Filmmarathon: Catherine Deneuve

5 onbekende films van bekende Franse actrice
Filmmarathon: Catherine Deneuve
Twee redacteuren van InDeBioscoop dompelen zich een weekend lang onder in de goede dingen des levens en vijf relatief onbekende films van de Franse actrice Catherine Deneuve.

1. La femme aux bottes rouges (1974)

BOB:
Had ik al gezegd dat ik moe was van de vele kilometers die ik in de Betuwe moest omrijden, Cor? En ik je nu helaas niet kan helpen met afwassen of afdrogen? Ik heb rust nodig maar die krijg ik ook niet met deze eerste film van de filmmarathon. Een paraplu zonder context, er klinken kogelschoten bij een boekenkraampje, een advocaat zit met een schoen op zijn hoofd, ga zo maar door. Na tien minuten ben ik al de weg kwijt.

Stel je voor dat je Jean Luis Buñuel bent. Je vader is Luis Buñuel, wereldberoemd in de cinema en kunst. Zijn surrealistische invloed op jouw denken als kind en tiener is enorm. Jij wilt ook wat nalaten. Jean Luis’ debuut in 1973 (Au rendez-vous de la mort joyeuse, met Française Fabian en Gérard Depardieu) werd gevolgd door deze film. Surrealisme te over en je ziet het talent maar je mist toch satire en ander interessants om het te laten beklijven.

Aan de cast lag het niet. Fernando Rey is een oude Buñuel-bekende. En Catherine Deneuve (schrijfster Françoise LeRoi) speelde zeven jaar hiervoor de hoofdrol in het wereldberoemde Belle de Jour van vader Luis Buñuel. Ze acteert altijd sterk met haar ogen, zoals ook in sommige scènes hier. Die ogen stralen een prettige mafheid uit. Past bij de rollen die haar een kil imago gaven als actrice: Belle de Jour en Repulsion.

Wat is eigenlijk jouw favoriete Deneuve, Cor? De mijne is de komische Deneuve van Touche pas à la Femme Blanche.

 

COR:
Ik heb geen favoriete Deneuve, maar vind wel dat zij door de jaren heen sterker is gaan acteren en veel meer karakter in haar gelaatsuitdrukkingen kreeg. Haar ingehouden stijl, bijvoorbeeld in Le dernier métro, kan me ook wel bekoren. Ik schreef daar al eens over in ‘Een halve eeuw Catherine Deneuve in vijf mooie hoofdrollen’.

In Buñuel junior heb ik me nooit verdiept. Wel grappig dat Jean Luis La femme aux bottes rouges maakte net voordat Luis met pensioen ging. Ik ben het met je eens dat de zoon de satire van de vader mist. Neem bijvoorbeeld het twee jaar eerder verschenen Le charme discret de la bourgeoisie van Luis met al die absurde scènes, dromen en nachtmerries die waren bedoeld om burgerlijk en snobistisch gedrag te ontregelen. En natuurlijk ook de kijker! Zoonlief benadert die atmosfeer wonderwel, maar mist de geniale gekte van pa.

Kijk ook eens naar de filmtitel: bij Jean Luis er is daadwerkelijk een vrouw met rode laarzen (Deneuve). Hoe anders is Luis’ debuutfilm (samen met die andere beroemde surrealist Salvador Dalí) Un chien andalou (1929). Je kunt zo vaak kijken als je wilt, maar er is geen hond te zien, laat staan een Andalusische.

 

2. Et Satan conduit le bal (1962)

COR:
Hopelijk ben je wat bekomen van je fietstocht vanuit Den Haag, Bob, en val je niet in slaap tijdens deze film. Na afloop ga ik uitgebreid koken, en daarna zet ik graag een comfortabele stoel voor je klaar bij de afwas.

Et Satan conduit le bal ademt ook een bepaalde lamlendigheid, in dit geval van jongeren in de jaren zestig, zoals er in die jaren zoveel Europese films daarover werden gemaakt. Deze film is geproduceerd door Roger Vadim. Hij debuteerde in 1956 met Et Dieu… créa la femme waarmee hij van Brigitte Bardot een sekssymbool maakte.

Vadim was getrouwd met Bardot, maar een paar jaar later kreeg hij een relatie met Catherine Deneuve. Zij heeft in Et Satan conduit le bal op een gegeven moment exact hetzelfde kapsel als Bardot, dus Vadim wilde kennelijk ook Deneuve’s carrière als zodanig lanceren. Deneuve is een hele mooie dame, maar geen vurig sekssymbool. Deze enige film van Egyptenaar Grisha Dabat is verre van opwindend. Tóch zou Vadim scoren: een jaar na de opnamen beviel Deneuve van zijn zoon.

De film is gemaakt in een tijd dat Franse filmmakers als Godard, Truffaut en Varda in Parijs de Nouvelle Vague hadden geïntroduceerd. Van hun snelle montage en visuele grapjes zie je in Et Satan conduit le bal weinig terug. Ik zie slechts verwende jongeren die pseudo-intellectueel discussiëren en zich vervelen. En dan heb je natuurlijk nog dat blonde kereltje dat de auto van zijn gewenste schoonvader in de prak rijdt.

Ondertussen vraag ik me af wie wordt bedoeld met de Satan uit de filmtitel. Wat denk jij?

 

BOB:
Satan is natuurlijk de vrijzinnigheid van de jeugd, dat is zonneklaar. Die vrijheid leidt nergens toe: een crash met een auto, verveling, relaties ‘voor de fun’… Kortom: Satan leidt de dans van de luie jeugd. Deze schandaaltitel beloofde meer dan het kon waarmaken. Daarvoor kun je beter terecht bij films als Kids, Heavenly Creatures of The Breakfast Club.

Jij noemt Bardot, maar ik zie Deneuve hier op haar meest Jane Fondaïstisch. Desondanks een van haar minst interessante rollen. Ze is nagenoeg filmbehang – zoals de meeste acteurs trouwens. Een portret van jongeren in 1962: ik zie er geen kwaad in maar ook weinig goeds. Een paar dingen vind ik wel leuk: hoe zelfs petanque een strijd oplevert om een dame; dialogen als ‘We vinden elkaar leuk, wat nu?’ ‘We constateren het’; of ‘Ben ik ten goede veranderd?’ ‘Je bent… tolerabel’.

De vraag van deze film is vooral: wie was Grisha Dabat, wiens enige film deze was? Weer een gemist hoofdstuk voor de encyclopedie voor de minder bekende namen uit de filmwereld.

 

3. Peau d’âne (1970)

BOB:
Het fietsvoorafje van de Vuelta gaat er vandaag wel goed in. Hoe gaat het met je pool, Cor? Had ik al gezegd dat ik onderweg naar Uden ook steile bergen moest beklimmen? De top van Oss, de Narijnense Reus, het monster van Hellouw… Toen moest ik nog zwemmen met de fiets op de schouders omdat het pontje van Varik niet voer… Je snapt dat ik je daarom helaas niet kon helpen bij het bereiden van het smakelijke kopje soep.

Ik genees wel wat sneller dankzij deze film. Met jurken in de kleur van de maan en zon; met smurfkleurige lakeien; Catherine Deneuve die de halve film met de huid van een ezel rondloopt (vandaar de titel); bloedrode paarden en decors die je niet in woorden kunt beschrijven. Leg deze film voor aan om het even wie en diegene zal toch even twijfelen of ze drugs hebben gebruikt.

De decors zijn liefhebberswerk, de kleuren zijn schaamteloos en dan nog de zangpartijen. Tegelijk heeft het oorspronkelijke 17e-eeuwse sprookje van Charles Perrault zijn scherpe, spottende kanten. Die komen terug in dit werk van Jacques Demy (zes jaar eerder schrijver en regisseur van Les Parapluies de Cherbourg, met een jonge Deneuve).

Met alle respect voor de dubbelrol van Deneuve; ik val meer voor de rol van fee door Delphine Seyrig. Maar wacht… is die prins werkelijk dezelfde acteur als dat vervelende joch in Et Satan conduit le bal? Die ik voor deze filmmarathon nog nooit in een film had gezien? Hoe noem je zulk toeval, Cor?

 

COR:
Toeval bestaat niet, Bob. Deze acteur, Jacques Perrin, duikt namelijk decennia later op in veel bekendere producties, bijvoorbeeld als de hoofdpersoon van Nuevo Cinema Paradiso (1988), een van mijn favoriete films. Ik moet bekennen dat ik hem in zijn jonge versie niet had herkend. Tja, ieders uiterlijk verandert wezenlijk met het klimmen der jaren, behalve dat van Catherine Deneuve natuurlijk.

Peau d’âne is een mooi staaltje überkitsch met zoetsappige liedjes en vol sprookjeselementen. Een ezel poept munten en juwelen (voordat die gevild wordt), een oude kol spuugt continu kikkers en de koning moet van zijn vrouw, die op het punt staat te overlijden, trouwen “met een vrouw die mooier is dan ik”. Oeps, laat dat nou net hun dochter zijn. Niet het passen van een glazen muiltje maar een gouden ring zal de suggestie van incest wegvagen.

 

4. Généalogies d’un crime (1997)

COR:
Geef mij maar een sprookje in plaats van deze misdaadthriller. Deneuve heeft hier opnieuw een dubbelrol. Allereerst is zij Solange, een advocaat die rouwt om de dood van haar zoontje Pascal. Dat het joch op zijn vijfde een kat doodde en diens lever eruit haalde, nemen we voor kennisgeving aan. Solange heeft besloten om jongeman René te verdedigen. Hij wordt verdacht van de moord op zijn rijke tante Jeanne. Vervolgens zien we dat Solange de dagboeken van Jeanne leest en steeds meer op haar begint te lijken. Mysterieus? Ja! Is er een touw aan vast te knopen? Nee!

Deneuve’s dubbelrol is niet slecht, maar haar acteerprestaties worden ondergesneeuwd door Michel Piccoli. Hij speelt een psychiater, zo gek als een deur, net als zijn clubje: het Frans-Belgische Genootschap van Psychoanalytici. Verder zie ik een dwangmatige cameravoering in een poging om er iets kunstzinnigs van te maken. Het terugkerende shot van het bordspel Go dat steeds meer stenen telt, is waarschijnlijk een metafoor van de omsingeling van de tegenstander c.q. het oplossen van de moordzaak.

Over metaforen gesproken: Mijn maag brult als een leeuw. Wat eten we voordat we aan onze laatste film beginnen?

 

BOB:
Nou Cor, als je maag zo brult, lijkt het me prima als je een bonenschotel creëert met een stuk zalm voor jezelf. Ik zou normaal gesproken natuurlijk toespringen om te helpen maar mijn overbelaste dijen laten het helaas niet toe. Had ik al gezegd dat ik via Denemarken moest omrijden om hier te komen?

Ja, ik sta ook met dat touw tevergeefs te zoeken het aan iets vast te knopen. Het is zo jammer dat Deneuve deze pracht van een hoofdrol kreeg in een film die omkiept door deze vele symboliek, knipogen en bizarre momenten. Vlinders, poppen, eierschalen, kinderstemmen, shots met opvallende lichtval/schaduwen. Het is echt too much. En absurd-komisch is het ook niet. Raul Ruiz en Pascal Bonitzer (de schrijvers) hadden met wat ‘gewone’ scènes de ambities beter kunnen laten uitkomen.

Toch is het dan wel weer tof van een actrice van Deneuve dat ze graag in het diepe stapte. Ook al lukt het dan niet helemaal, ze voelde zich volgens mij altijd wel aangetrokken tot gewaagde films.

Hoe is trouwens jouw kennis als Deneuvist? Weet je antwoorden op deze vragen (niet spieken!)?

– Houdt Deneuve van tuinieren, koken, kaartspelen of alle drie?
– Voor welke James Bond-film sloeg Deneuve een rol af als Bond-meisje?
– En welke actrice – tevens dochter van Deneuve – zegt over haar: ze is verlegen maar ook ontzettend grappig?

 

5. La choix des armes (1981)

BOB:
Het beste voor het laatst bewaard: een superlevendige Gérard Depardieu, een laconieke Yves Montand, een subtiele Catherine Deneuve. En bijrollen voor Michel Galabru, Richard Anconina, Gerard Lanvin en Jean Rougerie.

Om maar met het laatste te beginnen: het leeuwendeel van de film speelt ze een saaie rol. Vrouw van een rijke kerel die pardoes het middelpunt wordt van dingen. Ze houdt van paarden: dat is zo’n beetje de hele karakterschets. Als zij eindelijk loskomt van die rol en een eigen karakter krijgt, houdt het ook meteen op.

De film heeft moeite met het middenstuk maar trekt weer aan bij het einde. Ranzige flats van Saint-Denis zijn het onverwachte decor. Lang niet zo ingewikkeld als Genealogies d’un Crime (deze film had wel een onsje van die ambitie mogen hebben). Dat kun je verwachten van Alain Corneau. Een schrijver/regisseur van gedegen misdaadfilms. Serie Noire (aanrader) en Police Python 357 zijn bijvoorbeeld ook van zijn hand. Over Serie Noire gesproken: ik voel een enorme behoefte aan een filmmarathon over Patrick Dewaere. Waar ó waar kan ik een handtekeningenactie heen sturen?

Nou nou, die laatste druppel is nu ook uit die spectaculaire rosé. Wat vond je van je eerste ipa ooit?

 

COR:
Aan jouw bespreking van La choix des armes heb ik weinig toe te voegen. Depardieu die als een wervelwind onvermijdelijk afstevent op een tragisch einde en Deneuve die alleen maar mooi hoeft te zijn, vormen de ingrediënten van deze onderhoudende misdaadfilm.

Laat ik afsluiten met de vragen over onze filmmarathon-actrice die je stelde.

Hoewel ik me niet als een Deuvenist beschouw, zijn die vragen niet al te moeilijk. Catherine Deneuve heeft één dochter, Chiara, verwekt door Marcello Mastroianni.

Verder heb ik ooit gelezen dat ze was gevraagd voor de James Bond-film Live and Let Die. Tegenwoordig gaat zelfs het gerucht dat Deneuve (in oktober wordt ze 80) de volgende Bond-girl is!

Of Catherine Deneuve houdt van tuinieren, koken, kaartspelen of alle drie, zou ik moeten gokken. Ik weet in ieder geval dat ze houdt van roken, zelfs na haar beroerte van een paar jaar geleden. Volgens mij houdt zij ook van fietsen, Bob, maar zeker niet van die enorme afstanden die jij aflegt natuurlijk. Wel lullig dat je met dat zuchtje tegenwind straks weer helemaal naar huis moet …met de trein!

 
23 september 2023

 
Meer filmmarathons

Camera Obscura Special: Londen in voor- en tegenspoed

Camera Obscura Special:
Londen in voor- en tegenspoed

door Bob van der Sterre

Londen is dé plek in Britse films en series. Geen enkele andere Britse stad kwam zo vaak op het witte scherm. Laten we het beroemde Londen van films als Four Weddings and a Funeral, Notting Hill, Match Point even links liggen, en zoeken we het échte, rauwe film-Londen op.

Londen… Welke film of serie je ook kijkt, Londen staat voor duur, chique, posh, exclusief. Moderne wolkenkrabbers domineren de skyline. En dat klopt ook wel: in lijstjes van duurste steden in Europa staat Londen derde na Genève en Zürich. Harold Shand vertelde in The Long Good Friday (1980) al waar het heen zou gaan.

Blow-Up (1966) - de beste films in en over Londen

Dat is natuurlijk niet altijd zo geweest. Tot en met de jaren zeventig was Londen vaak nog een rommelige stad. Getekend door de bombardementen van de Tweede Wereldoorlog. In Pool of London – al uit de jaren vijftig – staren we nog naar putten van bombardementen midden in Londen.

Een film als Pressure laat zien hoe Londen er uitzag als je van West-Indische afkomst was en in de jaren zeventig in een wijk als Notting Hill opgroeide.

Al deze films geven tezamen een mooi beeld van een stad die in de twintigste eeuw verschillende metamorfosen heeft doorgemaakt. Als Londen een artiest zou zijn, zou de documentaire London Nobody Knows (1967) het sleutelwerk zijn.

Let op: dit zijn geen recensies of analyses van films! Ook geen top tien. Ik wil alleen een verhaal vertellen over de samenhang tussen film en stad en kies daarvoor per decennium een passende film. Ik heb ook niet alle films ter wereld gezien, dus hier en daar zal ik een uitstekende film gemist hebben.

Dit artikel is gratis. Graag hoop ik dat de lezer zich als tegenprestatie wil opgeven voor de nieuwsbrief, of zich verdiept in culturele longreads.

 

Westminster Bridge, London (1896)

Westminster Bridge, London (1896): paardentrams met bovenbalkonnetjes

Locatie: Westminster

Wat zou je als oudste film over Londen kunnen beschouwen? De oudste bewaarde film ter wereld, Roundhay Garden Scene uit 1888, is niet in Londen gefilmd maar in Leeds. Zijn tien frames voldoende om voor film door te gaan? Trafalgar Square in 1890. Een ultrakorte opname van wat paard en wagens van Wordsworth Donisthorpe.

Meer filmische bang voor je buck krijg je met deze video van Piccadilly Circus uit 1896 (de gebroeders Lumière). Zij waren ook verantwoordelijk voor deze film van de Westminster Bridge (ook 1896). Let op de paardentrams met bovenbalkonnetjes. Wie wat filmt, bewaart wat. Die trammetjes komen ook voor in deze heerlijke video van oude Londense straatscènes, geüpload door de British Film Institute.

 

The Unfortunate Policeman (1905)

The Unfortunate Policeman (1905): vroege achtervolgingsfilm 

Locatie: Muswell Hill (Haringey)

Tijdens een koffiepauze van schilders gaat een politieagent flirten met de vrouw die de koffie brengt. Een van de schilders trekt dat niet en werpt een pot verf over hem heen. De agent sprint achter hem aan. Ze springen over wasgoed heen, lopen een vrouw die terugkomt van shoppen omver, botsen tegen de melkman op, en zo verder.

The Unfortunate Policeman is een vroege achtervolgingsfilm, die toen zo’n beetje ontdekt werd en in de jaren erna via slapstick meer zou evolueren. Deze film van iets meer dan drie minuten wordt leuk na anderhalve minuut, als ze de stad in rennen. Dat is de wijk Muswell Hill, een buitenwijk in het noordwesten van de stad, niet ver van Hampstead Heath.

R.W. Paul maakte de film, die na 1912 niet meer gemaakt kon worden. De British Board of Film Censors bepaalde toen dat je de autoriteit niet meer zo mocht bespotten.

A Visit to the Seaside uit 1908 is een klein stukje Britse filmgeschiedenis dat we echt even moeten noemen, ook al is het Brighton en niet in Londen. Je kijkt naar kinemacolor, de voorloper van technicolor.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=KGUE0XloM4Q
Meer lezen: http://www.screenonline.org.uk/film/id/1229450/

 

The Sidney Street Siege (1911)

The Sidney Street Siege (1911): shoot-out maar dan echt

Locatie: Shadwell (Tower Hamlets)

In de periode tot 1920 werden in het Verenigd Koninkrijk veel korte films gemaakt. Check de lijst op Wikipedia. Ik kies voor de rauwe realiteit van The Sidney Street Siege van British Pathé. Ook al is het geen echte film met een verhaal, het heeft wel documentaire-achtige waarde.

In 1911 had een bende zich verschanst in Sidney Street, in de wijk Shadwell (vlakbij Whitechapel). Dat liep uit tot een schietpartij tussen hen en de politie. Winston Churchill, toen minister van Binnenlandse Zaken, bemoeide zich ermee, en is ook te zien in de opnamen (en op de foto tweede van links).

De film heeft geen geluid maar hier kun je goed zien hoe krachtig beeld kan zijn. Want je krijgt de sloppenwijk goed te zien, de mensen, de straten, de actie. Dat vertelt het verhaal beter dan een encyclopedie zou kunnen.

