Journalisten in de ring

Journalisten in de ring

door Bob van der Sterre

Call Northside 777 ♦ Le Crime de Monsieur Lange ♦ Sbatti il mostro in prima pagina

 

Journalisten worden vaak heldhaftig geportretteerd, zoals in The Post. Dat is best vervreemdend voor mensen die echt met journalisten te maken hebben gehad. Ze zijn minstens even zo vaak onuitstaanbaar, cynisch en arrogant. Drie films die geen al te fraai beeld schetsen van het beroep.

In Call Northside 777 uit 1948 zien we journalist P.J. McNeal van de Chicago Times. Een cynische kerel. Een moordzaak die 11 jaar eerder plaatsvond en hij weet wel hoe het zat. ‘Ik heb de file gelezen en ze zijn hartstikke schuldig.’ Zijn chef wil dat McNeal toch de dader in de gevangenis opzoekt.

Onschuldig achter de tralies?
McNeal is de arrogante, sarcastische know-it-all, zoals we journalisten helaas maar al te goed kennen. ‘Als je schuldig bent, dan hoef je niet je moeder vloeren laten schrobben.’ Die met tegenzin schrijft over de human interest-factor, zoals: ‘Ex-vrouw gelooft in onschuld Wiecek’. Argument: ‘Met mass appeal en een sob story krijgen we aandacht!’

Wiecek is not amused en McNeal belooft dan pas echt onderzoek. Dat brengt hem in archieven van politiebureaus. Hij vindt gekke dingen. En gaat geloven in Wieceks onschuld.

Een soort Netflix true-crime drama avant la lettre. Wiecek was gebaseerd op de zaak Majczek in 1932. De vermoorde agent heette Lundy i.p.v. Bundy. En de Poolse wijk werd realistisch in beeld gebracht. Dit is ook de eerste Hollywoodfilm die helemaal in Chicago werd opgenomen. Geen gierende trompetten of scheurende auto’s, meer rustige suspense à la de films die Sidney Lumet later zou maken. Het gaat hier om puur onderzoekswerk met twee gedreven hoofdrolspelers (James Stewart en Richard Conte).

In het oog springen de mooie locaties: gevangenissen, politiebureaus, gettohuisjes en vooral de Poolse bars. De regie van de film is van Henry Hathaway. Hoewel hij groot werd met westerns, maakte hij in de jaren veertig aan de lopende band semidocumentaires in fictievorm. Dit was Hathaways vijfde film in deze stijl. Dat verklaart waarom de film niet zo noir oogt als veel andere films in die tijd; afgezien van de typische voice-over.

Hathaway had oog voor de hitech-dingen in 1948. We zien een schakelbord, een telex, een drukpers, een leugendetector (gloednieuw), een fotovergroting… En het maffe is dat hij na deze interessante film gewoon weer terugkeerde bij avonturenfilms en oorlogsfilms. Wie hem beter wil leren kennen: The Last Movie van Dennis Hopper gaat deels over zijn ervaringen met Hathaway.

Knollen voor citroenen
In Le Crime de Monsieur Lange (1936) komen we een ander journalistiek karakter tegen: bladenmaker Batala. Wat een karakter is dat! Batala accepteert voorschotten voor tijdschriften bij de vleet… maar levert ze zelden. Zulke mensen bestaan ook in de mediawereld: de mensen met een vlotte babbel die knollen voor citroenen verkopen.

Batala’s enige droom is een weekblad vol met true-crime verhalen. Het is nog niet van de grond gekomen, het geld wel al verbrast. Hij dempt leningen met andere leningen en manipuleert vrouwen voor zijn zaken. ‘Hij houdt van brunettes. Dus als je aardig wilt zijn, neem je de taxi en eh…’

Hij gebruikt ook meneer Lange om van een van zijn schuldeisers af te komen. Want die schrijft het westernverhaal Arizona Jim. Dat biedt commerciële mogelijkheden. ‘Stel je voor als Don Quixote Ranimax zou hebben kunnen slikken!’ Zonder overleg komt de pil in het verhaal voor – de enige reden dat Batala het blaadje uitgeeft.

Als Batala van het toneel verdwijnt, vinden meneer Lange en Valentine elkaar. ‘Mijn naam is Valentine.’ ‘De mijne Amedee.’ ‘Zullen we een keertje eten?’ ‘Goed.’ Ze besluiten om een coöperatie op te richten. Lang leve de gezelligheid van gelijkdenkenden! Het leven zonder baas bevalt iedereen uitstekend. De vraag is: komt Batala terug?

Een film die je best een paar keer kunt herzien. Soms zie je hier zelfs al de mozaïekstijl, veertig jaar voordat regisseur Robert Altman er bekend mee zou worden. Het socialistische ideaal van een coöperatie is best verrassend. En opvallend: de aardige hoeveelheid (geïnsinueerde) seks. Een film van Jean Renoir én een script van Jacques Prévert: dat is goud.

Acteurs zijn erg goed – Jules Berry is zelfs uitzonderlijk als de even irritante als charmante Batala – ik ken eigenlijk geen hedendaagse acteur die dit ook zo goed zou kunnen. Ook de vrouwen zijn hier heel goed, Florelle als Valentine en Sylvia Bataille in een bijrol als de verliefde Edith.

Niet alle kranten zijn nobel
De derde film móet wel een Italiaanse film uit de jaren zeventig zijn. In het spoor van La dolce vita zijn er begin jaren zeventig nogal wat mediaspeurders op celluloid vastgelegd. Il gatto a nove code (1971), La corta notte delle bambole di vetro (1971) en No il caso è felicemente risolto (1973). We kiezen voor Sbatti il mostro in prima pagina uit 1972, dat in het Engels net zo mooi klinkt: Slap the monster on page one.

Niet alle kranten en bladen zijn nobel. Vooral niet het Milanese dagblad Il Giornale. Dat is zo rechts als rechts maar rechts kan worden. Tijdens rellen van communisten vliegt er een molotovcocktail naar binnen. Hoofdredacteur Bizanti weet hoe hij dat moet misbruiken. Gauw nog even foto’s maken, dan pas blussen. En op pagina 1 uitleggen hoe dit de schuld is van de linksen.

Bizanti leert over de moord op een jong meisje. Een maagd bovendien. Hij manipuleert een oudere en psychisch instabiele vrouw. Daarna tipt hij de politie dat haar socialistische vriendje de dader is. Er volgen arrestaties. De krantenkoppen vullen zich dagelijks met beschuldigingen aan die ‘doorgeslagen’ socialisten. Het enige is dat Bizanti de jonge en ambitieuze journalist Roveda onderschat. ‘Je maakt hier een smerig beroep van.’ ’Oh, en welke beroepen zijn dan niet smerig?’

Deze film van Marco Bellocchio geeft de journalistiek verrassend realistisch weer. Redactievergaderingen waarbij iedereen even zijn zegje mag doen waarna de hoofdredacteur de knopen doorhakt. Het ruimte plannen voor artikelen, het belang van ‘boven de vouw’. Hoe kranten de waarheid sturen door redactionele keuzes. Daarnaast laat de film via verschillende locaties de krant van binnenuit zien.

De rol van de perssmiecht wordt voortreffelijk vertolt door Gian Maria Volontè. Ook deze cynische thriller past bij die andere toppers in Volontè’s loopbaan uit die tijd. En dan is dit nog niet eens zijn beste film… dat is Indagine su un cittadino al di sopra do ogni sospetto (zie Camera Obscura over prutsende agenten).

Gelukkig was Bizanti vooral een uitzondering. Hoe onuitstaanbaar journalisten soms ook zijn, ze onthullen dingen die anderen liever niet onthuld zien worden. En dat blijft bewonderenswaardig.

 

20 juli 2021

 

Sbatti il mostro in prima pagina

 
Alle Camera Obscura

Jaartallen

Jaartallen

door Bob van der Sterre

1871 ♦ 1984 ♦ 1. April 2000

 

Er is iets enorm stijlvols van een jaartal als filmtitel. 1917 was echt niet de eerste. Er zijn er véél meer. Zijn er ook minder bekende varianten? Ja dus.

Jaartallen en filmtitels: een gouden duo. Je ziet die vier cijfers en denkt: dat moet wel iets goeds zijn. Denk aan redelijk bekende titels als 1870 (uit 1972), 1900 (1976), 1941 (1979), 1984 (1984), 2010 (1984), 1969 (1988), 1939 (1989). Allemaal klassetitels.

Communes in Parijs
De eenentwintigste eeuw melkt het trucje uit: 2046, 1408, 1981, 2012, 2084, 1987, 1945, 1922, 1985, 2050, 1986, 3022, 1917, en nog veel meer. Zelfs series, zoals de Italiaanse serie 1992, 1993 en 1994. Er is nóg een serie genaamd 1994 en eentje genaamd 1986. En dan heb je tegenwoordig ook filmtitels met een jaartal erachter, zoals Wonder Woman 1984 en Blade Runner 2049.

Laten we beginnen met 1871 (oftewel 1990, immers jaar van opname).

In deze film kijken we naar het verhaal over de communes in Parijs. Wat dat was? Lees het hier terug. We volgen deze roerige Parijse jaren aan de hand van één theater. Dat begint met burleske shows en vrolijke komedies, afglijdt via oorlog ophitsende musicals en eindigt als basis van de lokale commune.

