Ultima Notte di Amore, L’

***
recensie L’Ultima Notte di Amore
Hebzucht of liefde?

door Cor Oliemeulen

Na zijn misdaaddrama’s Escobar: Paradise Lost (2014) en The Informer (2019) schetst de Italiaanse filmmaker Andrea Di Stefano in zijn derde film een portret van een politieman die na 35 jaar trouwe dienst afscheid neemt van het korps. Zoals zo vaak in dit genre is er ‘die allerlaatste klus’ die roet in het eten dreigt te gooien, maar L’Ultima Notte di Amore is origineel en competent genoeg om zich te onderscheiden van de doorsnee-politiethriller.

In de prachtige openingsscène zweeft de camera boven de stad Milaan bij avond om te eindigen bij het raam van een appartement waarachter een gezelschap wacht op de thuiskomst van Franco Amore (Pierfrancesco Favino: Il traditore) voor een verrassingsfeest. Maar de rechercheur laat lang op zich wachten. Hij is zojuist geconfronteerd met de moord op zijn partner en tevens beste vriend Dino (Francesca Di Leva) tijdens een schimmige diamantroof waarbij ook andere politiemannen blijken betrokken.

L'Ultima Notte di Amore

Een aanbod dat je niet kunt weigeren
Aldus ontspint zich het verhaal over een rechercheur die tijdens zijn 35-jarige carrière uiterst geliefd was bij zijn collega’s, niet in de laatste plaats omdat het hem al die tijd is gelukt om niet eenmaal zijn pistool te gebruiken. Hoe behoedzaam Amore ook mag zijn, tijdens zijn laatste dagen als politieman draait hij zich langzaam in de nesten. Dat begint door zijn min of meer onvermijdelijke contact met Cosimo (Antonio Gerardi), een Italiaanse immigrant die zich heeft opgewerkt tot de hogere kringen van Milaan en neef is van Amore’s geliefde Viviana (Linda Caridi). De intrige begint wanneer Amore in Cosimo’s appartement wordt opgetrommeld voor de reanimatie van een rijke Chinees die onwel is geworden in bijzijn van twee hoertjes. Niet lang daarna wordt Amore met Viviana bij deze meneer Zhang als dank uitgenodigd voor het redden van zijn leven.

Viviana geniet daar met volle teugen van de pracht en praal van Zhangs entourage en Amore krijgt een aanbod dat hij niet kan weigeren. Hij twijfelt. “Hoe vaak heb ik je ontevreden zien thuiskomen, mokkend, met een frons op je gezicht?”, vraagt Viviana. “We hebben hier al zo lang op gewacht. Je bent nog steeds assistent-chef. Nu kun je eindelijk wraak nemen op iedereen en ga je kieskeurig doen?” Amore gaat akkoord met het aanbod om voor 5.000 euro (bijna drie keer zijn maandsalaris) iemand van het vliegveld af te halen, mits de Chinees kan garanderen dat het geen crimineel klusje betreft. Vervolgens vraagt hij aan Dino of hij meegaat. Het behoeft weinig betoog dat een en ander volledig uit de hand zal lopen.

L'Ultima Notte di Amore

Psychologisch spel
Regisseur Andrea Di Stefano maakte zijn politiethriller met film noir-trekjes naar eigen zeggen met zijn vader in het achterhoofd. Ook die werkte zich als politieman het schompes voor een habbekrats, niet of nauwelijks gewaardeerd door zijn meerderen. De apotheose van L’Ultima Notte di Amore speelt zich na een achtervolging vol onderhuidse spanning af in een tunnel van een snelweg waar onverlaten het hebben gemunt op de bagage van de twee passagiers. Het is een verademing dat al het dodelijke geweld niet expliciet in beeld wordt gebracht.

Het psychologische spel dat volgt, is het sterkste deel van de film. Op het plaats delict hebben zich tientallen politieagenten, hulpverleners, de hoofdcommissaris en de officier van justitie verzameld. Tussen de omstanders bevinden zich ook enkele Chinezen, die contact met Amore proberen te krijgen, want zij willen heel graag weten wat er met de bagage is gebeurd. Ondertussen heeft Amore de telefoon van een van daders en belt het laatst gebruikte nummer. Een stukje verderop in de tunnel neemt iemand op. En of de spanning nog niet genoeg is opgelopen, weet Viviana, met op de achterbank Dino’s zoontje, zich langs de afzetting te bluffen.

Het probleem van veel thrillers is het gemis van een creatieve afloop. Ook hier. Amore’s instemming met zijn goedbetaalde klus is enigszins naïef, maar vanwege zijn onvoorwaardelijke liefde voor Viviana, die snakt naar een comfortabeler leven, is zijn instemming te begrijpen. De kijker kan uiteindelijk zelf bepalen of haar wilskracht en bravoure om Amore uit het wespennest te redden een kwestie is van hebzucht, van liefde, of een combinatie hiervan.

 

10 augustus 2023

 

ALLE RECENSIES

La nuit du 12

***
recensie La nuit du 12
Iedere rechercheur heeft een misdaad die hem achtervolgt

door Ries Jacobs

In een Frans Alpendorp wordt de eenentwintigjarige Clara Royer met benzine overgoten en in brand gestoken. Ze overleeft de aanslag niet. Het is aan het team van rechercheur Vivès om de dader te vinden.

La nuit du 12 lijkt aanvankelijk een klassieke whodunnit, een soort Baantjer in de Franse Alpen. Vele verdachten komen in beeld in wat al snel een crime passionel lijkt te zijn. Clara was een romanticus, op zoek naar liefde kwam ze steeds weer in de armen van foute mannen terecht.

La nuit de 12

De politieagenten die op de moord gezet worden, zijn uiterst serieus, maar  hebben tegelijk geen hoge pet op van vrouwen, of in ieder geval niet van de interactie tussen mannen en vrouwen.

Zijn ook zij diep van binnen geen foute mannen? De liefde hebben ze afgezworen, ze waarschuwen een nieuwe collega die onlangs voor zijn vriendin op zijn knieën is gegaan voor de valkuilen van het huwelijk. Opvallend is het personage Marceau. De getatoeëerde rechercheur en zijn vriendin probeerden jarenlang vergeefs een kind te krijgen. Nu is ze zwanger van haar minnaar. Deze zes mannen, murw gebeukt door verloren liefdes en gruwelijke misdaden, hebben de taak om de moord op te lossen.

Feminisme
Dominik Moll maakte ruim 20 jaar geleden een bliksemstart als regisseur. Voor zijn tweede film Harry, un ami qui vous veut du bien (2000) kreeg hij een César, het Franse equivalent van de Oscar, en ook in de jaren daarna werden zijn films goed ontvangen. Een rode draad in zijn oeuvre zijn personages die op zoek zijn naar liefde en intimiteit. Deze lijn zet hij voort in La nuit du 12. De film toont gelijkenissen met Moll’s voorlaatste werk. Ook in Seules les bêtes (2019) hebben we te maken met ongelukkige liefde, een misdaad en een keur aan verdachten.

Ook voor die film schreef de Frans-Duitse regisseur zelf het scenario. Voor La nuit du 12 baseerde hij het script losjes op het boek 18.3. Une année à la PJ van de Franse schrijfster Pauline Guéna. Het centrale thema in het boek, ‘iedere rechercheur heeft een misdaad die hem achtervolgt’, fascineerde hem zodanig dat hij het verwerkte in een film. Toch is dit niet het enige dat hij wil zeggen. 

La nuit de 12

Er zit een feministisch element in de film dat niet goed uit de verf komt. Foute verdachten en vrouwonvriendelijke politieagenten staan tegenover een gewelddadig uit haar jonge leven gerukte blondine, een meisje eigenlijk nog. Moll lijkt de onschuld van het meisje tegenover het cynisme van de mannen te willen zetten, maar wat hij nu werkelijk wil zeggen, wordt geen moment duidelijk. 

Verval en verveling
Dit had Moll in zijn scenario beter uit moeten diepen. Nu is er een lichaam van een aan de liefde verslaafde vrouw en een allegaartje van mannen die de liefde hebben afgezworen. Deze verhaallijn leidt nergens naartoe. Het acteerwerk is oké, maar geen moment leef je mee met de nabestaanden of met de getroebleerde politiemannen. Het lukt de regisseur niet om dicht op de huid van zijn personages te zitten.

Ook wat betreft de beelden lukt het niet om La nuit du 12 voldoende sfeer te geven. Het camerawerk is eenvoudig en droog, je kunt het zelfs afstandelijk noemen. Dat is jammer, want het Alpendecor leent zich uitstekend voor de desolate sfeer van verval en verveling die in de leeggelopen bergdorpjes hangt. Toch kijkt de film lekker weg en verveelt hij geen moment. Alsof je kijkt naar een lange aflevering van Baantjer, maar dan zonder ontknoping.

