worden echter zorgvuldig buiten beeld gehouden. De familie Höss geniet van het buitenleven, ze mogen graag vissen en zwemmen in de beken en meren van het idyllische Poolse platteland. Als vader Rudolf botresten of zwartgeblakerde deeltjes ontwaart in de rivier die van de kant van het kamp afstroomt, roept hij op stel en sprong de kinderen uit het water en beveelt ze zich snel thuis schoon te wassen.

Op zekere dag komt een hoge delegatie van SS’ers met bouwkundige ingenieurs op werkbezoek in de villa. Op tafel wordt een bouwtekening uitgespreid. Een nieuw revolutionair ontwerp voor verbrandingskamers, ‘ladingen’ kunnen voortaan uiterst efficiënt worden verwerkt. ‘Branden, koelen, ontladen, herladen, continu!’, klinkt het, het lijkt pijnlijk logisch, vanzelfsprekend, heel normaal.

Jonathan Glazer laat heel effectief het beeld en geluid het werk doen. De camera registreert meestal van een afstand, er komt slecht een enkele close-up voorbij. Met het niet vertonen van de wreedheden wordt niet zozeer de nieuwsgierigheid opgewekt, maar bekruipt je meer en meer het unheimische gevoel dat het allemaal van een groteske alledaagsheid was. Hoe kan het dat mensen uiteindelijk zo handelen en functioneren? Het is in optima forma de ‘banaliteit van het kwaad’, in de veelbesproken woorden van Hannah Ahrendt.

The Zone of Interest

Soundscape
Een essentiële rol speelt daarbij ook de soundtrack, beter gezegd de soundscape, waarvoor net als in Under the Skin, Glazers meesterwerk van tien jaar geleden, Mica Levi tekent. Achter de gewone huis-, tuin- en keukengeluiden horen we geblaf van honden, soms ijselijk gegil van mensen, marcherende soldaten, bevelen. En let dan ook eens op het begin van de film. Het beeld nog op zwart en een symfonie van een kleine twee minuten waar heavy metal langzaam overgaat in vogeltjesgefluit. Hel en hemel liggen vlak bij elkaar.

De verbijstering en het ongemak nemen in de loop van de film meer en meer toe, vooral ook door het fenomenale spel van hoofdrolspelers Christian Friedel (hij was de schoolmeester in Das weisse Band) en Sandra Hüller (terecht met een Oscar genomineerd voor Anatomy of a Fall). Ze kleuren hun rol opvallend onopvallend in. Friedel met hoog opgeschoren schedel, vette plak haar, ambitieuze doorsnee-nazi zoals er zovele waren. Hüller met een bundel vlechtjes in het haar, een kapsel dat bij de Bund Deutsche Mädel populair was. Ze geeft Hedwig gestalte als lompe, onbehouwen vrouw, die het personeel afsnauwt, maar tegelijkertijd zorgzaam is voor haar kinderen.

In een interview met Het Parool vertelde Sandra Hüller hoe ze zich voorbereidde op de rol: ‘veel ziel was er niet’. Volgens haar wilde Jonathan Glazer deze vorm van ongemak bereiken. ‘Hij wil dat mensen zich op een vreemde manier met Rudolf en Hedwig kunnen identificeren. Niet door ze menselijk te maken of door ze allerlei gevoelens en drama mee te geven, maar door naar hen te kijken terwijl ze hun leven leiden.’ (…) ‘Zij (Hedwig) en Rudolf namen de beslissing om zichzelf op de eerste plaats te zetten. Ze besloten dat ze beter waren dan andere mensen. Dat ze beter verdienden en dat de anderen moesten sterven. Het is een menselijke keuze en juist dat maakt het zo gevaarlijk.’

 

31 januari 2024

 

ALLE RECENSIES

One Life

***
recensie One Life
Eerbetoon aan humaniteit

door Jochum de Graaf

One Life, het verhaal van Nicky Winton die vlak voor WOII honderden vluchtelingen aan nazi-dreiging hielp ontsnappen, is een echte tearjerker. Anthony Hopkins weet het gekwelde gemoed van de Londense mensenredder emotievol gestalte te geven. Toch blijft de film wat aan de oppervlakte.

Het is natuurlijk een hartverwarmend verhaal. Rond Kerst 1938 bezoekt de Londense effectenmakelaar Nicholas “Nicky” Winton een vriend in Praag die betrokken is bij de hulp aan vluchtelingen. De Kristallnacht eerder dat jaar had voor een toestroom van voornamelijk Joodse vluchtelingen naar de Tsjecho-Slowaakse hoofdstad gezorgd.

One Life

Vluchtelingkinderen
Nicky Winton, uit een geassimileerde Joodse familie, besluit in zijn eentje een organisatie op te zetten om kinderen naar Groot-Brittannië te laten reizen. Het Lagerhuis had in reactie op de Jodenvervolging een wet aangenomen waardoor vluchtelingkinderen – mits voorzien van een adres van een pleeggezin en een borgstelling per treintransport – Praag konden verlaten. Pikant detail was dat in eerste instantie de doortocht naar Hoek van Holland een obstakel was; de Nederlandse regering had juist in reactie op de Kristallnacht de grens voor Joodse vluchtelingen gesloten.