Een Britse aristocraat en een Schotse socialist houden intussen van dezelfde Franse vrouw, actrice en communestrijder. ‘Ik hou van haar.’ ‘Maar ik kan haar betalen.’ Wat wil zij?

Film van Ken McMullen is geen film die je voor het verhaal kijkt, maar voor de sfeer en de artistieke ambities, die verrassend goed lukken. Een film die theater en film mengt op een manier die ik niet vaak heb gezien. Het theater is hier zelf de hoofdrolspeler: hier komen alle karakters tezamen, vinden alle scènes plaats, zie je zowel het drama als de komedie, begint en eindigt de opstand. De film is ook in akten ingedeeld.

Interessant maar taalkundig wel tricky. Je hoort Engels, Frans en Duits door elkaar. Portugese actrices Maria de Medeiros en Ana Padrão spelen Franse vrouwen. Mannenrollen zijn Britten, uitgezonderd Fransman Dominique Pinon (bekend van Amélie) als Napoleon III. Film werd ook door Britten in Portugal opgenomen. Wat een chaos moet dat zijn geweest op de set! Je hebt er gelukkig geen last van bij het kijken.

Big Brother propageert de haat
In 1984 keren we terug naar de toekomst in 1956. Partijmedewerker Winston Smith krijgt te maken met toenemende irritatie over Big Brother. Die hem niet alleen tijdens werk in de gaten houdt, maar ook thuis, met een ‘telescreen’.

Als uitvlucht schrijft hij een dagboek. Big Brother propageert de haat (zoals haat-twee-minuten en de haatweek) naar eigen zeggen omdat de Euraziërs aan de poorten van hun fraaie Oceanië staan te rammelen.

Op een dag ontdekt hij dat een vrouw (Julia) hem leuk vindt. Zeer tegen de wensen van het ministerie van Liefde in gaan ze samen hokken, in een kamertje boven een antiekzaak. Winston wil strijden tegen Big Brother, en beseft op een dag dat zijn baas O’Connor dat ook wil. Via hem treden ze toe tot de ondergrondse. Dat is gevaarlijk, want Big Brother, en met hem de Thought Police, is overal.

De bekende 1984 van Michael Radford, uit 1984 zelf, met John Hurt, Richard Burton en Suzanna Hamilton, had een voorganger uit 1956. Film van Michael Anderson was zeven jaar na het schrijven van het boek gemaakt (1948, de laatste cijfers draaide George Orwell om voor de titel).

1984 uit 1984 is veel griezeliger. Meer aandacht voor set-design en grimmige details. Daar zien we al decors die we later gewoon zijn gaan vinden in films (green screens) en games. De psychologische stress uit 1956 was niet genoeg meer in 1984 (het jaar). Maar bij 1984 uit 1956 hoef je niet naar John Hurt te kijken (wel een solide Edmond O’Brien) en in 1956 was de oorlog maar tien jaar voorbij, Stalin maar drie jaar geleden overleden en stond het communisme nog niet op instorten – meer realistische angst dus.

Deze 1984 uit 1956 had trouwens twee eindes: een Britse en een Amerikaanse versie. Hoe dan ook zijn het begin en einde verrassend sterk (je ziet invloeden op diverse films, bijvoorbeeld A Clockwork Orange) en is juist het middenstuk waar iets te flinke stappen worden genomen. Nog een grappig feitje over deze film: waarom heet Winstons baas O’Connor in de ene film en O’Brien in de andere? Antwoord: omdat acteur Edmond O’Brien toevallig al zo heette.

Oostenrijkse toekomstvisie van 1952
En 1. April 2000, herinnert u zich die datum nog? Toen de Global World Union aan de macht was en Oostenrijk niet zelfstandig? Toen de Global World Union President persoonlijk in een vliegende schotel naar Oostenrijk kwam vliegen om de rebelse president in het gareel te brengen? En dat de president tijdens de rechtszaak die volgt diverse video’s laat zien over de geschiedenis van Oostenrijk.

We zien historische scènes met Maria Theresia, keizer Maximiliaan, het tegenhouden van de Turken. En dan alle Oostenrijkse evergreens: Mozart, wijn, walsen, volksliedjes. Ondanks alles blijven alle Oostenrijkers goedgemutst, positief en vrolijk. Topvolk!

Uiteindelijk is de Global World Union ook niet ongevoelig voor al die charme. De Oostenrijkse president is zo’n innemende persoonlijkheid en het volk zo zelfstandig en aardig. Al die gemütlichkeit!

Huh, welke krant heb ik niet gelezen? Nee, dit was de Oostenrijkse toekomstvisie van 1952. De Oostenrijkse overheid van toen vond de situatie met vier mogendheden belabberd. En bedacht deze nationalistische film om hun zaak te bepleiten. Anders dan ze dachten zou de Oostenrijkse onafhankelijkheid drie jaar na de film volgen (maar dat wisten ze toen nog niet)… Lees het boeiende verhaal over de productie van de film.

Het is wel echt een raaaaaare film… Neem hoe geschiedenis, toekomst en heden in deze film door elkaar lopen. Satirische sciencefiction als politiek middel, ongewoon. Michelinmannetjes als soldaten. Na 28 minuten doet een verslaggever reportage door in zijn horloge te praten (vroege smartwatches?). Pijnlijk: alle acteurs zijn gewoon Oostenrijkers, dus is de afgevaardigde van Afrika een blackface en de dame van Latijns-Amerika superwulps…

De propaganda zit de film in de weg. De film is oubollig, traag, gedateerd en veel té nationalistisch voor niet-Oostenrijkers, die hiermee juist overtuigd moesten worden (dacht ik?).

Toch blijft toekomst een raar ding – misschien vinden mensen deze film in 2121 weer geniaal. En natuurlijk heeft iemand al een serie bedacht met die titel…

 

12 juni 2021

 

1871

 
Alle Camera Obscura

Burgerwachten met vuisten

Burgerwachten met vuisten

door Bob van der Sterre

Badge 373 ♦ Un Condé ♦ Vigilante

 

Wat als de wet niet werkt? Dan ben je zelf maar rechter en beul tegelijk. Puik materiaal voor films en genoeg klassiekers in dit genre (Point Blank, Get Carter, Death Wish). Uiteraard zijn er ook een paar minder bekende films.

In Badge 373 uit 1973 wordt Eddy eervol ontslagen nadat hij een man van het dak laat vallen. Hij wordt barman. Zijn oude maat komt wat drinken. En wordt die avond vermoord.

Robert Duvall neemt wraak
Dat kan Eddy niet over zich heen laten gaan. Badge of geen badge (het laatste dus), hij wil weten zitten hoe het zit. Er is iets met een Puerto Ricaanse bende, geleid door een Puerto Ricaanse onafhankelijkheidsstrijder. En ene Sweet Williams, een twijfelachtige zakenman (doet ook in wapens), ook al van Puerto Ricaanse afkomst. Eddy moet hem te grazen nemen.

Robert Duvall speelt de hoofdrol in Badge 737, maar dat maakt deze film nog niet goed. Eerder het tegenovergestelde. Robert Duvall had er duidelijk geen zin in. Af en toe schreeuwt hij ineens heel hard om zijn twijfelachtige acteerwerk te compenseren.

De film overleeft alleen dankzij zijn cultreputatie. Dialogen zijn moeizaam. De film is gemonteerd alsof de editor met vakantie was. En al die onbedoeld hilarische che?-momenten. Dat hij met zijn linkerhand leert schieten (rechts zit in het gips). Dat de badguy zijn zonnebril niet afdoet zelfs als hij ’s avonds een hijskraan beklimt. Dat Duvall uit een raam springt en meteen in de Hudson belandt (praktisch). En hij kaapt een complete stadsbus om te ontkomen aan zijn belagers.

Mr. Egan alias Popeye een bekende karakternaam? Dat klopt, dat was een echte detective uit New York die de inspiratie was voor Doyle in The French Connection (1971). Betwijfel of hij ooit een stadsbus heeft gekaapt voor een achtervolging.

Franse Dirty Harry
In Un Condé (1970) loopt het ook allemaal de spuigaten uit met een paar brutale gangsters. Die werken voor misdaadbaas Tavernier en smijten Robert Dassa van het dak van zijn nachtclub. Zus Hélène Dassa neemt de nachtclub over. Ook zij wordt lastiggevallen door dezelfde gangsters, die haar meer dood dan levend achterlaten in de nachtclub.

Hélènes vriend Dan Rover (was bevriend met Robert) gaat met zijn maat Viletti als echte burgerwachten op zoek naar wraak. De gangsters moeten eraan! Ze pompen Tavernier vol lood. Dan begint de ellende pas. Want twee detectives (Favenin en Barnero) zitten ze achterna. Een van de burgerwachten schiet inspecteur Barnero neer. Dat vindt Favenin niet leuk. Hij gaat op een wraaktocht zonder weerga. ‘Weet je wat dit is?’ ‘Een silencer?’ ‘Ja, en daarmee ga ik je neerschieten.’ ‘Ik heb kinderen!’ ‘En Barnero? Hij had ook kinderen.’

Een clusterfuck van wraakcomplexen. De burgerwachten die achterna worden gezeten door een ‘tough cop’. Favenin hangt zelfs een man op in zijn badkamer om namen uit te slaan.

