***
recensie Eddie the Eagle
Meedoen is belangrijker dan winnen
door Wim Meijer
Eddie the Eagle toont de underdog Michael Edwards op lange latten die alle verwachtingen overtreft en zijn Olympische schansspringdroom waarmaakt. Het is een sympathieke film met dito hoofdpersoon die gekkere sprongen maakt dan de film zelf.
Michael Edwards (Taron Egerton), zoals Eddie the Eagle eigenlijk heet, is een kleine, doortastende jongen die je alles gunt. Zijn droom om een Olympiër te worden begint al in de openingsscène, waarin hij verscheidene zomersporten uitprobeert. Er sneuvelen vele brillenglazen tijdens pogingen te kogelstoten of hordelopen, maar de maat voor Eddie’s vader is pas echt vol wanneer er een speer rakelings langs hem door het raam vliegt. Eddie moet maar stukadoor worden, net als hijzelf.
Eddie raakt meerdere malen in de film overtuigd van zijn onvermogen – niet geheel onterecht overigens – maar klautert telkens weer overeind. Eddie blijkt zelfs zowaar voor skiën enigszins talent te hebben. Het is echter niet genoeg, want hij plaatst zich niet bij het Britse Olympische team op de slalom. Maar Eddie geeft niet op, hij krijgt z’n moeders spaargeld en jat z’n vaders busje om te gaan schansspringen.
Even onnozel als komisch
Eddie gaat trainen in Duitsland en springt oud-schansspringer Bronson Peary tegen het lijf. Peary is een cynische zuiplap, een rol die Hugh Jackman ondertussen kan dromen na alle X-Men films. Peary moet niets weten van Eddie, maar ontwikkelt een zwak voor zijn doorzettingsvermogen en al snel vormen de twee een onafscheidelijk duo met maffe trainingsmethoden, zoals trainen op aerodynamica door op het dak van een rondrijdend busje te staan. Het levert wel leuke scènes op waarin de twee protagonisten naar elkaar toe groeien.
Fijn aan de film is het karakter van Eddie zelf. Eerst zou hij gespeeld worden door Steve Coogan – je moet er niet aan denken – maar gelukkig is later de relatief onbekende Taron Egerton gecast. Hij vertolkte Eggsy in het fantastische Kingsman: The Secret Service en lijkt sprekend op de echte Michael Edwards. Eddie’s blik achter zijn enorme bril is goud waard, zijn opmerkingen even onnozel als komisch, zijn volharding tekenend voor een Olympiër. Het is een vermakelijke set kwaliteiten die Eddie als karakter een stuk interessanter maken dan zijn coach.
Contrast
Je ziet het al helemaal gebeuren natuurlijk, een Brit die zonder enige ervaring van schansen springt in een trainingsgebied in Duitsland. Het contrast is haast zo groot als in Cool Runnings waar we allemaal juichten voor Jamaicanen in een bobslee. Regisseur Dexter Fletcher liet zich inspireren door die culthit uit 1993 en dat is te merken. Eddie the Eagle heeft dezelfde Disney feelgood vibe, met veel vrolijke muziek, excentrieke personages, een enorme underdog en een happy ending waar de gemiddelde massagesalon in Amsterdam nog een puntje aan kan zuigen. De film refereert nog kort aan zijn spirituele voorganger in een radiobericht tijdens de Olympische Winterspelen van Calgary in 1988.
Dexter Fletcher maakte eerder Wild Bill, een film over de terugkeer van een crimineel naar zijn twee verlaten zoontjes na jaren gevangenschap. Een prima debuut, vermakelijk met een rauw randje. Eddie the Eagle blijft echter keurig binnen de lijntjes en weet nergens te verrassen. De chemie tussen Jackman en Egerton maakt een hoop goed, maar de film is bijzonder voorspelbaar. De scènes gemaakt door een ‘helm-cam’ waarin Eddie als een gek van een schans naar beneden raast, spreken wel tot de verbeelding, met prachtige shots in mid-air.
Eddie the Eagle, in tegenstelling tot de hoofdpersoon bepaald geen hoogvlieger, speelt erg in op het underdoggevoel en haalt het onderste uit de kan. Van enige diepgang is nauwelijks sprake, zowel qua script als karakterontwikkeling. Ondermaats is de film echter allerminst en valt hij te vergelijken met de titulaire hoofdpersoon: ’t is niet goed, maar wel behoorlijk vermakelijk.
25 maart 2016