Sport en misdaad

Sport en misdaad

door Bob van der Sterre

Delitto al circolo del tennis ♦ The Basketball Fix ♦ Pilkarski Poker

 

Geen duo dat je snel verwacht. Toch is er verwantschap. Denk bijvoorbeeld aan de film I, Tonya. Of aan matchfixing. Zijn er ook obscure voorbeelden?

In Delitto al circolo del tennis (1969) heeft Riccardo Dossi, een belangrijke zakenman, een affaire met een jonge vrouw, Benedetta. Zij is de dochter van een vriend van Riccardo. Allen weet hij een ding niet: dat zij bevriend is met Riccardo’s eigen dochter (Lilla) en háár vriend (tennisleraar Sandro). En dat zij drieën een smerig afpersingsplannetje hebben bekokstoofd met Benedetta in de hoofdrol.

Afpersing
Alle ellende begint bij een tenniswedstrijd van Riccardo. Bij de kledingruimte ziet hij Sandro een afpersingsbrief met foto’s in zijn zak stoppen. Sandro zegt ertoe gedwongen te zijn en hij wil Riccardo graag helpen. ‘Laten we de politie bellen!’ zegt hij als hij toch al weet dat Riccardo antwoordt: ‘Nee, ben je gek!’

Het gaat van kwaad tot erger als Riccardo het huis van de directeur van de tennisclub leent voor een date met Benedetta. Ze krijgt het opeens heet en sterft in Riccardo’s handen. Riccardo snelt naar zijn vakantiehuisje om daar depressief te zijn. ‘Zij hield van mij. Ik hield van haar.’

Benedetta’s dood was nep natuurlijk en de drie houden hem in de gaten vanuit een soort bunker. Ze persen hem af via de immer ‘hulpvaardige’ Sandro. Die stookt het vuurtje op: ‘Het is een misdaad, weet je, om een stoffelijk overschot te verbergen.’ De drie houden alleen geen rekening met het feit dat Riccardo houdt van wandelen en koekeloeren.

De film begint met prachtige sixtiesbeelden en fijne muziek. Plastic stoelen, gordijnreepjes, vette close-ups: we gaan er even goed voor zitten. Zoals andere critici al hebben aangekaart, ontvouwt zich daarna een kletsfilm zonder weerga. De boot van een soort Charade op zijn Italiaans is snel vertrokken, de boot voor uiterst langzame dialogen (inclusief uitzinnige close-ups) meert juist aan.

Pas bij het bizarre einde leeft het weer op. Wat een finale! De maffe soundtrack van Peter Chilton en Peter Smith zorgde er niet voor dat ze méér soundtracks gingen maken. Was dat jammer? Een goede vraag.

Basketballer
Méér sport en misdaad in The Basketball Fix (1951). Johnny Long is helemaal geen onaardige collegebasketballer. Integendeel: hij heeft talent. Sportschrijver Pete Ferreday koppelt hem aan coach Nat Becker. Zo deden ze dat vroeger.

Op een locatie waar hij bijverdient als zweminstructeur, ontmoet hij niet alleen Pat, een leuke dame, maar ook ‘zakenman’ Mike Taft. Die laatste weet wel hoe hij Johnny Long uit de geldzorgen moet krijgen: ‘Je krijgt 500 dollar voor als je wat punten mist.’ Shaving points in jargon.

Johnny bedankt maar het zaadje in zijn hoofd is geplant. Hij wil ook werk maken van zijn relatie, hoewel dat voor Pat niet eens nodig is: ‘Johnny… er zit geen prijskaartje op mijn hoofd.’ Hij twijfelt maar zijn vriend blijkt het ook te doen. ‘Het is niet alsof je de wedstrijd verliest, het gaat er alleen om dat je wat punten morst.’

Johnny gaat overstag en voor hij het weet is hij ‘een investering’ van Taft. Die beschermt die investering, zelfs als hij die zelfde basketballer moet laten afrossen. Het wordt een kwestie van nog een wedstrijd en dan nooit meer. Is dat een wedstrijd te veel?

Een basketbal-noir? De film noir-saus is in elk geval onmiskenbaar aanwezig: de gekwelde held, de karakteristieke voice-over en gangsters met regenjassen. Als dat al niet frappant is, zijn dat wel de compleet blanke basketbalteams; de erg uitbundige glimlach van Pat; de wallen onder de ogen van John Ireland; de moddervette moraal (‘Ga niet in zee met matchfixers’).

De film is verder redelijk voorspelbaar afgezien van een running joke: het karakter Lily (Hazel Brooks) dat alsmaar over astrologie begint. ‘Ik ben niet moeilijk, ik ben waterman.’ ‘Pardon?’ ‘Ik ben onder de vis geboren.’ ‘Oh.’ Zij is hier de komische noot, maar eentje die weinig geluid maakt.

Polen in 1989
In de Poolse film Pilkarski Poker (1989) zien we in feite hetzelfde gebeuren. Deze directeurs van Poolse voetbalclubs pakken het alleen wat grondiger aan dan Mike Taft. Via scheidsrechters bepalen ze uitslagen in de hele competitie. Een soort voetbalkartel.

Ze toosten op hun wanstaltige onderneming, waarbij scheidsrechters omgekocht worden met prostituees, wodka en geld. Wedstrijden worden meer op de tribunes en in vage hotels, bars en striptenten beslist dan op het veld.

Hun favoriete kop-van-jut is de naïeve scheidsrechter Jan Laguna (rol van Janusz Gajos, bekend van Trois couleurs: Blanc van Krzysztof Kieślowski). Iedereen neemt zijn moment om hem te manipuleren. Zelfs vriendin Irena.

Op zeker moment krijgt Jan in de gaten dat er iets vreemds gaande is. Uiteraard is hij net de scheidsrechter van een belangrijke wedstrijd. Wat beslist hij als een jonge speler die scoorde hem met pure voetbalogen aankijkt?

Je raakt nooit uitgekeken op de Poolse cinema van de jaren zeventig en tachtig. Al die uitstekende films, goed presterende acteurs, scripts die je verbazen en fraaie cameravoeringen. Voor deze film kreeg regisseur Janusz Zaorski zelfs echte voetballers zo gek om mee te doen en het verhaal is tamelijk spottend en volks en zal wel in Polen een bepaalde snaar hebben geraakt.

Het aardige van deze film is het portret van het Polen van 1989, dus tijdens het jaar dat de Berlijnse Muur viel (op 4 juni van dat jaar won Solidarność de verkiezingen). Een ‘provinciaal Polen’ nog volgens Zaorski, met ranzige trekjes. Zoals de man die in een bar in een teug een een achtergelaten glas wodka soldaat maakt. De asociale familie. De lompe stripbar. Seks in een auto op een parkeerplaats (je moet toch wat doen als je de tijd moet doden).

1989 was geen gelukkig moment om een film uit te brengen in Polen en de film liep z’n publiek mis. In 1993 werd de film ineens weer populair toen Legia Warszawa het kampioenschap werd ontnomen. Bij ieder nieuw schandaal piekte de aandacht voor de film. Zoals toen in 2005 het Poolse voetbal werd opgeschrikt door een serieus corruptieschandaal.

Pilkarski Poker is intussen een cultfilm geworden, vertelt regisseur Janusz Zaorski in een interview. ‘Er zijn weinig wedstrijden en goals. Wel veel achterkamertjes, kantoren van presidenten, geheime vergaderingen. In principe is dit een misdaadfilm.’