Vrijwel elk artikel over deze film noemt Dirty Harry, omdat je dit nauwelijks anders kunt zien dan een Franse Dirty Harry. Bouquets emotieloze blik maakt het heel intens en geloofwaardig, misschien wel geloofwaardiger dan de overdreven stoere rol van Clint Eastwood. Thuis is hij nog steeds de brave burgerman, die tevreden knort bij de gerechten van zijn vrouw. Pas ‘s avonds, als hij op stap gaat, verandert hij in een agent-beest.

De film (naar een boek van Pierro Lesou) is grof en intens. Steeds op onverwachte momenten. Met de sobere filmstijl (Yves Boisset, fan van Melville) komen die scènes wel aan. Je moet wel een beetje in de stemming zijn voor bot geweld van een typische ‘tough cop’. Want de martelscène was zo schokkend dat ie werd gecensureerd (en de Franse censuur was toch redelijk liberaal) en is pas sinds de blu-ray-release te zien.

Fabrieksarbeider pakt tuig
In Vigilante (1982) zien we het scum van de aarde: figuren die voor de lol de akeligste dingen uithalen. Zelfs betalen voor tanken, vinden ze onder hun niveau. Ze spuiten de tankeigenaar onder de benzine. Een vrouw die ze dan een klap geeft, staat meteen op een lijst om nog eens iets tegen te ondernemen. En dat gebeurt dan ook.

Fabrieksarbeider Eddie Martino, de man van deze moedige vrouw, krijgt geen genoegdoening via het recht. Hij wil het tuig terugpakken. Dan blijkt dat collega-arbeiders een ‘vigilantengroep’ zijn begonnen. Ze staan onder leiding van ene Nick. Die heeft al lang zijn ogen gericht op de hoogste baas in het wereldje: ‘Mr. T’ Stokes. Die verdient goed aan de ellende in deze New Yorkse wijken.

Ja, deze film gaat er goed in hoewel het plot op vakantie is. Pluspunten voor de vele geweldige locaties in Brooklyn en de Bronx. De film is dan ook van Bronx-New Yorker William Lustig, die ook al in Maniac (1980) oog voor zulke locaties had. Die slasherfilm is veel bekender dan deze film (mede door de remake uit 2012). Lustig (toen pas 25) bewijst dat je ook een normale filmloopbaan kunt beginnen als pornoregisseur, want dat soort films maakte hij hiervoor.

De film heeft minpunten. Robert Forster is de binnenvetter der binnenvetters. Die emotieloze acteerstijl paste beter bij de latere rollen die hij speelde (zoals Jackie Brown en Better Call Saul). Bij dit drama verwacht je toch wat meer emotie dan wat je nu ziet. Soms neigt de film ook wel naar geweldskitsch (doorzeven van auto’s in slow motion).

Vigilante is ook weer zo’n productie vol verhalen. Neem de acteur die Eddie lastig valt in de bajes: hij werd later echt veroordeeld wegens moord. De advocaat die te laat komt, was echt veel te laat voor de opnamen (ze hadden voor hem talloze hotels afgezocht). De auto-achtervolging, geïnspireerd door The French Connection, was gefilmd zonder vergunningen. Populaire salsazanger Willie Colon (gangster Rico) deed vooral mee voor de soundtrack.

En hoewel de film het goed deed, verdiende Lustig er geen cent aan. De producent ervan vluchtte in 1985 met het geld uit de VS. Door rechtszaken verloor Lustig er zelfs geld op.

Zo zijn er vast nog honderden gevallen. Je zou er bijna filmvigilant van worden.

 

9 mei 2021

 

Un Condé (1970)

 
Alle Camera Obscura

Archeologen die iets te diep graven

Archeologen die iets te diep graven

door Bob van der Sterre

L’etrusco uccide ancora ♦ Secret of the Inca’s ♦ El coyote emplumado

 

Dankzij films, games en boeken (zoals Lara Croft, Indiana Jones en The Mummy) leven we met de misvatting dat het beroep van archeoloog enorm spannend is. Best ironisch voor een van de saaiste beroepen ter wereld: graven, niet vinden, wel vinden, afstoffen, catalogiseren. Drie obscure films die het beroep ook al geen recht doen (want die films bestaan niet).

L’Etrusco uccide ancora oftewel The Dead Are Alive uit 1972 begint met serieus archeologiewerk. Draadjes spannen, een sensor uitrollen, een sonde laten dalen. Dan foto’s maken van een nieuwe Etruskische tombe.

Dode lichamen op Etruskische graven
De volgende dag liggen twee jonge mensen dood op (andere) Etruskische graven. Hun lichamen bebloed. Het meisje draagt schoentjes van de opera. Hun manier van liggen doet denken aan een van de foto’s van een muurschildering (sgraffito) in de tombe.

Een bont gezelschap heeft hier indirect mee te maken. Jason: de besnorde en bezonnebrilde projectleider, drinkt en heeft een psychiatrische geschiedenis. Dirigent Nikos Samarakis: leidt het orkest op dictatoriale wijze. Zijn vrouw Myra: had een affaire met Jason. Stephen: danshulp van het orkest. Bewaker Otello: molt dieren voor de lol. Leni Samarakis: officieel nooit gescheiden. En hun zoon en ladykiller Igor.

Meer lichamen worden gevonden. De politie vindt Jason verdacht omdat hij telkens in de buurt was. Waarom horen getuigen trouwens steeds een bepaalde opname van Verdi’s requiem?

De archeologie heeft een nuttige bijrol in de film. Vooral ruimtes vol oude Etruskische artefacten, die ook inderdaad in deze omgeving van Umbrië (Spoleto en Perugia) veel voorkomen.

Verder vooral veel heerlijke seventies onzin van regisseur Armando Crispino waar je op een onbedoelde manier kunt lachen. Een uitzinnige gay met poedels; een stoere alfaman met snor en pilotenzonnebril; een mensen hatende dirigent en zijn slaaf (‘Als je wilt dat ik je schoenen lik, doe ik dat’); een auto-achtervolging zonder enig nut voor het verhaal; hysterische flashback met uitbundige close-ups; en de typische giallo-opmerking ontbreekt niet (‘Het is vast het werk van een seksmaniak’).

Er is te weinig respect voor pulp. Het montagetempo ligt hier bijvoorbeeld erg hoog. Er zijn zoveel scènes in zo weinig tijd dat de montage soms genoopt werd tot (gedwongen) virtuoze overgangen tussen scènes. Daar kun je als beginnend filmer nog wat van leren, want hoeveel films zijn te traag voor woorden tegenwoordig?

En het wordt niet nog Europeser dan deze Duits-Italiaans-Joegoslavische productie, met acteurs uit al deze landen.

Inspiratiebron Indiana Jones
In The Secret of the Inca’s (1954) gaan we naar Cuzco in Peru. Harry Steele (Charlton Heston) is daar een soort combinatie van reisgids en oplichter. Het scheelt weinig of hij zou hier zelfs een crimineel zijn (alhoewel een vliegtuig stelen toch een vrij criminele daad is).

Tijdens zijn rondleidingen ontmoet hij de Roemeense Elena, steelt het vliegtuig van de Roemeense ambassademedewerker die naar haar op zoek is. Ze wil vluchten maar ze vliegen eerst naar Machu Picchu. Er is nog een enorme gouden plak nooit gevonden, weet Harry.

Toevallig zijn er net opgravingen op Machu Picchu. Maakt het vinden van de plak makkelijker. Alleen krijgen ze te maken met de onschuldige lokale bevolking en een dief waar Harry niet op had gerekend.

Een soort sarcastische oudoom van Indiana Jones, deze Harry Steele-rol van Charlton Heston. Vrouwen raken door de war door zijn combinatie van stoerheid en wittiness: ‘Als je je afvraagt hoe je gaat betalen zonder mijn gevoelens te kwetsen… vergeet het maar. Haal die biljetten er maar uit en begin te tellen.’ ‘Je bent niet timide hè.’ ‘Niet over geld. Geld zingt en ik hou van muziek.’

Het archeologische werk wordt hier gedaan door ene Moorehead. Hij opent de tombe en houdt zich netjes aan de spelregels. Dan zijn er nog de Andesbewoners, die in feite erfgenamen zijn van Machu Picchu, en toch aan projectleider Moorehead vragen: ‘Mag ik de tombe in om iets uit te zoeken, meneer Moorehead?’

The Secret of the Inca’s staat vooral bekend als inspiratiebron voor de Indiana Jones-films. Harry Steele draagt dezelfde leren jas, fedora, schoudertas, revolver. Je mist alleen de zweep. En de tombescène… Dit was de eerste keer dat Hollywood direct op een archeologische vindplaats filmde – iets wat deze film ook al gemeen heeft met Indiana Jones (Petra in The Last Crusade).

Toch is het een heel ander soort film. Indiana Jones is een actiekomedie, dit is een melodramatische romcom. Met een paar bonuspunten: zangeres Yma Sumac als Kori-Tica en een paar geestige dialogen. Wat minpunten ook: de Roemeense met een vet Frans accent (immers Franse actrice Nicole Mauray).

Wie heeft de echte coyote?
Van Peru door naar Mexico. In El coyote emplumado (1983) gaan de indianen María en opa Don Lupe naar Acapulco. Daar is een internationale archeologische conventie gaande. Zij willen daar hun regionale aardewerk showen.