Nog meer geschiedenis? In 1913 moest suffragette Sylvia Pankhurst door de politie ontzet worden. Bekijk de video. Let ook op de bussen na ongeveer een minuut.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=v0wPKpAVDGE
Meer lezen: https://www.historic-uk.com/HistoryUK/HistoryofEngland/The-Siege-of-Sidney-Street/

 

Piccadilly (1929)

Piccadilly (1929): stroom van beelden in studio-Londen 

Locatie: Westminster

Een grote club aan Piccadilly Circus. De dansact Mabel en Victor trekt veel bezoekers in een club. Shosho werkt in de keuken en danst liever dan ze afwast. Als er dan een vlekje op een bord wordt gevonden, vliegt zij eruit.

Het vertrek van danser Victor verandert de zaken. Mabel kan niet alleen publiek trekken. Shosho mag terugkomen om het een keer te proberen. Directeur Valentine maakt er een serieuze Chinese dansattractie van. Natuurlijk is het een hit. Hoe moet hij dat nu alleen aan Mabel brengen, met wie hij een relatie heeft? Het wordt ingewikkelder als Valentine gevoelens krijgt voor de koude en ambitieuze Shosho, en zij ook goed geld begint te verdienen.

Het aardige van de film is dat het meer wegkijkt als een stroom van beelden. Dansen. Mabel die ondeugend van een koekje knabbelt. Een briefje dat Mabel niet mag zien. Een partner die zich onder een krant bedekt.

Regisseur E.A. Dupont hield van expressionisme maar ik zou dit zacht-expressionisme noemen want het is nergens te experimenteel of serieus voor de gemiddelde kijker (toen en nu). Het drama van de ijdele Mabel heeft ook wel iets grappigs.

Wat zien we zoal van Londen? Betoverende neonbeelden van Piccadilly Circus. Een bushalte. We rijden mee met een Londense bus. We gaan naar een huis en winkel in Limehouse, waar veel Chinezen wonen. En we zien louche straten rondom Piccadilly inclusief een volkse bar. ‘Dit is ons Piccadilly…’ zegt Valentine. Leuk maar praktisch alles is in de studio gefilmd.

De film speelt soms een beetje met het racismethema omdat Shosho Aziatisch is en ze omgaat met de rijke (en blanke) Valentine. In een bar wordt een man boos als een vrouw met een donkere man danst. ‘Je weet dat je hier niet met een blanke vrouw mag dansen!’ Gelukkig is de film bij de tijd en bijt de vrouw van zich af (zoals vrouwen in de jaren twintig zelfstandiger waren dan de meeste mensen denken, net als dat Shosho hier heel zelfbewust is).

Het was best opmerkelijk dat de Chinees-Amerikaanse actrice Anna May Wong zo’n gelaagde rol kon spelen. Een gelukkige keuze want ze past perfect bij de rol van Shosho. Het was een tijd dat Aziatisch-Amerikaanse vrouwen amper rollen kregen. Ze speelde ook in Shanghai Express van Josef von Sternberg. Lees haar biografie.

Al met al domineert het racismethema de film niet en gaat het meer over algemeen menselijke thema’s, zoals jaloezie en ambitie. Toch blijft de film af en toe ook luchtig. ‘He started this club and made it. He also started Mabel, and made her too…’ En op het laatst zien we borden langskomen die aan een zekere Monty Python-film doen denken…

Ook mooi: het beeld van ondergronds Londen in de jaren twintig in Underground (1928), uiteraard over de metro. Bekijk een klein stukje van die film.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=E-omm7T48xY
Meer lezen: http://www.screenonline.org.uk/film/id/486639/index.html

 

Sabotage (1936)

Sabotage (1936): apocalyptisch verlangen

Locaties: Westminster, Regent’s Park (Westminster/Camden) en Islington

Op een avond valt in heel Londen het licht uit. Verloc, de uitbater van Cinema Bijou, is de dader, maar doet of hij op dat moment lag te slapen. De groenteboer naast de bioscoop werkt als spion voor Scotland Yard en moet buurman Verloc in de gaten houden.

Bij films over Londen moet je toch minstens één productie van Alfred Hitchcock nemen. Hoewel Hitchcocks films meer in de studio zijn gemaakt – ook in Sabotage zien we vooral veel studiowerk – zien we hier wel een paar buitenlocaties van Londen. De London Zoo in Regent’s Park, Trafalgar Square, het warenhuis Selfridges (onderwerp van de serie Mr. Selfridge), Oxford Street en Chapel Market. Uiteraard de klassieke sprong in een rijdende stadsbus. Je krijgt het idee dat in Londen nooit iemand normaal in de bus stapt.

Hitchcock bood het publiek samen met Charles Bennett (scriptschrijver) wat meer grapjes dan in zijn vroegere werk. Een absurde dialoog over kanaries (doet denken aan Monty Pythons Dead Parrot-sketch). Verrassend mooie cinematografie (van Bernard Knowles). Zoals het aquarium dat verandert in een apocalyptisch verlangen van Verloc. Of de close-up van de opkijkende Verloc (wenkbrauw). Of de quote als de detective-sergeant wordt ontmaskerd.

De casting was ook verzorgd. Oskar Homolka is sterk als saboteur Verloc (duister Duits accent, sardonische blik); William Dewhurst alias The Professor en Sylvia Sidney (die al bij twee films voorkwam in de Camera Obscura Special over New York). Hitchcock baalde alleen wel dat hij de acteur Robert Donat niet kon krijgen voor de belangrijke Scotland Yard-rol.

Zelf vond Hitchcock de verfilming van het boek van Joseph Conrad niet zo geweldig. Hij vond de explosie in de bus ‘een enorme fout, omdat zo de suspense uit de film werd gehaald’. De bom is inderdaad behoorlijk bruut maar ik ben het toch niet eens met Hitchcock: cinema is waar het (altijd) om draait. En de beelden van de straatklokken compenseren zijn ‘fout’ meer dan genoeg. 

Film: https://www.youtube.com/watch?v=Nm0xkgHv5Ds
Web: https://www.brentonfilm.com/alfred-hitchcock-collectors-guide-sabotage-1936

 

Passport to Pimlico (1949)

Passport to Pimlico (1949): brutale volkswijk eist zelfstandigheid

Locaties: Pimlico (Westminster) en Lambeth

Pimlico: een doodgewone volkswijk ten zuiden van Westminster. Getroffen tijdens de oorlog. Op een stuk braakland ligt een nog onontplofte bom. Tot die wél ontploft.

Een schat wordt zichtbaar. Daarin vinden ze ook een oud verdrag tussen Pimlico-voorgangers en de Bourgondiërs. De rechter die de schat wil verdelen, is stomverbaasd. ‘Je bedoelt dat deze mensen Bourgondiërs zijn?’ Geen halve maatregelen bij de kersverse Bourgondiërs. Douaneposten, paspoorten, een eigen munteenheid. ‘Dit is Bourgondië, hier bepaal ik hoe laat de bar dicht gaat.’

Het klinkt geweldig maar het is al snel een stuk minder leuk als de wijk wordt overlopen door zwarte marktverkopers. ‘Echte gestolen nylons! Wie maakt me los?!’ En dat is maar het begin van de problemen.

In Passport to Pimlico valt vooral het geestige script van T.E.B. Clarke op. ‘Drink je bier eens op, waar is je gevoel voor patriottisme?’ De Bourgondiër die binnen komt lopen en onmiddellijk gaat flirten. De Engelse ministers die het probleem alsmaar doorschuiven naar elkaar. Het duel tussen de megafoons. En deze geweldige quote: ‘We waren altijd Engels, en we zullen altijd Engels blijven, en het is juist omdat we Engels zijn dat we opkomen voor ons recht om Bourgondiër te zijn!’

Met de humor zit het goed, jammer is dat de film toch iets te oubollig is om vernieuwende cinema op te leveren. De film slaagt vooral als soap. Met de wijkagent, de wijkvoorzitter, zijn dochter, een groenteboer, zijn collega (en zangeres), een kledingverkoopster, de bankdirecteur, enzovoort. En we gaan nog met ze meeleven ook, dankzij het enthousiasme van de acteurs. Bekijk eens hoeveel lol ze hadden bij het filmen.

Passport to Pimlico heeft ook een paar buitenscènes. Daarin zien we de ravage van de bombardementen op Londen. Karkassen van huizen en braakland. We zien ook min of meer iconische Londense locaties als Piccadilly Circus, Westminster Bridge en Whitehall. De film speelt zich af in de hittegolf van 1947 maar werd gefilmd tijdens de natte zomer van 1948. Regisseur Henry Cornelius hield in elk geval geen goede herinneringen over aan de film: hij zou nooit meer voor Ealing Studio’s werken.

Alleen een ding… De film werd opgenomen in Lambeth aan de andere kant van de Thames, bij de kruising van Lambeth Road en Hercules Road. Dat zorgde voor deze geestige kop op de website van BFI: Passport to… Lambeth?

Aardig feitje: dertig jaar later putten krakers inspiratie uit deze film voor hun ‘republiek’ Frestonia, in de wijk Notting Hill. En nee, dat zijn niet The Young Ones. Dát huis stond in Bristol.

Film: te zien op Netflix
Meer lezen:
https://www.bfi.org.uk/features/passport-pimlico-locations-ealing-comedy

 

Pool of London (1951)

Pool of London (1951): spanning rondom de Thames

Locaties: City of London, Westminster, Greenwich, Southwark en Docklands

Amerikaanse mariniers meren aan in Londen. Ze zitten in de Pool of London: het stuk van de Thames van de Tower Bridge tot Rotherhide. Ze hebben drie dagen verlof en er is tijd om in de stad rond te dwalen.

Een van hen (Dan) is verwikkeld in smokkelzaken. Hij moet gestolen goederen meenemen naar Rotterdam. Dat doen ze vlakbij St Paul’s Cathedral. De politie heeft het nakijken. Dan schept alleen net iets te veel op tegen zijn vriendinnetje. Dat maakt het weer lastig voor Johnny, die net leuk contact had met Pat.

Aangename film van de ervaren regisseur Basil Dearden. Verzorgde karakters en verhaallijnen. Een heist, romantiek, actie, sfeervolle finale. Acteurs die goed passen bij hun rollen.

En we krijgen ook redelijk wat Londen te zien. Vanaf minuut 35 worden we getrakteerd op 10 minuten buitenopnamen van de omgeving van St Alban’s Church en St Paul’s Cathedral. Bijzonder moment als Johnny en Pat vanaf de kathedraal uitkijken op ruïnes van de oorlog die nog steeds zichtbaar waren. De achtervolging dwars door Leadenhall Market (zie foto) is ook een prachtig plaatje. Die passage ziet er nog net zo uit.

BFI heeft een artikel met de toen en nu’s van de locaties in de film. De dvd-uitgave heeft een handige featurette over alle locaties in de film. Er is veel veranderd natuurlijk. In Tooley Street in een dubbeldekkertram springen op weg naar Tower Bridge… dat was een jaar later na de film al niet meer mogelijk. The Queen’s Theater in East End was ook al in 1965 neergehaald. En een milk bar waar je ‘s avonds laat nog wat hapjes en drankjes bestelt: dat stukje cultuur is ook weg.

De Docks versjofelden in de jaren zestig en zeventig in hoog tempo, om vanaf de jaren tachtig een nieuw (luxe) leven te worden ingeblazen (komen we nog op terug). De St George Wharf komt drie keer in beeld. Die straat ziet er nog vrijwel hetzelfde uit. Het gebied bij de Thames rondom de Tower of London is vooral veel drukker geworden.

Frappant is dat de film weer net als Piccadilly (zijdelings) over racisme gaat. Johnny (Earl Cameron) krijgt te maken met een portie onaardige opmerkingen over zijn donkere uiterlijk. Hij heeft leuk contact met Pat maar tot een affaire komt het niet. Misschien ging dat in 1951 nog te ver voor het Britse publiek?

Meer films trokken in de jaren vijftig naar buiten, zoals deze:

  • We are the Lambeth Boys (Karel Reisz; en een vervolg in 1980)
  • A Kid for Two Farthings (Carol Reed)
  • The Yellow Balloon (J. Lee Thompson)
  • Night and the City (Jules Dassin)
  • The Ladykillers (Alexander Mackendrick)
  • I vinti (Michelangelo Antonioni)
  • En vooral The Blue Lamp van wederom Basil Dearden bevat veel shots van Londen

Film: te zien op Netflix
Meer lezen: https://www.bfi.org.uk/features/pool-london-locations
Aanrader: film over de Londense tram: The Elephant Will Never Forget

 

The London Nobody Knows (1967)

The London Nobody Knows (1967): James Mason bezoekt obscure plekjes

Locaties: zie tekst

In de ‘documentaire’ The London Nobody Knows uit 1967 (uitgebracht in 1969) zien we acteur James Mason rondlopen door de stad. Met paraplu, tweedjasje en pet vertelt hij op geestige wijze over obscure plekjes in Londen.

Hij bezoekt alleen plaatsen in verval. Vrijwel overal waar hij komt, ziet het er verwaarloosd uit. Inclusief de mensen in de film (veel daklozen). De plaatsen die hij bezoekt:

  • Het oude Bedford theater in Camden
  • Tunnels onder Camden Freight Terminal
  • Restanten van een spoorwegemplacement
  • Church Street Market en Chapel Market
  • Urinalen (‘een Victoriaanse wc is een kunstobject’)
  • Begraafplaatsen
  • Leger des Heils
  • Spittalfield (waar de moorden van Jack the Ripper plaatsvonden)

Dit is een speelse film van Norman Cohen, gebaseerd op het boek van Geoffrey Fletcher uit 1962. ‘Daar is voor iedereen die er interesse in heeft een egg breaking plant.’ Vervolgens zien we hoe een pletwals een paar eieren plet. Mason staat bij een oude mannen-wc, wijst met zijn paraplu naar een tank met water. ‘Hier zaten vroeger goudvissen. Deze vissen zitten hier nu natuurlijk niet meer, we hebben ze er alleen ingestopt ter illustratie.’

Schrijver Douglas Anderson legt in 2014 in een terugblik op de film uit wat de waarde ervan is vandaag de dag: ‘De gebieden die The London Nobody Knows bezocht, waren off the beaten track en het is waardevol om ze te zien hoe ze waren.’ De film toont daarmee een uniek Londen van toch slechts vijftig jaar geleden.

De filmstijl past bij de ‘swinging sixties’ of ‘swinging London’. Voor wie er niet mee bekend is: het was een soort culturele revolutie van jongeren. De Britse bevolking was door de babyboom behoorlijk jong: bijna 50% was onder de 30 jaar. Dat schepte mogelijkheden voor nieuwe artiesten. Ze wilden het anders doen: vrijer, moderner, hedonistischer, maffer.

Die beweging stormde door de muziekscene (The Beatles, The Who, The Kinks, The Rolling Stones), de modescene (o.a. minirok) en ten slotte ook de filmscene. De invloed op de popcultuur was immens. Krijg een indruk via deze video van 7 minuten.

De Swinging Londen-films zijn duidelijk door jonge mensen gemaakt: enorm energiek, grappig en maf. Ook al waren de films komisch van toon, ze gingen toch over serieuze zaken als depressies, seksualiteit en relatieproblemen. Zelfs abortus en ongewenste zwangerschappen komen langs (Darling en Georgy Girl). Minpuntjes zijn misschien dat sommige Swinging London-films iets te hard hun best deden om eigenzinnig te zijn, en er soms wel erg makkelijk tussen komedie en drama heen en weer werd geschakeld.

De films speelden zich bijna allemaal af in Londen. Vooral rondom Carnaby Street (Soho) en the King’s Road (Chelsea). Maar ook in Hammersmith, Fulham en Notting Hill. Er valt veel meer over deze korte filmgolf vertellen, maar dat valt een beetje buiten deze rubriek. De liefhebber kan terecht bij deze website.

Mensen beschouwen Blow-Up van Michelangelo Antonioni meestal als de archetypefilm van Swinging London. Maar er zijn er meer:

  • Georgy Girl (Silvio Narezzano)
  • The Knack and How to Get It (Richard Lester)
  • The Pleasure Girls (Gerry O’Hara)
  • The Party is Over (Guy Hamilton)
  • Joanna (Michael Sarne)
  • Alfie (Lewis Gilbert)
  • Morgan, A Suitable Case for Treatment (Karl Reisz)
  • Darling (John Schlesinger)
  • I’ll Never Forget What’s’isname (Michael Winner)
  • Three Hats for Lisa (Sidney Hayers)
  • Smashing Time (Desmond Davis)
  • Bronco Bullfrog (Barney Platts-Mills; uit 1970)

De jaren zestig was een geweldige filmperiode want er was nog veel meer aan Londen te zien dan alleen de Swinging London-films:

  • The Ipcress File (Sidney J. Furie)
  • The Traitors (Robert Tronson)
  • The L-Shaped Room (Bryan Forbes)
  • A Hard Days Night (Richard Lester)
  • The Small World of Sammy Lee (Ken Hughes)
  • What a Crazy World (Michael Carreras)
  • The Servant (Joseph Losey)
  • Peeping Tom (Michael Powell)
  • Nerosubianco (Tinto Brass)
  • Repulsion (Roman Polanski)
  • Victim (Basil Dearden)
  • Piccadilly Third Stop (Wolf Rilla, door de metrotunnels)

Om meer te weten over de locaties waar de films van de jaren zestig zich afspelen, kun je luisteren naar deze presentatie van deze Britse hoogleraar (40 minuten).

Film: https://www.dailymotion.com/video/x5h8w0m
Meer lezen: https://psychogeographicreview.com/the-london-nobody-knows/ en https://www.theguardian.com/film/2003/nov/21/history

 

Pressure (1976)

Pressure (1976): Notting Hill in andere tijden

Locatie: Notting Hill

Londen ontwikkelde zich economisch in de jaren na de oorlog. Maar niet voor iedereen is economisch succes in Londen even realistisch. Voor zwarte Londenaren uit Notting Hill is een baan krijgen al moeilijk. Zelfs Tony, toch wel een intelligente jongen, raakt moedeloos van zijn afwijzingen. ‘Hoe lang ben je al in dit land?’ ‘Ik ben hier geboren, meneer.’

Aan de andere kant past Tony ook niet echt bij zijn Jamaicaanse en Trinidadiaanse straatschoffievrienden. ‘Wil je pattie?’ ‘Nee ik wil geen paté.’ Hilariteit… want pattie is slang voor fish and chips. Tony raakt betrokken bij hun winkeldiefstalletjes. Zijn broer verkondigt ondertussen black power. En snapt niet dat zijn broertje een wit vriendinnetje heeft.

Pressure is een unieke productie: de eerste film die écht het leven van een zwarte Londenaar weergaf. Met alle zaken die daarbij komen kijken: racisme, vooroordelen, verzet. De film kijkt genuanceerd: de witte mensen in deze film discrimineren niet allemaal. En dan met reggaemuziek als verrassende score.

De film is niet foutloos. Het script is vrij simplistisch. Regisseur Horace Ové, zelf in Trinidad geboren, had een documentaire-achtergrond. Dus legt hij een verhaal uit aan zijn filmpubliek, maar iets te didactisch, zoals een reviewer op IMDb treffend zegt. De hulp van romanschrijver Sam Selvon – ook afkomstig uit Trinidad – mocht ook niet baten. Alle moralisme heeft iets saais, zelfs als het terecht is.

Het acteerwerk is ook soms matig – zoals de hysterische moeder van Tony. Dat had ook te maken met de amateurs waar ze mee werkten. Selvon en Ové deden hun best om karakters op straat te vinden. Sommige acteurs in de film waren dus in het echt ook dakloos. Pressure doet daarmee ook wel denken aan Braziliaanse straatfilms als Pixote en Fábula.