Een vervolg kwam er nooit van, tot spijt van Zaorski. Helemaal zonde in een tijd dat wedkantoren bijna op ieder voetbalshirt te zien zijn, en matchfixing een groter probleem is dan ooit.

 

13 maart 2021

 

Pilkarski Poker

Alle Camera Obscura

Fahim

***
recensie Fahim

Illegaal schaaktalent wil wereldkampioen worden

door Cor Oliemeulen

Onderhoudende biografie over een vader in Bangladesh die zijn zoon meeneemt naar Frankrijk om daar diens schaaktalent verder te kunnen ontwikkelen. Tegen de achtergrond van de hoop op een verblijfstatus ontwikkelt zich een hartverwarmend verhaal over een jochie dat wereldkampioen wil worden.

Schaken in films wordt over het algemeen niet bar serieus genomen. Vaak staat het bord verkeerd (het vakje rechtsonder moet wit zijn) en hebben de intelligent geachte personages geen flauw idee wat ze aan het doen zijn. De liefhebber kijkt reikhalzend uit naar een goede schaakfilm, waarvan er slechts sporadisch eentje de bioscoop weet te bereiken. De laatste was The Dark Horse vijf jaar geleden. Dit Nieuw-Zeelandse drama vertelt het waargebeurde verhaal van de bipolaire ex-bendeleider Genesis Potini die zijn passie voor schaken overbrengt op Maori-jongeren en hen daarmee probeert te behoeden voor het criminele circuit.

Fahim

Oorlog tussen twee geesten
Een goede schaakfilm gaat nooit alleen over het strategisch verplaatsen van stukken op het bord. Het zijn met name de achtergronden van de schaker die een film, ook voor het grote publiek, interessant maken. In Pawn Sacrifice (uit hetzelfde jaar) kruipt Tobey Maguire in de huid van de meest legendarische – en volgens velen beste – schaker Bobby Fisher. Geweldig voor de schaakfanaat, omdat daarin bijvoorbeeld de beroemde schaaktweekamp van de onvoorspelbare Amerikaan tegen de stoïcijnse Rus Boris Spassky uitgebreid aan bod komt. Maar ondanks de psychologische oorlogsvoering tussen de twee kemphanen is zo’n film slaapverwekkend voor de niet-schaker, omdat die geen snars van het spelletje begrijpt.

Schaken is geen spelletje, aldus de eigenzinnige Franse topcoach Xavier Parmentier (geweldige rol van Gérard Depardieu) in Fahim, maar een oorlog tussen twee geesten. In zijn schaaklokaal in Parijs heeft hij zojuist kennisgemaakt met de spontane Fahim Mohammad Alam (ontwapenend oprecht vertolkt door Assad Ahmed) die met zijn vader is gevlucht uit Bangladesh om hier een beter leven te kunnen opbouwen. Het grootste doel is om het 11-jarige talent te laten kneden tot schaakprofessional. Het is aan de stugge, afstandelijke en chagrijnige Xavier om Fahim op een onalledaagse manier de subtiele kneepjes van het schaken te leren. Belangrijkste les: speel niet altijd zo agressief en neem af en toe genoegen met remise. Net als in het echte leven.

Fahim

Onderduiken
Fahim vertelt een waargebeurd verhaal waarin schaken en politiek op een geloofwaardige manier worden gemengd. Ja, Fahim is een groot talent, die zich snel de Franse taal machtig maakt en soms heel gevat voor zich weet op te komen, echter zijn vader kan zich maar moeilijk aanpassen in deze volstrekt andere maatschappij. Hij kan geen structurele baan vinden en dreigt te worden uitgezet. Ook Fahim moet, geholpen door zijn nieuwe schaakvriendjes, onderduiken. Ondertussen blijft hij dromen om kampioen te worden.

De nijpende omstandigheden waarin het duo verzeild is geraakt, maakt de film meer dan alleen een verhaal over de relatie tussen leraar en leerling, zoals die heel kenmerkend aan bod komt in de schaakklassieker Searching for Bobby Fisher (1993). Hierin wordt de pas 7-jarige Josh, die graag in de voetsporen van zijn idool wil stappen, hardhandig aangepakt door zijn schaakleraar Bruce (Ben Kingsley). Naast de verwikkelingen rond de vluchtelingenstatus en de relatie tussen mentor en talent, besteedt Fahim ook de nodige aandacht aan de verhouding tussen vader en zoon. Hun geschiedenis doet – hoewel minder confronterend – denken aan Pelle the Conquerer (1987) waarin eveneens een vader (Max von Sydow) zijn zoontje meeneemt naar een ander land in de hoop daar een beter bestaan te kunnen opbouwen. Ondanks dat het titelpersonage niet de beste schaker van de wereld zal worden, is Fahim een inspirerende film voor het hele gezin.

 

27 juli 2020

 

ALLE RECENSIES

Goud

***
recensie Goud

Keerzijde van streven naar succes

door Cor Oliemeulen

Goud is het verdienstelijke speelfilmdebuut van commercialregisseur Rogier Hesp over de opgroeiperikelen van turner Timo die zich door keihard trainen wil kwalificeren voor de Olympische Spelen. Hij wordt vooral gedreven om de vurige wens van zijn vader te vervullen.

Scenarist Anne Hofhuis liet zich voor Goud inspireren door een oud krantenbericht met de kop: ‘Vader schiet kogelstotende zoon dood’. Zij onderzoekt waartoe een niet ingeloste belofte kan leiden en toont aan dat de lijn tussen succes en falen erg breekbaar is. Ouders die hun kind willen opstuwen naar (te) grote hoogte, vaak omdat zij hun eigen ambities niet konden waarmaken, is een universeel gegeven dat je vaak terugziet in sport. Denk bijvoorbeeld aan de nietsontziende moeder van de Amerikaanse kunstschaatsster Tonya Harding die haar dochter in I, Tonya al op driejarige leeftijd het ijs op joeg of aan de jonge Vlaamse wielerbelofte Felix in Coureur die bloed kotsend op het asfalt van zijn vader steeds weer moet doorgaan om juist diens droom te verwezenlijken.

Goud

Vader-zoonrelatie
Zulke uitwassen blijft Timo (debutant David Wristers, Nederlands kampioen op het onderdeel Sprong in 2016) in Goud bespaard, alhoewel hij onder toeziend oog van zijn vader ook na de intensieve turntrainingen oeverloos aan zijn zwakke plekken moet blijven werken. Zijn na een auto-ongeluk invalide geworden vader Ward (Marcel Hensema, hoofdrolspeler van de BNNVARA-serie Hollands Hoop) rijdt Timo naar het trainingscentrum en corrigeert ter plekke de coach omdat die volgens hem zijn zoon verkeerd aanpakt. Ward is oud-turner die in zijn jeugd het hoogste niveau niet aankon en richt zich nu helemaal op zijn zoon om diens deelname aan de Olympische Spelen af te dwingen.

Timo en Ward zijn nog meer op elkaar aangewezen doordat Timo’s moeder het gezin verliet toen hij nog jong was. De invaliditeit van zijn vader maakt het voor Timo nog moeilijker om de verstikkende relatie te verbreken. Hij geeft Ward ontbijt op bed, doet hem in bad, checkt zijn doorligplekjes en verschoont zo nodig zijn vervuilde bed. Vader bedoelt het allemaal niet slecht, maar veel warmte en liefde hoeft Timo niet van hem te verwachten. Ward is veeleisend, maar ook trots op zijn zoon. Volgens Timo is Ward uiteindelijk vooral trots op zichzelf.