Een bijzondere ‘coyote’ wordt geëxposeerd. Eentje die van 1.500 tot 850 voor Christus is gemaakt. De coyote is ‘enorm veel waard’, zegt archeoloog Villegas. Hij vermoedt dat bandieten het beeld willen stelen, verstopt het in een grote teddybeer en vraagt dan zijn oude vriend Don Lupo om een kopie te maken. Natuurlijk worden de kopieën en het origineel omgewisseld, en weet niemand meer wie de originele coyote heeft.

Aardig om te zien hoe de archeoloog enthousiast vertelt over de culturele waarde van het object: ‘De Mexicanen begrijpen er niets van, houden er niet van en interesseren zich er niet voor hun eigen cultuur.’

Verder is het vooral rennen en sjezen in deze als komedie bedoelde film. Het probleem is vooral dat het script niet echt grappig is. En nogal leunt op het gegeven van Ilf en Petrovs klassieke komische roman De Twaalf Stoelen. María moet alle kopers opsnorren en komt in allerlei kluchtige situaties terecht (parachute, zwembad, disco, hotel).

Wel boeiende beelden van de Mexicaanse cultuur begin jaren tachtig. De invasies van de Pizza Huts en Kentucky Fried Chickens beginnen. Ook het begin van de Mexicaanse georganiseerde misdaad. Die hier nog opereert met lachgas.

En ook frappant: María Elena Velasco die de hoofdrol van María speelt, regisseerde ook de film. De onhandige indiaanse vrouw met nasale stem lijkt op Mexploitation. Het doel was juist om de vooroordelen ten opzichte van indianen te laten zien. Dat doet ze ook met het (mannelijke) seksisme van de Mexicanen. Als de professor op het strand verlekkerd kijkt naar jonge vrouwen in bikini, kijkt María verlekkerd naar een groep mannelijke gewichtheffers.

María Elena Velasco’s typetje La India María wordt het meest succesvolle vrouwelijke filmkarakter in de Mexicaanse cinema genoemd. In de film Tonta, tonta, pero no tanto (1972) begon ze ermee en speelde het typetje in diverse tv-series en zestien films, waarvan ze er vijf zelf regisseerde. Ze overleed in 2015.

Er is ook een boek over La india María gepubliceerd. Het is even graven in de digitale bodems van het internet, maar dan vind je ook wat.

 

11 april 2021

 

El coyote emplumado

 
Alle Camera Obscura

Sport en misdaad

Sport en misdaad

door Bob van der Sterre

Delitto al circolo del tennis ♦ The Basketball Fix ♦ Pilkarski Poker

 

Geen duo dat je snel verwacht. Toch is er verwantschap. Denk bijvoorbeeld aan de film I, Tonya. Of aan matchfixing. Zijn er ook obscure voorbeelden?

In Delitto al circolo del tennis (1969) heeft Riccardo Dossi, een belangrijke zakenman, een affaire met een jonge vrouw, Benedetta. Zij is de dochter van een vriend van Riccardo. Allen weet hij een ding niet: dat zij bevriend is met Riccardo’s eigen dochter (Lilla) en háár vriend (tennisleraar Sandro). En dat zij drieën een smerig afpersingsplannetje hebben bekokstoofd met Benedetta in de hoofdrol.

Afpersing
Alle ellende begint bij een tenniswedstrijd van Riccardo. Bij de kledingruimte ziet hij Sandro een afpersingsbrief met foto’s in zijn zak stoppen. Sandro zegt ertoe gedwongen te zijn en hij wil Riccardo graag helpen. ‘Laten we de politie bellen!’ zegt hij als hij toch al weet dat Riccardo antwoordt: ‘Nee, ben je gek!’

Het gaat van kwaad tot erger als Riccardo het huis van de directeur van de tennisclub leent voor een date met Benedetta. Ze krijgt het opeens heet en sterft in Riccardo’s handen. Riccardo snelt naar zijn vakantiehuisje om daar depressief te zijn. ‘Zij hield van mij. Ik hield van haar.’

Benedetta’s dood was nep natuurlijk en de drie houden hem in de gaten vanuit een soort bunker. Ze persen hem af via de immer ‘hulpvaardige’ Sandro. Die stookt het vuurtje op: ‘Het is een misdaad, weet je, om een stoffelijk overschot te verbergen.’ De drie houden alleen geen rekening met het feit dat Riccardo houdt van wandelen en koekeloeren.

De film begint met prachtige sixtiesbeelden en fijne muziek. Plastic stoelen, gordijnreepjes, vette close-ups: we gaan er even goed voor zitten. Zoals andere critici al hebben aangekaart, ontvouwt zich daarna een kletsfilm zonder weerga. De boot van een soort Charade op zijn Italiaans is snel vertrokken, de boot voor uiterst langzame dialogen (inclusief uitzinnige close-ups) meert juist aan.

Pas bij het bizarre einde leeft het weer op. Wat een finale! De maffe soundtrack van Peter Chilton en Peter Smith zorgde er niet voor dat ze méér soundtracks gingen maken. Was dat jammer? Een goede vraag.

Basketballer
Méér sport en misdaad in The Basketball Fix (1951). Johnny Long is helemaal geen onaardige collegebasketballer. Integendeel: hij heeft talent. Sportschrijver Pete Ferreday koppelt hem aan coach Nat Becker. Zo deden ze dat vroeger.

Op een locatie waar hij bijverdient als zweminstructeur, ontmoet hij niet alleen Pat, een leuke dame, maar ook ‘zakenman’ Mike Taft. Die laatste weet wel hoe hij Johnny Long uit de geldzorgen moet krijgen: ‘Je krijgt 500 dollar voor als je wat punten mist.’ Shaving points in jargon.

Johnny bedankt maar het zaadje in zijn hoofd is geplant. Hij wil ook werk maken van zijn relatie, hoewel dat voor Pat niet eens nodig is: ‘Johnny… er zit geen prijskaartje op mijn hoofd.’ Hij twijfelt maar zijn vriend blijkt het ook te doen. ‘Het is niet alsof je de wedstrijd verliest, het gaat er alleen om dat je wat punten morst.’

Johnny gaat overstag en voor hij het weet is hij ‘een investering’ van Taft. Die beschermt die investering, zelfs als hij die zelfde basketballer moet laten afrossen. Het wordt een kwestie van nog een wedstrijd en dan nooit meer. Is dat een wedstrijd te veel?

Een basketbal-noir? De film noir-saus is in elk geval onmiskenbaar aanwezig: de gekwelde held, de karakteristieke voice-over en gangsters met regenjassen. Als dat al niet frappant is, zijn dat wel de compleet blanke basketbalteams; de erg uitbundige glimlach van Pat; de wallen onder de ogen van John Ireland; de moddervette moraal (‘Ga niet in zee met matchfixers’).

De film is verder redelijk voorspelbaar afgezien van een running joke: het karakter Lily (Hazel Brooks) dat alsmaar over astrologie begint. ‘Ik ben niet moeilijk, ik ben waterman.’ ‘Pardon?’ ‘Ik ben onder de vis geboren.’ ‘Oh.’ Zij is hier de komische noot, maar eentje die weinig geluid maakt.

Polen in 1989
In de Poolse film Pilkarski Poker (1989) zien we in feite hetzelfde gebeuren. Deze directeurs van Poolse voetbalclubs pakken het alleen wat grondiger aan dan Mike Taft. Via scheidsrechters bepalen ze uitslagen in de hele competitie. Een soort voetbalkartel.

Ze toosten op hun wanstaltige onderneming, waarbij scheidsrechters omgekocht worden met prostituees, wodka en geld. Wedstrijden worden meer op de tribunes en in vage hotels, bars en striptenten beslist dan op het veld.

Hun favoriete kop-van-jut is de naïeve scheidsrechter Jan Laguna (rol van Janusz Gajos, bekend van Trois couleurs: Blanc van Krzysztof Kieślowski). Iedereen neemt zijn moment om hem te manipuleren. Zelfs vriendin Irena.

Op zeker moment krijgt Jan in de gaten dat er iets vreemds gaande is. Uiteraard is hij net de scheidsrechter van een belangrijke wedstrijd. Wat beslist hij als een jonge speler die scoorde hem met pure voetbalogen aankijkt?

Je raakt nooit uitgekeken op de Poolse cinema van de jaren zeventig en tachtig. Al die uitstekende films, goed presterende acteurs, scripts die je verbazen en fraaie cameravoeringen. Voor deze film kreeg regisseur Janusz Zaorski zelfs echte voetballers zo gek om mee te doen en het verhaal is tamelijk spottend en volks en zal wel in Polen een bepaalde snaar hebben geraakt.

Het aardige van deze film is het portret van het Polen van 1989, dus tijdens het jaar dat de Berlijnse Muur viel (op 4 juni van dat jaar won Solidarność de verkiezingen). Een ‘provinciaal Polen’ nog volgens Zaorski, met ranzige trekjes. Zoals de man die in een bar in een teug een een achtergelaten glas wodka soldaat maakt. De asociale familie. De lompe stripbar. Seks in een auto op een parkeerplaats (je moet toch wat doen als je de tijd moet doden).

1989 was geen gelukkig moment om een film uit te brengen in Polen en de film liep z’n publiek mis. In 1993 werd de film ineens weer populair toen Legia Warszawa het kampioenschap werd ontnomen. Bij ieder nieuw schandaal piekte de aandacht voor de film. Zoals toen in 2005 het Poolse voetbal werd opgeschrikt door een serieus corruptieschandaal.