 

4 december 2022

 

ALLE RECENSIES

Last Ride of the Wolves, The

****
recensie The Last Ride of the Wolves
Een crimineel op leeftijd… en zijn zoon

door Bob van der Sterre

Een misdaadfilm die je aan de tv-serie Taxi doet denken – en toch slaagt? Gelukkig maar dat genres nog steeds ruimte bieden aan vernieuwing. In het geval van The Last Ride of the Wolves zit de vernieuwing in het autobiografische verhaal.

Pasquale is een crimineel op leeftijd. Hij komt uit het zuiden van Italië en woont en werkt in het noorden. Dat werken is klussen in de misdaad. Hij heeft jarenlang ervaring, maar is geen type maffioso. Meer een zelfstandige beroepscrimineel.

Hij wil nog een keer een grote klapper maken. Daarvoor moet hij samenwerken met ‘De Wolven’. Twee broers die een dagelijks leven leiden als kermisexploitanten maar zijn ook niet bang om af en toe iemand te ontvoeren.

The Last Ride of the Wolves

Pasquale regelt dus van alles. Hij regelt een magazijn, coördineert de misdaad, gaat een woekerlening aan. Dat doet hij bij een kerel die stil zit in een stoel en niet veel zegt.

Ze moeten wachten tot het moment van de kraak daar is. Pasquale rijdt daarom rond met zijn zoon, de Italiaans sprekende Nederlander Alberto. We luisteren tijdens die ritten naar Pasquales monologen in de auto – soms doorspekt met herinneringen aan zijn leven.

Nietsdoen
The Last Ride of the Wolves
is een ander type misdaadfilm dan je gewend bent. Het is een rustige, onderhoudende en realistische film. Volgens mij wordt er geen schot gelost. Je kijkt naar de voorbereiding van een kraak alsof het een documentaire is. Er is veel saaiheid, wachten, nietsdoen. Dat komt ook door de stijl van de cameravoering, die stiekem mee lijkt te kijken.

Door het rondrijden doet de film af en toe denken aan films als Collateral of Wheeler, maar ook het tv-programma Taxi en latere varianten. Het is wel aardig hoe Alberto de Michele rondom die bron van filmen een verhaal bedacht heeft. Ik heb wel eens wat losse scènes gezien maar nooit eerder een hele film op die manier. En toch is in de Tiger Competition straks op IFFR een nóg extremer voorbeeld te zien: The Plains.

De film wordt na een wat moeizaam begin steeds beter, inclusief plot. En dat is geen toeval. Iedereen speelt zichzelf. Pasquale speelt Alberto’s vader en is ook zijn vader: Pasquale de Michele vs. Alberto de Michele. Alberto de Michele regisseerde dus zijn eigen vader. En zichzelf als zoon. En dat niet alleen: zijn vader was ook een beroepscrimineel en ooit van plan om een ‘laatste kraak’ te doen. En ook ‘de wolven’ spelen zichzelf.

In een interview met de Volkskrant, lichtte de regisseur het verhaal toe: “Dat echte plan mislukte. Vanwege een detail, iets stoms. Mijn vader sprak erover met mij. En ik dacht: misschien kan ik het medium film gebruiken om de roof toch door te laten gaan. Het leek me ook interessant om de valse romantiek die je zo vaak in films en series ziet eraf te halen. Mensen denken dat misdaad spannend is. De roof op zich, ja die is hartstikke spannend, dat is pure adrenaline. Maar de voorbereiding is eigenlijk erg saai. Die traagheid wilde ik in deze film vangen.”

The Last Ride of the Wolves

Voorgeschiedenis
Alberto de Michele studeerde kunst en misdaad komt telkens weer terug als thema. Hij maakte in 2010 al een korte film over dit onderwerp: I lupi. “Ik ben opgegroeid in die wereld, maar wat het precies is wat me zo aantrekt weet ik niet. Voor mijn gevoel kom ik er steeds dichterbij, in mijn kunst.”

In feite gaat de film ook over zijn jeugd, legt hij in het interview uit: “Mijn vader bleef niet thuis voor mij. Hij nam me overal mee naartoe, naar paardenraces, bordelen, illegale casino’s. Net als in de film. Als kind kon ik niet wachten tot de zomer weer begon.”

Het is een boeiende voorgeschiedenis die de film veel echter maakt dan menig andere film. Wel jammer dat de film wat kansen laat liggen om cinematografisch wat sterker voor de dag te komen. Wat meer flair had de film goed gedaan. De ingrediënten zijn er: de muziek is fantastisch, de titels zijn mooi, het acteerwerk is degelijk. Maar het is allemaal vrij ingetogen, vermoedelijk om het realisme niet te veel in de weg te zitten.

Dat kan een volgende keer nog komen. Wie weet wat voor jeugdinspiratie Alberto de Michele hierna nog omzet in film? Want er zit meer misdaadgevoel in deze film dan in de meeste misdaadfilms en -series.

 

11 februari 2022

 

Nu te zien in de filmtheaters en online op Picl.

 

ALLE RECENSIES

Monsieur Verdoux

Monsieur Verdoux (1947)
De anti-Chaplin als seriemoordenaar

door Bob van der Sterre

Het karakter The Little Tramp (de kleine zwerver) maakte films als Modern Times en The Kid legendarisch. In 1947 brak het moment aan in de loopbaan van Chaplin om hiermee te breken. Na het meesterwerk The Great Dictator sloeg hij in Monsieur Verdoux een andere toon aan: Charlie Chaplin als seriemoordenaar.

We kijken naar het graf van Henri Verdoux. De voice-over, van de dode Henri, begint met een bekentenis: ‘Ik vermoordde vrouwen en deed dat voor geld.’

Hij werkte dertig jaar bij een bank en werd als eerste ontslagen in 1930, toen de crisis uitbrak. Kortom: het is toch niet raar dat hij een weg moest vinden om geld te blijven verdienen?

Monsieur Verdoux (1947)

Chaplins cynische terugblik begint als monsieur Verdoux rozen plukt – hij helpt een rupsje terug in de struiken – en tegelijkertijd zijn verbrandingsoven aan heeft staan, waar zijn laatste vrouw aan het verassen is. ‘Nu al drie dagen… Hoe lang laat hij die nog aan staan?’, vragen zijn buren aan elkaar.

Als een rijke weduwe langskomt voor zijn huis, geeft Verdoux een kijkje in de keuken. Van rozen tot diepe blikken, van astrologische kenmerken tot aantrekkingskracht. Dit keer lukt het niet.

Ondertussen begint het aantal vermiste vrouwen op te vallen. Ze waren allemaal in dezelfde leeftijdscategorie en sociale categorie. De Parijse politie gaat op zoek als een familie hun Thelma kwijt is.

Portret van een charmante seriemoordenaar
Het karakter Verdoux is gebaseerd op Henri Désiré Landru, een man die in 1922 onder de guillotine eindigde. Over hem zijn meer films gemaakt (Bluebeard, 1963, Claude Chabrol). Orson Welles wilde over hem een quasidocumentaire maken met Chaplin in de hoofdrol. Die bedacht zich en kocht het script van Welles als ‘idee’.

Net als Landru is Verdoux een meubelmaker en een oplichtende moordenaar. De film geeft inzicht in hoe Landru opereerde. Hij bezoekt zijn zogenaamde vrouw, laat haar geld opnemen bij de bank, mompelt iets over ‘een endymion maan, de mooiste van allemaal’, loopt de trap op. Schrille violen, klusje geklaard.

Maar, haastte Chaplin zelf te zeggen: ‘Het is niet het verhaal van Landru, het is een combinatie van verschillende mensen.’ Deze man is erg lief voor zijn vrouw en kind. Zijn vrouw: ‘Sinds je ontslag drie jaar geleden ben je veranderd, je oogt geprikkeld.’ Hij heeft ook een zoontje en probeert hen te helpen. ‘Het is een gemene wereld en je moet gemeen zijn om te overleven.’

Zelf ook slachtoffer
Dit is zeg maar gerust de anti-Chaplinfilm. Niets charmants als met wat iedereen met de kleine zwerver gewend was. Chaplin zag de uitdaging om zo’n cynisch levensverhaal als van Landru te vermenselijken. De zwarte humor zal hem hebben aangesproken, ongetwijfeld, en de duistere charme van Verdoux.

Wel zijn er zijn een paar slimme goedmakers: de film legt de schuld bij de crisis (en werd daarom ook gezien als de meest antikapitalistische film uit zijn oeuvre). De oplichtermoordenaar is zelf ook een slachtoffer: van de grillen van de aandelenmarkten.