Goud

Gevoelens
Na een lichte enkelblessure raakt Timo de focus op turnen kwijt door toedoen van de tedere handen van de knappe fysiotherapeut Irene (Loes Haverkort: Schneider vs. Bax, Redbad). Zij probeert de spanning uit Timo’s lijf te masseren. Het is duidelijk dat de 17-jarige uit de kluiten gewassen turner de warmte en liefkozingen van zijn moeder al een lange tijd mist, maar het zijn Irene’s aanrakingen die bij Timo ontluikende sensuele gevoelens doen opborrelen. Het is maar zeer de vraag of de alleenstaande moeder Irene aan die behoeften tegemoet kan komen.

Hoewel de camera vaak dicht op de huid van Timo zit (ook de dynamiek van zijn sprongseries is van dichtbij vastgelegd), is er bijna voortdurend een afstand tot de hoofdpersoon. Hij praat niet veel en moet het eerder hebben van zijn moeilijk te doorgronden blik dan van dramatische gezichtsuitdrukkingen. Maar juist dat maakt Timo geloofwaardig in zijn eenzaamheid, die wordt versterkt door de geluidsband waarop regelmatig omgevingsgeluiden zijn weg gefilterd en slechts Timo’s ademhaling en fysieke inspanningen zijn kleine wereldje vormgeven.

Goud is vanaf 20 mei online te zien op Picl.

 

16 mei 2020

 

ALLE RECENSIES

Regisseur Kenneth Mercken over Coureur

Regisseur Kenneth Mercken over Coureur:
“Een wielrenner mag niet klagen”

door Alfred Bos

Coureur is het speelfilmdebuut van de Vlaamse regisseur Kenneth Mercken. Als voormalig Belgisch kampioen bij de beloftes kent hij de wielersport van binnenuit. Het is een gesloten wereld waar dingen gebeuren die het daglicht schuwen.

 “Als sporter zit je vier, vijf uur per dag op de fiets. Je maakt zóveel endorfines aan. Het is echt een verslaving. Je denkt 24 uur per dag aan trainen, eten, slapen. Aan niks anders. Dan heb je geen relativeringsvermogen. Dan heb je niet meer die afstand. De afstand die ik wel nodig had om deze film te maken.”

Kenneth Mercken (foto: Toon Aerts)

Kenneth Mercken (foto: Toon Aerts)

Kenneth Mercken (1976) werd in 2000 Belgisch kampioen bij de elite zonder contract, de amateurbeloftes. Maar tot een glanzende carrière als profwielrenner is het nooit gekomen. Hij reed in Italië voor een ploeg van semi-beroepsrenners, aanstormend talent waaruit de besten doorstromen naar de profs. Net echt, met ploegleider, teamhuis, onderlinge competitie—en doping.

“Ik merkte dat epo niet
werkte op mijn lichaam”

“Ik merkte dat epo niet werkte op mijn lichaam”, zegt Mercken. Het advies van een gerenommeerde wielerarts: groeihormonen gebruiken en wel voor de duur van zijn wielerloopbaan. De belofte is tot alles bereid. Maar, voegt de arts eraan toe, groeihormonen werken ook op kankercellen. “Toen had ik een inzicht: dit gaat echt te ver. In de autorit terug heb ik besloten om filmschool te gaan doen.”

De filmschool omdat hij “na dat opwindende leven met al die kicks iets wilde dat die rush verving. Ik wilde geen 9 tot 5 job gaan doen. Ik wilde ook een zingeving in mijn leven. Iets speciaals doen. Iets bereiken ook.”

In 2012 maakt hij een kortfilm, het op ervaring gebaseerde The Letter, over een Russische amateurrenner die prof wil worden in Vlaanderen. Spraakmakend is de scène waarin de dopingcontrole wordt geflikt. Vervuilde urine uit de blaas, schone urine teruggeplaatst in de blaas – en nu moet de lezer met een zwakke maag even de andere kant uitkijken – via een naald in de pisbuis.

Autobiografisch met fictieve elementen
De gruwelscène zit ook in Merckens speelfilmdebuut, Coureur. Hij speelt in de wereld van de beloftes, jonge renners van heinde en verre worden in Italië gedrild voor het grote werk. De film geeft een kijkje achter de schermen van de wielerwereld en is semi-autobiografisch, verbeeldt wat de regisseur als beloftevolle coureur heeft meegemaakt. De film toont tevens een complexe vader-zoonrelatie: vader projecteert zijn dromen op zijn getalenteerde zoon. Mercken is er eerlijk over, ook dat is dicht bij huis.

Coureur

Wat de vraag oproept waarom hij deze film heeft gemaakt. Om persoonlijke of artistieke redenen? Het antwoord is: beide. Mercken is na zijn wieleravontuur niet naar de filmschool gegaan met het idee, hier moet hij iets over maken. “Dat is pas veel later gekomen. Tijdens mijn studie werd wel duidelijk dat er bij mij een urgentie bestond om hier iets over te vertellen.”

“Andere regisseurs krijgen
de kans niet om dit te zien”

“De wielerwereld is een gesloten wereld. Andere regisseurs krijgen de kans niet om dit te zien. Rond dit thema bestaat een soort omerta. Als ik die wilde doorbreken, moest ik natuurlijk wel kennis van zaken hebben. Ik heb het zelf meegemaakt.”

U spreekt over omerta, zwijgplicht. Bent u bang voor reacties uit de wielerwereld?

“Ik hoop dat er veel reacties komen, negatief of positief. Ik vind dat we open moeten praten over misstanden uit het verleden die nog altijd aan de gang zijn.”

Voor alle duidelijkheid: wat de film laat zien speelt zich af net onder het professionele niveau.

“De bovenlaag was toen even verziekt en ik denk dat er nog steeds misstanden aan de gang zijn. Het is nog steeds mogelijk om epo te gebruiken en niet gepakt te worden. Om bloedtransfusies te doen. Dat gebeurt nog steeds in de sport.”

Er is misbruik op professioneel en semi-professioneel niveau. Zit het ook daaronder?

“Ik denk van wel. Misschien dat het nu wat cleaner wordt omdat er meer controles zijn dan vroeger. En betere controles. Maar wat ik heb ervaren is dat het in de amateurwereld ook gebeurt. Ik kreeg vorige week nog een vraag over een elektrische fiets, met een niet zichtbare elektrische aandrijving. Dat was een vraag van iemand die toeristentochtjes rijdt op zondag.  Het is van alle tijden, denk ik. Het zit in de mens.”

Wat me opviel aan de film: de onwaarschijnlijke competitiedrift. Ten koste van alles, zelfs van gezondheid. Je gaat twijfelen aan het verstand van mensen.

“Als je die droomt hebt, is je blik gericht op de top, ook al is het onrealistisch dat je die top zult bereiken. Je verliest jezelf daar in. Je komt terecht in een microwereld. Kranten gaan over je schrijven. Je krijgt aandacht van ploegleiders, van artsen, supporters. Dat stuurt je allemaal voorbij de limiet.”

“Als je valt, moet je binnen twee
seconden weer op je fiets zitten”

Ik begrijp uit de film dat er veel medische begeleiding is, veel aandacht voor het lichaam. Maar er is totaal geen aandacht voor de geest. Ziet u dat als ex-wielrenner als een gebrek?