Pilkarski Poker is intussen een cultfilm geworden, vertelt regisseur Janusz Zaorski in een interview. ‘Er zijn weinig wedstrijden en goals. Wel veel achterkamertjes, kantoren van presidenten, geheime vergaderingen. In principe is dit een misdaadfilm.’

Een vervolg kwam er nooit van, tot spijt van Zaorski. Helemaal zonde in een tijd dat wedkantoren bijna op ieder voetbalshirt te zien zijn, en matchfixing een groter probleem is dan ooit.

 

13 maart 2021

 

Pilkarski Poker

Alle Camera Obscura

Acteurs in de hoofdrol

Acteurs in de hoofdrol

door Bob van der Sterre

The Shipwrecker ♦ Gypsy ♦ Rhinoceros

 

Hoezo acteurs in de hoofdrol? Hebben ze niet altijd de hoofdrol? Soms gaan films echt over de acteurs zelf. Zoals Being John Malkovich en The Congress (Robin Wright). De drie hieronder waren ook nog eens slachtoffers van McCarthy en de zijnen in de jaren vijftig.

In de Duitse film The Shipwrecker uit 1975 is Sterling Hayden de hoofdpersoon. De film speelt zijn kleurrijke geschiedenis na. Groot geworden in de scheepvaart. Daarna oorlog. Vocht naast de partizanen in Joegoslavië. Keerde terug als oorlogsheld. Interesse in de Joegoslavische politiek. Sloot zich aan bij de communisten.

Sterling Hayden-obsessie
Hollywood. Asphalt Jungle. Meer films. En dan, onvermijdelijk: de McCarthy-processen. Oftewel het comité dat ‘on-Amerikaanse praktijken’ onderzocht en (te) linkse acteurs werkloos maakte. Die processen vormen een ommekeer in Haydens leven. Hij moet namen geven, worstelt ermee, veracht zichzelf, eindigt depressief bij de psycholoog.

In de film zien we Sterling Hayden zelf niet. Zijn rol wordt gespeeld door drie andere acteurs. Alles in het Duits. Ondertussen vertelt een rondwandelende man een kleine biografie over Sterling.

Heel vaak denk je bij zulke films: hoe kom je op dit idee, hoe kom je aan het geld om het te maken en voor wie is het bedoeld? Regisseur Wolf Eckart Buhler kun je wel een Hayden-obsessie toeschrijven: hij maakte in 1983 nóg een film over Hayden, de documentaire Pharos of Chaos. Twee uur onsamenhangende interviews met Sterling Hayden op een aak in Besançon (want hij voer later in zijn leven alleen nog maar rond), waarbij Hayden permanent dronken en/of stoned was. Een bizarre kijkervaring.

De reden (vermoedelijk) van de film: er is een link met Duitsland. Links/rechts spelen in de Duitse geschiedenis ook een grote rol – zeker in die jaren. Jammer genoeg is de film niet zo spannend. Dit is een degelijke (en iets te langdradige) Duitse productie. Dat maakt het ook wel maf want met de VS of Sterling Hayden heeft het allemaal weinig te maken.

Musical over danseres
Niet alleen mannen vonden ze gevaarlijk bij de McCarthy-processen. Eigengereide vrouwen met ‘gevaarlijke’ linkse sympathieën ook. Bijvoorbeeld de burleske danseres Gypsy Rose Lee. Zij was met afstand de meest beroemde burleskedanseres in haar tijd.

Gypsy Rose Lee schreef een autobiografie over haar leven: Gypsy, dat met haar hulp werd verbroadwayd en in 1962 verfilmd. De film toont in musicalvorm haar leven. Dat begint met haar moeders passie voor toneel en vaudeville. ‘Ik wil dat de meisjes een leuk leven kunnen leiden, kunnen rondreizen, wat ik ook altijd had willen doen.’ Is dat de droom van moeder of van de kinderen? Dat boeit haar niet zo.

Van de twee dochters (June en Louise) heeft alleen June echt talent voor het toneel. Maar die kiest voor haar eigen burgerlijke leven. Louise (Natalie Wood) moet de dromen voor moeder waarmaken. Een probleem: er is geen vraag meer naar vaudeville. Zo rollen ze het wereldje in van burlesketheater. Louise ziet er zelf wel de lol van in.

Lekker romantisch genieten van het brave verhaal met sfeer inkoppende musicalliedjes en theateroptredens! De film draait op de acteerpower van Rosalind Russell als moeder (bekend van His Girl Friday). Een vrouwenfilm bovendien, mannen hebben alleen bijrollen.

Met de werkelijkheid had deze film weinig te maken. Rose Lee had zelf al veel verzonnen (zoals het karakter Herbie). Tegelijk was de film ook wel gekuist. Je mist veel interessants. Bijvoorbeeld dat ze een humoristische stripteasestijl had bedacht, affaires had met een aantal beroemdheden (zoals Otto Preminger, vader van haar zoon Erik), kunstwerken cadeau kreeg van bewonderaars (Picasso, Miró en Max Ernst), worstelde met haar hebberige moeder, en haar eigen talkshow kreeg. Daarnaast had ze een uitgesproken linkse politieke mening (ze bezocht meetings van het Communist United Front) en kwam daardoor op de zwarte lijst van McCarthy. Rose Lee was zelf ook niet zo tevreden over de film.

Een geestige en zelfstandige vrouw die dingen zei als: Men aren’t attracted to me by my mind. They’re attracted by what I don’t mind. Er ligt trouwens nog steeds een kans om een remake te maken van haar smeuïge detective uit 1943 (The G-String Murders). Waar wachten de mensen in Hollywood op!

Zero Mostel
Ongeveer tien jaar later (1974) werd Rhinoceros gemaakt. Daarin zien we dat John en Stanley voor lunch hebben afgesproken in een restaurant. Dandy John probeert de drinkende Stanley op te voeden. ‘Ik weeg meer dan jij maar ik voel me zo licht als een veertje.’

Opeens is er herrie buiten. Een rinoceros dendert door de wijk. Stanley is de enige die niet gaat kijken. John verwijt hem apathie. ‘Een rinoceros rent over straat en je knippert niet eens met je ogen. De misdaad van de tijd waarin we leven!!’

Een paar dagen later gaat Stanley naar werk. Daar komt ‘meneer Bingham’ binnen als een rinoceros en sloopt het kantoor. ‘De ergste tijd om meneer Bingham te verliezen. Net voor de belastingen.’ De een na de andere persoon verandert in een rinoceros.

Rhinoceros (naar het toneelstuk van Eugène Ionesco) is geen eenvoudige film om te zien. Je moet hardcore van absurdisme houden om dit te waarderen. Een logisch verhaal is er niet. De film is op zijn mafst als Zero Mostel langzaam van een dandy in een rinoceros verandert. Hij speelde deze rol al talloze keren op Broadway en was dus goed ingespeeld. Vandaar ook de scherpe dialogen met toneelkwaliteiten: ‘Doe eens wat aan cultuur! Heb je wel eens een toneelstuk gezien van Eugène Ionesco?’

Geen biografie van Zero Mostel natuurlijk, maar er is toch wel een link. Want Mostel was juist zo aan het theater verbonden geraakt omdat hij werkloos was geworden als filmacteur in de jaren vijftig en begin jaren zestig. Uiteraard weer door die McCarthy-processen. Anders dan Sterling Hayden noemden hij geen namen en bespotte hij het comité met hun ‘waarheidsvinding’.

Met het winnen van een toneelprijs voor zijn rol in Fiddler on the Roof halverwege de jaren zestig eindigde zijn paria-status in Hollywood. Daarna domineerde hij met zijn bijrollen zowat alle films waarin hij speelde… The Producers, A funny thing happened on the way to the forum, Fiddler on the Roof, The Front en dus Rhinoceros. Zijn theatrale bewegingen, mimiek en stem waren goud waard voor comedy.

Zijn strijd met zijn vervolgers past helemaal bij het thema van deze film: als de massa te groot wordt, verplettert die jouw individualiteit. Zo werden hij, Sterling Hayden en Rose Lee verpletterd door de rinocerossen van hun tijd. En zo waren er velen met hen!

 

16 februari 2021

 

Gypsy

 
Alle Camera Obscura

80’s kitsch!

80’s kitsch!

door Bob van der Sterre

Hard Ticket to Hawaii ♦ Night of the Comet ♦ Mauvais Sang

 

Geen decennium in de twintigste eeuw wist zijn kitsch zo goed uit te buiten als de jaren tachtig. De verwijzingen naar die tijd zijn nu ook alom (denk aan Kung Fury, Gareth Marengi, Wonder Woman 1984), maar de jarentachtigkitsch is veelzijdiger dan je had gedacht.

In Hard Ticket to Hawaii (1987) kijken we naar twee zeer luchtig geklede dames van Molokai Cargo (waarvan een ook nog voor de geheime dienst werkt). Op een dag stuurt een maffiabaas een mini-helikopter naar het eiland. Daarin: een doosje met diamanten. Twee DEA-agenten worden vermoord. Een besmette slang ontsnapt.