Monsieur Verdoux (1947)

Bovendien is Henri Verdoux alleen maar gemeen tegen rijke, oudere vrouwen die zich graag laten foppen. Hij is wel lief tegen dieren, zijn eigen gezin, de zwakkeren in de maatschappij. Chaplin: ‘Ik wilde met de film medelijden tonen voor alle mensen. Elke keer als we een depressie hebben, of een andere nationale ramp, brengen die het ergste in de mensheid naar boven, net als Verdoux, een tragisch en meelijwekkend figuur. Mijn motivatie is om misdaad en de oorsprong van misdaad te leren begrijpen.’

Het is opvallend hoeveel verwantschap er is tussen Verdoux en Raskolnikov, het personage in Dostojevski’s Misdaad en straf. En ook met latere vriendelijke seriemoordenaars, zoals Dexter.

Wil je respect als artiest? Zet dan je imago overboord
Het is niet te onderschatten hoe Chaplin hier met zijn imago durfde te spelen. Hij zette alle zekerheden van zijn charmante kleine zwerver-persona overboord. Zijn film hiervoor, The Great Dictator, was ook daarom zo populair: dat was de stem van de kleine man.

Nu was hij ineens een ijskoude moordenaar. Dat moet voor tijdgenoten net zo’n schok zijn geweest als voor bijvoorbeeld fans die Gregory Peck in 1978 ineens dokter Mengele zagen spelen (in The Boys from Brazil). In 1947 was een antipathiek hoofdpersoon nog niet zo gewoon als bijvoorbeeld in de jaren zeventig zou worden. (Nu zien we het tegenovergestelde: wie is er nog sympathiek in films?)

Chaplin geloofde zelf in de film en deed er alles voor. Hij was acteur, scriptschrijver, regisseur, producer, castingbaas, ‘en supervisor van alle andere afdelingen’, volgens een betrokkene. ‘De film móest gemaakt worden’, zei hij zelf.

Waar Chaplin dacht aan een interessante, controversiële filosofische film met hier en daar een lachsalvo, misschien wel een nieuw cinematografisch meesterwerk, bleef het bij de première stil. Hij liep overal rond in de bioscoop. Nauwelijks een grinnik. De pennen voor recensies werden gretig in teleurgestelde inkt gedoopt (alhoewel The New York Times en The Washington Post wel positief reageerden). Sommige bioscopen weigerden zelfs de film te vertonen.

Deze tegenslag was een buitenkans voor de traditionele Chaplin-vijanden: de conservatieven en moraalridders. Hij was hen al heel lang een doorn in hun oog vanwege het anti-autoritaire karakter van zijn films, zijn in hun ogen gebrek aan Amerikaans nationalisme (hij werd er miljonair maar wilde geen Amerikaans staatsburger worden) en zijn vermeende voorkeur voor het communisme (vooral gebaseerd op wat onhandige uitspraken in interviews tijdens de oorlog).

Na deze film werd hij nog een scherper doelwit van de McCarthy-onderzoekers. Schandalen was hij wel gewend (ruzie met de Britse regering, speelde Hitler in The Great Dictator, rechtszaken, jonge vriendinnen, staatsgevaarlijk volgens de FBI). Zijn reactie: ‘Als je met je linkervoet de stoeprand oploopt, ben je al een communist.’

Ze weerhielden Chaplin gelukkig niet van het maken van Limelight in 1952. Daarna zou hij zich vestigen in Zwitserland. Hij was in feite persona non grata geworden in de VS. De hufters hadden gewonnen. Hij gaf ze een trap na met A King in New York.

Een gifexperimenteerder
Je moet toch ook wel een beetje medelijden hebben met zijn fans, die na barre oorlogsjaren ‘iets om te lachen’ wilden. Zeker de oudere fans, die verwend waren geraakt met schitterende komedies. Dat station was hij al gepasseerd. Met de jaren werd Chaplin steeds uitgesprokener. En nog meer wereldster (zijn faam van toen is vandaag de dag nauwelijks meer voor te stellen). Wie wilde in die jaren twintig en dertig niet Chaplin voor zijn of haar karretje spannen?

Ineens zagen ze Chaplin als Verdoux bij de apotheek ‘twee ons chloroform’ kopen, een gifexperiment uitvoeren, en tijdens een rechtszaak een verbijsterende vergelijking maken tussen moord en oorlog (‘As a mass killer, I am an amateur by comparison’), om tot slot de economische crisis de schuld van alles geven (hij had overigens talent voor economie). En happy end ho maar. ‘Ze moesten wennen aan het feit dat Verdoux op geen enkele manier onder the tramp-boom viel.’

Dat was niet de film waar de Chaplinianen op hoopten, en de pers ook niet. De persconferentie drie dagen na de première leek wel veel op de ondervraging voor het House Committee on Un-American Activities een jaar later. Doorlopend Chaplin-gezeur in kranten, zijn scheidingen, de vermeende sympathie voor de Sovjets, en daarna deze film: de gewone man had even genoeg van hem.

Monsieur Verdoux werd een superflop. Chaplin zou de film zelf altijd ‘the cleverest and most brilliant film of my career’ blijven vinden. André Bazin, de Franse criticus, en Jean Renoir, regisseur, waren het hartgrondig met hem eens.

Hoe is de film voor kijkers in de cynische 21ste eeuw?
Monsieur Verdoux blijft een boeiende film. Al met al meer echt Chaplin dan vrijwel al zijn andere werken (afgezien van Limelight misschien). Achter de spottende komiek zit een bezorgde en cynische humanist, die zich achter alle grappen van de kleine zwerver langzaam evolueerde, en misschien wel echt werd met de beroemde speech in The Great Dictator.

Monsieur Verdoux (1947)

De film is bijna een bloederig verlengstuk van Modern Times: iedereen kan door het vreselijke systeem tot moorden aangezet worden. Daarom geeft Verdoux zich over op de dag dat hij beseft dat de mensheid met zijn bommen een veel grotere moordenaar is dan hij. Chaplin mikte hier dus meer op filosofie dan op geschiedenis.

Het is veelzeggend dat de film zowel in de VS niet goed werd begrepen (kapitalisme maakt van mensen moordenaars), maar ook door de Sovjet-Unie werd verboden (te pessimistisch voor een gedachte aan een heilstaat).

Toch biedt de film bijzondere momenten. De grappige shots van de alsmaar terugkerende treinwielen, een ander soort komisch effect dan voorheen. De keuze voor actrice Martha Raye die de scènes meer domineerde dan welke andere actrice eerder in zijn films. Ook de rol van tijd en plaats (een Engelstalig Parijs): het gaat alle kanten uit. Of hoe plotseling Mussolini en Hitler ineens verschijnen in de film. Het zal als een opluchting gevoeld hebben voor Chaplin: eindelijk eens een film maken zonder altijd weer die slapstickkettingen.

En natuurlijk de gedurfde luchtige en empathische visie op een moordenaar. Nu hebben we wel vaker series en films gezien die moordenaars (vaak huurmoordenaars) luchtig, humoristisch en sympathiek proberen neer te zetten. Denk aan de serie Dexter, ook een sympathieke killer. Toen was dat nog niet zo bekend.

Monsieur Verdoux is een film die hierdoor merkwaardig heen en weer golft van fysieke komedie naar zacht, sentimenteel drama, en dan weer naar grimmige thriller. Je merkt het vooral aan de romantische muziek. Die kleeft lastig op het cynisme van de inhoud. Kun je een versie aanzetten zonder score, dan is de film ineens een stuk huiveringwekkender. Zoveel filmconventies wilde Chaplin nou ook niet overboord zetten.

Dat is de kracht en de zwakte van Monsieur Verdoux. Zonder risico’s vaart niemand wel.

 

17 oktober 2021

 

THEMAMAAND CHARLIE CHAPLIN

Fugitive from the Past, A

****
IFFR Unleashed – 2005: A Fugitive from the Past 
Auteur zonder handtekening

door Alfred Bos

Tijdens een vliegende storm steken drie mannen in een roeiboot een zeestraat over en slechts één komt aan. Tien jaar later volgt de rekening. A Fugitive fom the Past (1965) van Tomu Uchida verhaalt over karma.

Ook Japan had in de jaren zestig zijn nouvelle vague, met Oshima, Imamura en Suzuki als de bekendste representanten. Een van de beste voorbeelden van nūberu bāgu, de Japanse new wave, is een drie uur durende politieprocedurefilm van een veteraan van de Japanse cinema. A Fugitive from the Past (Japanse titel: Kiga kaikyō) van Tomu Uchida is een toonbeeld van filmisch vakmanschap. Alleen een meester, sereen in zijn kunst, kan de regels zo moeiteloos naar zijn hand zetten. En breken.

