****
recensie Les enfants du paradis
Gedoemde liefdes in Parijs theater
door Cor Oliemeulen
Er is weinig paradijselijks aan Les enfants du paradis, dat direct na de bevrijding van Frankrijk in première ging. Bovendien heeft slechts één kind een rol. Dit meesterwerk van Marcel Carné, volgens sommige critici de beste Franse film ooit, is digitaal gerestaureerd en de komende tijd te bewonderen in een aantal bioscopen.
Het ruim drie uur durende romantische drama uit 1945 speelt zich een eeuw voor die tijd af in het overweldigende Parijse theaterdistrict Boulevard du Temple – in de volksmond Boulevard du Crime, verwijzend naar de vele crimineel getinte melodrama’s die er destijds in de talloze theaters werden opgevoerd. Centraal staat het Funambules-theater waar zich een relatie ontspint tussen een schone dame en vier aanbidders: een acteur, een pantomimespeler, een moordenaar en een graaf.
De magie van het theater
De productie was een heuse tour de force, aangezien de film werd opgenomen tijdens de Duitse bezetting, waardoor joodse medewerkers, zoals de decorbouwer, de componist en enkele acteurs, angstvallig verborgen moesten blijven. Toch is niets nagelaten om de toenmalige magische theatersfeer op te roepen. Zo werden alle voorgevels van de boulevard over een afstand van vierhonderd meter minutieus nagebouwd (het grootste decor uit de Franse filmgeschiedenis), een paar duizend uitstekend uitgedoste figuranten opgetrommeld en is de mise-en-scène van begin tot eind oogstrelend.
De tijdgeest is gevangen in een gelaagd scenario met zowel dramatische als frivole gebeurtenissen, uitmondend in krachtige dialogen – sfeerrijk en niet zonder humor op schrift gesteld door dichter Jacques Prévert, die met Les enfants du paradis een Oscar won en zijn jarenlange samenwerking met regisseur Marcel Carné bekroonde. Zonder uitzondering spelen alle acteurs fantastisch en geloofwaardig. Prévert modelleerde drie van zijn hoofdpersonages naar historische figuren, slechts de beminde dame Garance (een rol van Arletty) is fictief.
Allereerst is daar de niet-onsympathieke rokkenjager Frédérick Lemaître (Pierre Brasseur). Hij begon in het volkse Funambules en eindigde als gevierd acteur in de grote theaters. Frédérick is de eerste die Garance in zijn armen mag sluiten, maar omringt zich liever met gemakkelijker knuffelbare meisjes. Pierre-François Lacenaire (Marcel Herrand) was een mislukte dichter, die zich bezighield met criminele activiteiten (in het echte leven zou hij worden geëxecuteerd wegens een dubbele moord) en in Garance slechts een bewonderaar van zijn stoere verhalen vindt. En tenslotte de zachtaardige Baptiste Debureau (Jean-Louis Barrault), die als wit geschminkte mime-artiest furore maakte in Funambules, het theater van zijn vader, en daar zijn hele carrière voor een grote schare fans zou blijven spelen.
Alleen weelde is niet genoeg
Baptiste wordt verliefd op Garance en Garance op Baptiste, maar zij laat zich wegens dwingende omstandigheden inpalmen door een graaf, met wie zij in weelde gaat leven. Desondanks keert Garance jaren later incognito terug om de inmiddels getrouwde Baptiste weer te kunnen zien. Dat klinkt als een melodrama, en zo eindigt het relaas ook. Hoe tijdloos en universeel de waanzin der liefde ook is, voor de slotactie van Baptiste valt niet heel veel begrip op te brengen.
Baptiste’s beslissing past evenwel in het plaatje van het poëtisch realisme, een filmbeweging waarvan Les enfants du paradis het hoogtepunt en het sluitstuk is: een gestileerde werkelijkheid met marginale karakters die ondanks romantische oplevingen ten onder gaan aan nostalgie, melancholie en fatalisme. Zijn zij – de dame, de acteur, de mimespeler, de moordenaar en de graaf – dan cynisch gezegd de ‘kinderen van het paradijs’? Zoals je wilt, hoewel de filmtitel in eerste instantie refereert naar de tweede ring in het theater, waar volkse toeschouwers dicht op elkaar gepropt voor een paar dubbeltjes op luidruchtige wijze carrières konden maken en breken.
12 december 2015