Toen dit eenmaal door Britse garanties overwonnen was, slaagden Winton en zijn helpers er binnen een jaar in om 669 kinderen aan de nazi-bezetting te laten ontkomen. Een laatste transport met 250 kinderen werd op brute wijze verhinderd toen op 1 september 1939 Hitler besloot Polen binnen te vallen en de Tweede Wereldoorlog begon. Van de 150.000 kinderen die achterbleven, zouden slechts zo’n 200 de oorlog overleven.

Bescheiden
One Life begint 50 jaar later, in 1988 in het Engelse Maidenhead. Nicky Winton (Anthony Hopkins) gaat net met pensioen als financieel adviseur van diverse instellingen en banken en leidt een tamelijk teruggetrokken bestaan. Op zolder onderhoudt hij een almaar uitdijende verzameling snuisterijen en plakboeken waarvan hij maar geen afstand kan doen. Over de oorlog heeft hij het maar zelden en ook in zijn omgeving komt zijn heldhaftige verleden niet of nauwelijks aan de orde. In zichzelf gekeerd heeft hij eerder wroeging dat hij eigenlijk te weinig gedaan heeft. Hij had toch veel meer, zo niet alle, kinderen kunnen of zelfs moeten redden. Een bescheiden ingetogen man met de last van de wereld op zijn schouders.

Mede op aandringen van zijn vrouw die hem zegt toch eens op te gaan ruimen, biedt hij zijn Praagse plakboek aan de plaatselijke krant aan, volgens hem een document van historische waarde. Als hij enigszins tegen zijn wil geïnterviewd wordt (“het ging niet om mij”), komt zijn leven in een stroomversnelling. Via de vrouw van de roemruchte mediatycoon Robert Maxwell krijgt hij een uitnodiging voor That’s Life, de legendarische commerciële familieshow van de BBC. Wanneer hij zijn verhaal gedaan heeft, blijkt hij tussen overlevenden te zitten. Een emotioneel weerzien dat zoveel reacties oproept dat in een extra aflevering nog uitgebreider de lang verzwegen reddingsactie met alle nog levende overlevenden aan de orde komt.

One Life

Tussen hectiek en herinneringen
Heen en weer pendelend tussen 1938 en 1988 zien we het leven van de jonge (een wat vlakke Johnny Flynn) en oudere Nicky Winton aan ons voorbij trekken. Het simpele kantoortje aan de restauranttafel in het Praagse hotel, de bijzondere rol voor zijn moeder (sterke rol van Helena Bonham Carter) die de campagne vanuit Londen leidt, de schrijnende omstandigheden in de vluchtelingkampen, de aangrijpende scènes van kinderen die wel of juist net niet weten te ontkomen. De vooroorlogse beelden brengen indringend de hectiek en snelheid waarmee gehandeld moest worden in beeld. In 1988 ligt het tempo met de nadruk op de herinneringen en overpeinzingen van Winton een stuk lager. Als een soort bijvangst levert het een bijzonder tijdsbeeld op over de opkomst van emo-tv eind jaren tachtig.

Het levensverhaal van Nicky Winton hoort in een rijtje helden als de industrieel Oskar Schindler en Jan Zwartendijk, de Nederlandse consul in Litouwen die ook, zichzelf wegcijferend, grote groepen weerloze mensen aan de verschrikkingen van het nazisme hielpen te ontkomen. 

One Life is een eerbetoon aan de humaniteit waartoe een mens in staat is, maar blijft toch een beetje aan de oppervlakte. Als film is hij duidelijk minder dan Schindler’s List (1993). En Anthony Hopkins kan natuurlijk het gekwelde gemoed van Nicky Winton prachtig gestalte geven, maar hij haalt niet het niveau van The Father (2020).

 

3 januari 2024

 

ALLE RECENSIES

Old Oak, The

*****
recensie The Old Oak
Hoop voor gepolariseerde samenleving

door Jochum de Graaf

The Old Oak, de afscheidsfilm van Ken Loach (87), legt nog eenmaal haarscherp een uiterst actueel maatschappelijk vraagstuk bloot: migratie. Een schitterende zwanenzang van zijn imposante ruim zestig jaar omspannende oeuvre.

TJ Ballantyne, (innemende rol van Dave Turner) de getormenteerde kroegbaas van The Old Oak, de enige nog enigszins lopende pub in Durham, Noordoost-Engeland, loopt vanaf het strand de zee in, want hij is van plan een eind aan zijn leven te maken. Hij waadt naar de plek waar zijn vader jaren eerder hetzelfde deed. Vanuit een ooghoek ziet hij een klein hondje vrolijk aan komen lopen, keffend, kwispelend. Aangetrokken door de levenslust van het hondje besluit hij van zijn zelfmoordplan af te zien. Het wordt zijn trouwe kameraad en hij noemt het Marra, de benaming in de Noord-Engelse mijnstreek voor de persoon op wie je altijd en overal kunt vertrouwen, van wie je op aan kon bij het zware leven onder de grond. Het is een scène die als voorspelbaar, sentimenteel, larmoyant zelfs, kan worden opgevat. Maar omdat we dan al weten hoe het met Marra afloopt, is er geen enkele reden om dit als spelen op vals sentiment te benoemen. 