De grootste uitdaging – niet vreemd – was het vinden van een budget om de film te maken. Ové: ‘Ze keken me aan of ik gek was dat ik dit verhaal wilde verfilmen.’ British film Institute (BFI) hielp uiteindelijk met de financiering maar veel was het niet. De meeste scènes werden zonder vergunning geschoten. Zelfs het stelen van appels op de markt. We zien wel een realistisch portret van Notting Hill. Met Ladbroke (lange rechte weg in Notting Hill), Portobello Road, Harrow Road. De liefhebber van locaties kan terecht op Reelstreets.

Veel van de film kwam uit Ové’s leven zelf. Hij werkte zelf als schoonmaker in een ziekenhuis, net als Tony. Ook de politie-invallen had hij zelf gezien. En vooroordelen waren hem ook niet onbekend. Hij haatte dat hij ‘zwarte filmmaker’ werd genoemd. ‘Je noemt toch ook niet iemand ‘blanke filmmaker zo-en-zo’?’ En hij werd boos als Trinidad als achterstandsland werd gezien. Ové maakte dus echt zijn eigen film en concludeerde al met al toch positief: ‘Je kunt dus toch films maken over de wereld om je heen.’

De jaren zeventig leverde een gevarieerde oogst op aan Londense films die ook de cultuur van die tijd afspiegelt: zoekende na de vernieuwende jaren zestig.

  • The Rise and Rise of Michael Rimmer (Kevin Billington)
  • Deep End (Jerzy Skolimowski)
  • Frenzy (Alfred Hitchcock)
  • Quadrophenia (Franc Roddam)
  • Melody (Waris Hussein)
  • A Touch of Love (Waris Hussein)
  • The Squeeze (Michael Apted)
  • Nighthawks (Ron Peck)
  • Una lucertola con la pelle di donna (Luciano Fulci, Britse ‘giallo’)
  • Performance (Donald Cammell en Nicolas Roeg, met Mick Jagger)
  • 11 Harrowhouse (Aram Avakian)
  • Death Line (Gary Sherman, horror in een oud metrostation, klinkt goed maar verwacht er niet te veel van)

Film: https://www.youtube.com/watch?v=uqSVGSUC5CI
Meer lezen:
https://faroutmagazine.co.uk/pressure-first-film-black-british-experience/ en https://www.bfi.org.uk/lists/hidden-history-uk-punks-11-films

And now for something completely different…

Special in een special: punkfilms
De 70’s was een moeilijk decennium. Woningproblemen, economische problemen en sociale problemen. Mensen zagen weinig hoop meer in hun toekomst. Dat zou in de jaren 80 alleen nog maar erger worden.

Veel hiervan is nog terug te zien in punkfilms in die tijd. Die vormden een kortstondige Londense filmhype. Extreem laag budget, meestal documentair en ook wel ‘aapjes-kijken’: wie zijn die punkers, hoe leefden ze… De documentairemakers wilden van hun kant de mens achter de punker laten zien aan de conservatieve medemens.

Punk Can Take It is een interessante vreemde eend in deze bijt. Het was een promo voor de punkband UK Subs. Deze mockumentary (twintig minuten, parodieert de propagandafilm London Can Take It) beschrijft de strijd die échte punk moet leveren om te overleven. Daarin zijn punkers net zo trots en verheven als de Londenaren in de oorlogsfilm. De prachtig voice-over van de toen al gepensioneerde nieuwslezer John Snagge is de bonus: ‘Op de zwarte markt zwaaiden de platenmaatschappijen met hun magische chequeboekjes om de nog vrije punkbands te contracteren.’

Regisseur Julien Temple zou later zijn spotternij ook inzetten bij het bekendere Great Rock ‘n’ Roll Swindle rondom The Sex Pistols. Daarna zou hij nog veel muziekvideo’s maken.

Het British film Institute toont 11 échte punkfilms (uit die tijd) via haar player. Die kun je helaas alleen in het Verenigd Koninkrijk kijken maar sommige films kun je vinden op YouTube. Hier een paar tips:

  • Punk in London (Wolfgang Büld)
  • Don’t Dream it – See It (Phil Munnoch, tijdsbeeld van Chelsea)
  • Knights Electric (Barney Broom, uit 1980)
  • Jubilee (Derek Jarman)
  • The Punk Rock Movie (Don Letts)

Meer lezen? Bekijk deze lijst van punkfilms op Pitchfork.

 

The Long Good Friday (1980)

The Long Good Friday (1980): de Docks in opkomst 

Locaties: Docks (Southwark), Canary Wharf/Isle of Dogs (Tower Hamlets), Brixton (Lambeth), Westminster, St Katherine’s & Wapping, Harringay en Lewisham

In The Long Good Friday kijken we naar de zelfingenomen gangsterbaas Harold Shand. Hij staat op het punt om een grote deal te slaan met Amerikanen. ‘Weet je wat dit waard gaat zijn in 1988?’ Het is de kans om ‘legit’ te worden voor Harold (Mister H. voor ondergeschikten).

Er gaat iets mis. Zijn rechterhand Colin wordt vermoord in een zwembad. Overal gaan bommen af. Er is iets gaande met de IRA maar Harold weet niet precies wat. De Amerikanen worden nerveus.

Deze Londense misdaadfilm is niet voor niets beroemd. De energie in het spel van Bob Hoskins, om maar iets te noemen. Ook Helen Mirrens rol doet ertoe. En het misdaadverhaal zelf zit ook goed in elkaar.

De Londense locaties in de film van John McKenzie spelen een belangrijke rol in de film. Dat begint al met Harry’s speech op de boot tussen de torens van de Tower Bridge. Die speelden ook al zo’n grote rol in de film Pool of London. Net als in die film zien we veel van het gebied ten oosten van de Tower Bridge: Isle of Dogs, Wapping en Poplar.

Nog meer in het oog in springt de locatie van de Docks. We zien onder andere St Katharine Docks, Canary Wharf, Wapping High Street. Toen nog afgesloten gebieden waar al tien jaar niets meer gebeurde. Nu een peperdure woonlocatie.

Harolds speech in 1980 raakt de kijker anno nu best hard: ‘This is the decade in which London will become Europe’s capital, having cleared away the outdated. (…) No other city in the world has got, right at its centre, such an opportunity for profitable progress!’ Londen zou daadwerkelijk een van de duurste steden ter wereld worden. Lees een interview met scriptschrijver Barrie Keeffe in The Guardian over deze ‘voorspellende gave’ van de film. ‘Ik heb het gevoel alsof we in het schaalmodel zitten van het nieuwe Docklands op Harolds jacht, bekeken door de agenten en raadsleden.’

Groot is het contrast met Brixton (district Lambeth) dat ook nog even in de film voorkomt. Die Londense achterstandswijk met slechte reputatie wordt in deze film ook vooral geassocieerd met drugsoverlast. Brixton kreeg weinig kans in de Londense cinema maar voor de liefhebber is er wel een film die zich alleen in Brixton afspeelt: Babylon, uit hetzelfde jaar als deze film.

De jaren tachtig lieten verder een rauw en ranzig London zien:

  • The Firm (Alan Clarke)
  • Withnail & I (Bruce Robinson)
  • The Chain (Jack Gold)
  • High Hopes (Mike Leigh)
  • My Beautiful Laundrette (Stephen Frears)
  • An American Werewolf in London (John Landis)
  • 84 Charing Cross Road (David Hugh Jones)
  • Mona Lisa (Neil Jordan)

Filmclip: https://www.youtube.com/watch?v=B90zNzyFk-w
Meer lezen: https://www.bfi.org.uk/features/long-good-friday-london-locations

 

Nil by Mouth (1997)

Nil by Mouth (1997): grofgebekte familie

Locaties: Lambeth, Southwark, Brixton, Lewisham en Camberwell

In een huis woont een grofgebekte familie: Raymond, zijn vrouw Val, haar broer Billy, moeder Jane en oma Kath. Het probleem is dat Billy verslaafd is en dat Raymond daardoor een ‘pakket’ misloopt. Dat is het begin van een neerwaartse spiraal: door een mix van coke en drank wordt Raymond steeds agressiever en komt Billy op straat terecht.

Nil by Mouth toont zonder gêne de aftakeling van deze Londense familie. Drugs, drank, misdaad, mishandelingen, geschreeuw. De sfeer is akelig. Neem de anekdotes van Mark waar Raymond hysterisch om moet lachen, bijvoorbeeld over een pil tegen depressie. Aarrghh… zet twee machomannen bij elkaar en ze zetten al snel hun eigenbelang boven het belang van de familie.

Dit was een persoonlijk project van Gary Oldman. Gary Oldman? Jawel, ook deze beroemde acteur maakte een film. Oldman was schrijver en regisseur en het script was losjes gebaseerd op zijn eigen jeugdige leven in Londen. Echt losjes, benadrukte hij later regelmatig, toen iedereen er een letterlijke biografie in zag.

Waarom deze ellende bekijken? Omdat Oldman – zelf acteur natuurlijk – wel het beste uit deze club acteurs wist te halen. Met name Ray Winstone is immens. Als je het karikaturale masker van zijn rollen in latere misdaadfilms afzet, kom je uit bij deze moeilijke, tragische rol in Nil to Mouth.

Van de stad zien we in Nil by Mouth vooral korte flitsen van Zuid-Londense straten: Lambeth (ook van Passport to Pimlico), Southwark, Brixton, Lewisham en Camberwell. Districten die je nagenoeg nooit in films over Londen ziet. Dit is de achterkant van het populaire Londen ten noorden van de Thames. De website Reelstreets heeft wederom de buitenscènes op een rij gezet.

De krant The Guardian vergelijkt de film met ‘geezer-crime movies of 90s Cool Britannia’, die in het spoor van deze film een commerciëler pad zouden afslaan. In deze film in elk geval geen ‘cool’ stilisme, maar juist een opzettelijk sobere filmstijl, die soms ook irriteert met de overdadige hoeveelheid close-ups van gezichten.

Londen kwam vaak voor in cinema in de jaren negentig. Een speciale vermelding voor de ongelooflijke productie van Mike Leigh in dat decennium. Hij filmde ieder jaar door vrijwel heel Londen – in krakkemikkige huizen en armoeiige straten. Zijn Naked staat te boek als Britse filmklassieker. Ik genoot meer van het warmere Career Girls. Beide films met de veel te jong overleden actrice Katrin Cartlidge. Wie hoopt op een toen-en-nu van Mike Leighs films: BFI heeft precies dat gedaan. Zijn jaren negentig-films:

Andere films uit de jaren negentig met Londense straten: 

  • The Krays (Peter Medak)
  • Lock, Stock & Two Smoking Barrels (Guy Ritchie)
  • Velvet Goldmine (Tod Haynes)
  • Wonderland (Michael Winterbottom)
  • Scum (Alan Clarke, tv-film-versie van de film uit 1979)
  • Riff-Raff (Ken Loach)
  • Notting Hill (Roger Mitchell)

Meer lezen: https://www.theguardian.com/film/2022/nov/03/nil-by-mouth-review-gary-oldmans-overwhelming-study-of-family-violence

 

Fish Tank (2009)

Fish Tank (2009): rebelse tiener in Oost-Londen 

Locaties: Barking, Tower Hamlets en Havering

Mia – een tiener met een grote mond – moet overleven in een verpauperde Londense buitenwijk. Ze komt nogal snel in ruzies terecht. Niemand houdt van haar. Haar moeder heeft ook geen interesse en haar zusjes bekken haar altijd af.

Op een dag komt een nieuwe vriend van haar moeder (rol van Michael Fassbender) de keuken ingelopen. Hij is aardig. Ze krijgt een band met hem. Hij geeft haar een camera en probeert haar te laten geloven in haar danstalent. Maar dan…

Fish Tank van Andrea Arnold is het type film dat ik normaal mijd: het arthousedrama. De scripts ervan zijn zo algemeen dat het door een algoritme geschreven had kunnen worden.

We volgen de hele film één persoon, zittend, pratend, lopend (schokkende camera erachteraan). Die persoon komt vaak uit een verwaarloosd arbeidersmilieu, woont in een slechte buurt, volop gebroken gezinnen, te jonge moeders, mannen die zich als honden gedragen óf juist als goedzakken (zoals Connor). En dan probeert de persoon ‘stand te houden’ via een soort droom (hier het dansen) die uiteraard op het einde in gruzelementen wordt gegooid. Via lompe edits worden de deprimerende scènes aaneengeschakeld. Vergeet niet het schokeffect ergens midden in de film.

Waarom dan toch kijken? We krijgen hier een zeldzaam beeld van de Oost-Londense buurten Dagenham en Barking. Wijken tjokvol armoede (volgens dit online tijdschrift) en misdaad (volgens het forum Reddit). Buurten met verlopen flats, troep op straat en openbare ruzies.

De shots van de Tower Hamlets Estates in Dagenham en de man die daar op zijn balkonnetje zit: daarin zit de kwaliteit. Het matige verhaal moeten we dan maar op de koop toe nemen. Overigens werd niet alles daar opgenomen, ook een stuk in Essex (district ten oosten van Greater Londen).

Opvallend aan de film – zeldzaam in filmproducties – is dat het chronologisch werd opgenomen en de acteurs niet meer dan een week van te voren wisten wat er die week gefilmd werd, en geen idee hadden van het verloop van de film.

Sinds de jaren nul figureert Londen in veel bigbudgetactiefilms. Het was verder niet het beste decennium voor de Londense film. Een paar aardige films hebben nog wel scènes in de stad:

  • Snatch (Guy Ritchie)
  • Shaun of the Dead (Edgar Wright)
  • Happy-Go-Lucky (Mike Leigh)
  • 28 Days Later (Danny Boyle)
  • Kidulthood (Menhaj Huda) / Adulthood (Noel Clarke)
  • Scenes of a Sexual Nature (Ed Blum)
  • Made in Dagenham (Nigel Cole) 

Kortom…

Londen mag blij zijn dat het ook is vastgelegd in economisch mindere tijden. Als je het huidige dure Londen als maatstaf zou nemen, zou je bijna niet meer weten hoe de stad er ooit uitzag. Zelfs de scriptschrijvers van The Long Good Friday hadden zelf vermoedelijk ook niet kunnen denken dat de film zo precies op een grens van arm en rijk Londen zou zijn gemaakt.

Films hebben de diverse kanten van Londen laten zien. Van Soho tot Lambeth, van Notting Hill tot Chelsea. Het is alsof de Londense filmmakers wel geloven dat de mooie, dure stad bestaat maar dat simpelweg weigeren te bevestigen op celluloid. Een stad waar mensen leven en gebruik van maken, is immers veel interessanter om te filmen. 


Overige bronnen

 

10 maart 2023

 

Lees ook deel 1: Camera Obscura Special: Parijs
Lees ook deel 2: Camera Obscura Special: New York
Lees ook deel 4: Camera Obscura Special: Tokio

 

 

Dwelling in the Fuchun Mountains beste film van 2022

Dwelling in the Fuchun Mountains beste film van 2022

Het Chinese drama Dwelling in the Fuchun Mountains is door de redactie van InDeBioscoop gekozen tot beste bioscoopfilm van 2022. Gu Xiaogangs speelfilmdebuut was te zien op grote internationale festivals, trok veel publiek in Frankrijk, maar verscheen pas drie jaar na voltooiing in de Nederlandse bioscopen.

Dwelling in the Fuchun Mountains beste film van 2022

Zowel Tim Bouwhuis als Cor Oliemeulen plaatsten het drama, dat werd opgenomen met niet-professionele acteurs, bovenaan hun lijstjes van favoriete bioscoopfilms. “Dit realistische verhaal over traditie versus moderniteiten wordt afgewisseld door een regelmatig adembenemende cinematografie met knap gemaakte tracking shots die van Dwelling in the Fuchun Mountains een visuele meditatie maakt”, aldus laatstgenoemde.

Nummers 2 tot en met 10
Licorice Pizza eindigt op de tweede plaats. “Niet de beste Paul Thomas Anderson, maar ik genoot wel enorm van het neergezette tijdsbeeld, waarbij de jaren zeventig er soms nog beter uitzagen dan films die echt uit de jaren zeventig komen”, meent Bob van der Sterre.

Drive My Car won begin dit jaar de Oscar voor beste buitenlandse film. Dit drie uur durend Japanse drama van Ryûsuke Hamaguchi vertelt het intrigerende verhaal over verlies en verwantschap met een acteur/regisseur, die rouwt om het plotselinge overlijden van zijn vrouw, en zijn chauffeuse, die ook het nodige achter de kiezen heeft. Tjechov’s theaterstuk ‘Oom Wanja’ staat ondertussen symbool voor de gedesillusioneerde mens.

Nowhere Special belandt op de vierde plaats. Dit ‘kleine’ drama van Uberto Pasolini gaat over de 34-jarige terminaal zieke John die geschikte adoptieouders voor zijn zoontje Michael zoekt. Tim Bouwhuis: “Op bijzonder knappe wijze weten Norton en Lamont via subtiele, vaak non-verbale signalen en handelingen over te brengen dat gevoel en intuïtie in complexe situaties de beste raadgevers kunnen zijn. Opdat de deurbel op de drempel van het bestaan maar op het juiste adres mag rinkelen.”

Triangle of Sadness eindigt op de vijfde plaats. “De nieuwste film van Ruben Östlund volgt een aantal onuitstaanbare beroemdheden die zorgeloos op een cruise vertoeven, tot het noodlot toeslaat en ze overgeleverd zijn aan hun eigen onvermogen”, zegt Yordan Coban. “Östlund plaatste voorheen een kritische noot bij de multiculturele samenleving en toonde ons de subtiele hypocrisie van de bourgeois kunstliefhebber. De presentatie is nu een stuk minder fijnzinnig, meer Amerikaans, maar wel meer lachwekkende momenten. Het is maar net waar je van houdt.”

Op de zesde plaats noteren we Tori et Lokita, voor Jochum de Graaf de beste film van 2022. “Een aangrijpend hard realistisch beeld dat de gebroeders Dardenne schetsen van de verborgen wereld onder het oppervlak van onze maatschappij waarin minderjarige alleenstaande asielzoekers moeten zien te overleven. Hoe de hoop op een beter leven van Tori en Lokita in de grote stadsjungle van Brussel hardhandig in de kiem gesmoord wordt. Een liefdevol en nergens larmoyant wordend portret dat me met een brok in de keel de bioscoop liet verlaten.”

The Menu behaalt de zevende plek. “Een heerlijke zwarte satire op de vele foodporn die ons maar voorgeschoteld wordt. Glossy’s, tv-programma’s, borrelpraat en films, alles voor de glorificatie van keukenkunst. Het werd eens hoog tijd dat hier een bezinningsmoment voor gevonden werd. Met verve, met kunst, met sardonisme, precies wat hard nodig is”, aldus Ralph Evers. “De kers op de taart is een geweldige Ralph Fiennes en diens memorabele klap. Ook met succes in eigen keuken en huishouden gebruikt!”

Les Olympiades, Las bestias en The Worst Person in the World vervolledigen de top 10 van IDB-film van het Jaar.

Eerdere winnaars ‘IDB-film van het Jaar’
Dwelling in the Fuchun Mountains is de opvolger van The Father dat onze redactie in 2021 verkoos tot beste film van het jaar. Boyhood (2014), Réalité (2015), Hell or High Water (2016), The Handmaiden (2017), Phantom Thread (2018), de IDB-film van het millennium La grande bellezza (gekozen in 2019) en Beanpole (2020) gingen deze winnaars voor.

 

1 januari 2023

Terugblik 2022 – Deel 6: Een nieuwe wereld

Terugblik filmjaar 2022 – Deel 6 (slot):
Een nieuwe wereld

door Cor Oliemeulen

Een film opent de deur naar een nieuwe wereld. Daarna kunnen er twee dingen met je gebeuren. Óf je raakt verdwaald en schreeuwt om je moeder óf je deint mee op de golven van tomeloze fantasie of indringende realiteit.