“Ik zie dat als een groot probleem in de sport. Misschien kan mijn film daar ook voor waarschuwen. Er moet meer aandacht komen voor de psychologie van de sporter. Daarin heb je helemaal geen begeleiding. Het is ook eigen aan het wielrennen: men klaagt niet. Het peloton raast maar door. Als je valt, moet je binnen twee seconden weer op je fiets zitten. Je kunt niet klagen.”

“Er zijn veel zelfmoorden geweest in het wielrennen, tragische dingen gebeurd. Een wielrenner is heel gesloten ook, die mag niet klagen. Dat is eigen aan de sport. Je wordt heel individueel en gesloten. Die sport maakt je ook zo. Daardoor kun je met dat soort problemen bij niemand terecht. Dat is niet goed en zeker niet voor jonge gasten waar je tussen terecht komt. Je bent eigenlijk nog een kind.”

“Wat ik heb meegemaakt is in feite absurd. Het is ergens ook heel spannend. Maar daar ben je op dat moment eigenlijk nog niet klaar voor. Je wordt gedwongen om te snel volwassen te zijn. Daar gaat de film ook over.”

Coureur

Een van de artsen zegt over de hoofdpersoon: hij is nog niet uit zijn puberteit.

“Dat is in het echt ook gebeurd met mij. Het is ook de vader die hem klein houdt en tegen hem zegt: je bent zwak, je bent nog een kind. Dat zegt hij om zich als vader boven hem te stellen.”

Het is uw vader, dus daar ga ik niet over zeggen…

“Maar dat mag, hoor.”

Dat je dat als vader nodig hebt om te zeggen, voor je eigendunk.

“Dat is iets heel complex. Een psychologe las een interview dat ik ooit heb gegeven met een wielertijdschrift en ze zei: het is een uiting van liefde. Er ontstaat een soort persoonsverwarring en mijn vader had dat inderdaad. Als ik bijvoorbeeld bij de arts zat, begon hij altijd over zichzelf te praten, alsof hij het over mij had. Een vader denkt dat wat het beste is voor zijn droom, voor zijn aspiratie, ook het beste is voor zijn kind. Hij gaat de dingen door elkaar halen. Hij denkt: het is mijn bloed, dat ben ikzelf.”

“Ik vond het mooi om te zien dat dat eigenlijk een uiting van liefde is. Die band tussen vader en zoon is heel hecht. Maar het is ook dubbel, hè. Het gaat over zijn eigen trots. Maar op hetzelfde moment beseft hij: nu overstijgt hij mij. Er is ook jaloezie en nijd. Die jongen zoekt zijn eigen identiteit, zijn leven los van zijn vader. Maar hij kan het niet.”

Is dat een van de redenen waarom hij naar Italië gaat?

“Absoluut, om letterlijk die afstand te vinden. Maar in Italië ontdekt hij dat hij daar ook geinfecteerd wordt door het geweld van zijn vader. Dat hij ook wordt zoals zijn vader. Hij kan niet van hem loskomen. Maar het is niet zo dat hij in de film ook filmschool gaat studeren”, voegt de regisseur er lachend aan toe. “Dat had ook nog gekund, als enige manier om los te komen. Maar dan was het een ander soort film geworden.”

Aan het slot van de film komt een authentiek filmbeeld langs van iets wat kort daarvoor in de film is nagespeeld. Dat suggereert dat de film autobiografisch is. Wilt u dat daarmee benadrukken?

“Ja, ik denk van wel. Het is een intuïtieve keuze geweest. Ik wilde dat graag doen, het voelde goed. Ik ben me gaan afvragen: als je dit doet, zeg je dat alles wat daarvoor te zien was, echt is. Het is dicht bij wat ik heb meegemaakt, maar er zitten wel fictionele elementen in.”

Kunt u er enkele noemen?

“De bloedtransfusie bijvoorbeeld, die is niet echt gebeurd. Die scène is heel symbolisch: vader en zoon zijn intiem, ze wisselen hun bloed uit. De vader is te trots om mee te gaan naar Italië en zijn zoon daar kampioen te zien worden. Maar hij wil ook een stukje van zichzelf meegeven.”

“Je weet, ik ben een grens over
gegaan en ik kan niet meer terug”

Er zitten scènes in Coureur die ook in een horrorfilm hadden gepast. Dat gebeurt ook in het echt?

“Ik heb zelf nooit een urinewissel gedaan, maar ik heb er veel over gehoord. Ik ben wel heel vertrouwd met naalden. Het werd op een geven moment zelfs banaal. Je gaat een grens over. Het begon met magnesium inspuiten in de ader. Een arts legde uit hoe ik dat moest doen. Dat is eng, de eerste keer. Maar het geeft zo’n macht. Je weet, ik ben een grens over gegaan en ik kan niet meer terug.”

Het klinkt als heroïne.

“Het is ook psychologisch verslavend. Magnesium gaat geen wonderen doen, maar je voelt: nu heb ik een stap gezet. Nu ben ik dichter bij die droom. Het gaat altijd maar verder. Op den duur wordt epo zo ook niks. Wordt het iets banaals zelfs.”

Dat is dus gevaarlijk, dat het gewoon wordt.

“Zeker als je van alles op eigen houtje gaat doen. Ik was begaan en secuur, ik wist waar ik mee bezig was. Maar ik heb andere jongens gezien die geen idee hadden wat ze aan het doen waren. Ik ben wel eens binnengelopen bij een ploegmaat en daar lagen allemaal ampullen op zijn bed. Er was een soigneur bij die dat klaarmaakte. Ik zei: ‘En, wat gaat hij inspuiten?’ ‘Dat weet ik niet’, zei de ploegmaat. Ik heb er met mijn verstand nooit bij gekund hoe dat mogelijk is.”

“In Italië kwam er een jongen naar me toe die wist dat ik er meer van afwist. Hij liet me een pilletje zien. ‘Mag ik je vragen, wat is dit? Dit geven ze me al een half jaar en ik raak geen poot vooruit.’ Dat was testosteron, oraal. Als je testosteron oraal inneemt, dan gaat je hypofyse ook plat liggen. Dus je eigen aanmaak ligt dan plat. Je kunt het wel doen, om te herstellen na een zware koers. Het helpt een paar uur.”

“Maar hij kreeg dat elke dag. Die jongen was waarschijnlijk nog in zijn groei, hij zal zeventien zijn geweest. Het pilletje werkt een paar uur, maar legt wel je eigen aanmaaksysteem plat. Waarschijnlijk was zijn testosteronniveau met pil lager dan zijn natuurlijke aanmaak, met als gevolg hij eigenlijk helemaal niets meer kon. En dat voor iemand die nog in de groei is. Toen dacht ik: wow, dat is heftig.”

“Dat de wielerwereld gesloten blijft, dat we het een taboe houden—dat is niet goed. Bepaalde dingen zouden met controle toegelaten moeten worden. Omdat het dan veiliger wordt.”

Coureur

Dus net als met recreatieve drugs: legaliseren, want dan heb je er meer greep op?

“Voilà, Nederland is daar een goed voorbeeld van. Dan wordt het wel gezonder, denk ik.”

Denkt u dat het mogelijk is om de gesloten wielerwereld open te breken en doping uit de taboesfeer te halen?

“Ik hoop het. Ik denk dat de mensen die er belang bij hebben, de teams die nu bezig zijn, zullen zeggen – zoals altijd gebeurt – ‘hij spreekt over het verleden, dit gebeurt niet meer’. Ik hoop dat de film er aan kan bijdragen dat het debat wordt opengebroken.”

