Leaning into the Wind

***

recensie Leaning into the Wind

Land Art voor beginners

door Bob van der Sterre

Leaning into the Wind. Het is dit keer niet het spreekwoordelijke dansende plastic tasje in de wind, maar een heuse kunstenaar die in de wind balanceert. De Schot Andy Goldsworthy maakt kunst van natuur en vindt zichzelf er onlosmakelijk onderdeel van. We zien dat in deze interessante, maar ook wat tamme documentaire.

Land Art is een lastig kunstgenre voor snelle kunstconsumenten. Geen fijn genre voor de New Yorkse galeriewereld. Het zou er niet eens in passen, al die bomen en rotsen. Andy Goldsworthy is een van de bekendste vertegenwoordigers van de stroming. Sinds de jaren zeventig maakt hij kunst van wat natuur hem biedt en vaak met behulp van materialen uit de natuur. Stenen, bomen, klei, blaadjes. Bekend zijn bijvoorbeeld zijn bogen.

Klasse apart
Land Art is net zo divers als de gewone kunst. Mensen als Richard Long, Michael Heizer en James Turrell (zie in Den Haag zijn Hemels Gewelf) vullen het weer anders in dan Goldsworthy. Toch is Goldsworthy een klasse apart in het genre. Vandaar deze tweede film over hem. Thomas Riedelsheimer, die deze film regisseerde, maakte in 2001 ook al Rivers and Tides over Goldsworthy. Leaning into the Wind kun je zien als de opvolger. Maar slechts losjes. De film verwijst niet naar zijn voorganger. We observeren hoe de kunstenaar anno nu werkt, hoe hij horizontaal door wilgenstruiken heen kruipt, in een boom klimt, stenen stapelt, nadenkt.

De documentaire leert ons dat Goldsworthy het heerlijke leven leidt van een man die elke dag lekker kan prutsen in en met de natuur. Of het nu Gabon, Schotland of Zuid-Frankrijk is, elk landschap biedt wel wat om mee te spelen. “Ik heb dit niet geleerd op de kunstacademie, maar op de boerderij.”

Wat opvalt is hoe intens en oneindig de relatie tussen de kunstenaar en de wereld om hem heen is. De documentaire fascineert vooral omdat je erbij bent, hoe ideeën komen en gaan in het hoofd van Goldsworthy. Een soort improv-optreden van een speelse geest. Hoe hij een hand van klei onder een waterval schoon spoelt. Met een straal zonlicht en zand een installatie maakt in een hutje. Een boom heen en weer wiegt en de stof sierlijk laat wegwaaien. Klaprozen spugen? Check!

Als het regent op straat gaan liggen
Ook een van Goldsworthy’s pleziertjes: als het regent op de straat gaan liggen en dan een droge plek achterlaten. Hij beseft dat veel van zijn werken vergaan (het merendeel is er zelfs maar eventjes) maar ook dat veel van zijn werken hem zullen overleven, tot misschien wel een verre toekomst. Een voordeel van een kunstenaar die niet op kwetsbaar canvas werkt. Toekomstige archeologen kunnen zich er dan straks hun kop over breken: “Deze stenen in de vorm van een graf moeten wel een religieuze betekenis hebben gehad.”

Leaning into the Wind

Uit de documentaire blijkt hij een nuchtere, vriendelijke vent, die je in het bos voor een enthousiaste hobbyist met teveel vrije tijd zou aanzien. Imponerende gedachtegangen over kunst hoef je niet te verwachten bij hem. Het woord kunst komt volgens mij in de docu niet eens voor.

Stap even opzij
Toch, zo recht-door-zee als zijn kunst is, soms zijn opmerkingen over kunst wel treffend. Zoals wanneer je ‘het’ voelt als kunstenaar: “Sommige momenten zijn helder, daarna is het weer onduidelijk.” Of deze, die ook niet vreemd had geklonken als uitleg van kunst door een zevenjarige: “Stap opzij van de normale manier van kijken naar dingen.”

