***
recensie The Expendables 3
Cartooneske actiekolder
door Alfred Bos
Deel drie van de door Sylvester Stallone bedachte actiefranchise, waarin de freelancende spierbundels op leeftijd gezelschap krijgen van een clubje hi-tech savvy jonkies. En Antonio Banderas het element humor naar voren brengt.
In de jaren tachtig waren het helden, maar in een cultuur van metromannen en travestueuze songfestivalwinnaars hebben ze het moeilijk. Of ze nu Arnold Schwarzenegger, Sylvester Stallone of Dolph Lundgren heten, de tijd van de pratende spierbundels is voorbij. Ze stammen uit een periode waarin de wereld overzichtelijk en de schurk een evidente slechterik was. De boef van nu echter is het type Joker uit de recente Batman-films: niet alleen amoreel, maar vooral ondoorgrondelijk.
Wat dat betreft appelleert de Expendables-franchise, die de generatie actiehelden van dertig jaar terug een welbestede oude dag biedt, aan het verlangen naar een eenvoudiger wereld waarin goed heel goed en slecht heel slecht was. Zo is de boef van aflevering drie niet de schimmige schurkenmagnaat die hij aanvankelijk lijkt, maar de gebrouilleerde ex-collega van opper-Expendable Barney Ross, de rol die Sylvester Stallone zichzelf bij het concipiëren van de franchise heeft toebedacht. Hij regisseerde tevens de eerste film in de reeks, uit 2010, en schreef mee aan het script van deel drie.
Gibson glanst als schurk
Internationaal handelaar in illegaal wapentuig Conrad Stonebanks (Mel Gibson) is een goeddoener die op een kwade dag slechtdoener is geworden. Zijn motivatie is niet zijn handeltje beschermen tegen de bemoeienis van de CIA, vertegenwoordigd door een voormalige vechtjas (Harrison Ford), maar gewezen collega Ross en diens clubje freelancende mannetjesputters uit te roeien. Oei oei, houd je prioriteiten op een rijtje, Conrad, want als het persoonlijk wordt ga je fouten maken. Hetgeen gebeurt.
Gibson is de afgelopen jaren op het filmdoek verschenen in glanzende schurkenrollen (Get The Gringo, Machete Kills) waarin zijn maniakale trekjes naturel aandoen. Hij is dus geknipt als de antagonist van Stallone’s diepgevroren cool-na-uiterste-houdbaarheidsdatum, compleet met verse tattoos. Diens rechterhand Lee Christmas (Jason Statham) is altijd goed voor een snedige riposte, maar moet ditmaal een stapje terug doen. Er wordt een blik jonkies opengetrokken omdat opa het niet langer vertrouwt: ‘We zijn de toekomst niet meer’.
Realtime parallelmontage
De enerverende openingsscène pompt genoeg adrenaline in de toeschouwer om hem de twee uur van deze film op alarmniveau te houden. Wat nodig is, want tussen de daverende binnenkomer en het niet minder daverende slot – 25 minuten met realtime parallelmontage waar in een verlaten industriecomplex een minioorlog wordt uitgevochten – slepen (te) veel overbodige scènes. Overbodig, omdat de Australische regisseur Patrick Hughes, die een paar jaar terug low budget debuteerde met de verdienstelijke eigentijdse western Red Hill, nauwelijks de kans krijgt de reeks cartoonkarakters een millimeter diepte mee te geven en we dus van cliché naar cliché waggelen.
De remedie tegen (te) veel verloren tijd aan het zoeken van jeugdige Expendables is het altijd effectieve wapen van de humor, hier vertegenwoordigd door de absurd gedreven vrijwilliger Galgo (Antonio Banderas). Hij brengt iets van balans, waar de aanwezigheid van een andere nieuwkomer, de Doctor Death (Wesley Snipes) om wie de explosieve proloog handelt, slechts meer van hetzelfde biedt. Over de enige vrouwelijke Expendable, Luna, gespeeld door de op het filmdoek debuterende Mixed Martial Arts-ster Ronda Rousey, is het beter uit piëteit te zwijgen. Go oudjes, go.
9 augustus 2014