“Anitdopingsfederaties zijn bedrijven met belangen. Ze sporen middelen op waarmee ze publiciteit kunnen halen, dat speelt ook allemaal mee. Er wordt zoveel in de doofpot gestoken. Ik denk dat het goed is als er een open debat over komt.”

“Ik ben altijd bezig
met verhalen en schrijven”

Waar komt uw belangstelling voor film vandaan? Was dat al vanaf jongs?

“Absoluut, misschien dat mijn broer wel die microbe op mij heeft overgedragen. Ik was een jaar of zeven toen hij mij Eraserhead van David Lynch liet zien. We keken heel veel films op de Duitse tv, op Arte. Het heeft me altijd gefascineerd.” Lachend: “Ik heb dat zeker niet van mijn vader gekregen.”

Voelt u zich een verhalenverteller?

“Dat heb ik dan wél meegekregen van mijn vader. Ik ben altijd bezig met verhalen en schrijven. Ik heb ook wel eens kortverhalen geschreven en gepubliceerd zelfs. Ik heb geen conventionele, klassieke manier van vertellen. Dat vond ik ook belangrijk aan de film, dat het een ervaring is en dat het nonlineair verloopt. Een a tot z-verhaal vind ik niet de realiteit weergeven.”

Dat geeft me de kans om iets over de film te zeggen: ik heb geen enkele scène gezien met een begin, een midden en een einde. Het is erg impressionistisch, bijna een videoclip.

“Ik wilde dat je als kijker die rush ervaart. Dat je als een soort voyeur ziet wat er achter die gesloten deuren gebeurt. Als je dat heel lineair in scènes gaat uitwerken krijg je een verhaal. En dat wilde ik niet. Ik wilde een ervaring overbrengen.”

 

7 mei 2019

 

MEER INTERVIEWS

Coureur

***
recensie Coureur

Alles nemen wat verboden is

door Cor Oliemeulen

Het drama Coureur over de jonge Vlaamse wielerbelofte Felix is nooit prettig om naar te kijken, maar biedt wel een aangrijpend relaas vanuit het perspectief van een hulpeloze dopingzondaar die zich vooral voor zijn vader wil bewijzen.

“De Amstel Gold Race van vandaag was veruit de beste wielerwedstrijd die ik ooit heb gezien. Absoluut ongelooflijk!”, twitterde Lance Armstrong nadat multitalent Mathieu van der Poel op sensationele wijze de enige Nederlandse wielerklassieker op zijn naam had geschreven. “Wat doe je hier, ga alsjeblieft weg”, sneerde iemand naar de Amerikaan die in zijn profiel nog vrolijk meldt dat hij zeven keer de Tour de France heeft gewonnen, ondanks het feit dat die titels hem al lang en breed zijn afgenomen. Met ruim drie miljoen volgers op Twitter geniet Armstrong nog steeds veel populariteit en aanzien, ondanks dat hij zijn grootste successen behaalde met structureel dopinggebruik, leugens en intimidatie.

Coureur

Onthutsend
In The Program (2015) toont regisseur Stephen Frears hoe Lance Armstrong bijna de hele wielerwereld in een ijzeren greep hield (inclusief het betalen van zwijggeld aan de internationale wielerunie) totdat een vasthoudende Ierse sportjournalist de ongekende dopingaffaire met overtuigend bewijs aan het licht bracht. De ongenaakbare Amerikaan werd al in 1999 bij zijn eerste Tourzege positief getest, een periode waarin bijna elke professionele wielrenner epo tot zich nam. Door het inspuiten van een hormoon dat extra rode bloedcellen produceert, zouden de spieren minder snel verzuren en zou het uithoudingsvermogen verbeteren.

Richt The Program zich op de ontmaskering van een beroemde frauderende wielrenner, het Belgische drama Coureur geeft een even onthutsend inkijkje in de wereld van een jonge, talentvolle wielrenner eind jaren negentig, echter eenzijdig vanuit het benauwende perspectief van de dopinggebruiker c.q. het dopingslachtoffer. Nationaal beloftekampioen Felix Vereecke (Niels Willaerts) sluit zich geheel tegen de zin van zijn dominante vader Mathieu (Koen De Graeve) aan bij een Italiaanse semiprofessionele wielerploeg en spuit, drinkt en slikt alles wat verboden is. Deels stiekem, deels onder toezicht van de ploegleider, die hem uiteraard laat vallen zodra zijn pupil wordt betrapt.

Vader-zoonconflict
De tragische geschiedenis is ontstaan door de ingewikkelde, maar klassieke verhouding tussen vader Mathieu en zoon Felix. De vader, die zich nog dagelijks thuis op de rollerbank in het zweet werkt, is mislukt als wielrenner en wil dat zijn zoon diens droom kan verwezenlijken. De zoon, die weinig aandacht en liefde van zijn vader heeft ontvangen, wil zich bewijzen, terwijl jaloezie en rivaliteit leidt tot ruzies en soms een knokpartij. Moeder Gerda (Karlijn Sileghem) kijkt liever de andere kant op, zelfs als zij ziet hoe haar man zijn bloed geeft aan hun zoon. Felix is bang dat hij daardoor kanker krijgt, voor Mathieu telt slechts de glorie.

Coureur

Coureur is geïnspireerd op de korte wielercarrière van Kenneth Mercken, die tijdig besloot dat hij zijn gezondheid niet langer op het spel wilde zetten en films wilde maken. Ook hij werd op jonge leeftijd nationaal kampioen en conflicteerde met een vader die wilde dat zijn zoon wel die geweldige racer wordt. Als ervaringsdeskundige wilde Merkcen laten zien hoe de wielrenner de wedstrijd ziet, voelt en beleeft. Uiteindelijk met het verstand op nul, bloed kotsend op het asfalt, maar altijd weer doorgaan omdat je bent wijsgemaakt dat je bent geboren om te winnen.

De verslaving aan zowel de sport als de doping, de naïviteit van de zoon en de rivaliteit met de vader in Coureur geven een aardig, subjectief beeld van de jonge belofte die wordt geleefd door zijn drijfveren en gemanipuleerd door zijn omgeving (de met een pistool zwaaiende Russische collega is eerder uitzondering dan regel). Naturalistisch, bij vlagen claustrofobisch gefilmd, waarmee de kijker vooral krijgt ingepeperd hoe je je eigen dromen moet volgen en in godsnaam moet afblijven van verboden middelen die je lichamelijk en geestelijk kunnen ruïneren. Twintig jaar na Armstrong, Vereecke en co lijken de dopingexcessen voorgoed uit de wielerwereld verbannen.

 

3 mei 2019

 

Lees hier het interview met regisseur Kenneth Mercken.

 

ALLE RECENSIES

Last Fight, The

****

recensie The Last Fight

Verslaafd aan vechtsport

door Ries Jacobs

Vechtsporter Marloes Coenen staat aan de wereldtop. Ze is halverwege de dertig en weet dat ze nog maar enkele gevechten in zich heeft voordat ze moet stoppen met het beoefenen van haar passie. “Vechten is zo puur, wie ben ik als ik stop met de sport?”

Loodzware trainingen, bloemkooloren en sessies bij een energetisch therapeut, alles heeft ze ervoor over om dat ene doel te behalen: de overwinning. Coenen beoefent Mixed Martial Arts (MMA), een vechtsport waarin verschillende disciplines met elkaar gecombineerd worden. In Nederland staat deze sport ook bekend als kooivechten.