A Fugitive from the Past

A Fugitive from the Past (1965) – naar de roman Straits of Hunger van Tsutomu Minakami – volgt de jacht op een misdadiger, het subgenre dat is geïnitieerd door Fritz Langs M. Evenals Akira Kurosawa in High and Low (1963) toont Uchida beide kanten van het verhaal, we volgen de dader en de autoriteiten. De schakel tussen de antagonisten is onderwerp van het middenstuk van de film. Het last heden aan verleden.

In The Third Murder (2017) van Hirokazu Koreeda staat het verhoor van de schurk centraal in de zoektocht naar de waarheid. Boeddhistische spiritualiteit vormt de kern van Kenji Mizoguchi’s Sansho the Bailiff (1954). A Fugitive from the Past doet beide, het is een door en door Japanse film.

Veelheid van stijlmiddelen
Voor de Tweede Wereldoorlog was Tomu Uchida (1898-1970) een in Japan veelgeprezen regisseur van films die vaak zijn gebaseerd op romans. De non-conformistische aanpak en de veelheid van stijlmiddelen – formeel én ad hoc, klassiek én modernistisch – die A Fugitive from the Past typeert, is eigen aan veel van zijn latere films.

Uchida behoort tot de pioniers van de Japanse cinema. Hij debuteert in 1922 met Aa, Konishi junsa (Police Officer Konishi); het is een coproductie met Teinosuke Kinugasa, de regisseur van het avant-gardistische Kurutta Ippēji (A Page of Madness, 1926) en het met een Gouden Palm bekroonde Jogokumon (Gate of Hell, 1953). Hij is een Japanse tegenhanger van Howard Hawks of John Ford.

Het overgrote deel van de meer dan veertig films die Uchida voor de oorlog regisseerde, in dienst van Japanse filmstudio’s, is tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan. Dat is mogelijk een reden waarom de regisseur buiten Japan – waar zijn werk veel publiek trok – minder bekend is dan zijn generatiegenoten Ozu, Mizoguchi en Kinugasa. De belangrijkste reden is wellicht dat hij, naast zijn imponerende vakmanschap, geen kenmerkende eigen stijl of thema heeft. Uchida is een auteur zonder handtekening.

Het expressionistische Keisatsukan (Policeman, 1933), over twee jeugdvrienden, een gangster en een agent, is zijn enige stomme film waarvan een complete kopie bestaat. Van het sociaal geëngageerde Tsuchi (Earth, 1939) ontbreekt de laatste filmrol. De film is gesitueerd in de regeringsperiode van keizer Meiji (1868-1912), waarin de feodale Japanse samenleving in ijltempo moderniseerde naar westers model. Het persoonlijke drama van de straatarme boeren resoneert met de politieke situatie. In A Fugitive from the Past gebeurt iets dergelijks.

Open voor experiment
Het gemak waarmee Uchida van genre en stijl wisselt, kenmerkt zijn naoorlogse films. Na een afwezigheid van vijftien jaar keert hij in 1955 terug met Chiyari Fuji (Bloody Spear of Fuji Mountain), geproduceerd door zijn filmvrienden Ozu, Mizoguchi en Daisuke Itō, pionier van de chambara (samoeraifilm) en de bewegende camera. De film over een samoerai en diens knechten is jidai-geki (historisch drama), komedie en roadmovie ineen; de speersjouwer is hondstrouw én slimmer dan zijn meester. Cameravoering en mise-en-scène zijn streng formeel en tonen de invloed van kabuki (gestileerd dansdrama) en bunraku (poppentheater).

Kabuki en bunraka staan centraal in de verfilming van het volksverhaal Koi Ya Koi Nasuna Koi (The Mad Fox, 1962), dat animatie mengt met live action; het resultaat is hallucinant. Iets dergelijks deed Uchida drie jaar daarvoor in Naniwa No Koi No Monogatari (Chikamatsu’s Love in Osaka). Met een postmoderne truc voert Uchida de zeventiende-eeuwse poppenspeler Chikamatsu, auteur van het verfilmde toneelstuk, op als verteller én personage. Werkelijkheid en nabootsing vloeien over in elkaar.

A Fugitive from the Past is de meest modernistische film die een regisseur van de eerste generatie Japanse cineasten heeft gemaakt. Het is een bij vlagen avant-gardistische mix van klassiek formalisme en bevlogen experiment. Grootste probleem voor de regisseur is hoe hij het innerlijke leven van zijn personages zichtbaar maakt. Die visualiseert hij door beelden te solariseren, de tonen van zwart en wit om te keren; het kunnen herinneringen zijn, gedachten of ideeën. Ook de moraliteit van slecht en goed keert hij om.

Traditie versus moderniteit
De geluidsband wordt eveneens ingezet voor experiment. Er zijn flarden van elektronische muziek, in 1965 een embleem van modernisme. We horen een sirene (in de film) die zich mengt met percussie (op de soundtrack, buiten de film), het klinkt als een werkstuk van de avontuurlijke componist Edgard Varèse. Uchida maakte eerder op originele wijze gebruik van geluid: in Jibun No Ana No Naka De (A Hole of My Own Making, 1955) vervlecht hij constructiewerk met overvliegende straaljagers. Daar staat het voor vernieuwing, de moderne tijd en de Amerikaanse bezetters. Hier voor chaos, rampspoed en verwarring.

A Fugitive from the Past

De tegenstelling tussen traditie en het moderne Japan, zo typerend voor de gouden eeuw van de Japanse cinema, domineert de structuur van A Fugitive from the Past. De film bestaat uit twee delen die elkaar spiegelen. Het eerste deel speelt in 1947, kort na de oorlog, waarin Japan is bezet door de Amerikanen en de bevolking moet overleven in een verwoeste maatschappij. Het tweede deel speelt tien jaar later, wanneer het land is herbouwd tot moderne, op het westen georiënteerde samenleving.

Er is nog een derde deel, het middenstuk dat zich in een onbepaalde tijd tussen 1947 en 1957 afspeelt, de jaren van de wederopbouw. De nieuwe vrijheid – zonder anker, zonder traditie – leidt tot zielloos hedonisme en nihilisme. Plaats van handeling is Tokio, waar een gastvrouw (voormalige prostituee, nu geisha) weinig hoffelijk wordt behandeld door dronken Japanse nozems en Amerikaanse soldaten.

De Amerikaanse bezetter heeft een corrumperende invloed, de moderne wereld genereert nieuwe misdaad. Als de vrouw zich door de nachtelijke uitgaansbuurt verplaatst , zien we een van boven gefilmd crane shot van tientallen seconden lang. Het verbluffende shot lijkt de overgang van verleden naar heden te suggereren. De camera hangt als een brug boven de werkelijkheid.

De schaduw van het verleden
De hoofdpersoon, Takichi Inukai (gespeeld door de steracteur Rentarô Mikuni), wordt in 1947 verdacht van roofmoord en brandstichting; ook zou hij twee handlangers om het leven hebben gebracht. De politie zoekt hem en hij schuilt bij een prostituee, Sugito Yae (Sachiko Hidari), die hij een deel van de buit schenkt. Tien jaar later is Inukai een succesvol zakenman; hij heet nu Kyôichirô Tarumi. De vrouw, Yae, is hem nooit vergeten; door zijn geschenk heeft zij haar leven op orde gekregen. Wanneer ze in een krantenartikel over de zakenman Tarumi haar redder Inukai herkent, besluit ze hem op te zoeken. Het resultaat is fataal, Inukai/Tarumi doodt opnieuw twee mensen en ditmaal vindt de politie hem.

Net als in High and Low (1963) van Akira Kurosawa zoekt de politie in A Fugitive from the Past een misdadiger. Bij Kurosawa staat de tegenstelling tussen rijke industrieel en arme student centraal. Voor Uchida speelt een andere vraag, hoe lang is de schaduw van het verleden? Het personage van Inukai/Tarumi staat voor Japan: van zwervende sloeber tot geslaagde zakenman, van slachtoffer tot succes. Maar tegen welke prijs? Wanneer Yae hem na tien jaar heeft gevonden en hij haar in eerste instantie niet meent te herkennen, verzucht hij: “Ik ben de zin van het leven kwijt.”

Het derde deel van de film, dat speelt in 1957, stapelt ironie op ironie. Het toeval heeft Inukai/Tarumi een nieuwe toekomst gegeven, maar een daad van medeleven wordt zijn ondergang. Wat hij vreesde, gebeurt tien jaar later – gemotiveerd door liefde – alsnog. Het is niet het sterkste deel van de film. Het lange verhoor mist de dynamiek van de eerste twee delen. De spanning komt uit de dialoog, niet uit de beelden. Ook hier is het probleem van Uchida: hoe verbeeld ik het innerlijk van de personages? De film suggereert een boeddhistische boodschap – karma wint altijd – maar weet de motivatie van Inukai/Tarumi niet zichtbaar te maken.