Tom Cruise. Kijk hem daar zitten shaken in zijn ultra-hypersonische straaljager! Met het prototype van de SR-72 Darkstar doorbreekt de onbevreesde Pete “Maverick” Mitchell voor het eerst in de geschiedenis de barrière van Mach 10. Dat is sneller dan menigeen wegzapt bij de gemiddelde Nederlandse romcom. De admiraal, die geen toestemming had gegeven, reageert ondubbelzinnig: “Onbemande vliegtuigen zijn de toekomst, daarin is geen plek voor jou.” Toch krijgt Tom Cruise als veteraan in Top Gun: Maverick de opdracht om een nieuwe generatie piloten op te leiden voor een levensgevaarlijke missie in Iran. De uiteindelijke weg naar vrijheid in nota bene een oude F14 staat onbedoeld symbool voor de oude wereld van spectaculair avontuur en sentimentele clichés.

Ook in het Gotham van The Batman – met voor het eerst Robert Pattinson als vleermuisman met emo-issues – is jaren later bar weinig veranderd. Het gespuis krioelt door de donkere straten, corruptie viert hoogtij en een sadistische seriemoordenaar raakt verstrikt in zijn goede bedoelingen. Batwoman mag na afloop dan wel proberen om Batman te verleiden tot een nieuw leven samen, maar onze titelheld voelt dat Gotham hem niet kan missen, terwijl de kijker zich realiseert dat de filmproducers deze geldbron nimmer zullen laten opdrogen.

Ich Bin Dein Mensch

Ich Bin Dein Mensch

Voor de Duitse studente Alma in Ich Bin Dein Mensch gaat er wel een nieuwe wereld open. In ruil voor fondsen voor een wetenschappelijk onderzoek gaat ze in op het aanbod om drie weken lang een humanoïde robot in huis te nemen. Hij heet Tom en is ontworpen om een vrouw gelukkig te maken. Alma moet aanvankelijk niets hebben van zijn toenaderingspogingen, maar valt langzaam voor zijn intelligentie en charmante voorkomen. Tom snurkt zelfs. Alma wil nooit meer daten met een andere man.

Ook op het Spaanse platteland van Alcarràs zet technologie de traditionele levenswijze op losse schroeven. De opa van een grote boerenfamilie heeft vroeger een mondelinge afspraak gemaakt om het land te kunnen verbouwen, maar die blijkt niet meer te gelden nu een energiebedrijf er zonnepanelen wil plaatsen. Ook andere boeren worden onder druk gezet. Ze protesteren, willen ook eerlijke prijzen voor hun producten. De overheid steunt vooral grote bedrijven. In het wrange eindshot van bovenaf ziet de boerenfamilie hoe bulldozers de laatste vruchtbare grond helemaal tot aan hun huis oppeuzelen.

Twee Afrikaanse tieners hebben elkaar ontmoet op een vluchtelingenboot en presenteren zich als broer en zus tijdens hun asielaanvraag in België. De pientere Tori is succesvol, maar het verhaal van zijn ‘grote zus’ Lokita wordt niet geloofd. Om de mensensmokkelaar te kunnen betalen, zijn ze actief als drugskoerier en Lokita wordt opgesloten in een wietplantage zodat criminelen haar ondertussen (zogenaamd) vervalste identiteitspapieren kunnen verschaffen. Wie meer van de indringende sociaal-realistische films van de Waalse broers Dardenne heeft gezien, weet dat die gedroomde nieuwe toekomst voor de tieners ver weg is. De schokkende finale van Tori et Lokita laat je met een leeg gevoel achter.

In Triangle of Sadness hebben de steenrijke passagiers op een cruiseschip hun gedroomde nieuwe wereld bereikt. Maar al die luxe is natuurlijk niet genoeg, dus komt een helikopter nog even op zee een paar potten hazelnootpasta bezorgen. De alcoholistische kapitein (Woody Harrelson) moet niets hebben van die omhooggevallen types en oreert zich in de rondte over het kapitalistische onheil dat zich over de wereld heeft uitgestort. De meest hilarische zin komt uit de mond van de naïeve vrouw van een wapenhandelaar die een door piraten op het dek gegooide handgranaat opraapt: “Is this one of ours?” Deze bij vlagen grappige satire van Ruben Östlund keert na de onontkoombare schipbreuk de sociale verhoudingen volledig om.

Een hersentumor kan je persoonlijkheid drastisch veranderen. Dat merkt Anna als haar nieuwbakken echtgenoot Marco in de nabijheid van hun dochtertje een misplaatste handeling verricht. Het overzichtelijke, eenvoudige leven in de Zwitserse Alpen is plotseling gecompliceerd geworden. Drii Winter laat zich kijken als een Griekse tragedie en ontpopt zich als de meest deprimerende bioscoopfilm die ik dit jaar zag.

Alejandro G. Iñárritu (Amores perros, Babel, Biutiful, Birdman, The Revenant) weet altijd zowel zijn personages als zijn publiek in een nieuwe wereld te plaatsen. In Bardo: False Chronicle of a Handful of Truths rouwt een echtpaar 20 jaar later nog steeds om het overlijden van hun baby. Dit als vanouds prachtig vormgegeven, soms komische drama gaat over een Mexicaanse documentairemaker die in de Verenigde Staten een prestigieuze prijs wint. Landgenoten verwijten hem verraad van zijn roots en ook hijzelf worstelt danig met zijn identiteit. Een hele zit, dat wel.

In het overtuigende Nederlandse drama Narcosis worstelt Merel (Thekla Reuten) met het overlijden van haar man John (Fedja van Huêt) wiens lichaam na een riskante duik in Zuid-Afrika nooit is gevonden. Hoewel Merel helderziende gaven heeft en hiermee andere mensen tot steun kan zijn, durft ze geen contact met John te maken. De oude telefooncel achter in de tuin waarmee dochtertje Ronja (talent Lola van Zoggel) met haar vader belt, is een mooie vondst. Sfeervol gefilmd en sterk geacteerd is deze film over liefde en verlies van Martijn de Jong de Nederlandse inzending voor de Oscars.

Knor is de Nederlandse inzending voor de Oscars in de categorie beste lange animatiefilm onder de titel Oink. Deze onvervalste stop-motion van Mascha Halberstad werd gemaakt door vijf animatoren en met negen sets voor krap drie miljoen euro en lijkt al om die reden bij voorbaat kansloos tegen een donkere productie als Guillermo del Toro’s Pinocchio die 35 miljoen mocht kosten en waarvan de poppen werden geconstrueerd met mechanische gezichten. Desalniettemin is Knor, waarin een biggetje moet zien te ontsnappen aan de worstenmachine van een gekke opa, met veel aandacht en liefde gemaakt, en genietbaar voor jong en oud, hoewel de hoeveelheid poep wel wat minder had gemogen.

Drive My Car

Drive My Car

Top 5 van 2022
5. Licorice Pizza
In deze romantische film van Paul Thomas Anderson trekt ‘kindsterretje’ Gary (debutant Cooper Hoffman, zoon van wijlen PTA-huisacteur Philip Seymour Hoffman) als een wervelwind de grote wijde wereld in om als 15-jarige ondernemer indruk te maken op de zeker tien jaar oudere Alana (nieuweling Alana Haim). Sprake van een afgebakend plot is er niet, maar het plezier spat van het scherm. Licorice Pizza doet bovendien wat een grote periodefilm als Armageddon Time verzaakt: de kijker op zeer overtuigende wijze terugbrengen in de tijd. Let ook op een uitgelaten Bradley Cooper als opdringerige acteur.

4. Nowhere Special
Knappe jongen die het droog houdt als de 34-jarige terminale glazenwasser John afscheid neemt van zijn zoontje Michael. Regisseur Uberto Pasolini, die al in het briljante Still Life (2013) het afscheid van het aardse leven behandelde, weet opnieuw alle sentimentele valkuilen te vermijden door de geloofwaardige zoektocht naar de geschikte adoptieouders en de voorbereiding voor een nieuwe wereld, voor zowel zoon als vader. Zo leest John samen met Michael het stripboek ‘When Dinosaurs Die – A Guide to Understanding Death’ en schrijft hij brieven die Michael bij bepaalde gebeurtenissen in zijn toekomstige leven mag openmaken. Binnenkort zal John zweven door de lucht en kan Michael tegen hem praten als hij zijn vader mist.

3. Drive My Car
Sommige films liggen de ene dag wat zwaarder op de maag dan de andere dag. Tijdens de eerste kijkbeurt van dit bejubelde drama van de Japanse filmmaker Ryûsuke Hamaguchi haakte ik na bijna een uur af. Later ontdekte ik hoe belangrijk die lange inleiding is om de malaise en beweegredenen van de hoofdpersoon te kunnen begrijpen. Er ontspint zich vervolgens een intrigerend verhaal over verlies en verwantschap met acteur/regisseur Yusuke Kafuku (Hidetoshi Nishijima), die rouwt om het plotselinge overlijden van zijn vrouw, en chauffeuse Misaki Watari (Toko Miura), die ook het nodige achter de kiezen heeft. Tjechov’s toneelstuk Oom Wanja staat ondertussen symbool voor de gedesillusioneerde mens.

2. Las bestias
Het Franse echtpaar Antoine (Denis Ménochet) en Olga (Marina Foïs) ziet het Noord-Spaanse Galicië vanwege de stilte en de prachtige natuur als hun nieuwe wereld. Dit is de ideale omgeving voor het starten van een biologisch landbouwbedrijf. Hoewel ze hard werken en zo goed mogelijk proberen te integreren, is van rust geen sprake. Antoine spreekt zich uit tegen de bouw van een windmolenpark, wat op weerstand stuit bij de eenvoudige broers Xan en Lorenzo die menen dat ze een fortuin mislopen en besluiten om de nieuwelingen te intimideren. Dat gaat van kwaad tot erger. Regisseur Rodrigo Sorogoyen en scenarist Isabel Peña voegen met hun psychologische thriller Las bestias een nieuw cinematografisch hoogtepunt aan hun oeuvre toe.

1. Dwelling in the Fuchun Mountains
Dit meanderende familiedrama van de nieuwe Chinese filmregisseur Xiaogang Gu bereikte pas ruim drie jaar na voltooiing de Nederlandse bioscopen. De film toont de wisseling van de seizoenen langs de rivier van de stad Hangzhou in het Fuyang-district, waar mondkapjes nog niet tot het dagelijkse leven zijn doorgedrongen. Het leven wordt duurder, wonen nagenoeg onbetaalbaar. Gearrangeerde huwelijken moeten zorgen voor een goede toekomst van de dochters, liefde komt dan vanzelf wel. Dit realistische verhaal over traditie versus moderniteiten wordt afgewisseld door een regelmatig adembenemende cinematografie met knap gemaakte tracking shots die van Dwelling in the Fuchun Mountains een visuele meditatie maakt.

 

30 december 2022

 

Filmjaar 2022 – Deel 1: Bioscopen lijden, streamingdiensten verleiden
Filmjaar 2022 – Deel 2: Beklijvende beelden en aangeklede concertfilms
Filmjaar 2022 – Deel 3: Is de bioscoop ineens onvindbaar?
Filmjaar 2022 – Deel 4: Raar is in de mode
Filmjaar 2022 – Deel 5: Weinig echt bijzondere uitschieters

Camera Obscura Special: De cinema van New York City

Camera Obscura Special:
De cinema van New York City

door Bob van der Sterre

New York, de nooit slapende stad, was er vroeg bij in cinema. Klassiekers zijn er meer dan genoeg (Manhattan, Mean Streets, Taxi Driver, A Bronx Tale, Shadows, Do the Right Thing). Er zijn ook interessante minder bekende films. Tweede Camera Obscura Special over films in wereldsteden.

Er zijn zoveel films over New York, je zou bijna over alle straten een stuk kunnen schrijven. 42nd Street, Across 110th Street, Miracle on 34th Street, Slaughter on Tenth Avenue, The House on 56th Street, The House on 92nd Street, 29 Street, etc. Maar dit artikel gaat niet over compleetheid, daar zijn encyclopedieën voor.

New Yorkse stadsiconen kan iedere filmliefhebber intussen wel dromen: Broadway, Wall Street, Central Park, Empire State Building, Fifth Avenue, Brooklyn Bridge, Times Square. Het Vrijheidsbeeld is tot in den treure gebruikt in films, vooral als symbool in rampenfilms.

The French Connection (1971) - de beste en mooiste films over en in New York

Dat bewijst dat de meeste New York-films over maar één deel van New York gaan: Manhattan. De andere New Yorkse buurten zag je zelden, hoewel ze meer voorkwamen dan je denkt: Xanadu Castle in Citizen Kane was gefilmd in Oheka Castle in Long Island, Queens. Marilyn Monroe zat in The Seven Year Itch aan een tafeltje in Harlem. De beroemde achtervolging in The French Connection was in Brooklyn.

Pas in de jaren zeventig, tachtig ontdekte de cinema ook de andere wijken van New York als setting voor films. Aanvankelijk als decor voor apocalyptische en horrorfilms (vooral South Bronx) en Blaxploitationfilms (Harlem). Met Do the Right Thing en Clockers kwam er aandacht voor een ander New York in de cinema.

Nu zien we Manhattan vooral als decor voor vechtende Avengers of een tussen gebouwen slingerende Spiderman. Hier en daar een alternatieve film, maar daarin is New York meestal maar behang voor een persoonlijk drama.

Opmerkelijke rode draad van films over New York is misdaad. Dat weerspiegelt dat het leven in New York voor velen in de twintigste eeuw verre van makkelijk was. Voor velen was het ploeteren, husselen, hard werken. Niet het lichtvoetige en intellectuele New York dat mensen kennen uit de films van Woody Allen maar het New York van On the Bowery.

Let op: dit zijn geen recensies of analyses van films. Ook geen top tien. Ik wil alleen een verhaal vertellen over de samenhang tussen film en stad en kies daarvoor per decennium een passende film. Ik heb niet alle films ter wereld gezien, dus hier en daar zal ik een uitstekende film gemist hebben.

Dit artikel is gratis. Graag hoop ik dat de lezer zich als tegenprestatie wil opgeven voor de nieuwsbrief, of zich verdiept in culturele longreads.

 

What Happened on Twenty-third Street, New York City (1901)

What Happened on Twenty-third Street, New York City (1901): ondeugend begin

Locaties: Manhattan: 23rd Street, dichtbij 5th Avenue

Een van de oudste films van New York is What Happened on Twenty-third Street, New York City. De film werd voor Thomas Edisons bedrijf gemaakt en is meer een anekdote dan een film. De film van Edwin Porter (bekend van The Great Train Robbery) is in scène gezet – en dus een film – maar een speelfilm kun je het niet noemen met een lengte van nog geen twee minuten.

We kijken naar de 23rd, een lange straat in Chelsea, Manhattan. Mensen steken over, sleuren over straat. Dan is er een plot dat door Marilyn Monroe vijftig jaar later werd overgedaan.

De titel geeft al aan dat de locatie erg belangrijk is. Dit is vlakbij de Flatiron Building, bij de kruising van 23rd en 5th Street in Manhattan. Die luchtroosters waren berucht. Vermoedelijk komt het begrip ‘23rd Skidoo’ hiervandaan: mannetjes die hier rondhingen om opwaaiende jurken te zien.

Let ook op het nieuwsgierige jochie, waarvan het niet bekend is of hij tot de opnamecrew hoorde, of gewoon geboeid naar de camera stond te staren.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=mDJCCr2-Sso
Meer lezen: https://centuryfilmproject.org/2016/09/30/what-happened-on-twenty-third-street-new-york-city-1901

 

Regeneration (1915)

The Regeneration (1915): een portret van de sloppenwijken

Locaties: Manhattan: Bowery, Eastside, Chinatown en New Jersey

Jongen groeit op in een ellendige gezinssituatie en wordt gangster. Na contact met de sociaal werker Marie probeert hij zijn milieu te ontworstelen. Maar het milieu laat hém niet los.

De film is gebaseerd op het boek My Mamie Rose (1903) van Owen Kildare (en het toneelstuk dat was gebaseerd op het boek). Kildare groeide zelf op ‘in de goot’. Later werd hij verslaggever en schreef hij verhalen over de rauwe kant van New York. Marie Rose Deering heeft echt bestaan en leerde hem echt lezen en schrijven.

Later werd Kildare opgenomen vanwege geestelijke problemen. The New York Times kopte in 1908: ‘Kildare a Wreck, Sent to an Asylum’.

Deze film van Raoul Walsh is ondanks zijn leeftijd van meer dan honderd jaar nog steeds het aanzien waard. Het script zit aardig in elkaar, de montage verrast af en toe, er zijn wat trucs met bijvoorbeeld een fast forward. En best behoorlijke actiescènes (de brand op de boot in de Hudson-rivier).

Vooral het begin is sterk, als we kijken naar de vicieuze cirkel van geweld in de getto’s. De belangrijkste acteurs doen daarbij geloofwaardig hun zwijgende werk: Rockliffe Fellowes en Anna Q. Nilsson. Kildare was al overleden in 1911 maar zou vast wel tevreden zijn geweest over hoe zijn boek was verfilmd.

De locatie moet de Bowery voorstellen. Dat is een straat in het zuiden van Manhattan die leidt van Chatham Square naar Cooper Square. Het was in deze tijd al een getto, maar van de jaren veertig tot zeventig werd het pas echt een zieltogend stuk van Manhattan. Dat inspireerde filmmakers ook wel weer. Raoul Walsh zou in 1933 nóg een film maken over de straat: The Bowery. En in 1956 maakte Lionel Rogosin de ‘docufictiefilm’ On the Bowery. Ook een mooi tijdsbeeld.

De brandbare nitraatfilms uit die tijd waren niet bestemd voor lang bewaren dus nam men aan dat de film er ook niet meer was. Deze kopie werd toch nog zestig jaar later teruggevonden in een gebouw in Montana. Zo kunnen we toch nog genieten van beelden van gangsters die stoer een blik melk leegdrinken.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=8j_jlykPBkA
Meer lezen: https://www.theremightbecupcakes.com/episode-92-dollop/

 

Lonesome (1928)

Lonesome (1928): romantische kermis

Locaties: Manhattan en Brooklyn (Coney Island)

Een man staat op en gaat naar zijn werk: een fabriek. Een vrouw staat op en gaat naar haar werk: de telefooncentrale. Beiden krijgen in het weekend hetzelfde idee: Coney Island bezoeken.

Deze film wordt niet herinnerd om het verhaal. Of om de relatief onbekende acteurs: Barbara Kent en Glenn Tryon. Maar om de vernieuwende filmtechnieken.

Je ziet klokken door het beeld lopen, shots van bellende gezichten terwijl zij doorverbindt, een achtbaanrit die zelfs nu nog heftig eruitziet en een onweersbui. En dat een jaar voor baanbrekende films als The Man with the Movie Camera en Der Letzte Mann. Je ziet hier wat voor verschil montage kan maken.

Een van de eerste films met geluiden en stemmen. Die dialogen zijn er (later) door de studio toegevoegd omdat de talkies toen populair werden. Had echt niet gehoeven.

De film heeft alles te danken aan de geestelijk vader ervan: regisseur Paul Fejos. Hij vluchtte vanuit Hongarije (voor de terreur van het Horthy-regime) naar Wenen, Berlijn, Parijs en uiteindelijk de VS. Eerst New York, daarna Californië. Daar liftte hij veel. Tijdens een lifttocht kwam hij in de auto van de studiobaas Edward Spitz, sprak over dromen en films en kreeg een mini-budget om een film te maken. Hij produceerde daarmee het succesvolle The Last Moment (1927).

Voor zijn volgende film koos hij het script van Lonesome. Hij wilde een film maken over een groot probleem in steden: eenzaamheid, en tegelijk de snelheid van New York weergeven in zijn film.

Fejos maakte meer films in de VS (The Last Performance in 1928, Broadway in 1929) en het had niets gescheeld of hij had All Quiet on the Western Front geregisseerd. Na ruzies met de studio verliet Fejos Amerika weer in 1931 en maakte hij in Frankrijk nog wat films. Daarna werd hij antropoloog.