The Last Fight

Documentairemaker Victor Vroegindeweij volgt haar gedurende de laatste jaren van haar carrière. Hij legt vast hoe Coenen traint en zich mentaal voorbereid op de gevechten, hoe ze terugkijkt op haar carrière en worstelt met de wetenschap dat die carrière eindig is. We zien geen terminatorachtige vechtmachine, maar een intelligente vrouw die de laatste jaren haar loopbaan zorgvuldig vormgeeft. Ondanks twijfels over de toekomst werkt Coenen gedisciplineerd toe naar haar laatste gevecht.

De documentaire is voorzien van een prachtig diepe en tegelijk rauwe voice-over die op filosofische wijze de essentie van de vechtsport belicht. Dit is de stem van acteur Bruce Dern, tweemaal genomineerd voor een Oscar (in 1979 voor Coming Home en in 2014 voor Nebraska) en bij het jonge publiek vooral bekend vanwege zijn rollen in Django Unchained en The Hateful Eight.

Zingeving
Vroegindeweij werkte eerder al met Coenen samen. De korte documentaire Tiny Love uit 2013 gaat over een gevecht van Coenen in Tokio. Langere documentaires van hem zijn Mattheus en Ik (2013) over evangelist Mattheus van der Steen en Gaandeweg (2008) over zijn dichtende vader Rien, die terugkijkt op zijn leven. In deze films staat de zoektocht naar zingeving centraal.

Ook The Last Fight gaat in essentie niet over MMA, maar over de vraag hoe Coenen haar leven vormgeeft op een manier die voor haar zinvol is. “Ik heb heel veel opgegeven”, zegt Coenen als ze haar leven vergelijkt met dat van andere mensen. “Zij hebben mooie huizen, gaan een paar keer per jaar op vakantie en hebben kinderen. De klok begint nu wel te tikken.” Dit soort zelfreflectie uit ze vaker. Heb ik voorheen de juiste keuzes gemaakt? Wat doe ik na mijn professionele carrière? Kan ik nog kinderen krijgen of heb ik hiervoor teveel van mijn lichaam gevraagd? Vragen die Coenen zichzelf stelt, maar waar ieder mens mee te maken krijgt.

The Last Fight

Spiegel
Het leven van Coenen en Roemer Trompert, die zowel haar partner als haar trainer is, staat volledig in het teken van haar sport. Zij hebben een andere keuze gemaakt dan de meeste mensen door niet te gaan voor de mooie koopwoning en de zekerheid van een vast contract. Hun enige zekerheid is onzekerheid.

Vroegindeweij geeft de twee een podium en houdt daarmee ook de kijker een spiegel voor. Doet de kijker wel echt wat hij het liefst wil? Heeft hij in het verleden wel de juiste keuzes gemaakt? De introspectieve beschouwingen van Coenen maken dat de toeschouwer bijna niet anders kan dan naar zichzelf kijken. De welhaast levensbeschouwelijke vragen die de film stelt, gecombineerd met  keiharde actie tijdens trainingen en wedstrijden en de raspende stem van Dern, maken van The Last Fight een documentaire maken die tot het laatste moment boeit.
 

5 februari 2018

 
MEER RECENSIES

Raging Bull

Raging Bull: Worsteling met een gekooid bestaan

door Tim Bouwhuis

De grootste ontlading uit zich pas als Jake La Motta’s leefwereld zich richting het einde van Raging Bull beperkt tot de muren van zijn gevangeniscel. ‘I am not an animal’, weerklinkt het, net als in David Lynch’ filmische schreeuw om humaniteit uit hetzelfde maakjaar. 

Zowel in The Elephant Man als in Raging Bull dient de noodkreet van beide hoofdpersonen als een laatste redmiddel: om hun menselijkheid niet te verliezen dienen zij iedereen ervan te overtuigen dat zij in wezen even menselijk zijn als de mensen om hen heen. La Motta, eenzaam als hij is in zijn cel, overtuigt vooral zichzelf; Joseph Merrick poogt de mensen te overtuigen die hem als een dier behandelen. Beide slachtoffers richten zich echter ook tot ons: oordelen wij ook? Of voelen we oprechte sympathie waar we normaliter afstand zouden bewaren?

Raging Bull

De boksring als droomwereld
Raging Bull (1980) is daarmee een karakterstudie, een intense inkijk in een getroebleerd mensenleven. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de film een anti-biografie is. De bokssport lijkt slechts een middel tot een doel, daar de zo typische rise and fall-structuur (een trainingsfase ontbreekt, de film start in media res) die we onder andere kennen van Rocky (1976) ontbreekt. Ook de negentien boksminuten behelzen veel meer dan de sport zelf, dan winst of verlies; ze tonen de enige (droom)wereld waarin de Niro’s getergde antiheld zichzelf kan zijn. De boksring is een cinematisch podium, een plaats waar rook en slow-motionbeelden van een bokser een dansende artiest maken. De conflictueuze montage van Thelma Schoonmaker (leg Raging Bull op dit vlak eens naast het oeuvre van Sergei Eisenstein) maakt de kijker deel van La Motta’s gevecht. Schouwen van een afstandje is uitgesloten.

Martin Scorsese-maand: Goodfellas - Goeie gastenHet verlaten van de ring brengt een onafwendbare crisis met zich mee. Scorsese begeeft zich van surrealisme naar neorealisme, van subjectivisme naar moraalvrije verslaglegging. Logisch is de keuze voor dat laatste geenszins. De Niro’s La Motta is een afstotelijk personage, een vrouwonvriendelijke driftkop die niet om kan gaan met de sociale condities van zijn privéleven. Toch vindt Scorsese in die buitenbeentjes zijn sterren. Mean Streets, Taxi Driver en tenslotte Raging Bull: je zou deze anti-biografie kunnen beschouwen als het afsluitende portret in een reeks sociaal-culturele impressies van het Italiaans-Amerikaans gekleurde New York.

Ultieme toewijding
Tijdens het productieproces van Raging Bull waren er momenten dat Scorsese dacht dat dit zijn laatste film zou worden. Het leidde ertoe dat de veelgeprezen regisseur niets aan het toeval overliet en alles wat hij had toewijdde aan zijn werk. De detailgerichte regie is een lust voor het oog: Scorsese tekende de gevechten frame voor frame uit op storyboards, aan de montagetafel restten enkel verfijning en perfectie. De toewijding van De Niro complementeert dit zwaarbevochten succesverhaal; zonder de intensiteit van Scorseses front man geen Raging Bull.

Raging Bull

De Niro’s prestatie is zo indrukwekkend dat van een biografische La Motta haast geen sprake meer lijkt. In Raging Bull figureert een reïncarnatie, een bevlogen vertolker van een menselijk hoofdpijndossier. Minstens even sterk is overigens Joe Pesci, onmisbaar als de meer redelijke broer binnen La Motta’s gezinsleven. Hoe ironisch is het dat Pesci’s temperament in Goodfellas en Casino de man ook in De Niro’s vertolking van La Motta nauwelijks een gelijke vindt…

Raging Bull laat de invloed zien van de neurotische angst alles te verliezen. Zijn titel, zijn sociale status, maar met name ook zijn vrouw (krachtig gespeeld door een jonge Cathy Moriarty). Jaloezie verteert de bezitterige La Motta bij iedere toenaderingspoging, of die nu van een man komt of van Vickie zelf.
 