Afwijkend filmformaat
Inukai/Tarumi spreekt over de armoede van het ontredderde Japan waarin hij en zijn moeder in ontbering moesten leven. De naoorlogse schaarste maakt Uchida terloops maar treffend zichtbaar. De detective die op zoek is naar Inukai, heeft last van zijn longen en zijn gezin ruziet over het gebrek aan voedsel. Er is een florerende zwarte markt en jongemannen zien ‘hun’ vrouwen ingepalmd door Amerikaanse soldaten. Tien jaar laten ruziën de zoons van de detective, tieners inmiddels, nog steeds.

A Fugitive from the Past is laatste grote film van Tomu Uchida en hoog geprezen in Japan. In het westen is hij, met een handvol andere films van deze begaafde maar weinig bekende regisseur, slechts beperkt te zien geweest. De film toont Uchida’s volmaakte beheersing van het medium; hij is vloeiend in een veelheid van filmidiomen.

A Fugitive from the Past

Gedraaid in zwart-wit-breedbeeldformaat en geschoten met een draagbare 16-millimeter camera (opgeblazen tot grofkorrelig 35 millimeter), maakt de regisseur optimaal gebruik van het afwijkende formaat. In de slotscène zit een moment waarop de vluchteling uit het verleden en de detectives verspreid staan over het dek van de veerboot tussen het Japanse hoofdeiland Honshu en het noordelijke Hokkaido. Na slingerwegen door Japan – en de tijd – eindigt de film waar hij begon en de compositie van het beeld met de speurder en diens prooi is even uitgebalanceerd.

Japanse nouvelle vague
A Fugitive from the Past opent in pseudo-documentairestijl en is politiefilm, thriller en gendaigeki (eigentijds drama) ineen. Er zijn goed gedoseerde en perfect geregisseerde dolly shots en crane shots. De montage is opvallend modern en sneller dan in 1965 gebruikelijk. Was de film indertijd in het westen uitgebracht, de nouvelle vague-regisseurs en Franse filmcritici zouden hebben gejuicht.

Het verleden spiegelt zich in het heden, wil A Fugitive from the Past vertellen. De film telt diverse beeldecho’s, situaties en scènes uit 1947 die zich herhalen in 1957. De kortstondige ontmoetingen tussen Inukai/Tarumi en Sugito Yae; de storm en het woeste water na de moorden; de schouwing van de doodskisten; de lijken die aanspoelen op de kust.

Maar in drie uur film – en tien jaar filmtijd – is er wel degelijk ontwikkeling. A Fugitive from the Past opent met beelden van woeste golven en sluit af met een serene zee. Daartussen speelt zich het leven af, van geboorte naar dood. De tijd laat zich niet vermurwen.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 26 mei 2021.

16 april 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Sport en misdaad

Sport en misdaad

door Bob van der Sterre

Delitto al circolo del tennis ♦ The Basketball Fix ♦ Pilkarski Poker

 

Geen duo dat je snel verwacht. Toch is er verwantschap. Denk bijvoorbeeld aan de film I, Tonya. Of aan matchfixing. Zijn er ook obscure voorbeelden?

In Delitto al circolo del tennis (1969) heeft Riccardo Dossi, een belangrijke zakenman, een affaire met een jonge vrouw, Benedetta. Zij is de dochter van een vriend van Riccardo. Allen weet hij een ding niet: dat zij bevriend is met Riccardo’s eigen dochter (Lilla) en háár vriend (tennisleraar Sandro). En dat zij drieën een smerig afpersingsplannetje hebben bekokstoofd met Benedetta in de hoofdrol.

Afpersing
Alle ellende begint bij een tenniswedstrijd van Riccardo. Bij de kledingruimte ziet hij Sandro een afpersingsbrief met foto’s in zijn zak stoppen. Sandro zegt ertoe gedwongen te zijn en hij wil Riccardo graag helpen. ‘Laten we de politie bellen!’ zegt hij als hij toch al weet dat Riccardo antwoordt: ‘Nee, ben je gek!’

Het gaat van kwaad tot erger als Riccardo het huis van de directeur van de tennisclub leent voor een date met Benedetta. Ze krijgt het opeens heet en sterft in Riccardo’s handen. Riccardo snelt naar zijn vakantiehuisje om daar depressief te zijn. ‘Zij hield van mij. Ik hield van haar.’

Benedetta’s dood was nep natuurlijk en de drie houden hem in de gaten vanuit een soort bunker. Ze persen hem af via de immer ‘hulpvaardige’ Sandro. Die stookt het vuurtje op: ‘Het is een misdaad, weet je, om een stoffelijk overschot te verbergen.’ De drie houden alleen geen rekening met het feit dat Riccardo houdt van wandelen en koekeloeren.

De film begint met prachtige sixtiesbeelden en fijne muziek. Plastic stoelen, gordijnreepjes, vette close-ups: we gaan er even goed voor zitten. Zoals andere critici al hebben aangekaart, ontvouwt zich daarna een kletsfilm zonder weerga. De boot van een soort Charade op zijn Italiaans is snel vertrokken, de boot voor uiterst langzame dialogen (inclusief uitzinnige close-ups) meert juist aan.

Pas bij het bizarre einde leeft het weer op. Wat een finale! De maffe soundtrack van Peter Chilton en Peter Smith zorgde er niet voor dat ze méér soundtracks gingen maken. Was dat jammer? Een goede vraag.

Basketballer
Méér sport en misdaad in The Basketball Fix (1951). Johnny Long is helemaal geen onaardige collegebasketballer. Integendeel: hij heeft talent. Sportschrijver Pete Ferreday koppelt hem aan coach Nat Becker. Zo deden ze dat vroeger.

Op een locatie waar hij bijverdient als zweminstructeur, ontmoet hij niet alleen Pat, een leuke dame, maar ook ‘zakenman’ Mike Taft. Die laatste weet wel hoe hij Johnny Long uit de geldzorgen moet krijgen: ‘Je krijgt 500 dollar voor als je wat punten mist.’ Shaving points in jargon.

Johnny bedankt maar het zaadje in zijn hoofd is geplant. Hij wil ook werk maken van zijn relatie, hoewel dat voor Pat niet eens nodig is: ‘Johnny… er zit geen prijskaartje op mijn hoofd.’ Hij twijfelt maar zijn vriend blijkt het ook te doen. ‘Het is niet alsof je de wedstrijd verliest, het gaat er alleen om dat je wat punten morst.’

Johnny gaat overstag en voor hij het weet is hij ‘een investering’ van Taft. Die beschermt die investering, zelfs als hij die zelfde basketballer moet laten afrossen. Het wordt een kwestie van nog een wedstrijd en dan nooit meer. Is dat een wedstrijd te veel?

Een basketbal-noir? De film noir-saus is in elk geval onmiskenbaar aanwezig: de gekwelde held, de karakteristieke voice-over en gangsters met regenjassen. Als dat al niet frappant is, zijn dat wel de compleet blanke basketbalteams; de erg uitbundige glimlach van Pat; de wallen onder de ogen van John Ireland; de moddervette moraal (‘Ga niet in zee met matchfixers’).

De film is verder redelijk voorspelbaar afgezien van een running joke: het karakter Lily (Hazel Brooks) dat alsmaar over astrologie begint. ‘Ik ben niet moeilijk, ik ben waterman.’ ‘Pardon?’ ‘Ik ben onder de vis geboren.’ ‘Oh.’ Zij is hier de komische noot, maar eentje die weinig geluid maakt.

Polen in 1989
In de Poolse film Pilkarski Poker (1989) zien we in feite hetzelfde gebeuren. Deze directeurs van Poolse voetbalclubs pakken het alleen wat grondiger aan dan Mike Taft. Via scheidsrechters bepalen ze uitslagen in de hele competitie. Een soort voetbalkartel.

Ze toosten op hun wanstaltige onderneming, waarbij scheidsrechters omgekocht worden met prostituees, wodka en geld. Wedstrijden worden meer op de tribunes en in vage hotels, bars en striptenten beslist dan op het veld.

Hun favoriete kop-van-jut is de naïeve scheidsrechter Jan Laguna (rol van Janusz Gajos, bekend van Trois couleurs: Blanc van Krzysztof Kieślowski). Iedereen neemt zijn moment om hem te manipuleren. Zelfs vriendin Irena.

Op zeker moment krijgt Jan in de gaten dat er iets vreemds gaande is. Uiteraard is hij net de scheidsrechter van een belangrijke wedstrijd. Wat beslist hij als een jonge speler die scoorde hem met pure voetbalogen aankijkt?