Ook van deze film dacht men dat hij spoorloos was tot er na de jaren vijftig een kopie opdook. Gelukkig maar. Zelfs na negentig jaar oogt de film fris. Misschien slaat het thema ook nog nu aan met mensen die single zijn in een coronatijdperk.

Coney Island (afgeleid van het Nederlandse woord Conyne Eylandt) in Brooklyn werd vaak gebruikt als decor in film. In de jaren twintig was de kermis van Coney Island zeer populair als uitje. En dus ook in films: The Cameraman, The Crowd, Speedy en deze film (allen uit 1928) bevatten allemaal scènes in Coney Island.

Meer experiment uit de jaren twintig? Bekijk de poëtische film Manhatta uit 1921. Een experimentele korte film (11 minuten) van Charles Sheeler en Paul Strand. Beelden van New York vergezeld van poëzie. ‘When million-footed Manhattan unpent, descends to its pavements…’

Film: https://www.youtube.com/watch?v=VJf0s9MAtCo
Meer lezen: https://www.criterion.com/current/posts/2437-the-travels-of-paul-fejos

 

Dead End (1937)

Dead End (1937): gentrificatie in de jaren dertig

Locatie: Manhattan nabij de Queensboro Bridge (in een studio in Los Angeles nagemaakt)

Vlakbij Queensboro Bridge (tegenwoordig Ed Koch Queensboro Bridge) leven de arme New Yorkers. Maar niet lang meer. Want het zicht op de brug en de East River trekt ook rijke mensen. Die laten grote huizen bouwen aan het water, maar grenzen nog steeds aan de huisjes van de mensen die er al woonden. Dat geeft problemen.

We kijken naar diverse karakters die zijn gebonden aan de locatie. Rijke mensen, arme mensen, een straatbende, een arbeider en een gangster. Ze komen tezamen in drie verhaallijnen.

Deze film van William Wyler (bekend van Ben Hur en Roman Holiday) gaat over een bekend sociaal probleem: gentrificatie. Toneelschrijver Sidney Kingsley groeide zelf ook op in New York en schreef het toneelstuk waar de film op is gebaseerd. Dead End deed het goed op Broadway. Toen zagen filmproducenten er ook brood in.

Het stuk werd door scriptschrijfster Lillian Hellman vrij rechtstreeks overgenomen voor de bioscoop. Dat geeft het gevoel alsof je naar een verfilmd toneelstuk zit te kijken. Dat pakt soms goed uit. Zoals de mooie scène tussen babyface Martin en Francey (Claire Trevor won in 4,5 minuten spel een nominatie voor een Oscar voor beste bijrol). Soms mis je de snelheid van cinema.

De al te scherpe randjes uit het stuk moesten er vanwege de Hays-code uitgehaald worden (Francey lijdt aan tbc in plaats van syfilis, Dave is arbeider, geen kunstenaar, etc.). Dat is wel een gemis.

Wyler en zijn team deden hun best om verpaupering realistisch over te brengen. Neem het moment als de rijke Kay de kakkerlakken in het vuilnis vindt: dat zijn echte kakkerlakken. Claire Trevor had verfomfaaid haar en geen make-up op. De jochies in de film waren echte Dead End Kids . Ze sloopten de halve filmset tijdens de opnamen, vertelde Wyler. Desondanks zouden ze in nog talloze andere films spelen.

Iets minder realistisch was dat de film gaat over East 53rd Street in New York maar aan de andere kant van het land is opgenomen: in een studio in Hollywood. William Wyler wilde wel in New York filmen maar de studio zag het niet zitten. Gemiste kans lijkt mij.

Het leverde wel een legendarisch mooie filmset op, gemaakt door de beroemde art-director Richard Day. En waarheidsgetrouw. Je ziet zelfs een graffiti: E 54th Place Gang Member Only. Interessant feitje: regisseur Sidney Lumet speelde als kind ook in het Broadway-toneelstuk Dead End.

Ook uit 1939: Moon over Harlem. Een melodrama als vele anderen maar toch ook een zeldzaamheid: een film die zich volledig in de wijk Harlem afspeelt met een volledige zwarte cast.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=go-Rvc1uSOY
Meer lezen: https://catalog.afi.com/Catalog/moviedetails/4244

 

The Naked City (1948)

The Naked City (1948): vernieuwing op straat

Locaties: Manhattan (diverse locaties), Queens, Bronx

‘Een stad met acht miljoen zielen’, vertelt een voice-over. Geen wonder dat er af en toe een moord plaatsvindt. Jean Dexter, een model, is vermoord. Wie zit erachter?

Een vriend van Jean heeft twijfelachtige verhalen. Via juwelen komen ze dichterbij de dader. Luitenant Dan Moldoon, een ervaren rot, gidst zijn jongere collega Jimmy Halloran op weg naar de moordenaar.

Zo studio-achtig als Dead End was, zo on-studio was The Naked City. De film schreef geschiedenis met meer dan 100 buitenlocaties. En dat in een tijd dat nog weinig filmmakers het aandurfden om de controle in filmstudio’s los te laten. We kijken naar locaties als de Squibb Building, Stillman’s Gym, Roxy Theater, Essex Street Market, Lower East Side, 30th Avenue, Jackson Heights, Times Square, Madison Avenue, Fifth Avenue, Park Avenue. En daarnaast nog beelden van een bovengrondse metrolijn: de ‘Third Avenue el’.

The Naked City is realistischer dan menig film over het politiewerk. Ze moeten saai onderzoek doen, afgaan op intuïtie, details interpreteren. Het speelt zelfs de hoofdrol.

Dat leverde de mogelijkheid op om overal in de stad te filmen. De beelden van de stad zorgen voor een enorme dynamiek. Daardoor valt het amper op hoe tam het verhaal eigenlijk wel is. Hoewel de zinderende finale op de Williamsburg Bridge (één brug ten zuiden van de Ed Koch Quensboro bridge) veel goedmaakt.

De film trok veel kijkers tijdens het filmen. Daarom stonden er geheime camera’s in busjes, kiosken. Het publiek werd afgeleid door een jongleur en iemand die op een ladder luidkeels klaagde over de maatschappij. Wat een operatie moet dat zijn geweest!

Het resultaat mocht er zijn en de invloed van The Naked City reikte ver. Stanley Kubrick was op de set voor Look-magazine en haalde er inspiratie uit voor The Killing. Film noir-filmers van de 50’s hadden allemaal ook The Naked City gezien. Dat is wel een beetje vergelijkbaar met de regisseurs van misdaadfilms in de jaren negentig die allemaal Pulp Fiction hadden gezien. Er kwam een spin-off in de vorm van een tv-serie met dezelfde titel (1958 tot 1963). De game LA Noire (2011) had een hoofdstuk gebaseerd op de film.

De film putte zelf ook weer ergens inspiratie uit: het boek Naked City van misdaadfotograaf Weegee. De film laat mooi zien hoe cynisch het is dat misdaadnieuws het lezerspubliek ‘vermaakt’. Dat verkoopt pas kranten! Daarnaast hadden Italiaanse films als Ladri di biciclette, Roma città aperta en Germania Anno Zero al de deur geopend voor meer realisme in films. Die moesten wel op straat gefilmd worden omdat de studio’s in Italië na de oorlog kapot waren. Deze films bewezen dat dat mogelijk was.

Producer Mark Hellinger die de voice-over deed, zag de film als een liefdesverklaring aan zijn favoriete stad. Met zijn geschiedenis in de krantenwereld moet de film ook een beetje zijn leven hebben verbeeld. Hij overleed voordat de film was afgerond. Dat zorgde er nog bijna voor dat de film niet werd uitgebracht. Dat zou hij ongetwijfeld een vreselijk idee hebben gevonden.

De jaren veertig lieten meer films New York zien:

  • A Tree Grows in Brooklyn (Elia Kazan)
  • The Lost Weekend (Billy Wilder)
  • The House on 92nd Street (Henry Hathaway)
  • The Dark Corner (Henry Hathaway)
  • Port of New York (Laslo Benedek)
  • East Side West Side (Mervin LeRoy; de openingsscène met monoloog van Barbara Stanwyck)
  • Force of Evil (Abraham Polonsky)

Film: https://www.youtube.com/watch?v=V-W4MZI3T38
Meer lezen: https://www.popmatters.com/the-naked-city-2648106884.html

 

Sweet Smell of Success (1957)

Sweet Smell of Success (1957): cynisme in New Yorkse restaurants

Locatie: Manhattan

Columnist J.J. Hunsecker zegt dingen als: ‘Iedereen kent Manny Davis – behalve de vrouw van Manny Davis.’ Persagent Sidney Falco (Tony Curtis) bekt hij ook af waar anderen bij zijn: ‘Je bent dood, kerel. Ga jezelf begraven.’

Falco probeert artiesten in JJ’s rubriek te krijgen. JJ en Falco zijn een vreemd cynisch duo. Want JJ wil Falco alleen helpen als hij de vriend van JJ’s zuster, een muzikant, in diskrediet brengt. Dat is zelfs laag voor Falco’s begrippen. Maar succes lonkt. Falco wil het maken bij de grote jongens en moet dus alles van Hunsecker lijdzaam ondergaan.

Sweet Smell of Success valt vooral op door een intelligent script met scherpe dialogen, veel wendingen in hoog tempo, top acteerwerk en heerlijke zwart-wit cinematografie. De film gaat over roddelkoning Hunsecker. Een rol die is gebaseerd op de columnist Walter Winchell, die echt het leven van zijn dochter (zuster in de film) probeerde te controleren. Daarnaast gaat het over de grenzeloze ambities van Sidney Falco.

Dit is zo’n film waar veel verhalen aan vastzitten. Schrijver Ernest Lehman begon als regisseur maar werd te nerveus van Lancasters aanwezigheid, moest zelfs met maagklachten in het ziekenhuis worden opgenomen. Regisseur Alexander Mackendrick (bekend van The Ladykillers) was in dienst van producers Hecht, Hill & Lancaster en nam het stokje over. Hij haalde Clifford Odets erbij om het script en de dialogen aan te scherpen.

Odets leverde een wereldprestatie: hij schreef in korte tijd compleet andere dialogen dan het vrij statische script van Lehman. Dat gaf de film een totaal andere dynamiek. De film heeft dankzij al die snelle en geestige dialogen enorm veel vaart, terwijl de film eigenlijk maar weinig actie heeft. Soms herschreef hij zelfs nog tot vlak voordat scènes werden geschoten. Dat maakte Mackendrick ook wel nerveus. ‘Er was nooit een definitief script.’

De inhoud krijgt steun van de boeiende cinematografie van de cinematograaf James Wong Howe. De oogopslag, de schaduwen die zijn duisternis uitbeelden, tot en met de lege schaduwen van zijn bril… Hij kreeg van Mackendrick alle kans om zijn stijl neer te zetten.

Lancaster en Curtis zijn nagenoeg perfect in deze film. Tijdens de opnamen van Sweet Smell of Success was Burt Lancaster soms ‘griezelig’ volgens componist Elmer Bernstein. Hij had van nature al een opvliegend karakter maar werd niet vrolijker van het alsmaar herschrijven van Clifford Odets. Dat paste wel goed bij de rol van Hunsecker.

Kortom: zo’n zeldzaam project waar veel talent bij elkaar kwam. Desondanks trok de film niet veel bezoekers, tot opluchting van Walter Winchell zelf. Later kreeg de film juist wel veel waardering en hij wordt nu gezien als een Amerikaanse filmklassieker.

Veel straatscènes zijn er niet. In Sweet Smell of Success zien we Brill Building op Broadway, waar het kantoor van Hunsecker is, en een jazzclub. Het gaat hier om de interieurs van beroemde restaurants in Manhattan: 21 Club en Toots Shor’s, waar je kwam om gezien te worden. De 21 Club (in 2020 gesloten) is misschien wel recordhouder met films die er zijn opgenomen: Wall Street, Manhattan Murder Mystery, All About Eve en On the Rocks van Sofia Coppola.

Toots Shor’s in West 51st Street is een verhaal apart. Daar kwamen beroemdheden als Mickey Mantle, Jackie Gleason, Orson Welles, Frank Sinatra, Richard Nixon, Babe Ruth, Charlie Chaplin. Een mannenbar met sterke drank en matig eten. Maar iedereen die wat betekende, was er. Toots genoot immens van zijn normalemensenomgang (lekker dollen) met beroemdheden. De beroemdheid straalde op hem af. Alleen eindigde hij berooid. In 1971 sloot zijn zaak. Dat hij beroemdheden gratis consumpties gaf, hielp niet. De documentaire Toots uit 2006 laat goed zien hoe relatief roem kan zijn.

Dankzij verbeteringen in de filmtechniek werd het in de jaren vijftig makkelijker om buiten te filmen. Vooral in de tweede helft van de jaren vijftig leverde dat veel sfeervolle zwart-wit misdaadfilms op over New York, waarmee je wel een paar genietbare filmavonden kunt organiseren:

  • Somebody Up There Likes Me (Robert Wise)
  • Shadows (John Cassavetes)
  • Side Street (Anthony Mann)
  • The Wrong Man (Alfred Hitchcock)
  • Pickup on South Street (Samuel Fuller)
  • The Killer That Stalked New York (Earl McEvoy)
  • Killer’s Kiss (Stanley Kubrick)
  • Guilty Bystander (Joseph Lerner)
  • Deux hommes dans Manhattan (Jean-Pierre Melville)
  • On the Waterfront (Elia Kazan)
  • Cop Hater (William Burke)
  • Edge of the City (Martin Ritt)
  • Cry Terror! (Andrew L. Stone)

Even genoeg van misdaad en drama? Dan is er Broadway by Light (1958). Een visueel spetterend debuut van William Klein dat slechts 14 minuten duurt. Die film laat New York (Times Square) zien op een manier die je nu nog steeds ziet als mensen New York willen ‘visualiseren’. Deze film deed dat al in 1958.

Ook kort en experimenteel: de kubistisch-dadaïstische film van Francis Thompson: NY NY (15 minuten). Aldous Huxley schreef erover: ‘In this very strange and beautiful picture we see the city of New York as it appears when photographed through multiplying prisms, or reflected in the backs of spoons, polished hub caps, spherical and parabolic mirrors.’

Daarnaast werd in dit decennium de onafhankelijke cinema geboren in New York met Little Fugitives. Fotograaf Morris Engel maakte deze film buiten het studiosysteem om, wat nog ongehoord was in 1953. Een beslissing met grote gevolgen voor de cinema. Regisseur François Truffaut zei bijvoorbeeld dat de nouvelle vague in Frankrijk zonder het pionierswerk van Engel nooit tot stand zou zijn gekomen. Lees meer over dit verhaal op de website van The Film Foundation.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=etfc-XUovU8
Meer weten: https://www.youtube.com/watch?v=FS-fxXEGb_E en https://cinephiliabeyond.org/sweet-smell-of-success

 

Blast of Silence (1961)

Blast of Silence (1961): huurmoordenaar met een depressie

Locaties: Staten Island, Harlem, Lower Manhattan, Jamaica Bay

Frankie Bono is een rustige en ervaren huurmoordenaar uit Cleveland. Hij komt in New York een klusje doen: een zekere Traiano omleggen. Hij schaduwt zijn slachtoffer. ‘Je moet een man kennen als een broer om hem te vermoorden.’

Hij heeft tijd te doden en hij bezoekt ook feestjes, onderhandelt met zijn wapenleverancier, poetst zijn wapen, slentert door de stad, verveelt zich. Een voice-over (stem van acteur Lionel Stander) voorziet zijn bewegingen van commentaar. ‘De bodyguard mindert vaart. Ga er snel langs, Frankie!’

Via de innerlijke stem leren we meer van Frankie Bono. Hij groeide op als wees en staat nog steeds alleen in het leven. Als het dan toevallig Kerst is, raakt Bono helemaal de kluts kwijt. ‘Je zweet over je hele lichaam. Focus! Een moordenaar die niet moordt… wordt zelf vermoord.’

Blast of Silence is een soort New Yorkse nouvelle-vague-misdaadfilm. Begin jaren zestig werd die vergelijking ook gemaakt. Baron legde later uit dat het puur toeval was. ‘Ik had Breathless van Godard toen niet eens gezien. Ik begrijp de vergelijkingen wel. Ook een stad, ook een laag budget…’

Dat hij deze lowbudgetfilm zo visueel interessant schoot, komt misschien door zijn eerste beroep: tekenaar. Hij raakte betoverd door film en kreeg op zeker moment wat geld van lokale New Yorkse producers om ‘een keiharde misdaadfilm’ te maken. Hij wilde Peter Falk in de hoofdrol. Dat lukte niet. Om geld te besparen, deed hij (tegen zijn eigen zin) zelf de hoofdrol.

Een heel ander soort misdaaddrama dan je gewend bent. Je mist bijvoorbeeld het vaak ergerlijke melodrama van die films. Baron weet het karakter een menselijke, dubbelzinnige kant te geven. Hij had zelf ook maffiosi-ervaringen gehad en wist hoe hij het gewetensconflict van de huurmoordenaar moest uitbeelden. Een blauwdruk voor veel latere huurmoordenaarsfilms.

Mooi is ook de bijrol van ‘Big Ralph’, de rattenliefhebber. En het Robert De Niroïaanse acteerwerk van Allen Baron. Barons blikken, uitbarstingen, koele loopjes, zijn zó De Niro. Zou De Niro inspiratie hebben gehaald uit deze film?

Het chaotische einde past er goed bij. Baron wilde op locatie filmen met slecht weer. Hij moest een week wachten maar het pakte geweldig uit, want er waren uitlopers van een orkaan. Uit geldgebrek speelde hij een van zijn eigen achtervolgers: als je het beeld op pauze zet, kun je dat goed zien.

Uniek aan Blast of Silence is dat de film zo goed werkt zo goed dankzij de locaties. In de Duitse documentaire Requiem for a Killer – Making Blast of Silence gaat Baron alle locaties opnieuw af. Zo vertelt hij over Jamaica Bay in Brooklyn (de slotscène); Harlem (125th Street, nabij het Apollo-theater); Manhattan (East 30th Street, West 48th Street, 34th Street); Greenwich Village (Commerce Street); East River Waterfront; Queensboro Bridge en zijn eigen roots in Brooklyn. En alles guerrillastijl gefilmd zonder vergunningen.

De film sloeg amper aan. Baron werd regisseur van tv-shows zoals Love Boat, Cagney & Lacey en Charlie’s Angels. Iedereen moet natuurlijk geld verdienen, toch is het zonde, dat verspilling van talent. Pas bij de Criterion-uitgave in 2008 werd de film herontdekt, dus 47 jaar later. Baron maakte dat gelukkig nog mee.

Blast of Silence was niet de enige film die in de jaren zestig de stad liet zien. Andere voorbeelden zijn:

  • The Apartment (Billy Wilder)
  • Murder Inc. (Burt Balaban & Stuart Rosenberg)
  • Mirage (Edward Dmytryk)
  • Chelsea Girls (Paul Morrissey & Andy Warhol)
  • The Connection (Shirley Clarke)
  • Midnight Cowboy (John Schlesinger)
  • The Pawnbroker (Sidney Lumet)
  • You’re a Big Boy Now (Francis Ford Coppola)
  • Breakfast at Tiffany’s (Blake Edwards)
  • Barefoot in the Park (Gene Saks)

Film: https://www.youtube.com/watch?v=3-D-6RXTaW0
Meer lezen: https://www.criterion.com/current/posts/546-blast-of-silence-bad-trip

 

God Told Me To (1973)

God Told Me To (1973): mysterie maakt detective waanzinnig

Locaties: Manhattan, Flushing

Als er willekeurig mensen worden neergeschoten en de daders zeggen God told me to, gaat detective Peter er achteraan. Via bekentenissen van daders komt hij bij een ‘jongen’ uit, wiens moeder net als de heilige maagd Maria zwanger wordt.

Hij ontmoet deze vrouw in een bejaardentehuis. Daar beseft hij dat hij zelf een rol speelt in het verhaal. Wat is zijn relatie tot God?