3 juli 2017

 
MEER MARTIN SCORSESE

Magnus

****

recensie Magnus

Gezin als hoeksteen van succes

door Cor Oliemeulen

Magnus is een documentaire over de gelijknamige Noorse wereldkampioen schaken die zich laat kijken als een spannend jongensboek.

“Ik heb nog nooit zoiets indrukwekkends gezien”, verzucht iemand als Magnus Carlsen uit zijn hoofd alle zetten van zijn partij tegen een zojuist verslagen opponent in Harvard University opschrijft. Normaal geef je zo iemand misschien je handtekening, maar de Noorse schaakgrootmeester overhandigt liever een notatieformulier als herinnering. Ook de negen andere advocaten hadden tijdens de blindsimultaan tegen de ‘Mozart of Chess’ geen schijn van kans gehad.

Magnus

De kunst van het componeren
Componeren op het schaakbord. Schaken als kunst. Weinigen zo creatief als Magnus Carlsen, op 30 november 1990 geboren in het stadje Tønsberg. Aan de hand van homevideo’s blikt vader Henrik terug op de kindertijd van zijn enigste zoon. Terwijl we zijn drie zusjes spontaan zien ravotten in de Noorse natuur, denkt de vierjarige Magnus eerst goed na voordat hij tot actie overgaat. Drie jaar later kent hij de hoofdsteden, vlaggen en inwonersaantallen van de meeste landen van buiten. Hij is gek van lego, én van schaken. We zien Magnus weliswaar de Donald Duck lezen, maar volgens zijn vader vertellen vooral cijfers en nummers hem het verhaal. Dat maakt hem op school een eenling, een outsider. Hij wordt veel gepest omdat hij altijd in gedachten is. “Schaken was goed voor zijn zelfvertrouwen”, vertelt Henrik. Magnus Carlsen werd al op zijn dertiende Noors schaakkampioen. Het begin van een glansrijke carrière.

Nadat zijn landgenoot Øyvind Asbjørnsen in de korte documentaire The Prince of Chess in 2005 het wonderkind portretteerde, neemt Benjamin Ree in Magnus als het ware het stokje over vanaf het moment dat Carlsen internationaal doorbreekt. Zijn camera draait tijdens alle belangwekkende gebeurtenissen met de lens vaak dicht op de huid en op het schaakbord. Het resultaat is een sympathieke coming of age van een ongekend talent dat we zien opgroeien van tiener tot volwassene, zowel in de arena als in zijn gezin. Een must voor de schaakliefhebber, maar zeker zo interessant voor de liefhebber van een geobsedeerd persoon die zijn hele leven in het teken stelt van het doel om de beste te worden. Tegelijkertijd blijkt Magnus een zeer gesloten persoon. “Ik houd mijn demonen voor mezelf. Soms is het zwaar dat je de enige bent die iets begrijpt.”

Magnus

Meer mens dan computer
Schaken en cool zijn, gaat niet goed samen. Dat imago veranderde enigszins toen een bekend jeansmerk Magnus Carlsen in 2010 als boegbeeld van zijn reclamecampagne naar voren schoof, in stoere poses door Anton Corbijn vereeuwigd. Dit hoefde kennelijk niet in de documentaire, want Magnus blijkt sowieso veel meer mens dan computer. Hij houdt niet van het gedisciplineerd uitpluizen van databases met alle openingen en partijen van zijn tegenstanders, maar speelt liever intuïtief. Een groot contrast met de Indiase grootmeester Viswanathan Anand, de wereldkampioen die in 2013 door Carlsen wordt uitgedaagd voor de titel. Tijdens de eerste vier partijen van de tweekamp is de uitdager bloednerveus – hij laat zowaar een paar keer een stuk uit zijn hand vallen – maar als hij op de eerste rustdag veel lol heeft gemaakt met zijn zusjes en ouders, zit vanaf de vijfde partij een volkomen ontspannen en zelfverzekerde toekomstige wereldkampioen achter het bord.

Magnus Carlsen heeft de hoogste schaakrating ooit. Of hij de beste schaker aller tijden is, zal blijken als hij net als Garry Kasparov het mondiale schaken twee decennia lang kan beheersen en dezelfde mate van vernieuwing en creatief aanvalsschaak op het bord kan toveren als de Rus (die enigszins nerveus op zijn stoel schuift als een 13-jarige Magnus tegenover hem aan het bord zit). Maar dat Carlsen een genie is, staat buiten kijf. Misschien wel even geniaal als Bobby Fisher, ongrijpbaar op en naast het bord. Die tijd dat iemand zijn tegenstander zo genadeloos van het bord kon vegen is (jammer genoeg) voorbij, want na de introductie van schaakcomputers weet je bijna exact welke openingen je tegenstander speelt en kun je je heel gericht voorbereiden.

Je vraagt je af wat er van Bobby Fisher terecht zou zijn gekomen als ook hij in een stabiel gezin was opgegroeid. Van Magnus Carlsen hoeven we niet snel te verwachten dat hij ten prooi valt aan paranoia en zal doordraaien. In dat geval zou dat vast een even mooie vervolgdocumentaire opleveren.
 

13 januari 2017

 
MEER RECENSIES

Vijf goede schaakfilms

Race

**

recensie Race

Marathon zonder kleur

door Cor Oliemeulen

Jesse Owens is een van de meest aansprekende atleten uit de geschiedenis. Met zijn vier gouden medailles op de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn zette hij Adolf Hitler met zijn idee over het superieure Arische ras finaal te kakken. Hoog tijd voor een biografisch drama.

Race neemt ruim de tijd om zowel het unieke sporttalent in het zonnetje te zetten als het gekonkel over een eventuele Amerikaanse boycot uit solidariteit met de door de nazi’s onderdrukte joden op te tekenen. Maar zelfs 134 minuten blijken te weinig om enige nuance in deze zwart-wit registratie aan te brengen, waarmee de hapklare brok zich veilig op het grote publiek richt. Met soms wat digitale beeldeffecten zodat we ons terug in de tijd wanen, midden in de sportarena.

Race

Het grote manco van Race is karakterontwikkeling. Een filmdrama dat men biografie durft te noemen, zou op zijn minst een paar keer diep op de persoonlijke beleving en omstandigheden van de hoofdrolspeler moeten ingaan. Het feit dat de stevige roker Jesse Owens in de film nooit met een sigaret is te zien en dat het sporticoon op zijn zesenzestigste zou overlijden aan een agressieve vorm van longkanker, hoeft weliswaar weinig betoog, want dat is minder van belang dan de verhouding met zijn vader, zijn vrouw, de blanke atleet en zijn trainer (Jason Sudeikis in een serieuze rol). Voor elke relatie heeft het scenario een paar gemeenplaatsen en volzinnen paraat en de kijker hoeft zich geen moeite te getroosten deze verhoudingen verder in te kleuren.

Sprint
Ook wanneer de stugge Avery Brundage (Jeremy Irons) namens het Amerikaanse Olympische Comité wordt afgevaardigd om met nazipropagandaminister Joseph Goebbels te onderhandelen over deelname is het beeld stereotiep. Terwijl de Amerikaan naar de plaats van afspraak wordt gereden, ziet hij in één minuut het actuele Jodenleed aan zijn oog voorbijtrekken: leuzen, marcherende soldaten en natuurlijk wordt er precies op dat moment een joodse familie vanuit het huis in een legertruck gemanoeuvreerd en afgevoerd.

