***
recensie Hail, Caesar!
Hollywood-ode als farce
door Alfred Bos
Na een drietal meer serieuze films keren de Coen Brothers terug naar de gekte van The Big Lebowski, waarin eveneens een ontvoering dient als katalysator van kolder. Hun als satire vermomde eerbetoon aan het Hollywood van de jaren vijftig is plagerig en liefdevol.
Ze moeten een haat-liefdeverhouding met Hollywood hebben. De gebroeders Coen opereren al een loopbaan lang, dik dertig jaar, buiten het studiosysteem. Maar het zijn ook filmliefhebbers pur sang, zoals spreekt uit hun hele oeuvre. Met Hail, Caesar! brengen ze een ode aan het klassieke Hollywood, dat van de machtige producers wier studio’s als een fabriek genrefilms uitpoepten. En passant is het een film over spiritualiteit in een zielloze wereld.
Hail, Caesar! is typisch Coen Brothers, een liefdevol eerbetoon in de vorm van absurdistische satire. En een pastiche, want het tweetal benut de flinterdunne en tamelijk obligate plot rond een ontvoerde leading man Baird Whitlock (George Clooney), om een reeks traditionele Hollywood-genres, van musical tot western, stijlvol te persifleren. De aankleding is perfect, de kennis van de materie encyclopedisch, de inside-grappen niet te tellen en aan de stoet steracteurs, ook in bijrollen, komt geen eind.
Kolderieke milieuschets
Josh Brolin speelt Eddie Mannix, een historische regelneef van de MGM studio die in 2006 al eens door Bob Hoskins werd geportretteerd in Hollywoodland. Mannix overziet voor Capital Pictures (in het echt een platenmaatschappij) de productie van een reeks films, die vervolgens de Coen-behandeling krijgen. Het is een geestig kijkje in de ingewanden van de droomfabriek, met zijn immoraliteit en eerzucht, zijn ambitieuze sterren, verwaande diva’s, neurotische regisseurs, blafferige bazen en jachtige roddelcolumnistes. Vermakelijk genoeg en voor kenners van het klassieke Hollywood is er extra lol door de talloze, vaak humoristische verwijzingen.
Mannix heeft het dagelijks te stellen met zijn klasje kunstenmakers en wordt als manager begeerd door een grote vliegtuigbouwer. Zijn grootste zorg is evenwel de afwezigheid van zijn belangrijkste ster, acteur Whitlock. Zonder hem kan het klassieke epos over Romeins keizer Caesar (de film uit de titel) niet worden voltooid. Whitlock blijkt te zijn ontvoerd door communistische scenarioschrijvers die de studio geld willen aftroggelen. Veel meer plot is er niet. De ragfijne, maar kolderieke milieuschets, doorspekt met genre-pastiches, moet voldoen. De beste grap is slapstick: de sjaal van een medewerkster in de montagekamer verdwaalt in de Moviola-machine.
Kundig opgediend fastfood
Het is kostelijk om George Clooney een parodie op George Clooney te zien spelen. In Coen-films vertolkt hij nimmer grote lichten, maar dit moet zijn meest imbecielige personage zijn. En aan achteloze acteerprestaties geen gebrek. Brolin is uitmuntend als bullebak met geweten; Alden Ehrenreich speelt droogkomisch Hobie Doyle, een ongeletterde boer die van cowboyheld tot romantic lead wordt gekatapulteerd; Ralph Fiennes de gesoigneerde Britse regisseur Lawrence Laurentz; en dan zijn er kleine maar fijne rollen voor Tilda Swinton (tweemaal, als tweelingzus), Scarlett Johansson (in badpak), Francis McDormand (die van de sjaal), Alison Pill en Jonah Hill. Zelfs Channing Tatum draaft op voor een gelikte tapdance-routine. Het is allemaal feest.
Niet dat Hail, Caesar! gemakzuchtig aanvoelt, maar toch blijft er na afloop van zeven kwartier Coen-kolder een licht weeïg gevoel hangen, alsof het kundig opgediende fastfood wel lekker weg hapt maar niet goed vult, wat ongetwijfeld Hollywood karakteriseert. Het komt wellicht ook door de fragmentarische opzet van de film. De uitvoerige genre-pastiches hangen half aan de plot en dienen vooral als excuus voor vertoon van eervol vakmanschap. Dan heeft hun laatste all-out grollenfilm, Burn After Reading uit 2008, meer lachsalvo’s per filmrol te bieden. Een onderhoudend tussendoortje, zullen we maar denken.
16 februari 2016