God Told Me To uit 1973 is een fascinerende cultfilm die ondanks deze periode van herontdekkingen nog steeds onbekend is. Vooral het eerste deel is sterk. De film is je filmbrein – dat meer verpest is door genreconventies dan je beseft – steeds een pas voor met onverwachte ontwikkelingen.

De film gaat een kant op die je simpelweg niet kúnt verzinnen. De film begint als een misdaadfilm en verandert later opeens een mix van horror, paranormaal en mysterie. The Rolling Stone zegt het aardig: ‘Easily the best 1970s New York noir-horror-alien-abduction-Catholic-guilt-love-triangle thriller ever made.’

De film is 100% het geesteskind van de eigenzinnige regisseur Larry Cohen (Q, The Stuff). Zoals het vaak gaat met filmmakers die durven te experimenteren, waren de reacties erg verdeeld, zoals deze recensie van Roger Ebert laat zien. Cohens producers betaalden hém geld om hun namen te laten verwijderen van de film.

Dit blog snapt beter hoe vernieuwend de film was: ‘Je vindt geen andere film die er zo goed in slaagt een kruising te zijn tussen Rosemary’s Baby, The Omen, The X-Files en Unbreakable. (…) Onder dit plot van een B-film vind je intelligent commentaar op religieuze hysterie.’ Larry Cohen vond zelf dat zijn film veel invloed heeft gehad op series als The X-Files. ‘Hoe wij sciencefiction en horror combineerden met de realiteit van politiewerk was volgens mij nog nooit gedaan.’

Daarnaast was ook de visuele stijl (alles in handheldcamera) toen anders dan anders. Halverwege de jaren nul werd deze pseudo-documentaire-stijl gebruikt voor vrijwel iedere actiefilm. Denk bijvoorbeeld aan de schokkende filmstijl in de Jason Bourne-films.

De acteurs in God Told Me To passen ook goed bij het merkwaardige verhaal: Tony Lo Bianco (tweede keuze na Robert Forster, die werd ontslagen omdat hij alsmaar kauwgom bleef kauwen); Sylvia Sidney en Richard Lynch. En komediant Andy Kaufman in zijn filmdebuut.

Een pluspunt is de hoeveelheid ongewone buitenlocaties van New York. Een watertoren in Manhattan, een draaimolen in Flushing, Broadway Station, ga zo maar door. Lees Larry Cohens amusante verhalen over de productie. Zoals het illegaal filmen tijdens St Patrick’s Day in Manhattan: ‘Iedereen ging ervan uit dat wij een vergunning hadden. Niemand zou illegaal durven te gaan filmen tussen 5.000 agenten. De agenten werden ook niet nerveus dat iemand met een pistool tussen hen inliep, want een camera was alles rustig aan het registreren.’

De chaotische film is een mooie spiegel voor de turbulente jaren zeventig in New York. De stad was failliet, de misdaad nam alsmaar toe… en dat was nog maar het topje van de ijsberg van de problemen. Lees dit artikel in The Guardian over de brochure Fear City, met 9 tips hoe je New York kunt ‘overleven’. Of bekijk deze foto’s voor een indruk.

Aan de andere kant bloeiden er ook allerlei alternatieve scenes op: muziek, kunst en cinema. Zo waren de jaren zeventig een topdecennium voor de New Yorkse alternatieve film. De ‘auteursfilm’ werd populair bij het publiek en producenten investeerden meer in kleine producties. Onder anderen Martin Scorsese en Woody Allen braken door met hun New Yorkse films. New York kreeg daardoor twee kleuren: het duistere New York van Taxi Driver het lichtvoetige, intellectuele New York van Manhattan.

Niet alleen Scorsese en Allen, maar ook andere regisseurs maakten een aantal filmklassiekers in de stad. Films die mensen nog steeds zien, citeren, liefhebben. Veel films over steden maken nog steeds gebruik van de ideeën die je in deze films voor het eerst zag langskomen.

  • Mean Streets (Martin Scorsese)
  • Taxi Driver (Martin Scorsese)
  • Annie Hall (Woody Allen)
  • Manhattan (Woody Allen)
  • Serpico (Sidney Lumet)
  • Dog Day Afternoon (Sidney Lumet)
  • Klute (Alan J. Pakula)
  • Death Wish (Michael Winner)
  • The French Connection (William Friedkin)
  • Saturday Night Fever (John Badham)

En dat is nog maar de bovenlaag. Daaronder bevinden zich nog veel meer interessante films met de stad in de jaren zeventig in de hoofdrol:

  • The Landlord (Hall Ashby)
  • Panic in Needle Park (Jerry Schatzberg)
  • Across 110th Street (Barry Shear, over de grens tussen Manhattan en Harlem)
  • Black Ceasar (blaxploitation, ook van Larry Cohen!)
  • Wolfen (Michael Wadleigh)
  • Cops and Robbers (Aram Avakian)
  • The Warriors (Walter Hill)
  • Next Stop Greenwich Village (Paul Mazursky)
  • The Taking of Pelham 1,2,3 (Joseph Sargent)
  • Ciao Maschio (Marco Ferreri)
  • Girlfriends (Claude Weill)
  • Diary of a Mad Housewife (Frank Perry)
  • An Unmarried Woman (Paul Mazursky)

Film: https://www.youtube.com/watch?v=XIFPoQ0BefI
Meer lezen: Michael Doyle: Larry Cohen: The Stuff of Gods and Monsters

 

Downtown 81

Downtown 81 (1981/2000): Basquiat die door de stad kuiert

Locaties: East Village, Manhattan

Een jongeman wordt wakker in een ziekenhuis. Hij wordt onderzocht en gezond verklaard. Hij loopt door getto’s, tagt obscure teksten op muren (Origin of cotton), ontmoet Beatrice die rondrijdt in een Coupe de Ville, en hem wil onderhouden. Ondertussen wil hij een schilderij verkopen.

We horen hem in zichzelf praten: ‘Neon-literatuur. Ik wilde de stad rood en zwart verven. New York is mijn type stad. New York ziet er groot uit en ik voel me groot. Ik ben onderdeel van het landschap. Ik ben een kunstenaar. Mensen vragen meestal: wat is je medium? Dan zeg ik: extra large.’

Het acteerwerk is niet geweldig en het verhaal evenmin; maar de film is een fantastisch curiosum. De hoofdrol van kunstenaar Jean is daadwerkelijk Jean Michel Basquiat! Toen maar negentien en nog niet beroemd. Ook al is dit fictie, we kijken echt naar Basquiats leven als jonge kunstenaar en muzikant (dat na te veel drugsgebruik zeven jaar na de film zou eindigen). Dat bestond toen uit zwerven, kunst verkopen, studio’s inlopen, mensen ontmoeten.

Schrijver Glenn O’Brien (lid van Andy Warhols Factory) wilde begin jaren tachtig een film maken over de bands die hij toen zag. De film zou aanvankelijk ook New York Beat heten. Die optredens waren de rode draad van de film, dus de alternatieve kunst- en muziekscene in 1981 in de wijk East Village.

Punk, hiphop, graffiti, kunst, new wave, reggae, mode, pop: alles komt langs. Een fascinerend portret van de roots van veel muziek- en kunststromingen. We zien ook beroemde clubs als Peppermint Lounge en Mudd Club. Edo Bartoglio regisseerde de film.

Basquiat is hier meer een rode draad dan de hoofdpersoon. De film daagt uit door hem langs het Guggenheim en Metropolitan Museum of Art op de 5th avenue te laten kuieren. En te laten kliederen als een kind in een fotoboek van Man Ray. Loopt met schilderij op straat. ‘Waar moet ik het adres zetten?’ ‘Schrijf maar op de achterkant.’

De weduwe van scriptschrijver O’Brien vertelde dat de doeken waar hij mee rondzeult in de film ook de eerste doeken waren die hij maakte als kunstenaar. Basquiat was dakloos ten tijde van de film en volgens de weduwe van O’Brien zorgde de film voor geld voor zijn eerste studio. Blondie kocht ook nog een werk van hem voor 200 dollar. Over deze vroege jaren van Basquiat gaat ook de recente documentaire Boom for Real.

Downtown 81 is een portret van ‘downtown’ Manhattan. Van de deprimerende shots van de Lower East Side in Manhattan tijdens de grote saneringsperiode, tot de alternatieve scene in East Village met kunstenaars, graffitikunstenaars en muzikanten. (Raar maar waar: ook acteur Vincent Gallo zit als muzikant in de film.)

De laatste echte avant-garde kunst- en muziekscene in de VS, zeggen sommigen. Ze hadden alleen elkaar om te helpen want ze hadden geld noch sociale media. Toch is die tijd romantiseren volgens muzikant Arto Lindsay geen goed idee. ‘Ik haat het als mensen romantiseren wat praktisch een oorlogsgebied was.’

Er was alleen een probleem: door een politiek schandaal kon productiemaatschappij Rizzoli de film niet afronden in 1981. De film bleef op de plank liggen. Glenn O’Brien kreeg met kunstenares/producent Maripol (partner van regisseur Bertoglio) na juridisch getouwtrek in 1998 de film in handen.

De post-productie begon in 1999. Alleen was de audioband met dialogen verloren geraakt. Die moest dus achteraf worden gedubd. Ook Basquiats stem… Door een acteur uiteraard, want hij overleed al in 1988.

Verwarrend! En de voice-over gooit er nog een schep verwarring bovenop: ‘Elke overeenkomst tussen de karakters en de werkelijkheid is… puur magisch.’ Nog magischer is dat de vreemde, off key klok in de film een track was van Basquiats band Gray (Drum Mode). En toppunt van magie is dat nou net die klok ook een grote rol speelt in seizoen 4 van Stranger Things

Ook de jaren tachtig in New York leverden films op die veel invloed zouden hebben op andere films:

  • Raging Bull (Martin Scorsese)
  • The King of Comedy (Martin Scorsese)
  • Do the Right Thing (Spike Lee)
  • Wall Street (Oliver Stone)
  • Prince of the City (Sidney Lumet)
  • Stranger Than Paradise (Jim Jarmusch)

Films over New York waren in deze tijd een stuk duisterder en vreemder. Ook werd er gretig gebruik gemaakt van het decor van de stad in een saneringsperiode.

  • 1990: The Bronx Warriors en Escape From the Bronx (Enzo G. Castellari, rip-offs van The Warriors uit 1979, maar wel beelden van de Bronx in 1982 en 1983)
  • Fort Apache: The Bronx (Daniel Petrie)
  • Born in Flames (Lizzie Borden)
  • Liquid Sky (Slava Tsukerman)
  • Cruising (William Friedkin)
  • Times Square (Allan Moyle)
  • Q: The Winged Serpent (Larry Cohen)
  • Ms 45 (Abel Ferrara)
  • Fear City (Abel Ferrara)
  • Maniac (William Lustig)
  • Lo squartatore di New York (Lucio Fulci, giallo in New York)

Speciale vermelding voor het golfje van graffitifilms/hiphopfilms begin jaren tachtig (al was het maar vanwege jeugdsentiment van ondergetekende): 

  • Stations of the Elevated: eerste echte film die graffiti observeerde, geen interviews (1981)
  • Wild Style: speelfilm over graffiti (1982)
  • Style Wars: prima neutrale documentaire van Tony Silver en Henri Chalfant (1983) met veel interviews en beelden van Bronx en Queens
  • Beat Street: speelfilm over hiphop (1984)
  • Beat This: A Hip-Hop History (1984): Britse documentaire met veel beelden van Bronx, en ook hiphop en graffiti
  • Krush Groove: speelfilm over het eerste grote hiphoplabel: Def Jam (1985)
  • Turk 182: speelfilm die losjes is gebaseerd op de eerste echte graffitischrijver van New York: Taki 183 (1985)

Meer lezen: https://www.gq.com/story/downtown-81-will-help-you-understand-your-80s-nyc-nostalgia en https://sightlinesmag.org/downtown-81-captures-the-new-york-era-when-basquiat-was-almost-famous

 

Paris is Burning (1990)

Paris is Burning (1990): dragcultuur van arm New York

Locaties: Greenwich Village, Manhattan

Afro-Amerikaanse dragqueens strijden in ballrooms met elkaar om prijzen. Ze horen bij ‘houses’: Xtravaganza, Venus, LaBeija en Ninja. We krijgen alle ins en outs van de modeshows in de ballrooms te zien en leren over ‘readen’ en ‘shades’.

We kijken naar de verschillende houses, en ontmoeten deelnemers en ‘moeders’ van die houses. Zoals voguer Willi Ninja. Of Pepper LaBeija, een realistische dragqueen: ‘Ik kan niet als een vrouw denken. Ik kan denken als een man die er als een vrouw uit wil zien.’ Of Octavia St.Laurent en Venus Xtravaganza die dromen van succes en modellenwerk.

Latino- en Afro-Amerikaanse drags ontwikkelden hun eigen dragcultuur. Het had een eigen stijl omdat ze opgroeiden in andere, armere wijken. Rijk worden met deze passie lag niet voor de hand. Vaak was het hard werken en leven in de schaduwkant van de stad. Wederom Pepper: ‘Dit is wit Amerika. De droom en ambitie als minderheid: te leven en er zo goed uit te zien als een wit persoon.’

Naast armoede (en homofobie) had een gay in die tijd ook te maken met aids. De epidemie trof de New Yorkse gaygemeenschap keihard. Ook prominente karakters uit deze film zijn ook aan aids overleden vlak na de film uitkwam. Je kunt het allemaal zien in deze video.

Sowieso was het voor velen in de film een hard bestaan. De film is dan ook redelijk heftig op het einde – wat je helaas niet anders verwacht bij een film over de zelfkant van de maatschappij.

Paris is Burning heeft jammer genoeg weinig buitenscènes. We zien vooral indoorbeelden van de ballrooms. We moeten het doen met een paar interviews aan waterkanten (vermoedelijk bij de Hudson in Greenwich Village). Toch is het portret van deze subcultuur echt een New Yorkse aangelegenheid. Deze ballrooms stonden aan de basis van veel trends, zoals de dans vogue. De film stond ook aan de basis van de Netflixserie Pose.

De film van Jennie Livingston wordt net zo vaak gezien als klassieker als een exploitatiefilm. Zelf heb ik niet het gevoel gehad dat de documentaire de verkeerde instelling heeft maar sommige deelnemers zijn de film gaan haten.

Meer films over de New Yorkse drag-cultuur:

  • The Queen (Frank Simon, 1968)
  • Lady Divine (John Waters, 1975)
  • How Do I Look (Wolfgang Busch, 2006)

Verder keerde film in New York in de jaren negentig weer terug naar misdaad. Met name de wijken Brooklyn en Bronx – jarenlang gemeden – werden herontdekt. Denk aan films als:

  • Goodfellas (Martin Scorsese)
  • A Bronx Tale (Robert De Niro)
  • Crooklyn (Spike Lee)
  • Clockers (Spike Lee)
  • Bobby G. Can’t Swim (John Luke Montias, obscure misdaadfilm over Hell’s Kitchen)
  • Bad Lieutenant (Abel Ferrara)
  • Ghost Dog: The Way of the Samurai (Jim Jarmusch)

En sommige New Yorkse indiefilms scoorden goed in de filmhuizen:

  • Smoke (Wayne Wang)
  • State and Grace (Phil Joanou)
  • Basquiat (Julian Schnabel)
  • Night on Earth (Jim Jarmusch)
  • Kids (Larry Clark)
  • Walking and Talking (Nicole Holofcener)

Meer lezen: https://www.theguardian.com/film/2015/jun/24/burning-down-the-house-debate-paris-is-burning

 

Man Push Cart (2005)

Man Push Cart (2005): een karretje met koffie door Manhattan sleuren

Locaties: Manhattan, Brooklyn

Ahmed duwt een karretje met koffie en thee in Manhattan. Hij verkoopt ook af en toe dvd’s.

Elke dag reist hij heen en weer (’s avonds laat en ’s ochtends vroeg) naar en van een appartement in Brooklyn. Daarbij sjouwt hij overal een butagasfles mee.

Een van zijn vaste klanten is een andere, welgestelde Pakistaan die hem thuis in Manhattan ontvangt om te helpen met klussen. Die ontdekt dat Ahmed een beroemde zanger is, de ‘Bono van Lahore’. Hij wil hem met concertpromotors verbinden en betere baantjes bieden.

Intussen ontmoet hij een Spaanse verkoopster van een andere karretje die iets in hem ziet, hoewel hij nooit lacht of charmant is. Later leren we waarom hij zo zwijgzaam is: hij is vorig jaar zijn vrouw verloren.

Méér op de straten van New York komen we niet. We zitten er in: hier oogt de stad echt als een betonnen jungle. Anonieme gebouwen, straten, mensen, auto’s. Dit is het leven voor veel New Yorkers: met een bepaalde bezigheid een schamel inkomen verdienen op de straat. En hopen op verbetering. Ahmeds gesjouw met zijn kar over New Yorkse straten (dat hij echt heeft gedaan) is het sterkste beeld van de film.

Aardige film voor wat betreft hoe de stad erin voorkomt, maar ook wel een arthouse-drama als vele anderen. Commentaarloos het geploeter van één persoon volgen. Iemand zien worstelen met een depressie (inclusief kittendrama). Sobere filmstijl. De film van Ramin Bahrani heeft geen charmante dialoog, sprankelend karakter, onverwachte wending, of iets van humor.

Uniek beeld van de stad maar dat gebrek aan eigen visie is toch jammer. Hoofdpersonen die niets willen, zijn lastige hoofdpersonen om naar te kijken.

In de jaren nul is New York vooral behang in actiefilms, horrorfilms, remakes (heel veel) en romantische komedies. De stad is vaak ‘in gevaar’, wat mogelijk verwijst naar het collectieve trauma van de aanslag op 11 september 2001 in New York.

De gentrificeerde stad levert niet meer de klassiekers af zoals in de jaren zeventig en tachtig; toch waren er wel wat indiefilms die allemaal op een eigen manier de stad laten zien:

  • Sidewalks of New York (Edward Burns)
  • Pieces of April (Peter Hedges)
  • 25th Hour (Spike Lee)
  • Before the Devil Knows You’re Dead (Sidney Lumet)
  • Precious (Lee Daniels)
  • Brooklyn’s Finest (Antoine Fuqua)
  • The Notorious Betty Page (Mary Harron)
  • Keane (Lodge Kerrigan)
  • New York, I Love You (diverse regisseurs)

Over indie gesproken, de New Yorkse indiecinema (‘mumblecore’) brak ook door in deze periode:

  • Funny Ha Ha (Andrew Bujalski)
  • Quiet City (Aaron Katz)
  • Dance Party U.S.A. (Aaron Katz)
  • Manito (Eric Eason)
  • Hannah Takes the Stairs (Joe Swanberg)
  • Nights and Weekends (Joe Swanberg en Greta Gerwig)
  • Frances Ha (Greta Gerwig)

Meer lezen: https://www.criterion.com/current/posts/7292-man-push-cart-a-melancholy-pull

Kortom…

New York en films: een liefde die al een eeuw duurt. Misdaad is de duidelijkste link tussen die twee. Je kunt zo een stapel misdaadklassiekers opnoemen die er zijn opgenomen. De stad was de bakermat van diverse beroemde regisseurs die zich in dat genre ontwikkelden.

Maar er was ook cultuur. New York had broedplaatsen voordat broedplaatsen bestonden. De focus van de kunstwereld lag decennialang op New York. Graffiti, hiphop, new wave/punk kwamen hiervandaan. Alleen werd die wereld helaas minder vaak naar celluloid gebracht dan de misdaad. De muziek deed het beter en elk genre heeft zo zijn klassieken (denk aan Sid and Nancy voor punk).