De beste B-film aller tijden
De dames veroveren de diamanten maar moeten ze al snel uit handen geven. De criminelen en smokkelaars hebben weinig moeite met moorden. Dat betekent dat het oorlog wordt op dit eiland. Echt haast hebben de agenten daarbij niet. Er is altijd tijd voor seks en surfen.

Wie bij het horen van de naam Andy Sidaris begrijpelijk knikt, moet wel houden van pulp en cult. Waarom anders zou je Sidaris-films kijken? Malibu Express in 1985, deze in 1987, Picasso Trigger in 1988, Savage Beach in 1989, Gun in 1990 (en hij ging door tot 1998).

Normaal zeg je dat iemand iets goed fout doet, maar Sidaris deed het fout goed. Hard Ticket to Hawaii is de guilty pleasure van elke 80’s kitschfanaat. Rondborstige vrouwen die in de jacuzzi springen want ‘daar kan ik beter nadenken’. Een toxische slang (inclusief de arm in de slang). Frisbee met scheermesjes. Het toppunt: een huurmoordenaar al schietend op een skateboard met een sekspop in zijn handen. Die moet je gezien hebben om te geloven. Voeg daarbij dialogen van het niveau The Room: ‘De droom van de een, is de lunch van een ander.’

En dat met de zéér tijdsgebonden muziek van Gary Stockdale. Geen parodie, hoewel je dat misschien wel denkt als je naar deze score luistert, een soort waterige blend van Phil Collins en Tina Turner.

Toch moet de kliek rondom Andy Sidaris en zijn vrouw producer Arlene Sidaris het gezellig hebben gehad. Ten eerste zijn al deze films een soort vervolgverhaal (ze wijzen in deze film naar de filmposter van Malibu Express). Dona Speir speelde bijvoorbeeld zeven keer Donna, Hope Marie Carlton drie keer Taryn, Cynthia Brimhall zes keer Edy. En Rodrigo Obregon – de man die hier niet aan truien doet – speelde vijf keer in verschillende rollen.

Speir was permanent dronken in deze film maar kreeg toch een herkansing van Arlene Sidaris en liet die niet liggen. Zo’n soort familie was het. Liefhebbers noemen deze film zelfs Sidaris’ meesterwerk. Hijzelf overleed in 2007 en maakte niet meer mee dat de film in 2014 ‘de beste B-film aller tijden’ werd genoemd.

Parodie in de film zelf
In Night of the Comet uit 1984 draait het niet om een komeet, niet om zombies en niet om het last-man-standing-thema… Dat moet je er duidelijk bij zeggen omdat er een komeet valt, zombies rondlopen en een aantal mensen de laatsten op aarde zijn.

Als de komeet op aarde knalt, verpulvert men in zand. Behalve de mensen die waren beschermd door staal. Zoals de twee ‘valley girls’. Anderen waren half beschermd en raken langzaam hun mens-zijn kwijt. Zoals de bende in een warenhuis. En een groep wetenschappers. Die laatste probeert de overlevenden op te sporen om ze te ontdoen van hun bloed, dat ze nodig hebben om te blijven leven.

Vergis je niet: Night of the Comet heeft van dat acteerwerk en die dialogen die aan Ed Wood doen denken. ‘Who wants to eat a dead cat?’ ‘Beats the hell out of me!’ De totale nonchalance over de hoeveelheid doden in deze wereld. De maquettes… Het budget voor de film was niet veel. Vandaar dat de schitterende zin over een weigerend wapen: “See that’s the problem with these things, Daddy would have gotten us uzi’s,” echt geïmproviseerd is.

De kracht van de cultfilm van Thom Eberhardt is dat de 80’s al geparodieerd lijken te worden in de film zelf. Haar: 80’s kitsch op zijn best. Muziek: de film is een 80’s playlist met een film eronder. Kleding: kauwgom kauwende cheerleader en man die mouwen van jasje opstroopt. Een soort foto-opname van de kitsch van dat moment. Iemand zei over de film: ‘Het loopt niet voor op zijn tijd, maar ook niet achter.’

Je ziet hier overal de roze, rode en paarse neon-tl-buizen die je associeert met hedendaagse parodieën op de 80’s films. De badkamer, radiostudio en het warenhuis zijn grandioze 80’s locaties.

En de maatschappijkritiek kan natuurlijk niet missen. Denk aan details als de foto van de Kennedy’s die ergens van de muur valt, of de sneer naar ‘een denktank’ die een winkelcentrum een monument van consumentisme noemt. 80’s kitsch met maatschappijkritiek!

Pretentieus en poëtisch jasje
Van weer een heel andere slag is Mauvais Sang (1986). Deze film van Leos Carax is de artistieke broeder in de 80’s kitsch-familie, maar in een pretentieus en poëtisch jasje.

Alex doet een crimineel klusje van de ex-zakenpartner van zijn overleden vader. Die man, Marc, heeft mot met ‘de Amerikaanse’, een oudere vrouw. Ondertussen ontmoet hij zielsverwant Anne en wordt hoteldebotel.

Mauvais Sang is een van de bekendste voorbeelden van de 80’s stroming cinéma du look. Dus veel stijl, kleur, armoedige karakters, beklemmende liefdes. Met met name een passage bleek memorabel: als je plotseling Modern Times van David Bowie hoort en Alex op een uitzinnige manier over straat loopt en rent.

De film is een soort intellectuele legpuzzel. Met veel stukjes te leggen. Het vaak vreemde acteerwerk (Juliette Binoche, Denis Lavant), de artistieke shots (mensen van achteren gefilmd, soms half in beeld), de opvallende kleuren (rood en blauw), de overdadige belichting (met veel schaduwen), de muziek (David Bowie, Serge Reggiani, Prokofjev), de symboliek (de kruisen, de dubbelgangers), de voice-overs.

Veel boeiend beeld, maar emotioneel raakt er niet veel. Leos Carax was rond de 25 toen hij deze film maakte (zijn tweede). En dat zie je hier ook terug: een eigenzinnig talent dat zich erg graag wil bewijzen. Dat gaat wel een beetje ten koste aan de karakters en het verhaal, die nu weinig voorstellen, en dat laat de film leeg aanvoelen.

Pretentieuze kitsch of een meesterwerk? Iedereen zal hier een andere mening over hebben. Maar Cinéma du look bewijst opnieuw dat 80’s kitsch veelzijdiger is dan je denkt.

 

12 januari 2021

 

Hard Ticket to Hawaii

 
Alle Camera Obscura

Hitchcock op de hielen

Hitchcock op de hielen

door Bob van der Sterre

Secret Defense ♦ Julie Darling ♦ Vivement Dimanche!

 

Hitchcock is al veertig jaar dood, maar zijn naam blijft doorleven. In hoeveel recensies wordt zijn naam nog wekelijks genoemd? De meester van de suspense kende zelf grote bewondering voor Henri-Georges Clouzot (Le Corbeau en Les diaboliques) maar kende zelf ook vele bewonderaars.

In Secret Defense uit 1998 duurt het heel lang voor de film op gang komt. Wat wil je, met een film van 2 uur en 45 minuten. We zien hele treinritten, acties in het laboratorium, mensen die voor zich uit staren.

Prettig traag
In dit rechttoe rechtaan verhaal komt Paul ineens binnen bij Sylvie. Hij heeft een foto. Oude bekende Walser staat daar op de achtergrond. Op de voorgrond: hun vader, vlak voordat hij vermoord wordt.

Sylvie en Paul willen uitzoeken hoe het zit. Aangezien Paul met een pistool op pad wil, gaat Sylvie net iets eerder. Ze schiet toch iemand neer, maar niet Walser. Wel zijn secretaresse die hem probeert te verdedigen.

Het verhaal loopt niet over van logica maar wel aardig is het prettige trage tempo voor een film uit 1998. In dezelfde tijd van Oliver Stones Natural Born Killers kwam ook deze slow cinema uit – lang voordat het een rage zou worden met series op Netflix.

Het suspensescript is van Pascal Bonitzer, die zelf ook wat films heeft geregisseerd, die meestal niet echt boven het gemiddelde uitsteken als je eerlijk moet zijn. Dit script – hij is een veelschrijver – kwam terecht bij Jacques Rivette, die de nouvelle vague kickstartte met Paris Nous Appartient (1961).

Hier en daar zijn er nog glimpen van die films te zien. Zoals de gek verlopende telefoongesprekken of hoe ongewoon relaxed iedereen is. Na een bekentenis van een moord, is iedereen twee tellen later alweer cool. Wel iets té cool voor Hitchcock, denk ik.

Hoofdrolspeelster Sandrine Bonnaire is veel in beeld (vooral moeilijk kijkend) maar Jerzy Radziwilowicz (Man of Marble en Man of Iron) alias Walser steelt de show.

Liefde voor paps
Hitchcock hield wel van gewaagde onderwerpen maar ik denk dat hij de onderwerpen in Julie Darling (1982) ook wel iets te gewaagd zou vinden: aanranding, incest, seks, moordende kinderen. Desalniettemin is de film duidelijk gemaakt in de geest van Hitchchock.

Julie aanschouwt op een dag hoe haar moeder (die haar lievelingsslang wegdeed) aangerand wordt door een boodschapjes afleverende jongeman. Ze heeft de gast op de korrel (immers de VS, iedereen loopt rond met wapens) maar doet niets. Haar moeder laat ze verongelukken en de jongeman ermee wegkomen.