Carice van Houten had ook een beter lot verdiend. Zij kwijt zich prima van haar taak om de eigenzinnige en feministische kant van documentairemaakster Leni Riefenstahl uit te beelden, maar wordt regelmatig dwars gezeten door de haastige spoed van regisseur Stephen Hopkins die deze neiging mogelijk heeft overgehouden aan zijn jarenlange productie van tv-series (24, House of Lies, 24: Legacy). Riefenstahl heeft de opdracht een propagandafilm over de Olympische Spelen van 1936 te maken en conflicteert enkele malen met Goebbels. De regisseuse wil 45 camera’s in het Olympisch stadion en geen enkele restrictie. Goebbels: “Het zijn míjn Spelen!” Riefenstahl: “Het is míjn film! Zonder mijn film zullen uw Spelen volgend jaar vergeten zijn.” (Ze zou gelijk krijgen: haar tweedelige documentaire Olympia uit 1938 geldt ook nog in 2016 als artistiek sterk en historisch waardevol.)

Race

Kapstok
Verder dan terechte bewondering voor de atleet Jesse Owens komt Race nauwelijks. Zijn optreden op een atletiekwedstrijd op 25 mei 1935 in Michigan leverde een ongeëvenaarde sportprestatie op: drie wereldrecords in drie kwartier tijd (200 yards, 200 yards hordelopen en verspringen). Maar zijn prestaties op de baan overvleugelen spijtig genoeg zijn karakterontwikkeling. Dus kan het zomaar gebeuren dat het belangrijkste personage, zeker niet onsympathiek vertolkt door de Canadese acteur Stephan James in zijn eerste hoofdrol, in feite wordt gemarginaliseerd als bijrol – een kapstok om de politieke en maatschappelijke discussie over wel of geen boycot van de Olympische Spelen aan op te hangen. Gelukkig verschijnt er op de valreep nog wel een dik uitroepteken achter de Amerikaanse hypocrisie: wel begaan met de overzeese Jood, maar ondertussen ongegeneerd doorgaan met stelselmatige discriminatie van de eigen zwarte burger – zelfs van Olympisch kampioen Jesse Owens.

Het verschrikkelijk afgezaagde liedje onder de aftiteling onderstreept de oppervlakkigheid van Race, dat met de erg voor de hand liggende titel (‘race’ betekent zowel ‘wedstrijd’ als ‘ras’) sowieso niet in aanmerking komt voor de originaliteitsprijs. Met het jankerige deuntje en strofes als ‘Let the games begin, let the best one win’ zou zelfs een finaleplaats op het Songfestival nog hoog gegrepen zijn. Op de redactie van Indebioscoop zouden we Race bestempelen als ‘pizza-film’: een cinematografisch tussendoortje zonder kraak of smaak. Hap, slik, weg.

 

16 juni 2016

 
MEER RECENSIES

Eddie the Eagle

***

recensie  Eddie the Eagle

Meedoen is belangrijker dan winnen

door Wim Meijer

Eddie the Eagle toont de underdog Michael Edwards op lange latten die alle verwachtingen overtreft en zijn Olympische schansspringdroom waarmaakt. Het is een sympathieke film met dito hoofdpersoon die gekkere sprongen maakt dan de film zelf.

Michael Edwards (Taron Egerton), zoals Eddie the Eagle eigenlijk heet, is een kleine, doortastende jongen die je alles gunt. Zijn droom om een Olympiër te worden begint al in de openingsscène, waarin hij verscheidene zomersporten uitprobeert. Er sneuvelen vele brillenglazen tijdens pogingen te kogelstoten of hordelopen, maar de maat voor Eddie’s vader is pas echt vol wanneer er een speer rakelings langs hem door het raam vliegt. Eddie moet maar stukadoor worden, net als hijzelf.

Recensie Eddie the Eagle

Eddie raakt meerdere malen in de film overtuigd van zijn onvermogen – niet geheel onterecht overigens – maar klautert telkens weer overeind. Eddie blijkt zelfs zowaar voor skiën enigszins talent te hebben. Het is echter niet genoeg, want hij plaatst zich niet bij het Britse Olympische team op de slalom. Maar Eddie geeft niet op, hij krijgt z’n moeders spaargeld en jat z’n vaders busje om te gaan schansspringen.

Even onnozel als komisch
Eddie gaat trainen in Duitsland en springt oud-schansspringer Bronson Peary tegen het lijf. Peary is een cynische zuiplap, een rol die Hugh Jackman ondertussen kan dromen na alle X-Men films. Peary moet niets weten van Eddie, maar ontwikkelt een zwak voor zijn doorzettingsvermogen en al snel vormen de twee een onafscheidelijk duo met maffe trainingsmethoden, zoals trainen op aerodynamica door op het dak van een rondrijdend busje te staan. Het levert wel leuke scènes op waarin de twee protagonisten naar elkaar toe groeien.

Fijn aan de film is het karakter van Eddie zelf. Eerst zou hij gespeeld worden door Steve Coogan – je moet er niet aan denken – maar gelukkig is later de relatief onbekende Taron Egerton gecast. Hij vertolkte Eggsy in het fantastische Kingsman: The Secret Service en lijkt sprekend op de echte Michael Edwards. Eddie’s blik achter zijn enorme bril is goud waard, zijn opmerkingen even onnozel als komisch, zijn volharding tekenend voor een Olympiër. Het is een vermakelijke set kwaliteiten die Eddie als karakter een stuk interessanter maken dan zijn coach.

Contrast
Je ziet het al helemaal gebeuren natuurlijk, een Brit die zonder enige ervaring van schansen springt in een trainingsgebied in Duitsland. Het contrast is haast zo groot als in Cool Runnings waar we allemaal juichten voor Jamaicanen in een bobslee. Regisseur Dexter Fletcher liet zich inspireren door die culthit uit 1993 en dat is te merken. Eddie the Eagle heeft dezelfde Disney feelgood vibe, met veel vrolijke muziek, excentrieke personages, een enorme underdog en een happy ending waar de gemiddelde massagesalon in Amsterdam nog een puntje aan kan zuigen. De film refereert nog kort aan zijn spirituele voorganger in een radiobericht tijdens de Olympische Winterspelen van Calgary in 1988.

Eddie the Eagle

Dexter Fletcher maakte eerder Wild Bill, een film over de terugkeer van een crimineel naar zijn twee verlaten zoontjes na jaren gevangenschap. Een prima debuut, vermakelijk met een rauw randje. Eddie the Eagle blijft echter keurig binnen de lijntjes en weet nergens te verrassen. De chemie tussen Jackman en Egerton maakt een hoop goed, maar de film is bijzonder voorspelbaar. De scènes gemaakt door een ‘helm-cam’ waarin Eddie als een gek van een schans naar beneden raast, spreken wel tot de verbeelding, met prachtige shots in mid-air.

Eddie the Eagle, in tegenstelling tot de hoofdpersoon bepaald geen hoogvlieger, speelt erg in op het underdoggevoel en haalt het onderste uit de kan. Van enige diepgang is nauwelijks sprake, zowel qua script als karakterontwikkeling. Ondermaats is de film echter allerminst en valt hij te vergelijken met de titulaire hoofdpersoon: ’t is niet goed, maar wel behoorlijk vermakelijk.

 

25 maart 2016

 

 

MEER RECENSIES