Wat goed past bij de stad waar niemand zelf kookt, zijn beroemde filmrestaurants. Denk aan locaties als Katz Diner (When Harry met Sally), Tom’s Restaurant (Seinfeld), Carnegie Deli (Broadway Danny Rose), Café des Artistes (My Dinner with Andre), Lenny Pizza (Saturday Night Fever), en dus 21 Club en Toots Shor’s… Om maar een paar te noemen.

Ik denk dat er geen periode méér New York is dan het einde van de jaren zeventig en begin jaren tachtig. Rauw, vies en experimenteel, alternatief. Zelfs Manhattan had verpauperde stukken. Niet voor niets werd het half gesloopte South Bronx veel in films over apocalyptische tijden gebruikt. Het zal ook zo gevoeld hebben. De liefhebber van deze tijd kan ik de serie The Deuce aanraden: een doorleefd portret van de ‘stedelijke ecosystemen’ in een tijd dat zelfs Times Square verloederd was.

Het mooie is wel dat New York zelf zijn eigen talenten ontwikkelde. Denk bijvoorbeeld aan Alvie die in Annie Hall zegt: “Denk je niet dat de rest van het land naar New York kijkt alsof we linkse, communistische, Joodse, homoseksuele pornografen zijn? Ik denk soms ook zo over ons en ik woon hier.”

 

Overige bronnen 

 

Lees ook deel 1: Camera Obscura Special: Parijs
Lees ook deel 3: Camera Obscura Special: Londen
Lees ook deel 4: Camera Obscura Special: Tokio

 

5 september 2022

Filmmarathon Gérard Depardieu

5 onbekende films van bekende Franse acteur
Filmmarathon: Gérard Depardieu
Twee redacteuren van InDeBioscoop dompelen zich een weekend lang onder in de goede dingen des levens en vijf relatief onbekende films van de Franse acteur Gérard Depardieu.

 

1. Je préfere qu’on reste amis (2005)

COR:
Sommige mannen houden een filmmarathon, andere mannen gaan daten. Je kunt ook samen films maken, bijvoorbeeld over twee mannen die daten. Dat deden Olivier Nakache en Éric Toledano – verantwoordelijk voor de onvervalste kaskraker Intouchables (2011) – in hun debuutfilm met de avonturen van een verlegen loser en een onverbiddelijke rokkenjager, gespeeld door Depardieu.

Soms zie je al aan de titel van een film (‘Ik prefereer dat we vrienden blijven’) hoe het verhaaltje zich globaal zal ontwikkelen en afloopt. Een veel te ingetogen Depardieu worstelt met het afgezaagde script, ongeïnspireerd en op de automatische piloot. In bijna elke rol laveert hij tussen tederheid en fysieke actie, ditmaal bloeit de acteur slechts op als hij leuke vrouwen kan imponeren.

Ik ben blij dat we deze film hebben gehad. Kunnen we nog snel even de ontknoping van de tijdrit van de Tour de France kijken.

 

BOB:
Dat is leuk dat je over fietsen begint! Zoals je weet ben ik aan komen fietsen na een tochtje door de Betuwe. Ik zou liever die route terugkruipen dan deze ongeïnspireerde film nog een keer te moeten kijken. Geen enkele verrassing, verbazing, iets van nou nou.

Zelfs de ontknoping van de tijdrit (spoiler: Wout van Aert wint toch wel) is spannender dan deze film.

Ik denk dat deze voorganger van Intouchables bewijst dat het regisseursduo vooral mazzel had dat daar alles goed paste. Hier werkt het allemaal niet. Vooral Depardieu zie je hier worstelen: hij moet constant op de rem. Dat past niet echt bij hem. Geef mij liever hem als idioot in Tais-toi (tegenover Jean Reno). Of als een masterclass acteren in het kostuumdrama Tous les Matins du Monde. Of als absurdkomisch acteur in Les Chiens of Buffet Froid.

Ik moet dit filmverdriet verdrinken dus ik haal nog snel even in Uden een fles rosé. Wist je dat Depardieu (naar eigen zeggen) minimaal zes flessen wijn per dag leegdrinkt? Wel praktisch als je dan je eigen wijngaarden hebt overal in de wereld.

Doet me eraan denken: gaan we ons Depardieu-anekdotenbijbel er nog bij halen? ‘s Mans leven kent meer anekdoten en schandalen dan er ooit recensies op InDeBioscoop zijn gepubliceerd…

 

2. Sous le soleil de Satan (1987)

BOB:
Depardieu als acteur kan denk ik drie dingen goed: 1. ingetogen & gevoelig; 2. totaal uitbundig; 3. absurdistisch. Het ongewone van hem (en trouwens ook van actrices als Isabelle Huppert, Catherine Deneuve, Delphine Seyrig) is dat hij dat zo uit zijn mouw kan schudden als de film daarom vraagt. 

Sous le Soleil de Satan is een voorbeeld van het eerste. Dit is de Depardieu die mensen vaak niet kennen: een zeer ingetogen rol als priester die steeds meer lijdt onder zijn gave.

Deze film van Depardieu-vriend Pialat (die zelf ook een rol heeft) is misschien niet zo chique als de Provençaalse rosé die ik nu soldaat maak, maar verrast me toch enigszins. De film heeft lange, trage monologen over bovennatuurlijke zaken. Een soort kruising tussen een Bergman-kammerspiel en The Exorcist. (Eh, Cor… wat is een kammerspiel ook weer precies?)

Depardieu is best goed als de wonderscheppende priester maar de show wordt gestolen door een piepjonge Sandrine Bonnaire (amper twintig, speelt hier zestien) die als door de duivel bezeten monologen oplepelt. Verder is er een opmerkelijke ontmoeting met een zwerver als de duivel, maar ik geloof dat ik daar even wegdoezelde.

De film (naar een roman van Georges Bernanos) haalde zelfs in 1987 een Palme d’Or in Cannes.

Wat staat er trouwens op het menu? Duivels lekkere aardappelen?

 

COR:
Ook mij doet de film denken aan werk van Ingmar Bergman, maar ook van Robert Bresson: een priester twijfelt aan zijn geloof; de setting is intiem en minimalistisch, maar er is volop karakterontwikkeling.

De priester die Depardieu speelt, heeft de duivel nodig om tot God te komen. Ondertussen probeert hij zowel zijn geweten als de ziel van het zwangere meisje te redden. Depardieu speelt met grote woorden en kleine gebaren.

Sous le soleil de Satan toont maar weer eens aan wat godsdienst met mensen kan doen. Jezelf tot bloedens toe geselen om je te straffen voor je zonden. Tien kilometer kruipen om je nederigheid te tonen (ik zou in jouw geval gewoon terugfietsen naar de Betuwe). Je stoïcijns laten aanranden door de duivel.

Neem gerust nog een rosétje! Aan het diner wordt gewerkt.

 

3. Tenue de soirée (1986)

COR:
Deze wonderlijke combinatie van drama, misdaadfilm en seksklucht zou hopeloos ten onder zijn gegaan in de handen van een mindere regisseur als Bertrand Blier en zonder het acterende Franse sterrentrio. In de huidige doorgeslagen wokecultuur zou het bovendien schier onmogelijk zijn om een dergelijk krankzinnig plot te verfilmen.

De flamboyante homo Bob (Gérard Depardieu) sleurt het echtpaar Antoine (Michel Blanc) en Monique (Miou-Miou) mee in een reeks inbraken bij rijke stinkerds en probeert en passant Antoine te versieren. Een uur later zien we Antoine als Antoinette op hakken, in een jurk en met vuurrode lippen en krijgt Monique op haar falie omdat ze hun gezamenlijke huis niet goed heeft gepoetst. De film schiet alle kanten op en is bij vlagen hilarisch.

Ik ga alvast koken en roerbakken, jij wilt vast nog wel wat vertellen over jouw naamgenoot en een van jouw favoriete regisseurs.

 

BOB:
Verdomd, Depardieu met mijn naam! Dat is ook niet zo vreemd, met 248 titels onder zijn belt is de kans groot dat hij wel eens een rol speelde met je naam. Hij speelde al zes Jeans, en een Jean-Francois, een Jean-Étienne, een Jean-Pierre, een Jean-Claude, een Jean-Joseph… etc. Maar een Jean-Cor nog niet.

Vermakelijk! Lekker raar en grappig en filosofisch spel over seksualiteit. Zoals in bijna alle films van Bertrand Blier. Alle drie de acteurs voelen zich zo te zien blij met het toch best uitdagende materiaal over homoseksualiteit, biseksualiteit, heteroseksualiteit; en dat grappig. Je zegt het al: Twitter zou hier nu vast moord en brand over schreeuwen. Zo gaan moderne discussies: megafoonmonologen. Heey, dat is best een goede titel voor een nieuwe Nederlandse roman, wat denk jij?

Blier weet hier twee Depardieus samen te krijgen in één film: de gevoelige en de energieke… Geen wonder dat Blier een van de vaste regiepartners was van Depardieu (acht films samen), net als Alain Corneau en Maurice Pialat. Ze passen goed bij elkaar.

Dank voor de roerbakmaaltijd! Vertel nog eens wat meer over de verzadigde vetzuren, verdomd interessant.

Gaan we het anekdotenboek nog openen? Ik heb er wel een paar. 1. De moeder van zijn dochter is getrouwd met zijn tegenspeler in Cyrano de Bergerac. 2. Als jonge kerel in Chateauroux was hij een vrijbuiter; hij verliet school op zijn dertiende. 3. Hij heeft wijngaarden in 7 landen (wist je dat bijvoorbeeld Dan Aykroyd en Carole Bouquet ook wijngaarden hadden?). Carole hoeft met haar achternaam natuurlijk niet veel meer te doen aan de marketing van haar wijn.

 

4. Barocco (1976)

BOB:
Is dat… Amsterdam? Ik kan mezelf toch wel een kenner noemen intussen van films over Amsterdam maar van deze film had ik geen idee… André Téchiné ken ik trouwens ook niet, terwijl ik toch aardig wat Franse regisseurs ken. En dit Amsterdam is echt 100% decor want iedereen praat Frans. Toch Amsterdamse politiepetten, stationsloketten, straten en telefooncellen met de tekst ‘telegrammen’.

Dit resultaat, Barocco, is daarmee toch wel merkwaardig. Heel erg stilistisch dus, met veel horizontale bewegingen van de camera. Een ingewikkeld misdaadverhaal. En dan de casting. Isabelle Adjani is een aparte keuze in de hoofdrol. De charmante Marie-France Pisier is een Amsterdamse prostituee. En dan hebben we nog een Good Depardieu en Bad Depardieu zoals je in Twin Peaks Good Cooper en Bad Cooper hebt.

In deze merkwaardigheid heb ik Serge Henri Valcke gemist als barman, en Derek de Lint in een andere bijrol. Had jij ze gespot?

 

COR:
Nee, ook ik heb Valcke en De Lint niet gespot. Misschien weggeknipt? Ik zag wel Helmert Woudenberg een paar keer voorbijkomen. 

Bijzonder inderdaad dat deze film in Amsterdam is opgenomen. De vooral donkere locaties, achterafsteegjes, het havengebied en natuurlijk De Wallen lenen zich prima voor expressionistische plaatjes. De atmosfeer is treffend.

Daarentegen vond ik het verhaal erg warrig. Een meisje (de mooie Adjani met haar beroemde pruillipjes) en een bokser (Depardieu die niet direct sprankelt) hebben kennelijk een hoop geld verdiend met het chanteren van een corrupte politicus. Dan verschijnt een man die verdomd veel lijkt op de bokser (Depardieu met zwartgeverfd haar). Hij schiet de bokser dood. 

Ik vroeg me af: is hij misschien de tweelingbroer van de bokser? Waarom lijken zij dan als twee druppels op elkaar?

Niets van dit alles. Debuterend regisseur Téchiné (hij maakt vooral films over menselijke relaties) liet zich inspireren door Vertigo. Het meisje wordt langzaam verliefd op de moordenaar en in haar beleving neemt hij de gedaante van de bokser aan. Waar Hitchcock de kijker helpt met uitvoerig kleurgebruik om de metamorfose te verklaren, laat Téchiné zijn publiek volledig in het duister tasten.

 

5. Ciao Maschio (1978)

COR:
Goed om te besluiten met een film uit de jaren 70 waarin zo’n beetje alle maatschappelijke taboes worden doorbroken en experimenten nooit ver weg zijn. In die zin past Marco Ferreri uitstekend in het rijtje Europese filmmakers als Buñuel, Pasolini en Fassbinder die zich lieten kenmerken door een subversieve maar poëtische stijl, met vaak ook nog een boodschap aan de (verbouwereerde) kijker.

Ferreri is het meest bekend van La grande bouffe, waarin een stel vrienden zich terugtrekken in een huis op het platteland om zich dood te eten (er is nog genoeg zelfgemaakte broccoli-courgettesoep, Bob, dus hou je niet in). Drie jaar later maakte de Italiaanse regisseur het nog veel meer omstreden La dernière femme waarin het personage van Depardieu alles doet wat God verboden heeft en zichzelf in de finale zowaar castreert (er ligt een scherp mes in de rechterkeukenla), omdat vrouw en man immers gelijk zijn.

Feminisme is ook een leidmotief in Ferreri’s en Depardieu’s Engelstalige filmdebuut Ciao Maschio. We zien onze Gérard de halve tijd in adamskostuum als een statige Romeinse keizer paraderen in een New Yorks wassenbeeldenmuseum. Buiten bewegen de personages zich in een surrealistische setting: op een immense zandvlakte aan de voet van de Twin Towers ligt King Kong. Als de kolossale aap een zoontje blijkt te hebben, haak ik (ook gezien het nachtelijke tijdstip) langzaam af. Ciao Maschio!

 

BOB:
Wat een maffe film inderdaad – en dat zegt heel wat als Marco Ferreri de regisseur is. Het is alsof het script uit het raam van de auto was gevlogen want afgezien van de teksten van James Coco oogt het weinig coherent. Zo experimenteerde men er soms lekker op los in de 70’s. Geen voorspelbaar gedoe.

Toch vond ik het boeiend. Vooral vanwege de man-vrouwrollen waar Ferreri hier op spottende wijze mee afrekent. Depardieu als moeder, de vrouwen als kerels, een bange man als alfaman (Coco). En dan nog een wassenbeeldenmuseum.

Depardieu lijkt net als Mastroianni lol te hebben in zijn vreemde rol. De hele tijd fluiten en verder bijna niet te verstaan. Maar lol voor experiment zat er al vroeg in. Wat dat betreft is hij altijd een vakman. Hoe beroerd de film ook, als Depardieu zijn handtekening zet, zet hij zich er vol voor in. Dat past ook wel bij zijn levensfilosofie die je kunt samenvatten als ‘volle kracht vooruit’. Privé leverde dat wel schandalen op, maar als acteur oogt zijn werk vrijwel altijd energiek.

Over volle kracht vooruit gesproken: morgenochtend moet ik weer vroeg op om te fietsen. Van Depardieus wereld naar het Brabantse platteland. Dus ik zeg welterusten!

 
26 juli 2022

 
Meer filmmarathons

The Father beste film van 2021

The Father beste film van 2021

Hoewel de bioscopen slechts op halve kracht mochten draaien en streamingdiensten spekkoper waren, heeft onze redactie de ‘IDB-film van het Jaar 2021’ gekozen. Winnaar is The Father (met een weergaloze Anthony Hopkins als dementerende oudere), op de voet gevolgd door Quo Vadis, Aida?, The French Dispatch, Herr Bachmann und Seine Klasse, Mandibules en Beginning. De verkiezing betreft nieuwe films die het afgelopen jaar een bioscooprelease kregen.

The Father is de enige film dit jaar die mij tot tranen bracht. Niet dat dat nu de beste graadmeter is voor een film, maar het onderstreept wel een onweerlegbare emotionele lading”, aldus collega Yordan Coban. “Bijzondere films als deze confronteren de kijker met wat anderen soms moeten verdragen.”

Op de tweede plaats eindigt Quo Vadis, Aida? “Het drama van de tolk Aida die haar man en zonen vergeefs probeert te redden uit de hel van Srebrenica, de enclave onder de voet gelopen door de Servische troepen van Mladic, de machteloze rol van Dutchbat, het wegvoeren van de duizenden mannen en jongens, wier lot onontkoombaar is”, zegt Jochum de Graaf. “Die blik waarmee Aida jaren na terugkomst van het drama in de kamer van haar voormalige huis in Srebrenica rondkijkt, heeft nog het meest in mijn hoofd gespeeld.”

The French Dispatch eindigt op de derde plek, maar is misschien wel een van Wes Andersons minste speelfilms, wat een goede typering geeft voor de weinige echte hoogtepunten van dit filmjaar. Het is echter geenszins een slechte film. Sterker nog, The French Dispatch zit vol indrukwekkende verteltechnieken en fraaie verbeeldingen.

Over Herr Bachmann und Seine Klasse zegt Cor Oliemeulen het volgende: “Met zijn uiterlijk van ouwe rocker en niet-alledaagse methodieken dwingt hij respect af en weet hij zijn leerlingen in hun waarde te laten. Tijdens deze ruim drie uur durende, immer boeiende documentaire zou je wensen dat je zelf zo’n leraar had (of was).”

De jongste film van de Franse meester van het absurdisme, Quentin Dupieux (wiens Réalité in 2015 werd gekozen als IDB-film van het Jaar), behaalt de vijfde plek. “Als iets grappig is, kan het ook van een complexe werkelijkheid uitgaan. Het een sluit het andere niet uit. Dupieux maakt zijn scripts met een totaal andere logica”, aldus collega Bob van der Sterre. “Mandibules heeft geen chaos nodig voor het komische effect. Dat komt van het grappige acteerwerk van Gregoire Ludig, David Marsais en Adèle Exarchopoulos.”

Beginning eindigt eveneens op een verdienstelijke vijfde plaats. Tim Bouwhuis zegt hierover: “Dit verstillende debuut uit Georgië evoceert met zijn lang aangehouden shots en religieuze symboliek de filmkunst van Andrei Tarkovsky, om tegelijkertijd met Dea Kulumbegashvili een krachtige nieuwe stem in de (Oost-)Europese arthouse te introduceren.”

Eerdere winnaars IDB-film van het jaar
The Father past uitstekend in het rijtje van winnaars uit vorige jaren: Boyhood (2014), Réalité (2015), Hell or High Water (2016), The Handmaiden (2017), Phantom Thread (2018), de IDB-film van het millennium La grande bellezza (gekozen in 2019) en Beanpole (2020).

31 december 2021

Terugblik filmjaar 2021: Verwarrende tijden voor filmfans

Terugblik filmjaar 2021:
Verwarrende tijden voor filmfans

door Bob van der Sterre

2020 was het jaar van de aanpassing en 2021 het jaar van de teleurstelling: het is nog steeds niet veel anders dan vorig jaar. Film kijken is niet meer hetzelfde in coronatijden. Films waren er gelukkig nog in overvloed maar niet echt meer in de bioscoop. 

Vorig jaar keek ik (dacht ik) terug naar een uniek raar filmjaar. Maar dit jaar was het niet veel anders dan in 2020. Ook dit jaar heb ik geen een film in de bioscoop gezien. We heten InDeBioscoop maar we zouden nu zo onderhand wel Bijjethuisbioscoop kunnen heten.

De schade door het coronavirus op de filmwereld blijft aanzienlijk in 2021. Het gaat de filmindustrie nog jaren kosten om hiervan te herstellen. Dit stuk gaat niet over dat probleem, maar biedt een terugblik naar de beste films die godzijdank allemaal toch nog gemaakt werden. En dat zelfs zonder dat de acteurs verplicht met mondkapjes rondliepen!

