***
recensie The Man Who Killed Don Quixote
Dol en dwaas in La Mancha
door Sjoerd van Wijk
In deze kille tijden is de doldwaze koortsdroom van The Man Who Killed Don Quixote een welkome remedie. Het passieproject van 25 jaar in de maak doet echter te veel aan navelstaarderij en mist de warmte van Cervantes’ opus Don Quixote, waarop het is gebaseerd.
Toen Don Quixote leefde was het ridderschap al uitgestorven, laat staan in onze tijd. Hoffelijkheid is ver te zoeken in het publieke discours. Zo ook op de filmset van Toby (Adam Driver), een regisseur van advertenties. Gepokt en gemazeld door de marketingwereld lijkt elke vorm van fantasierijke geestdrift uit hem gewrongen. Hij snauwt bevelen in het rond en is alleen nog maar met zichzelf bezig.
Tijdens de moeizame productie van een reclamespot in Spanje ontdekt hij dat hij in de buurt is waar hij ooit zijn afstudeerfilm over Don Quixote opnam. Bij terugkeer naar dit dorp waar hij als nog jonge maker durfde te dromen, ontmoet hij zijn oude hoofdrolspeler (Jonathan Pryce), die is doorgedraaid en denkt dat hij Don Quixote is. Toby wordt door hem aangezien voor zijn schildknaap Sancho Panza. De twee beleven burleske avonturen zoals het boek van Cervantes, waarbij Toby steeds meer het verschil tussen droom en realiteit uit het oog verliest.
Avontuurlijk absurdisme
The Man Who Killed Don Quixote volgt de persoonlijke ontwikkeling van Toby nauwgezet in zijn stijl. Hoe langer de film doorgaat, hoe grootser en fantastischer de avonturen worden. Waar in het begin de gekte vooral van ‘Don Quixote’ afstamt, wordt de film zelf een waanvoorstelling naarmate Toby meer gaat fantaseren. Dit surrealistische karakter, waar droom en werkelijkheid samensmelten, komt voort uit het verheven absurdisme van regisseur Terry Gilliam. De vliegende, ronddolende camera vangt beelden van dermate overdaad dat de realiteit vanzelf een hallucinatie wordt.
Het doet sterk denken aan Gilliam’s eerdere werk Fear and Loathing in Las Vegas, waar de vreemde taferelen ook door elkaar zweven in een waas. Niet geheel verrassend schreef Gilliam met frequente coscenarist Tony Grisoni dan ook het scenario voor beide films. En de ijlende beeldtaal, gecreëerd door cinematograaf Nicola Pecorini en editor Lesley Walker, is ook in die film te bewonderen.
Hedendaagse herinterpretatie
Het verhaal rond de productie van de film is berucht (en deels naverteld in de documentaire Lost in La Mancha). Terry Gilliam kon het financieel niet bolwerken begin jaren ‘90. Een tweede poging ging in 2000 in productie, maar werd geplaagd door tegenslagen, van een stortvloed die apparatuur verwoestte tot hoofdrolspeler Jean Rochefort die met een hernia afgevoerd moest worden. Een aantal jaar later overleed acteur John Hurt, die was gecast bij weer een poging. Zelfs tot aan de uiteindelijke release dit jaar waren er nog gerechtelijke problemen met een rancuneuze producent. Dat Gilliam het al die tijd heeft weten vol te houden, verdient dan ook bewondering. Zelf vergelijkt hij zijn trouw aan de film met Sancho Panza’s trouw aan Don Quixote. De passie voor dit project is dan ook voelbaar.
De liefde van Gilliam voor Don Quixote’s avonturen spreekt daarbij juist door het boek te laten voor wat het is. Toby’s hallucinaties zijn tactvolle citaten uit Cervantes’ meesterwerk, die door deze te plaatsen in onze huidige tijd een nieuwe dimensie krijgen. De windmolens kunnen hierbij niet ontbreken, maar orden wonderlijk subtiel afgezet tegen Toby’s filmset, waar windturbines op de achtergrond de heuveltop bevolken. Romantische hoffelijkheid versus cynische moderniteit.
Toch had The Man Who Killed Don Quixote enige mate van terughoudendheid kunnen gebruiken. Gilliam weet wellicht zijn stokpaardjes in het gareel te houden wat betreft het boek, maar dit geldt niet voor alle andere zaken. De absurde taferelen zijn dermate hoogdravend dat de film erg in zichzelf gekeerd wordt. En de focus ligt sterk op Toby’s artistieke ontwikkeling, wat een te grote breuk met het bronmateriaal vormt. Met het accent op de veelal nare Toby treedt de excellerende Jonathan Pryce als de tragikomische, romantische Don Quixote op de achtergrond, wat voelt als een gemis.
Koude karakters
De breuk blijkt ook uit de verschillende karakters die deze hedendaagse herinterpretatie van het oude maar springlevende epos bevolken. Een aantal van hen weet niet te overtuigen. Zo is er het jonge meisje Angelica (Joana Ribeiro) die geïnspireerd door de jonge Toby een mislukte acteercarrière achterna joeg. Haar motivaties rondom Toby en haar escort werkzaamheden zijn dubieus. Maar belangrijker is dat de extravagante branie van de avonturen vermindert door de cynische kilheid die uit de meeste figuren spreekt. Ondanks dat Adam Driver voor deze rol zijn volledige reikwijdte als acteur kan gebruiken, van vreemde hufter (zoals in de serie Girls) tot aandoenlijke dromer (zoals in Paterson), blijven de andere acteurs achter.
Waar in Cervantes’ boek de emotionele diepgang komt door de warmte waarmee de karakters met elkaar omgaan, heeft iedereen in The Man Who Killed Don Quixote een koude uitstraling en berekenende houding. Met name de kwaadaardige Russische maffiabaas valt uit de toon. Het had de film gesierd om de gloedvolle menselijkheid van Cervantes te behouden en te vertalen naar onze tijd. Nu valt niet aan een gevoel van teleurstelling te ontsnappen, als je bedenkt dat Gilliam er 25 jaar over heeft gedaan.
23 juli 2018