Reden: haar te heftige liefde voor paps. Die zelf ook iets te lief is. ‘Pa, mag ik in je bed slapen?’ ‘Natuurlijk meisje!’

Later aanschouwt ze zichzelf als hij de liefde bedrijft met een nieuwe vrouw. Julie is vastbesloten dat zij de enige darling blijft van haar vader.

Deze thriller is best merkwaardig in zijn kwaadaardigheid. Fles in kruis van een man, aanranding, dubbelloops jachtgeweer… Een verbijsterende scène is als ze zichzelf in bed ziet vrijen met haar vader. Naast incest, biedt de film seks en politieke incorrectheid, maar niets op het gebied van stijl. Dat deed Hitchcock honderd keer beter.

De film scoort punten door de ijzige blik van dit horrorkind (rol van Isabelle Mejias). Ze weet zelfs de rol van de aanrander in haar schaduw te stellen. Mejias is een mysterieuze actrice die doorbrak in een Franse feministische softseksfilm (Le roi des cons), zelf twee films regisseerde én figureerde in Porky’s-kloons als State Park en Meatballs 2. Anthony Franciosa kennen we nog uit Dario Argento’s Tenebre. (Te toevallig om hier niet te noemen: beide hoofdpersonen speelden in afleveringen van de serie Alfred Hitchcock presents.)

Eerbetoon Truffaut
The Master of Suspense kende veel Franse bewonderaars. Zoals ‘de Franse Hitchcock’, Claude Chabrol, maar ook François Truffaut. Die maakte met de laatste film uit zijn leven in 1983 (een jaar later zou hij overlijden) een eerbetoon aan Hitchcock: Vivement Dimanche!.

Huizenverkoper Julien Vercel is net op jacht op dezelfde plek waar ene Massoulier vermoord wordt. Dezelfde avond, als hij terugkeert van het politiebureau, is zijn vrouw ook vermoord. Die had een affaire met Massoulier.

Zijn secretaresse gelooft in Vercels onschuld. Samen proberen ze te begrijpen wat er gebeurd is. Ze houden mensen in de gaten en sluipen kamers binnen. Dat is gevaarlijk. Want er is een connectie met een prostitutienetwerk.

Truffaut was groot kenner en liefhebber van het werk van Hitchcock. Hij schreef hem ooit een brief over die bewondering. Dat leidde tot een beroemde ontmoeting in 1962, waarbij Truffaut Hitchcock uithoorde over zijn films. Dát leidde tot een boek in 1966. En dát leidde tot een documentaire in 2015.

Dus vandaar de keuze voor zwart-wit én de look and feel van een klassieke film (jaren zestig), hoewel moderne dingen niet worden gemeden, zoals een telex of een digitaal horloge. Net als bij Hitchcock zie je hier ook wat man-vrouw-humor (grappige dialoog bijvoorbeeld als hij haar de wapen uit haar hand slaat én haar gelijk geeft).

En dan nog citaten uit Hitchcocks werk: de klap met het beeld (hier de Eiffeltoren), telefoon in een streep maanlicht, de autoscène, de kus in de portiek (‘Heb ik wel eens in een film gezien’), het gevecht in de kamer (van buitenaf gezien), de vrouw met mes in de rug die in de handen van een vreemde valt… Zelfs grappen over blondines (knipoog naar Hitchcock-actrices als Grace Kelly, Ingrid Bergman, Kim Novak). De hoeren zijn allemaal blond (‘Niemand wil met een brunette’) en de kersverse blonde secretaresse is ondanks haar tikken met een vinger goed genoeg (‘De baas houdt van blondines’).

Anders dan Hitchcock noemt zelden iemand Truffaut als lichtend voorbeeld. Toch is zijn lichtvoetige filmstijl een verademing om te zien. Deze film is gebaseerd op een Amerikaanse hard-boiled detective, ‘maar de dialogen en de humor zijn typisch Frans’, zei Truffaut.

Fanny Ardant (toenmalige vrouw van Truffaut) is in zijn handen ook voortreffelijk als secretaresse Barbara. Ze toont veel acteerplezier. Jean-Louis Trintignant is degelijk als Vercel. Hij speelde ook een rol die aanvankelijk was bedoeld voor Patrick Dewaere. Die had net zelfmoord gepleegd. Over Dewaeres zelfmoord had Hitchcock vast een mooie film hebben kunnen maken (‘A shocking, inexplicable end to friends, fans and family alike’ volgens zijn biografie) maar de meester van suspense was toen zelf al twee jaar dood.

Wie er niet genoeg van kan krijgen… bekijk de masterclass van de master of suspense zelf.

 

15 december 2020

 

Vivement Dimanche!

 
Alle Camera Obscura

Nationalisten in vroegere tijden

Nationalisten in vroegere tijden

door Bob van der Sterre

Der Schweizermacher ♦ The Ugly American ♦ Before the Rain

 

Nationalisme. En dan niet als pure propaganda (Über Alles in der Welt, Braveheart, Patriot Games) maar films over het onderwerp.

In Der Schweizermacher (1979) volgen we de heer Bodmer, een rechtlijnige Zwitserse ambtenaar, die moet helpen bij aanvragers van de Zwitserse nationaliteit. Met een collega bezoekt hij huizen en checkt of de bewoners wel Zwitsers genoeg zijn.

Ook Zwitsers moeten zich aanpassen
Bodmer is een kritische speurneus. Grimaldi, mevrouw Vukovic en dokter Starke worden kritisch bevraagd. Zijn er geen herinneringen meer aan het vaderland in het huis? Zijn ze niet aangesloten bij ‘verkeerde’ politieke partijen? Kijken ze wel in hun achteruitkijkspiegel? En hebben ze spaargeld? Hij luistert zelfs hun taallessen af. En roept dingen als: ‘Als ze geen spaargeld hebben, is alles voorbij voor de aanvrager.’

Bodmer heeft ook een ondergeschikte, Fischer. Die een stuk relaxter denkt over het werk. Hij krijgt zelfs een verhouding met een van de aanvragers, een danseres genaamd mevrouw Vakulic. Hij vermaakt zich prima in haar culturele gezelschap. ‘Ik ben een Zwitsermaker!’, roept hij uit als hij zijn beroep beschrijft. De twee moeten vermoedelijk de twee uitersten aan de pool van een Zwitser voorstellen.

Makkelijk is het Zwitser worden niet. Al zegt een baas zelfs dat zijn personeelslid een betere Zwitser is dan echte Zwitsers, toch lukt het hem niet om de ambtenaar te overtuigen. ‘Vrolijkheid zet geen zoden aan de dijk. Aanpassen moet hij zich!’

Het ontbreekt altijd ergens aan een stukje Zwitsersheid. De kaasfondue gaat niet goed, ze doen aan kunst (faux pas), ze vergeten het knipperlicht te gebruiken. Of, nog erger, ze komen niet op tijd.

De film is een beetje te traag om voor kijkers in 2020 nog te kunnen swingen, maar het nog steeds actuele thema wordt hier goed aangepakt. De hoofdrollen (met name Walo Luond als Bodmer) zijn prima ingevuld. Dus best een geestige film van Rolf Lyssy, van wie ongetwijfeld niemand eerder gehoord heeft, maar die meer films maakte over Zwitserse cultuur, zoals Leo Sonnyboy en Kassettenliebe.

Golf van geweld
In The Ugly American (1963) gaat het om nationalisten in een verzonnen Oost-Aziatisch land, Sarkhan. Marlon Brando – alias MacWhite – wordt daar ambassadeur.

MacWhite kent de leider van die nationalistische opstandelingen, Deong, uit de oorlog. Toen streden ze samen tegen de Japanse bezetter. Nu staan ze tegenover elkaar. Deong houdt speeches als ‘Sarkhan voor de Sarkhanezen!’ en de kersverse ambassadeur (voorheen olijke journalist) verdedigt zijn conservatieve regering.

Extreme nationalisten (herkenbaar aan witte bandana’s) ontvangen MacWhite met veel agressie op het vliegveld. Maar Deong en MacWhite zijn vrienden. Toch? In een lang en alcoholisch gesprek proberen ze de lucht te klaren. Maar het enige wat geklaard wordt, zijn de verschillen. ‘Je hebt ons gebruikt, verraden, verlaten voor tirannen.’ ‘Als we dankzij een dictator de vrije wereld vrij houden, dan steunen we die.’

Niet veel later komt het land terecht in een golf van geweld.

Nationalisten zijn hier een soort integere figuren die alleen maar hun land voor zichzelf willen. Toch hebben ook deze integere nationalisten een eenvoudige kijk op zaken: geweld is de oplossing.

Zeker geen feilloze film. Weinig vernieuwingsdrang. Dit materiaal maakte zelfs Brando een beetje saai.

Het voornaamste dat The Ugly American voor elkaar krijgt, is dat het een film is van vóór de Vietnamoorlog over de Vietnamoorlog. ‘Als we Sarkhan verliezen, verliezen we heel Zuid-Oost Azië.’ Dat is te frappant om niet te melden, terwijl, nóg frappanter, deze film in 1965 praktisch echt plaatsvond in Indonesië. Met Soekarno en de toenmalige Amerikaanse ambassadeur in de hoofdrollen. Nóg frappanter (kan dat?) is dat de acteur Kukrit Pramoj, die Deong speelt, later écht de leider van Thailand zou worden.