The French Dispatch

The French Dispatch

Laten we daarom beginnen met mijn top 3 van films die daadwerkelijk premières hadden in Nederlandse bioscopen:

  1. The French Dispatch
    Het begint te snel, maar daarna wordt het mooi, tjokvol ideeën, waar je minstens 52 films van had kunnen maken. Hier worden meer filmregels overtreden dan je normaal in een heel filmjaar ziet.
  2. Mandibules
    Als iets grappig is, kan het ook van een complexe werkelijkheid uitgaan. Het een sluit het andere niet uit. Dupieux maakt zijn scripts met een totaal andere logica.
  3. Gunda
    Beesten zoals je ze niet eerder zag in film. Je ziet biggetjes sabbelen aan tepels (en hoe Gunda dat moet ondergaan). Biggetjes die regen uit de lucht happen. Mooi beeld: de vier biggetjes die voor de schuur buiten staan, letterlijk vier op een rij, schouder tegen schouder, om daarna een voor een de stal binnen te gaan.

Maar film is ook film zonder bioscoop. Er was een grote berg van films die alleen virtuele premières kenden… De meeste zag ik tijdens Imagine.

  • Beste arthousefilm:
    Woman of the Photographs: Als de arthousecinema nou niet dicht zou zijn, zou deze Japanse film een goede kans maken om horden mensen naar de bioscoop te trekken.
  • Beste horrorfilm:
    Mankujiwo: Met een spookspiegel, rondkruipende slangen, kikkers, vogelspinnen en een gebochelde die eten geeft… Voeg daar nog wat gore, body horror en exorcisme aan toe en je horrorfeest is compleet.
  • Beste verhaal:
    Me and Me: Het is louter de verbeelding van de kijker, geholpen door goed acteerwerk.
  • Beste SF-film:
    Undergods: Film doet geregeld denken aan de serie Black Mirror – maar nog wat gradaties duisterder.
  • Beste totaal doorgeslagen film:
    Fried Barry: Compleet maf, over de top, ranzig, smerig, fantastisch, bizar.
  • Beste symbolische film:
    Playdurizm: Zoveel symbolische verwijzingen. De videokopieeractie, het kunstwerk van Malevich, de Siamese tweelingen, de film (inclusief trailer) genaamd Rebel Instinct, Videodrome van Cronenburg, de titel (‘plagiaat’)…
Meandre

Meandre

  • Beste spannende film:
    Meandre: Je zal het maar meemaken: je kind verliezen en dan in de auto stappen van een seriemoordenaar…. en dan terechtkomen in een sadistisch labyrint van aliens.
  • Beste artistieke film:
    The Year Before the War: Over elk beeld is nagedacht met rook, lichtval, contrast, perspectieven, slow motion en geluiden.
  • Beste blockbuster:
    Dune: Niet dat ik het echt geweldig vond, maar lang niet zo matig als veel soortgelijke films.
  • Beste satire:
    Don’t Look up! van Adam McKay (regisseur van The Big Short). Het heden – en onze ongelovige houding tegenover wetenschap – krijgt er flink van langs in redelijk gelukte satire.
  • Beste Christopher Nolan-film die niet door Christopher Nolan is gemaakt:
    Careless Crime: Boordevol cinematografische verwijzingen met drie verhaallijnen die door elkaar lopen. Niet zomaar een film dus, maar een soort Christopher Nolan-achtige mindfuck op zijn Iraans.
  • Beste Camera Obscura-film:
    The Rise and Rise of Michael Rimmer.
  • Beste ontdekking:
    Eric Rohmers films op Mubi.
  • Beste Chaplin:
    Ik ga toch voor The Great Dictator.

Ik wens alle filmliefhebbers een gezond en prachtig en optimistisch 2022!

 

27 december 2021

 

Terugblik filmjaar 2021: Een lach en een traan
Terugblik filmjaar 2021: Altijd maar weer de oorlog
Terugblik filmjaar 2021: Vervreemding van het alledaagse geluk
Terugblik filmjaar 2021: Pole position voor streamingdiensten

 

Terugblik filmjaar 2021: Een lach en een traan

Terugblik filmjaar 2021:
Een lach en een traan

door Cor Oliemeulen

Traditioneel blikken collega’s van InDeBioscoop eind december terug op het filmjaar. We trappen af met deze persoonlijke top 5 van films die in 2021 een bioscooprelease verdienden.

5 – Mandibules
Réalité van Quentin Dupieux was in 2015 verrassend IDB Film van het Jaar. Het lijkt onwaarschijnlijk dat het jongste werkstuk van de Franse meester van het absurdisme dit jaar als topfavoriet wordt gekroond, maar dat maakt de film niet minder leuk. Het krankzinnige verhaal van twee simpele zielen die een flink uit de kluiten gewassen vlieg proberen te dresseren, vormt de opmaat voor scherpzinnige kolder en maakt van Mandibules een heerlijk recept in deprimerende tijden.

 

4 – Another Round (Druk)
Het leven ziet er een stuk rooskleuriger uit als je alcohol hebt gedronken. Dat is althans de bevinding van vier vrienden, die allen werken als leraar op dezelfde middelbare school. Vooral Martin, die zowel zichzelf als zijn leerlingen (en zijn echtgenote) niet meer kon motiveren, heeft veel baat bij een slok op tijdens de lessen. Hilariteit alom, terwijl regisseur Thomas Vinterberg niet verzaakt om de tragische keerzijde te belichten. Mads Mikkelsen, dit jaar ook goed op dreef in Riders of Justice, acteert opnieuw fantastisch.

 

3 – Herr Bachmann und seine Klasse
Op een school in een Duitse industriestad gebruikt leraar Dieter Bachmann geen alcohol maar zijn persoonlijkheid om de leerlingen te inspireren. Brugklassers, met negen nationaliteiten waarvan sommigen nog nauwelijks Duits spreken, houdt hij met gemak bij de les. Met zijn uiterlijk van ouwe rocker en niet-alledaagse methodieken dwingt hij respect af en weet hij zijn leerlingen in hun waarde te laten. Tijdens deze ruim drie uur durende, immer boeiende documentaire zou je wensen dat je zelf zo’n leraar had (of was).

 

2 – Quo Vadis, Aida?
De Val van Srebrenica kon gebeuren omdat de Dutchbatters, vooral door uitgebleven luchtsteun van de NAVO, kansloos waren tegen de opmars van de Serviërs. De Bosnische filmmaakster Jasmila Zbanic maakte van deze gitzwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis een meedogenloze reconstructie door de ogen van tolk Aida, krachtig neergezet door Jasna Djuricic. Terwijl de deportatie en genocide van moslimjongens en -mannen op het punt staat te beginnen, probeert Aida haar gezin te redden. Urgente, hartverscheurende film.

 

1 – The Father
Het verhaal van een tachtiger die langzaam de grip op de werkelijkheid verliest, was al een groot succes op de planken van West End en Broadway. De Franse schrijver Florian Zeller bewerkte zijn toneelstuk tot speelfilm en deed zelf de regie. Op het moment dat de vader (weergaloze rol Anthony Hopkins) een vreemdeling in zijn Londense appartement aantreft, denk je nog aan een mysteriethriller. Maar door de ingenieuze montage, waardoor ook de kijker gaten in de tijd ondergaat, ontwikkelt The Father zich tot een fascinerend, levensecht en ontroerend drama vanuit het perspectief van de dementerende. Geniaal.

 

20 december 2021

 

Terugblik filmjaar 2021: Altijd maar weer de oorlog
Terugblik filmjaar 2021: Vervreemding van het alledaagse geluk
Terugblik filmjaar 2021: Verwarrende tijden voor filmfans
Terugblik filmjaar 2021: Pole position voor streamingdiensten

 

 

The Father

 

Filmmarathon Jeanne Moreau

5 onbekende films van bekende Franse actrice
Filmmarathon: Jeanne Moreau
Twee redacteuren van InDeBioscoop dompelen zich een weekend lang onder in de goede dingen des levens en vijf relatief onbekende films van de Franse actrice Jeanne Moreau.

 

1. La mariée était en noir (1968)

BOB:
De 8 kilometer wandeling is achter de rug, de Olympische medaille op de 10 kilometer binnen, en dan nog voor de echte diehards een Jeanne Moreau-marathon! Met een smakelijke Truffaut-lunch om de filmavond mee te starten. Begint goed: Jeanne Moreau die moorden pleegt aan de lopende band, terwijl ik de aanval inzet op de pindakaaspot. Een beetje Kill Bill op zijn Frans… Tuez Guillaume peut-être…. Haar altijd iets te droevige, bozige gezicht past goed bij deze wraakzuchtige weduwe. Ze kan iemand van het balkon wieperen, rustig door de feestgangers weglopen en dat geloofwaardig houden.

Moreau is prima, de film (gebaseerd op een boek van Cornell Woolrich) toch wat minder. Truffaut die iets te veel naar zijn eigen stijl zoekt. Btw: doen jullie dat ook in Uden zoals de karakters in deze film: sigaren roken, drinken en dan schieten op kerkhanen? Dan weet ik wat me nog te wachten staat.

De schrijver van het script van deze film (Jean-Louis Richard) is trouwens de vader van haar enige kind.

En wist je trouwens dat Kate Bushs liedje The Wedding List is gebaseerd op deze film? Leuke vraag voor een filmquiz (alleen heb ik het antwoord hier dus al verklapt).


COR:

Nee, dat dat leuke liedje van Kate Bush (al even mysterieus als de vrouw die Jeanne Moreau hier speelt) is gebaseerd op deze film, wist ik niet. Ik had wel al direct de indruk dat Quentin Tarantino dit verhaaltje over de in zwart geklede bruid moest hebben gezien als inspiratie voor Kill Bill. Echter waar Moreau best inefficiënt een huisvader opsluit in een kast onder de trap, de kieren dichtplakt, zodat de man uiteindelijk stikt, kiest Tarantino 35 jaar later resoluut voor afgehakte hoofden.

Tijden veranderen. Sigaren roken, drinken en dan op kerkhanen schieten, doen wij hier niet meer. En als wij dit nog zouden doen, zouden wij niet zo hopeloos missen als de man die na een duw per ongeluk geen haan, maar een mens, doodschiet.

Wist je trouwens, Bob, dat je van te veel pindakaas depressief kunt worden? Pak gerust nog wat zelfgemaakte pompoentomatensoep voordat die koud wordt…

Regisseur François Truffaut moet het inderdaad niet hebben van het (vergezochte) plot, hoewel ik de laatste afrekening van Moreau wel origineel vind. Ik dacht dat hij wel wat meer spanningselementen had gebruikt uit de reeks interessante gesprekken met ‘master of suspense’ Alfred Hitchcock niet lang voor de opnamen.

De samenwerking tussen Moreau en Truffaut was in de klassieker Jules et Jim (1962) uiteraard een stuk geslaagder, toch ben ik blij dat ik nu ook deze film heb gezien.

 

2. The Train (1964)

COR:
John Frankenheimer was zijn tijd vooruit. Zijn vroegere films laten zich kenmerken door sociale en filosofische thema’s, denk aan
Birdman of Alcatraz, Seven Days in May en The Manchurian Candidate.

The Train, dat hij tussendoor maakt, kende ik nog niet, en zeker niet dat Jeanne Moreau daarin een bijrol speelt. Dat komt misschien omdat films vol nazi’s al snel mijn eetlust bederven en het feit dat ze geen Duits maar Engels spreken. Wat mij altijd opvalt, is dat Engels sprekende nazi’s met een dik Arnold Schwarzenegger-accent de grootste klootzakken blijken.

In dit avonturenverhaal over nazi’s – die net voordat ze de oorlog verliezen een immense schat van Franse schilderijen per trein naar hun thuisland willen vervoeren – springen de originele cameraperspectieven direct in het oog. En natuurlijk ook Frankenheimers huisacteur, Burt Lancaster, als stoere, maar ook als geloofwaardige held, die zijn leven riskeert om de kunstwerken te redden.

Zo laat hij zich zomaar in zijn been schieten, zodat hij zich liefdevol kan laten verzorgen door het personage van Jeanne Moreau.

Onderhoudende, wat lange film, zeker voor een marathon. Wat vond jij trouwens van de confrontatie tussen de held en de schurk in de finale? Of vond je Lancaster eigenlijk geen held omdat het redden van de kunstschat ten koste ging van al die doden?


BOB:

Wacht even, depressief worden door pindakaas? Zo’n mooie Hollandse uitvinding? Niets is meer heilig tegenwoordig. Wie eet er nou ook te veel pindakaas? Zou Jeanne Moreau wel eens pindakaas hebben gegeten? Ik gok van niet. Alain Delon vast wel, die had een Nederlandse vrouw. En schoot misschien ook soms op kerkhanen.

Zulke meanderende gedachten gaan wel door je heen bij het geduldige uitwerken van dit plot. Overigens wel goed gedaan, laat dat maar aan Frankenheimer over. Hij wist hoe je spannende actiefilms in beeld moest brengen, zoals die formidabele choreografie aan het begin, als iedereen door elkaar heen loopt, en het treinstationbombardement waar vier maanden voorbereiding aan zat.

Ja, wat kan die Lancaster slepen met een been! Dat was trouwens een echte blessure die hij opliep door een stomme actie op een golfterrein (tijdens het maken van deze film). Dus werd hij zogenaamd in zijn been geschoten. Hij was deze film ook natuurlijk, liet regisseur Arhur Penn vervangen door Frankenheimer, en zei daarna: “Frankenheimer is a bit of a whore, but he’ll do what I want.

Moreau de hoteldame als functioneel Lancasterliefje. Schudt ze ook weer uit haar mouw. Te weinig in beeld helaas. En die finale? Ik verraad niet graag eindes… Let wel op hoe weinig Lancaster nog te zeggen heeft in het laatste half uur. Grimassen doet hij genoeg.

Is er nog wat van die geweldige citroenmelisserooibosthee?

 

3. Mademoiselle (1966)

BOB:
Het is bizar maar hier is Jeanne Moreau nog gemener dan in Le mariée était en noir. Daar had de wraakneming nog zin, hier zet ze sluizen open en steekt ze dingen in de brand omdat ze niet goed bij haar hoofd is. En weer een weduwe! Daar houden de overeenkomsten mee op. Deze Moreau is vreselijk onsympathiek – wel top neergezet door haar, vermoedelijk een van haar betere rollen. Verrassend interessante film over discriminatie en dat midden op het Franse platteland. Af en toe wel lastig als je dierenliefhebber bent…

Tony Richardson was de maker ervan. Daar weet jij vast meer over te vertellen.

Niet geeuwen, Cor, we zijn pas net halverwege. Wees blij dat we straks met een western eindigen en niet met het nonnendrama Le Dialogue des Carmelites.

De soep is alweer even geleden. Wat staat er eigenlijk op het menu?


COR:

Als jij straks die aardappelschijfjes en wat vegetarische burgers bakt, kook ik de broccoli. Wat vind je trouwens van die biologische Merlot?

Prachtige, donkere film hoor, Mademoiselle! Moreau als schooljuf heeft inderdaad duidelijk een probleem, dat ze wil botvieren op haar dorpsgenoten, en zelfs een leerling. En wat een verademing dat het nooit echt duidelijk wordt waarom ze regelmatig de boel in de fik steekt.

Ondertussen krijgen, zoals dat gaat, de vreemdelingen (in dit geval Italiaanse gastarbeiders) de schuld van de rampspoed die zich in dit normaliter rustieke dorpje voltrekt.

Regisseur Tony Richardson was een grote naam van de Engelse new wave en maakte mogelijk deze film in Frankrijk vanwege zijn liefde voor Jeanne Moreau, hoewel hij ten tijde van de opname nog met Vanessa Redgrave was getrouwd.

De onbestemde sfeer met het kunstzinnige, schaduwrijke liefdesspel in de bossen doet mij denken aan modern toneel. Daar kan volgens mij geen nonnendrama tegenop. Hoewel… misschien binnenkort Benedetta van Paul Verhoeven.

 

4. Mata Hari, agent H21 (1964)

COR:
Beste Bob, ik begrijp je fascinatie voor Silvia Kristel als Mata Hari, maar we mogen aannemen dat iemand als Jeanne Moreau zich niet letterlijk in allerlei bochten hoeft te wringen.

De film is van Jean-Louis Richard, die slechts vier films regisseerde, en zoals ik van jou begreep, meeschreef aan het scenario van La mariée était en noir, maar – jawel – ook tien jaar later aan Emmanuelle, mét Silvia Kristel!

Net zo vunzig wordt deze Mata Hari bij lange na niet, hoewel niemand minder dan Jean-Louis Trintignant op zijn welbekende manier van poëtische tekstopleperij de (vermeende?) dubbelspionne uit de kleren probeert te lullen.

Moreau is zeker geen miscasting, maar door de warrige regie beklijft haar vertolking niet, of het moet zijn hoe ze in de finale na haar terechtstelling als een slappe vaatdoek aan een houten paal blijft hangen.


BOB:

Ja,
net zo teleurstellend als geruststellend dat deze film niet het schandalige opzoekt maar er een middelmatig spionagedrama van maakt. Moreau krijgt flink de kans om zich uit te leven als de spionne, en heel waarschijnlijk omdat Richard dus haar ex-man was met wie ze een kind had. Dat is Jerôme Richard, die rolletjes had in niet misselijke films als Domicile Conjugal, La Grande Bouffe en Céline et Julie vont en bateau, waar hij nu vast op zijn oude dag nog vaak over vertelt.

Het script voor Emmanuelle Wat een toeval. Kristels Mata Hari van twintig jaar later (die ongetwijfeld veel vaker is bekeken dan deze) moest het doen met ene Joel Ziskin (zijn enige filmscript: een 3,8 op IMDb). Richard schreef ook het script voor Fahrenheit 451 die net op InDeBioscoop is besproken.

Trintignant zag ik laatst als creep in Flic Story, misschien moet je die eens kijken, daar lepelt hij niets op maar schiet des te meer kapot.

Moreau is degelijk maar kan de film niet echt redden. Nog maar een wijntje halen. Had ik geen Kroatische wijn cadeau gegeven om zelf op te drinken?


5. Monte Walsh (1970)

BOB:
Godzijdank eindigen we met een western, die er altijd wel lekker ingaat, net als de Kroatische wijn (goede keuze van de wijnboer bij het station Rotterdam Centraal). William. A. Fraker als regisseur? Wie is dat? Heeft toch de cinematografie van Bullitt en One Flew Over the Cuckoo’s Nest gedaan. Hij ging voor een echte regisseursloopbaan en Monte Walsh had het dan moeten zijn. De film heeft wel een frisse en alcoholloze Lee Marvin (hij mocht niet drinken tijdens de opnamen) en natuurlijk Jeanne Moreau als zijn liefje, best wel een lieve relatie (en dat terwijl Lee Marvin eigenlijk helemaal niet op Moreau zat te wachten maar op Deborah Kerr), maar de film ontstijgt toch niet het gemiddelde.

Moreau speelt geconcentreerd – zoals altijd eigenlijk – maar moet veel lachen in deze rol en daarin is ze wat minder overtuigend. Vraag is wat ze zag in de rol in deze film. Zei zei wel: ‘Lee Marvin is mannelijker dan wie dan ook met wie ik gespeeld heb.’ Jack Palance moet trouwens ook al de hele tijd lachen… Vrolijke boel in deze western maar echt grappig wordt het niet.

Moreau blijft fascinerend als actrice. Ze werkte echt met bijna alle grootheden der aarde. Orson Welles noemde haar ooit de beste actrice ter wereld. In Baie des Anges en Le journal d’une femme de chambre vond ik haar voortreffelijk maar ze kan ook ‘dienstbaar’ zijn, zoals in Le Paltoquet of deze film. Een echte professional.

En nu maar maffen.


COR:

Ho ho, na onze filmmarathon kunnen we nog net de finish van de Olympische marathon kijken! Wow, een Nederlander wordt tweede, en zijn Belgische trainingsmaatje derde.

Ondertussen voel ik de vermoeidheid in mijn eigen benen van onze wandeltocht en vallen mijn ogen langzaam dicht. In gedachte zie ik nog hoe Lee Marvin met veel bombarie een wild paard probeert te temmen en daarbij het halve westerndorp sloopt.

Liever droom ik nog wat over Jeanne Moreau. Iets met een lift naar het schavot…

 
22 augustus 2021

 
Meer filmmarathons