5 melodrama’s uit de oude doos

Vijf melodrama’s uit de oude doos

Sunrise

Bij een melodrama wordt vaak gedacht aan een film met een bedenkelijk niveau: een voorspelbaar verhaal over stereotiepe personages waarin een strijkorkestje de emoties versterkt. Dat is lang niet altijd terecht. Muziek speelt inderdaad een wezenlijke rol in dit theatrale genre, met name in de allereerste fantastische filmklassiekers waarin nog niet werd gesproken.

door Cor Oliemeulen

1. – Way Down East (D.W. Griffith, 1920)

Birth of a Nation van D.W. Griffith gold in 1915 als het vertrekpunt van de Amerikaanse filmgeschiedenis. Nieuwe montagetechnieken, camerabewegingen, massascènes, actieshots, dramatische close-ups én het geweldige melodramatische acteren van Lillian Gish leverde Griffith de bijnaam ‘De vader van de filmgrammatica’ op en Gish de titel ‘First Lady of American cinema’. Het duo, dat het ook op persoonlijk vlak goed met elkaar kon vinden, maakte nog meer noemenswaardige films.

Way Down East (1920) was een van Griffiths duurste en succesvolste films. Het verhaal gaat over de arme Anna die trouwt met de rijke Lennox, echter het blijkt een nephuwelijk. Anna komt alleen te zitten met een baby, die overlijdt. Ze vindt werk als huishoudhulp bij een boer, wiens zoon David haar wel ziet zitten, maar Anna wil hun liefde niet opzadelen met haar verleden. Als een roddeltante de boer over Anna’s verleden vertelt, vlucht ze de sneeuwstorm in en valt ze uitgeput op een op hol geslagen ijsschots. De grote vraag is of David haar kan redden voordat Anna in een waterval naar beneden stort. De opzwepende orkestratie in deze bloedstollende finale maakt van Way Down East een van de eerste geweldige klassieke melodrama’s.

 

2. – Orphans of the Storm (D.W. Griffith, 1921)

In een zwijgende film gebeurt het acteren meestal met grote gebaren omdat er nog niet hoorbaar werd gesproken. In de vroege films van Griffith is sprake van Victoriaans melodrama. Dat wil zeggen: stereotiepe karakters: vaak een slimme gemenerik en een dommige held én bijna altijd een dame in nood. Lillian Gish was de belichaming van zo’n damsel in distress.

In Orphans of the Storm (1921) spelen Lillian Gish en de oudere Dorothy Gish ook zusjes. Als wezen groeien ze op aan de vooravond van de Franse Revolutie. Helaas wordt één van de meisjes blind en worden ze voor lange tijd van elkaar gescheiden. De blinde zus belandt bij een boze vrouw die haar dwingt te bedelen, de ander wordt gevangen gehouden door een aristocraat. Het moment dat de zussen elkaar op een dag weer signaleren is hartverscheurend en ongekend melodramatisch: de een schreeuwt vanaf het balkon, de ander hoort dat beneden op straat en raakt buiten zinnen, maar helaas wordt hen de weg versperd en kunnen ze elkaar na al die tijd niet omhelzen. De guillotine fungeert uiteindelijk voor één van de zussen als eindpunt.

 

3. – Foolish Wives (Erich von Stroheim, 1922)

De extravagante geboren Oostenrijker Erich von Stroheim werd regieassistent van D.W. Griffith, maar bleek al snel ambitieus genoeg om zelf films te gaan maken. In zijn eerste wezenlijke drama speelt hij zelf de hoofdrol van een oplichter die zich in de Monegaskische jetset voordoet als Russische aristocraat. Met een zielig verhaal probeert hij geld van een Amerikaanse diplomatenvrouw af te troggelen. Von Stroheim, die naar zeggen moeilijk werkelijkheid van fantasie kon onderscheiden en in zijn privéleven regelmatig rond paradeerde als het personage uit zijn film, maakte met Foolish Wives de duurste film die tot dan toe was gemaakt. De protagonist, die naast bedrieger ook een enorme lafaard blijkt, krijgt gelukkig zijn verdiende loon.

Dreef Von Stroheim met de buitensporige aankleding (hij liet in de studio’s het casino van Monte Carlo nabouwen) de bazen van filmmaatschappij Universal tot waanzin, met zijn monumentale drama Greed (1924) zou hij zijn megalomane persoonlijkheid onderstrepen: een film met een lengte van negen uur (!) vond men wel al te gortig.

 

4. – The Crowd (King Vidor, 1928)

Met The Crowd (1928) maakte King Vidor de hooggespannen verwachtingen na het succes van de grensverleggende oorlogsfilm The Big Parade meer dan waar. De sleutelscène halfweg is te melodramatisch voor woorden, maar wél zeer geloofwaardig, ijzersterk geacteerd en belangrijk voor het vervolg van de schrijnende liefdesgeschiedenis.

We volgen de levenswandel van de op de Amerikaanse Onafhankelijkheidsdag van 1900 geboren John waarop zijn vader hem een gouden toekomst voorspelt. Niets is minder waar. Als hij zijn heil zoekt in New York om het te gaan maken, blijkt John één van de zeven miljoen zielen en lukt het hem niet om uit te stijgen boven de massa (de crowd). Vidor legt Johns anonimiteit vast met enkele inventieve, vernieuwende cameratechnieken, zoals in de beroemde scène waarin we John zien zitten achter zijn bureau en de camera van bovenaf langzaam uitzoomt, zodat we uiteindelijk honderden werknemers in de immense ruimte achter hun bureau waarnemen. In The Crowd leidt prachtig tranentrekkende misère tot oprechte liefde en toewijding.

 

5. – Sunrise: A Song of Two Humans (F.W. Murnau 1927)

Nadat hij enkele hoogtepunten van het Duits Expressionisme had afgeleverd, zoals Nosferatu (1922), Der Letzte Mann (1924) en Faust (1926) stak F.W. Murnau de Atlantische Oceaan over om in Amerika met behulp van een groot budget en volledige artistieke vrijheid een van de mooiste films uit het stomme tijdperk te maken: Sunrise: A Song of Two Humans (1927).

Door de artistieke hoogstandjes op het gebied van montage en belichting, alsook de rake sfeertekeningen, zou je bijna vergeten hoe fantastisch tijdloos Sunrise is. Een jonge boer laat zich verleiden door een femme fatale uit de stad om zijn vrouw te vermoorden tijdens een boottochtje en het op een ongeluk te laten lijken. Het conflict mondt uit in een meeslepend drama waar angst en schuld langzaam vervagen en waar de liefde en romantiek vanaf spatten. Met de regisseur liep het overigens niet zo goed af: Murnau maakte nog twee films voordat hij in 1931 omkwam bij een auto-ongeluk.

 

5 juni 2016

 

Alle leuke filmlijstjes