Ruzie op de Balkan
Bij films over nationalisme kan Joegoslavië niet ontbreken. Er zijn diverse films over de burgeroorlog gemaakt maar Before the Rain (1994) is een van de beste. Bovendien gemaakt in die tijd.

De avond voor een regenbui. De zeer orthodox-religieuze Kiril vindt dan ineens een Albanees meisje in bed. Ze is op de vlucht. Voor zijn volk. Wat moet de jonge monnik doen, die zich bovendien meteen tot haar aangetrokken voelt? Verraden of beschermen?

Een lastige keuze als nationalistische bandieten achter haar aan zitten en de reli-vaders liever de lieve vrede bewaren. Liefde overwint en ze gaan samen op pad… tot ze haar familie tegenkomen. Die waarderen het weer niet zo dat ze met een orthodox-gelovige gaat. Met zoveel religiestress ligt drama op de loer.

Daarna Londen. Bladdesigner Anne heeft een affaire met Aleksander, een Macedonische fotograaf, Pulitzerprijswinnaar, en merkt dat de Joegoslavische oorlog dichtbij komt als een klant en een ober met elkaar ruziën, waar zij zit met haar man om over scheiding te praten. Het loopt uit de hand: de ruzie op de Balkan komt ineens het chique Londense restaurant binnen.

Wie de Joegoslavische geschiedenis kent, weet hoeveel herhaling erin voorkomt. Alleen net even anders. Hoe passend is het dan dat M.C. Escher een van de inspiratiebronnen van dit script was. Before the Rain heeft ook geen kloppende tijdlijn. De drie verhalen lopen in elkaar over als een Eschertekening. Anne ziet bijvoorbeeld de foto’s van dat meisje maar dat speelde zich erna af, blijkt uit het bezoek van Aleksander.

Ingenieuze film dus die in het dramagenre eigenlijk alles goed doet. Mede dankzij sterk spel van Rade Serbedzija en Katrin Cartlidge (jong overleden in 2002), die samen een cv hebben waar de meeste acteurs alleen maar van dromen: Breaking the Waves, Naked, Career Girls, Eyes Wide Shut, Snatch, Batman

Leuke quizvraag: hoeveel films over Noord-Macedonië zijn er überhaupt gemaakt? Deze arthousefilm was nog best een kraker in 1994, inzending voor de buitenlandse Oscars, louter goede kritieken, maar nu toch ook wel enigszins vergeten, hoewel het in de Criterionreeks is uitgebracht.

Toch een behoorlijke prestatie voor een debuut. Want dat was het, van regisseur Milcho Manchevski, die later nog een paar aardige films maakte (en zelfs een episode van The Wire regisseerde), maar nooit meer zijn debuut overtrof. Dat bleef dit fraaie staaltje artistiek nationalisme.

 

14 november 2020

 

 

Alle Camera Obscura

Whodunnits en whodiddits

Whodunnits en whodiddits

door Bob van der Sterre

Komisario Palmun erehdys ♦ Who killed Mary What’sername? ♦ Sette note in Nero


Wie heeft het gedaan? De butler natuurlijk! Toppers in het genre zijn Gosford Park en Murder by Death. Toch leuk om de geschiedenis in te duiken en een paar obscure varianten te vinden.

In Komisario Palmun erehdys (1960) zien we dat de vervelende Finse dandytycoon Bruno Rygseck overleden is in zijn huis. Daarbij aanwezig: vrouw, moeder en vrienden. En een butler die eerst alles schoonmaakt en dan pas de politie belt.

De beerput gaat open
Commissaris Palmu komt langs met zijn gevolg (drie man). Via opmerkingen van de laatste getuigen (een groepje van zes feestgangers) krijgt hij in flashbacks een beeld van wat zich afgespeeld heeft. Hij hoort de verhalen van Eerik Vaara, Aimo en Aira aan over de mysterieuze ‘moord’.

Een beerput gaat open. Bruno gleed volgens hen uit over een stuk zeep in zijn zwembadje en verdronk. Wel erg toevallig. Schrijver KV Laihonen die met de flirterige Vanne in de kelder wordt aangetroffen. De drinkgelagen en ‘vreselijke misdaden’ die voor een weddenschap werden besproken. Bruno blijkt verzamelaar van naaktfoto’s. Een vergiftigde kat. Bruno die de schulden van zijn broer wel wil wegdenken als diens vrouw AIra hem ‘s avonds bezoekt. ‘Het blijft tussen ons wat er is gebeurd.’

De commissaris blijft doorvragen – ook al wordt het Fins gezellig met veel drank en eten. En dan sterft Bruno’s vrouw ook nog. Een verdachte blijft over. Maar wie is dat?

Best goede film. Hier en daar (vrij weinig) zijn er verrassende, intuïtieve camerabewegingen. Soms wat humor. Het tempo ligt hoog en Joel Rinne is vermakelijk als commissaris Palmu. De liefhebber van het genre wordt verwend.

Er bestaan meer films van Matti Kassila met inspecteur Palmu en Joel Rinne. Allemaal uit de jaren zestig en allemaal goede beoordelingen. Als filmsnobs ze nou maar serieus genoeg nemen, krijgen we misschien nog eens een Criterionuitgave.

Zelf maar detective spelen
In Who killed Mary What’sername? of te wel Death of a Hooker (1971) is de moord op een prostitué de whodunnit. Mickey Isidore ziet dat de politie niets doet. Hij gaat zelf detective spelen. Vraagt na bij getuigen, zoekt ongure types op die misschien betrokken zijn. Hij is ex-bokser en slaat van zich af als het moet. En dat moet ook. Het is een foute buurt.

Waarom ie het doet? ‘Ik groeide op in een buurt als deze en had hier ook terecht kunnen komen.’ Eigenlijk legt de filmslogan het nog het beste uit: ‘Somebody just murdered your friendly neighbourhood hooker’.

Nu is hij rijk maar heeft ook diabetes. Zijn dochter, Della, wordt in het verhaal meegezogen. In plaats van hem terechtwijzen, wat je in veel scripts ziet, helpt ze hem mee.

Er zijn wel wat aanwijzingen voor de moord op deze Mary DeNapoli. Een jongen maakt een film over hoeren: ‘Ik hou van dingen die echt zijn.’ En gaat om met Della. Daarnaast is er een bende. Een man met een bril, Bolting. ‘Hoe heb ik die chick vermoord? Mes of een kernwapen!’ En een groep oude vrouwtjes.

Best een aardig moordmysterie van Ernie Pintoff. Het plot is verrassend genoeg. En mooi: het rauwe, sleazy New York zoals het toen was. Getoeter, bendes, bars, leegstaande gebouwen, vieze straten. Wie daar net zo van geniet als ik heeft aan deze film een goede.

Ook fijn om naar te kijken is komediant Red Buttons, die deze hoofdrol makkelijk aan kan. Alice Playten speelt een net zo geloofwaardige dochter. Die twee New Yorkers samen hebben een chemie dat je toch even achteraf nazoekt of zij misschien niet echt zijn dochter is. O ja, de muziek is verrukkelijk. En wie het nu deed… ja, verrassend genoeg.

Zeven duistere observaties
In Sette note in Nero (1977) gaan we naar Siena in Italië. Een vrouw rijdt een tunnel in en ziet vervolgens allerlei beelden. Een tijdschrift, een gele sigaret, een gebarsten spiegel, een bloedend hoofd, een man die de trap afloopt, iemand die mank loopt en iemand die een muur dicht metselt.

Wat betekenen die zeven duistere observaties? Virginia is verward en bezoekt een occultkenner.

Daarna komt ze in het huis van de familie van haar man en herkent de ruimte uit haar herinneringen. Ze slaat een gemetselde muur open en… vindt een lijk. Een 25-jarige vrouw, een ex van haar man! Hij wordt gearresteerd maar er is weinig bewijs en bovendien werkte hij al jaren in de VS. Hij komt weer vrij.

Wie heeft deze moord gepleegd? En nog een vraag: wie gaat de volgende moord plegen? Want dankzij het visioen weet Virginia (Jennifer O’Neill) zeker dat er nog iemand sterft. Welke agenda heeft de occultist trouwens? Wat maakt het ook uit! Als ze maar achterhalen wie het heeft gedaan (en wie het gaat doen).

De film van Lucio Fulci werd gemaakt tijdens de gialloperiode, maar is het toch niet helemaal. Geen reeks moorden met een glinsterend mes, geen waslijst van kandidaten en geen overdreven spanning. Dit is meer psychologische occult dan ‘een killer on the loose’. Politie is wel ouderwets incompetent – maar gelukkig is daar nog de meedenkende occultist.

De film is enorm sfeerrijk. Een oud huis, visioenen en een echte finale. Sterk is het lichtspel (zwart hoofd voor schilderij met licht, streepjes licht in donker huis, slepende voetstappen) en het acteerwerk is ruim voldoende.

En de film is ongewoon modieus. Virginia loopt in elke scène in nieuwe kleding, haar schoonzus draagt zelfs in opeenvolgende scènes andere kapsels. Op de aftiteling wordt zelfs iemand speciaal voor bont genoemd. Dat is wel heel bont… zelfs voor die tijd. Misschien komt die whodunnit ooit nog, wie al die vossen en hermelijnen liet verdwijnen…

 

11 oktober 2020

 

Komisario Palmun erehdys

Alle Camera Obscura