Je raakt nooit uitgekeken op de Poolse cinema van de jaren zeventig en tachtig. Al die uitstekende films, goed presterende acteurs, scripts die je verbazen en fraaie cameravoeringen. Voor deze film kreeg regisseur Janusz Zaorski zelfs echte voetballers zo gek om mee te doen en het verhaal is tamelijk spottend en volks en zal wel in Polen een bepaalde snaar hebben geraakt.

Het aardige van deze film is het portret van het Polen van 1989, dus tijdens het jaar dat de Berlijnse Muur viel (op 4 juni van dat jaar won Solidarność de verkiezingen). Een ‘provinciaal Polen’ nog volgens Zaorski, met ranzige trekjes. Zoals de man die in een bar in een teug een een achtergelaten glas wodka soldaat maakt. De asociale familie. De lompe stripbar. Seks in een auto op een parkeerplaats (je moet toch wat doen als je de tijd moet doden).

1989 was geen gelukkig moment om een film uit te brengen in Polen en de film liep z’n publiek mis. In 1993 werd de film ineens weer populair toen Legia Warszawa het kampioenschap werd ontnomen. Bij ieder nieuw schandaal piekte de aandacht voor de film. Zoals toen in 2005 het Poolse voetbal werd opgeschrikt door een serieus corruptieschandaal.

Pilkarski Poker is intussen een cultfilm geworden, vertelt regisseur Janusz Zaorski in een interview. ‘Er zijn weinig wedstrijden en goals. Wel veel achterkamertjes, kantoren van presidenten, geheime vergaderingen. In principe is dit een misdaadfilm.’

Een vervolg kwam er nooit van, tot spijt van Zaorski. Helemaal zonde in een tijd dat wedkantoren bijna op ieder voetbalshirt te zien zijn, en matchfixing een groter probleem is dan ooit.

 

13 maart 2021

 

Pilkarski Poker

Alle Camera Obscura

Hitchcock op de hielen

Hitchcock op de hielen

door Bob van der Sterre

Secret Defense ♦ Julie Darling ♦ Vivement Dimanche!

 

Hitchcock is al veertig jaar dood, maar zijn naam blijft doorleven. In hoeveel recensies wordt zijn naam nog wekelijks genoemd? De meester van de suspense kende zelf grote bewondering voor Henri-Georges Clouzot (Le Corbeau en Les diaboliques) maar kende zelf ook vele bewonderaars.

In Secret Defense uit 1998 duurt het heel lang voor de film op gang komt. Wat wil je, met een film van 2 uur en 45 minuten. We zien hele treinritten, acties in het laboratorium, mensen die voor zich uit staren.

Prettig traag
In dit rechttoe rechtaan verhaal komt Paul ineens binnen bij Sylvie. Hij heeft een foto. Oude bekende Walser staat daar op de achtergrond. Op de voorgrond: hun vader, vlak voordat hij vermoord wordt.

Sylvie en Paul willen uitzoeken hoe het zit. Aangezien Paul met een pistool op pad wil, gaat Sylvie net iets eerder. Ze schiet toch iemand neer, maar niet Walser. Wel zijn secretaresse die hem probeert te verdedigen.

Het verhaal loopt niet over van logica maar wel aardig is het prettige trage tempo voor een film uit 1998. In dezelfde tijd van Oliver Stones Natural Born Killers kwam ook deze slow cinema uit – lang voordat het een rage zou worden met series op Netflix.

Het suspensescript is van Pascal Bonitzer, die zelf ook wat films heeft geregisseerd, die meestal niet echt boven het gemiddelde uitsteken als je eerlijk moet zijn. Dit script – hij is een veelschrijver – kwam terecht bij Jacques Rivette, die de nouvelle vague kickstartte met Paris Nous Appartient (1961).

Hier en daar zijn er nog glimpen van die films te zien. Zoals de gek verlopende telefoongesprekken of hoe ongewoon relaxed iedereen is. Na een bekentenis van een moord, is iedereen twee tellen later alweer cool. Wel iets té cool voor Hitchcock, denk ik.

Hoofdrolspeelster Sandrine Bonnaire is veel in beeld (vooral moeilijk kijkend) maar Jerzy Radziwilowicz (Man of Marble en Man of Iron) alias Walser steelt de show.

Liefde voor paps
Hitchcock hield wel van gewaagde onderwerpen maar ik denk dat hij de onderwerpen in Julie Darling (1982) ook wel iets te gewaagd zou vinden: aanranding, incest, seks, moordende kinderen. Desalniettemin is de film duidelijk gemaakt in de geest van Hitchchock.

Julie aanschouwt op een dag hoe haar moeder (die haar lievelingsslang wegdeed) aangerand wordt door een boodschapjes afleverende jongeman. Ze heeft de gast op de korrel (immers de VS, iedereen loopt rond met wapens) maar doet niets. Haar moeder laat ze verongelukken en de jongeman ermee wegkomen.

Reden: haar te heftige liefde voor paps. Die zelf ook iets te lief is. ‘Pa, mag ik in je bed slapen?’ ‘Natuurlijk meisje!’

Later aanschouwt ze zichzelf als hij de liefde bedrijft met een nieuwe vrouw. Julie is vastbesloten dat zij de enige darling blijft van haar vader.

Deze thriller is best merkwaardig in zijn kwaadaardigheid. Fles in kruis van een man, aanranding, dubbelloops jachtgeweer… Een verbijsterende scène is als ze zichzelf in bed ziet vrijen met haar vader. Naast incest, biedt de film seks en politieke incorrectheid, maar niets op het gebied van stijl. Dat deed Hitchcock honderd keer beter.

De film scoort punten door de ijzige blik van dit horrorkind (rol van Isabelle Mejias). Ze weet zelfs de rol van de aanrander in haar schaduw te stellen. Mejias is een mysterieuze actrice die doorbrak in een Franse feministische softseksfilm (Le roi des cons), zelf twee films regisseerde én figureerde in Porky’s-kloons als State Park en Meatballs 2. Anthony Franciosa kennen we nog uit Dario Argento’s Tenebre. (Te toevallig om hier niet te noemen: beide hoofdpersonen speelden in afleveringen van de serie Alfred Hitchcock presents.)

Eerbetoon Truffaut
The Master of Suspense kende veel Franse bewonderaars. Zoals ‘de Franse Hitchcock’, Claude Chabrol, maar ook François Truffaut. Die maakte met de laatste film uit zijn leven in 1983 (een jaar later zou hij overlijden) een eerbetoon aan Hitchcock: Vivement Dimanche!.

Huizenverkoper Julien Vercel is net op jacht op dezelfde plek waar ene Massoulier vermoord wordt. Dezelfde avond, als hij terugkeert van het politiebureau, is zijn vrouw ook vermoord. Die had een affaire met Massoulier.

Zijn secretaresse gelooft in Vercels onschuld. Samen proberen ze te begrijpen wat er gebeurd is. Ze houden mensen in de gaten en sluipen kamers binnen. Dat is gevaarlijk. Want er is een connectie met een prostitutienetwerk.

Truffaut was groot kenner en liefhebber van het werk van Hitchcock. Hij schreef hem ooit een brief over die bewondering. Dat leidde tot een beroemde ontmoeting in 1962, waarbij Truffaut Hitchcock uithoorde over zijn films. Dát leidde tot een boek in 1966. En dát leidde tot een documentaire in 2015.

Dus vandaar de keuze voor zwart-wit én de look and feel van een klassieke film (jaren zestig), hoewel moderne dingen niet worden gemeden, zoals een telex of een digitaal horloge. Net als bij Hitchcock zie je hier ook wat man-vrouw-humor (grappige dialoog bijvoorbeeld als hij haar de wapen uit haar hand slaat én haar gelijk geeft).

En dan nog citaten uit Hitchcocks werk: de klap met het beeld (hier de Eiffeltoren), telefoon in een streep maanlicht, de autoscène, de kus in de portiek (‘Heb ik wel eens in een film gezien’), het gevecht in de kamer (van buitenaf gezien), de vrouw met mes in de rug die in de handen van een vreemde valt… Zelfs grappen over blondines (knipoog naar Hitchcock-actrices als Grace Kelly, Ingrid Bergman, Kim Novak). De hoeren zijn allemaal blond (‘Niemand wil met een brunette’) en de kersverse blonde secretaresse is ondanks haar tikken met een vinger goed genoeg (‘De baas houdt van blondines’).

Anders dan Hitchcock noemt zelden iemand Truffaut als lichtend voorbeeld. Toch is zijn lichtvoetige filmstijl een verademing om te zien. Deze film is gebaseerd op een Amerikaanse hard-boiled detective, ‘maar de dialogen en de humor zijn typisch Frans’, zei Truffaut.