The Old Oak

Sociale voorzieningen verdwenen
The Old Oak is van minimaal hetzelfde niveau als het hooggewaardeerde Sorry We Missed You dat gaat over de pakketjes-economie en Gouden Palm-winnaar I, Daniel Blake over het uitkeringssysteem. Het is ook het slotstuk van een trilogie, films die zich alle drie afspelen in het verkommerde en verpauperde Noordoost-Engeland. Sinds de jaren tachtig, toen in de Thatcher-tijd na een keiharde strijd met de vakbonden de mijnen werden gesloten, is de streek langzaam maar zeker teloorgegaan. De overheid heeft zich teruggetrokken. Er is geen werk meer en de meeste sociale voorzieningen zijn gestript. Scholen, winkels en kerken zijn dicht, de woningmarkt, zo weten ze in de pub te vertellen, is ontwricht door ‘een bedrijf op Cyprus’. Voor een spotprijs zijn de huizen van weggetrokken bewoners opgekocht, waardoor de achterblijvende huisbezitters geen kans meer krijgen om elders een beter bestaan op te bouwen.

De mijnwerkersclub, in een bijzaal van de pub, waar foto’s en vaandels herinneren aan het glorieuze arbeidersverleden, is inmiddels opgedoekt. Schimmel en spinrag bedekken de vloer en het achtergelaten meubilair. The Old Oak zelf staat op instorten en wordt financieel ternauwernood overeind gehouden door een groepje locals, dat iedere middag zijn gram komt spuien over alle kwaad dat hen door de buitenwereld is aangedaan. Bij de vele pinten Bitter voeren boosheid en bitterheid de boventoon in hun rauwe kroegpraat. De treurnis om het verlies van de vertrouwde wereld uit zich bij tijd en wijle in vreemdelingenhaat. Het is het bekende mechanisme: wanneer mensen geen grip op hun leven ervaren, compenseren ze dat door zondebokken te zoeken.

Syrische vluchtelingen
En dan arriveert een groep Syrische vluchtelingen in het dorp, moe en uitgeput van een lange reis. Gelijk al als ze uit de bus stappen, gaat een gast in een Newcastle-shirt heftig tekeer tegen ze: ‘wat kom je hier doen, ga toch terug naar je eigen land.’ Het is 2016, het jaar nul voor de Brexit. De Syriërs worden door een deel van de bevolking, waaronder TJ Ballantyne, barmhartig opgevangen. Hij raakt bevriend met Yara (Ebla Mari, weer een van de door Loach zo vaak gevonden natuurtalenten), een fotografe met een dramatisch vluchtverhaal en grote zorgen om haar achtergebleven vader.

The Old Oak

Voor de locals in de pub is hun komst aanleiding om nog eens extra te zwelgen in hun misantropie en xenofobie. ‘Zij krijgen alles, zomaar, gratis, pikken onze huizen en banen in’; ‘we gaan toch niet meemaken dat die tulbanden hier de dienst gaan uitmaken?’. Als Yara even in de The Old Oak geweest is, klinkt ‘dit is onze pub niet meer’. Een Syrisch jongetje wordt er van beschuldigd dat hij te veel naar de Engelse meisjes in zijn klas kijkt en een stuk of vier opgeschoren kapsels nemen hem fiks te grazen.

Zoals vaker bij de komst van een asielzoekerscentrum of de tijdelijke huisvesting van vluchtelingen (Albergen, Loosduinen!), willen de locals het initiatief nemen om een bewonersavond voor de plaatselijke bevolking te organiseren. Dat zou dan plaats moeten vinden in het zaaltje van de mijnwerkersclub, maar TJ Ballantyne weigert hieraan mee te werken.

Twee getraumatiseerde groepen
Om de oplopende spanningen een halt toe te roepen, bedenkt hij samen met Yara en hulpverlener Laura een plan om de twee getraumatiseerde groepen nader tot elkaar te brengen. En in een dergelijk warmbloedig scenario blinken Ken Loach en zijn vaste scenarioschrijver Paul Laverty uit. Niet zwart-wit de tegenstellingen in sjablonen uitvergroten, maar vooral ook met verschillende tinten grijs te laten zien dat er toch ook nog de nodige menselijkheid in onze maatschappij bestaat.

Het is een ragfijn spel met alle bekende vooroordelen uit het migratiedebat. Sommige verwikkelingen zie je van ver aankomen, maar ook met wendingen die je emotioneel raken. Ken Loach’ laatste woord is een spijkerhard oordeel over de net als in Nederland zwaar gepolariseerde samenleving dat toch hoop biedt. Bij ons klinkt tegenwoordig de roep dat we beter zouden moeten luisteren naar wat al die PVV-stemmers bewogen heeft. Ik zou iedereen vooral willen aanraden The Old Oak te gaan zien.

 

20 december 2023

 

ALLE RECENSIES