De documentaire is net als zijn voorganger mooi en rustgevend – een soort vorm van Slow Cinema. Een type prettig wegkijkende documentaire zoals je wel vaker ziet in het kunstgenre. Maar ook tam en ongevaarlijk. Het is en blijft ook een lastig dilemma: staat de kunstenaar die je portretteert voorop, of is de film die je zelf maakt het kunstwerk? Observeren is het meest gepast in deze situatie maar je handen jeuken toch ook om zelf iets vernieuwends en eigenzinnigs te maken? Riedelsheimer komt er niet helemaal uit, maar het zal de fans van Goldsworthy niet tegenhouden om deze film stuk te kijken.
 

8 oktober 2018

 
MEER RECENSIES

Zie mij doen

****

recensie Zie mij doen

Gehandicapten en hun gevoelens

door Nanda Aris

In deze documentaire van Klara van Es volgen we mensen met een beperking, verstandelijk en vaak ook fysiek. Gehandicapten worden tegenwoordig nog steeds meewarig bekeken, maar de maakster toont dat zij een eigen leven hebben: met verlangens, gewoonten en gedachten. 

Door het volgen van Jessica, Mathias, Dominique, Nadine, Quan, Sam en Sofie, krijgen we als kijker een genuanceerde inkijk in het leven van deze mensen met een beperking. 

Zie mij doen

Met haar derde documentaire Zie mij doen won Van Es de juryprijs op het filmfestival Docville in Leuven. Haar eerste film, Verdwaald in het geheugenpaleis (2010), over drie vrouwen in een verzorgingstehuis met beginnende alzheimer, groeide uit tot de meest bekeken Vlaamse documentaire. Haar tweede documentaire, Carnotstraat 17: huis van aankomst (2015), vertelt het verhaal van een voormalig filmtheater dat nu in gebruik is als migrantenkerk. 

Vrijwilliger
Klara van Es werkte drie jaar als vrijwilliger in Monnikenheide, een zorgcentrum voor mensen met een verstandelijke en fysieke beperking. In haar laatste jaar als vrijwilliger begon ze met filmen, waardoor de hoofdrolspelers van de film bekend met haar waren, en andersom. Van Es had het idee een genuanceerd beeld te geven: geen zielig beeld van mensen met een beperking, geen onbegrijpende boze buitenwereld. Het gebruik van zwart-wit zette dit idee kracht bij, en zorgt voor een zachte en observerende blik.

Gevoelens
Nadine heeft het syndroom van Down, en krijgt last van dementie. Sofie kan niet zoveel, maar kan wel duidelijk laten merken of ze iets leuk vindt of niet. In de openingsscène wordt het haar van Sofie haar geknipt en kijkt Nadine aandachtig toe. “Nee Sofie, geen pijn”, zegt Nadine tegen Sophie, die het knippen niet erg leuk lijkt te vinden. De close-ups laten ons voelen wat zij voelen, en de rust in het filmen geeft rust in onze observatie.

De begeleider in het zorgcentrum praat met de bewoners over gevoelens: wat maakt hen boos of bedroefd. Quan, een jongen in een rolstoel met Chinese roots, zou graag met kerst teruggaan naar China en de feestdagen doorbrengen met zijn familie. Het maakt hem boos en bedroefd dat hij daar niet bij kan zijn.

Zie mij doen

Met Jessica praat een andere begeleidster over hoe mensen naar haar kijken. Even kijken of blijven staren, dat is een verschil. “Als ze blijven kijken, kijk ik meestal zo terug: ‘heb je mij gezien?’” 

Dansen
Er wordt ook gedanst in het zorgcentrum, op muziek van Sam. Sam heeft ook het syndroom van Down en de passie waarmee hij plaatjes draait is prachtig. Hij schakelt moeiteloos van een dansbare beat naar Clouseau, onze blik volgt zijn vingers die de knoppen bedienen. De muziek is zijn uitlaatklep, van André Rieu wordt hij kalm; in het nummer ‘Omdat ik van je hou’ zitten al zijn gevoelens, en door het nummer ‘Samen voor altijd’ van Marco Borsato kan hij een punt achter zich zetten, het verleden achter zich laten.

Door de nadruk op de verschillende gevoelens te leggen, zijn de bewoners van het zorgcentrum geen bekijks, maar mensen zoals jij en ik.
 

7 oktober 2018

 
MEER RECENSIES