Fanny Ardant (toenmalige vrouw van Truffaut) is in zijn handen ook voortreffelijk als secretaresse Barbara. Ze toont veel acteerplezier. Jean-Louis Trintignant is degelijk als Vercel. Hij speelde ook een rol die aanvankelijk was bedoeld voor Patrick Dewaere. Die had net zelfmoord gepleegd. Over Dewaeres zelfmoord had Hitchcock vast een mooie film hebben kunnen maken (‘A shocking, inexplicable end to friends, fans and family alike’ volgens zijn biografie) maar de meester van suspense was toen zelf al twee jaar dood.

Wie er niet genoeg van kan krijgen… bekijk de masterclass van de master of suspense zelf.

 

15 december 2020

 

Vivement Dimanche!

 
Alle Camera Obscura

Whodunnits en whodiddits

Whodunnits en whodiddits

door Bob van der Sterre

Komisario Palmun erehdys ♦ Who killed Mary What’sername? ♦ Sette note in Nero


Wie heeft het gedaan? De butler natuurlijk! Toppers in het genre zijn Gosford Park en Murder by Death. Toch leuk om de geschiedenis in te duiken en een paar obscure varianten te vinden.

In Komisario Palmun erehdys (1960) zien we dat de vervelende Finse dandytycoon Bruno Rygseck overleden is in zijn huis. Daarbij aanwezig: vrouw, moeder en vrienden. En een butler die eerst alles schoonmaakt en dan pas de politie belt.

De beerput gaat open
Commissaris Palmu komt langs met zijn gevolg (drie man). Via opmerkingen van de laatste getuigen (een groepje van zes feestgangers) krijgt hij in flashbacks een beeld van wat zich afgespeeld heeft. Hij hoort de verhalen van Eerik Vaara, Aimo en Aira aan over de mysterieuze ‘moord’.

Een beerput gaat open. Bruno gleed volgens hen uit over een stuk zeep in zijn zwembadje en verdronk. Wel erg toevallig. Schrijver KV Laihonen die met de flirterige Vanne in de kelder wordt aangetroffen. De drinkgelagen en ‘vreselijke misdaden’ die voor een weddenschap werden besproken. Bruno blijkt verzamelaar van naaktfoto’s. Een vergiftigde kat. Bruno die de schulden van zijn broer wel wil wegdenken als diens vrouw AIra hem ‘s avonds bezoekt. ‘Het blijft tussen ons wat er is gebeurd.’

De commissaris blijft doorvragen – ook al wordt het Fins gezellig met veel drank en eten. En dan sterft Bruno’s vrouw ook nog. Een verdachte blijft over. Maar wie is dat?

Best goede film. Hier en daar (vrij weinig) zijn er verrassende, intuïtieve camerabewegingen. Soms wat humor. Het tempo ligt hoog en Joel Rinne is vermakelijk als commissaris Palmu. De liefhebber van het genre wordt verwend.

Er bestaan meer films van Matti Kassila met inspecteur Palmu en Joel Rinne. Allemaal uit de jaren zestig en allemaal goede beoordelingen. Als filmsnobs ze nou maar serieus genoeg nemen, krijgen we misschien nog eens een Criterionuitgave.

Zelf maar detective spelen
In Who killed Mary What’sername? of te wel Death of a Hooker (1971) is de moord op een prostitué de whodunnit. Mickey Isidore ziet dat de politie niets doet. Hij gaat zelf detective spelen. Vraagt na bij getuigen, zoekt ongure types op die misschien betrokken zijn. Hij is ex-bokser en slaat van zich af als het moet. En dat moet ook. Het is een foute buurt.

Waarom ie het doet? ‘Ik groeide op in een buurt als deze en had hier ook terecht kunnen komen.’ Eigenlijk legt de filmslogan het nog het beste uit: ‘Somebody just murdered your friendly neighbourhood hooker’.

Nu is hij rijk maar heeft ook diabetes. Zijn dochter, Della, wordt in het verhaal meegezogen. In plaats van hem terechtwijzen, wat je in veel scripts ziet, helpt ze hem mee.

Er zijn wel wat aanwijzingen voor de moord op deze Mary DeNapoli. Een jongen maakt een film over hoeren: ‘Ik hou van dingen die echt zijn.’ En gaat om met Della. Daarnaast is er een bende. Een man met een bril, Bolting. ‘Hoe heb ik die chick vermoord? Mes of een kernwapen!’ En een groep oude vrouwtjes.

Best een aardig moordmysterie van Ernie Pintoff. Het plot is verrassend genoeg. En mooi: het rauwe, sleazy New York zoals het toen was. Getoeter, bendes, bars, leegstaande gebouwen, vieze straten. Wie daar net zo van geniet als ik heeft aan deze film een goede.

Ook fijn om naar te kijken is komediant Red Buttons, die deze hoofdrol makkelijk aan kan. Alice Playten speelt een net zo geloofwaardige dochter. Die twee New Yorkers samen hebben een chemie dat je toch even achteraf nazoekt of zij misschien niet echt zijn dochter is. O ja, de muziek is verrukkelijk. En wie het nu deed… ja, verrassend genoeg.

Zeven duistere observaties
In Sette note in Nero (1977) gaan we naar Siena in Italië. Een vrouw rijdt een tunnel in en ziet vervolgens allerlei beelden. Een tijdschrift, een gele sigaret, een gebarsten spiegel, een bloedend hoofd, een man die de trap afloopt, iemand die mank loopt en iemand die een muur dicht metselt.

Wat betekenen die zeven duistere observaties? Virginia is verward en bezoekt een occultkenner.

Daarna komt ze in het huis van de familie van haar man en herkent de ruimte uit haar herinneringen. Ze slaat een gemetselde muur open en… vindt een lijk. Een 25-jarige vrouw, een ex van haar man! Hij wordt gearresteerd maar er is weinig bewijs en bovendien werkte hij al jaren in de VS. Hij komt weer vrij.

Wie heeft deze moord gepleegd? En nog een vraag: wie gaat de volgende moord plegen? Want dankzij het visioen weet Virginia (Jennifer O’Neill) zeker dat er nog iemand sterft. Welke agenda heeft de occultist trouwens? Wat maakt het ook uit! Als ze maar achterhalen wie het heeft gedaan (en wie het gaat doen).

De film van Lucio Fulci werd gemaakt tijdens de gialloperiode, maar is het toch niet helemaal. Geen reeks moorden met een glinsterend mes, geen waslijst van kandidaten en geen overdreven spanning. Dit is meer psychologische occult dan ‘een killer on the loose’. Politie is wel ouderwets incompetent – maar gelukkig is daar nog de meedenkende occultist.

De film is enorm sfeerrijk. Een oud huis, visioenen en een echte finale. Sterk is het lichtspel (zwart hoofd voor schilderij met licht, streepjes licht in donker huis, slepende voetstappen) en het acteerwerk is ruim voldoende.

En de film is ongewoon modieus. Virginia loopt in elke scène in nieuwe kleding, haar schoonzus draagt zelfs in opeenvolgende scènes andere kapsels. Op de aftiteling wordt zelfs iemand speciaal voor bont genoemd. Dat is wel heel bont… zelfs voor die tijd. Misschien komt die whodunnit ooit nog, wie al die vossen en hermelijnen liet verdwijnen…

 

11 oktober 2020

 

Komisario Palmun erehdys

Alle Camera Obscura

Berlin Alexanderplatz

***
recensie Berlin Alexanderplatz

De Duitse Droom

door Cor Oliemeulen

Het is misschien niet eerlijk om de jongste boekverfilming van Berlin Alexanderplatz te vergelijken met de geniale filmadaptatie van Rainer Werner Fassbinder. Toch verveel je je geen moment bij het verhaal over de opkomst en ondergang van een Afrikaanse vluchteling in de hedendaagse Berlijnse onderwereld.

De 32-jarige Francis (Welket Bungué) is de enige overlevende van een boottocht van Afrika naar Europa en neemt zich voor om een nieuw en beter mens te zijn. Maar als illegale vluchteling zonder papieren blijkt dat kennelijk onmogelijk. Na alle desillusies tijdens het zwoegen op een bouwplaats in het Berlijnse Alexanderplatz valt Francis voor een aanbod van de charismatische drugsdealer Reinhold (Albrecht Schuch) en droomt hij al snel van de Duitse Droom met genoeg middelen voor een zeer aangenaam bestaan. Wanneer Francis de escort Mieze (Jella Haase) tegen het bevallige lijf loopt, wil hij voor hen beiden een degelijk leven. Maar daarop zit Reinhold, die Francis immers uit de goot heeft getrokken en heeft opgeleid, niet te wachten.

Berlin Alexanderplatz

Onderwereld
Regisseur Burhan Qurbani – in 1980 in Duitsland geboren als zoon van Afghaanse vluchtelingen en in het jaar dat de legendarische serie van Rainer Werner Fassbinder op televisie verscheen – vertelt het verhaal van de beroemde roman Berlin Alexanderplatz (1929) van Alfred Döblin vanuit het perspectief van de zwarte vluchteling die belandt in de marge van de Berlijnse samenleving. Waar de oorspronkelijke antiheld Franz Biberkopf acteert in een tijd van politieke instabiliteit (revolutionaire dreiging van links, opkomend fascisme van rechts) verklaart Qurbani de beweegredenen van zijn hoofdpersonage bijna een eeuw later louter tegen de achtergrond van racisme en het verwezenlijken van een droom.

Ook al had Qurbani zijn protagonist Francis (door Reinhold al snel gedoopt tot Franz) geplaatst in een wereld van het hedendaagse oprukkend nationalisme en populisme, zelfs dan zou deze Berlin Alexanderplatz de roman te weinig recht hebben gedaan. Hoewel het thema van racisme immer actueel is, ligt in deze nieuwe boekverfilming het mankement in het ontbreken van een politieke context en een indringend portret van het milieu waarin Franz zich beweegt. Waar Fassbinder in 15,5 uur uiteraard veel meer tijd kan nemen om het door Döblin beschreven Lumpenproletariat met zijn leger van vagebonden, oplichters, bordeelhouders, voddenrapers, bedelaars, zakkenrollers en allerhande ander geteisem te representeren, beperkt Qurbani de Berlijnse onderwereld tot het grootschalig drugs dealen in het park, dure nachtclubs vol schoon vrouwelijk naakt en een op seks beluste bendeleider die zijn trofeeën vanuit een ziekelijke frustratie direct na bewezen diensten het huis uit schopt.

Berlin Alexanderplatz

Kansloos maar verdienstelijk
Ook al is nieuwe Berlin Alexanderplatz drie uur lang, het blijkt een kansloze missie het oorspronkelijke verhaal op het witte doek een ziel te geven. We komen een heel eind met mooie cinematografie en sfeervolle voice-overs met filosofische overpeinzingen uit het boek. En het is ondanks het zo nu en dan rammelende scenario knap dat de kijker weinig kans krijgt om zich te vervelen, maar uiteindelijk kun je alleen maar concluderen dat deze filmadaptatie een tikkeltje te hoog gegrepen is, wat ook blijkt als bepaalde dramatische wendingen te weinig uitleg krijgen en door het wel heel obligatoire einde.

Toch is Berlin Alexanderplatz editie 2020 een verdienstelijk geproduceerd misdaaddrama met een karakterstudie van een worstelende vluchteling en een goede cast waarin met name Albrecht Schuch als de psychopathische Reingold de meeste indruk maakt. Na afloop krijgt de liefhebber echter onmiddellijk zin om Berlin Alexanderplatz van Fassbinder uit de kast te trekken. Het hypnotiserende titelmuziekje, de briljante atmosfeer en de vertolkingen van Günter Lamprecht als de eenarmige ‘draufgänger’ Franz, Gottfriend John als de gemene Reinhold, Barbara Sukowa als het hoertje Mieze en Hanna Schygulla als Franz’ andere liefje Eva zijn nu eenmaal van een ongeëvenaard kaliber.

 

3 augustus 2020

 

ALLE RECENSIES

Fall Collini, Der

***
recensie Der Fall Collini

Een appel stelen als je honger hebt

door Cor Oliemeulen

Intrigerend rechtbankdrama over een juridisch schandaal in Duitsland dat zou leiden tot de moord op een grootindustrieel. Ondanks enkele onwaarschijnlijkheden in het verhaal stuurt Der Fall Collini aan op een afgrijselijke, emotionele afloop.

“Stelt u zich voor dat u een winkel hebt en een jongen steelt een appel. U zou dan boos zijn. Maar als u zou weten dat die jongen twee dagen niet gegeten heeft, zou u minder boos zijn, toch?” De jonge advocaat Caspar Leinen (Elyas M’Barek) legt de verdachte uit dat een verklaring afleggen zinvol is, want als de misdaad emotioneel is te begrijpen, kan dat tot strafvermindering leiden. Pas wanneer Leinen iets vertelt over zijn jeugd en de relatie met zijn vader beginnen de blauwe ogen van de verdachte te fonkelen en lijkt hij te willen praten. Maar daadwerkelijk iets vertellen, heeft volgens hem toch geen zin, hoe hoog de strafeis ook moge zijn.

Der Fall Collini

Moord op surrogaatvader
De bekende Berlijnse strafpleiter Ferdinand von Schirarch verkocht meer dan een half miljoen boeken van De zaak Collini waarop regisseur Marco Kreuzpainter zijn rechtbankdrama Der Fall Collini baseert. Het verhaal begint in 2001 als grootindustrieel Meyer dood in zijn hotelkamer wordt aangetroffen met drie kogels door zijn hoofd geschoten en een kant van zijn gezicht tot gort getrapt. Lang zoeken naar de vermeende dader hoeft de politie niet. De gepensioneerde Italiaanse gastarbeider Fabrizio Collini (Franco Nero) gaat rustig in de hotellobby zitten met Meyers bloed op zijn kleren en schoenen.

Gemakkelijker kun je het niet hebben, zou je zeggen. Dat vindt ook Caspar Leinen die voor zijn eerste zaak als pro-Deoadvocaat wordt aangewezen. Maar hij schrikt als hij verneemt dat de vermoorde industrieel Jean-Baptiste Meyer dezelfde persoon is als Hans Meyer, de grootvader van zijn jeugdvriendje Philip. In flashbacks leren we hoe Caspar er kind aan huis was en dat Hans zich ontpopte als een vaderfiguur voor hem. De oude Mercedes waarin de advocaat nu rijdt, kreeg hij van Meyer toen hij als jurist afstudeerde.

Gevoelens buiten de rechtszaal
Wanneer Philips zus Johanna (Alexandra Maria Lara), met wie Caspar destijds een korte liefdesrelatie had, zich meldt, ziet hij er vanaf om Collini te verdedigen. Echter Caspars professor van de universiteit en tevens beroemd strafpleiter Richard Mattinger (Heiner Lauterbach) moedigt hem aan de zaak toch op zich te nemen, terwijl Mattinger nota bene zelf zal fungeren als mede-aanklager. Persoonlijke gevoelens hebben toch niets te zoeken in de rechtszaal? Die woorden zijn voor Caspar voldoende reden om alsnog door te zetten, tot afschuw van Johanna. “Ik ben advocaat”, zegt Caspar.
“Ja, en dat heb je aan mijn grootvader te danken”, snauwt Johanna. “Anders had je nu in een shoarmazaak gestaan.” Ondanks de verschillende belangen en emoties laait hun amoureuze relatie weer op.

Der Fall Collini

Na mooie woorden tijdens de uitvaart over de overledene, zowel op persoonlijk als zakelijk vlak, en omdat Collini blijft weigeren om een verklaring af te leggen en zijn vingerafdrukken op het moordwapen worden bevestigd, lijkt de zaak snel beklonken. Totdat onze rookie een ingeving krijgt. Hij vraagt de rechter uitstel, duikt de archieven in en gaat naar de geboorteplaats van Collini in Italië waar hij een ontdekking doet. Het blijkt dat er op 19 juni 1944 iets is gebeurd wat van invloed op het misdrijf is. Voor de weldenkende kijker van Der Fall Collini is het waarschijnlijk geen verrassende ontdekking, want twee bejaarde mannen in Duitsland zullen nu eenmaal snel worden gelinkt aan de Tweede Wereldoorlog. Alle omstandigheden en nuances gaan we hier natuurlijk niet verklappen.

Motief gerechtvaardigd?
Minder waarschijnlijk is het feit dat een juridisch groentje de kans krijgt om tijdens ‘het proces van het jaar’ de verdachte in zijn eentje te verdedigen. Bovendien is het bijzonder dat hij in eerste instantie niet in de gaten heeft dat grootindustrieel Jean-Baptiste Meyer dezelfde persoon is als Hans Meyer, zijn surrogaatvader. En dan de rol van de media. Hoewel het tegenwoordige verhaal zich zo’n twee decennia geleden afspeelt en de communicatiemiddelen beperkter waren, komt de pers er bekaaid van af. De zaak Collini schreeuwt om het achterhalen van het moordmotief, echter geen enkele Duitse journalist vindt kennelijk de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, terwijl Caspar Leinens dagtripje naar Italië prompt het raadsel oplost.

Dat alles wil zeker niet zeggen dat Der Fall Collini een simplistische geschiedenis vertelt. Collini begaat de moord omdat de wet volgens hem geen rechtvaardigheid bracht. Maar maakt dat hem minder schuldig?

 

10 juli 2020

 

ALLE RECENSIES