IDFA 2020 – Deel 7: Grenzen verleggen

IDFA 2020 – Deel 7 (slot):
Grenzen verleggen

door Bob van der Sterre

Met zes films die in meerdere opzichten grenzen verleggen, sluiten we onze verslaggeving van IDFA 2020 af. In dit laatste deel zien we verrassende taferelen in Cuba, het verstrijken van de tijd in een Italiaans dorp, jonge vrouwen in Parijs, algoritmen met goddelijke pretenties in de VS, het in scène zetten van een documentaire in Londen en het mysterie van 43 verdwenen studenten in Mexico.

 

Epicentro

Epicentro
Cuba. Prachtig arm land in de Cariben. Hubert Sauper, befaamd documentairemaker, strijkt er neer en observeert. Sauper werd in 2004 wereldberoemd met de documentaire Darwin’s Nightmare. Hij maakte sindsdien maar een film en nu richt hij zich op Cuba. Het boek Energie und Utopie van Johannes Schmiedl is de ruggengraat van dit verhaal. In dat geval kun je de drie kleurrijke karakters (twee guitige meisjes van een jaar of twaalf die graag dansen en een graag lachende volwassen vrouw) beschouwen als de bloedsomloop.

Epicentro begint met filmvertoningen voor een Cubaanse schoolklas over de vergeten geschiedenis tussen Spanje en de VS in 1898. Het zinken van de USS Maine, die een Spaans-Amerikaanse oorlog tot gevolg had en Cuba zou bevrijden. De Amerikanen als motor achter de Cubaanse onafhankelijkheid? Het was echt zo.

Zulke momenten zijn de tussenstations van deze film. We beginnen dus met Theodore Roosevelt en zijn ‘rough riders’, zien de Cubaanse striptekenaar die hem tekende, bezoeken Hotel Roosevelt midden in Havana, zien kinderen boze dingen zeggen over imperialisme, horen dat Che Guevara ‘minister van rum en suiker’ was, bezoeken een oude suikerfabriek (‘Hier maakten ze de suiker voor Coca Cola’).

Na dit sterke begin kijken we vooral naar de gevolgen van het laatste stukje geschiedenis in Cuba: toerisme. Een cruise. Een rondrit. Convertibles met toeristen langs het strand. Habanabustour. Sauper filmt een toerist die, behangen met camera’s, foto’s neemt van kinderen en oudjes in Cuba. ‘Ik betaal ze nooit. Het is een eer om door mij gefotografeerd te worden.’ Dure hotels (‘Door de maffia gebouwd’).

Een Italiaanse bezoeker zegt letterlijk: ‘Ik kom hier om terug te gaan in de tijd.’ Hij vat ook de reden van het Cuba-toerisme samen: ‘Mensen komen hier om nog een communistisch land te kunnen bezoeken, voor het voorbij is.’ We pakken ook nog het overlijden van Fidel Castro mee als symbolisch eind van het non-kapitalisme.

Sauper buit fascinerende momenten goed uit. Een slow motionbeeld van een oude auto bij de ruïne van een suikerfabriek met muzikale begeleiding: erg fraai. Daarna een interview met een oude man, een jonge man eist dat hij gefotografeerd wordt, vervolgens passeert een paard en wagen, dan een scooter – en dat allemaal met dezelfde muziek.

Als documentairemaker krijg je wat het moment je biedt. Als je door haar kleren aan de waslijn een doorkijkje hebt naar gebouwen in de wijk. De trein die rennende koeien achterna zit. De twee die tango dansen in een meubelwinkel (?). Wat te denken van dit beeld: een oud huis, twee halfnaakte mannen, vrouw zingt in de telefoon half mee met Bohemian Rhapsody, poster van Fidel Castro (90) aan de muur. Allemaal levende schilderijtjes.

En dan dus de twee meisjes en de dame, die het zware politieke en economische verhaal een heel prettig spontaan en menselijk tegengewicht bieden.

Conclusie: dit is wat documentaires vaker zouden moeten zijn; niet de verwachting als doel, maar de verrassing.

 

Bosco

Bosco
Bosco di Rossano. Italiaans dorp in het noorden van Toscane. 9 bewoonde huizen, 13 inwoners, 40 leegstaande huizen: ver, ver van de bewoonde wereld.

Dat is niet wat Bosco was voor de opa van filmmaakster Alicia Cano Menoni. Hij is 102 jaar oud. Zijn familie bewoonde het dorp toen het nog een levendig dorp was. Door de verhalen van vroeger kende hij het dorp van buiten zonder er zelf te zijn geweest. Zelf groeide hij op in Uruguay en zag niet veel meer van de wereld dan de hoofdstad, Montevideo, waar hij een bar had.

Met Bosco maakte Alicia Cano Menoni een ontroerende film over tijd. De paar bewoners van Bosco vertellen over hun levens, hun verleden, en ze weten ook dat ze er nooit weg zullen gaan. En wat gebeurt er dan met Bosco? Een dame loopt naar midden in het bos, waar haar ouderlijk huis al in een ruïne is veranderd, en begint te huilen.

En dan weer terug in Uruguay, waar de pretoogjes van opa Menoni glinsteren als hij over ‘Bok-ko’ begint. Ook daar ontroering als we de aftakeling van diens vrouw op video meemaken. Eerst nog vol levenslust aan het bezemen, even later verlaat ze met een wandelrekje het huis en kust nog eenmaal de deurpost. Er is ook een beetje (tijdloze) humor als hij ergens zijn cv opduikt en een waslijst aan baantjes begint op te sommen.

Uiteindelijk zal het stadje weer opgenomen worden door de natuur, dat is onvermijdelijk. De opa van Alicia Cano Menoni maakt dat sowieso niet meer mee. Hij overleed vlak na het maken van deze film en geeft daarmee een extra wrange laag aan de thema’s tijd en vergankelijkheid in deze film.

 

Jungle

Jungle
Parijs. Jonge vrouwen (begin twintig) die roken, drinken, schreeuwen en feesten.

Bovenstaande voldoet prima voor de synopsis van deze 50 minuten durende film. We leren natuurlijk dat er ook schaduwkanten zijn achter de pret. Vooral met woningen zijn er problemen. Ook met vriendjes, ouders, geld, werk en soms psychische problemen.

De film gaat niet echt diep. En dat is ook niet erg: Jungle is een mild entertainende film met een paar droogkomische momenten over jonge meiden die net zo fragmentarisch zijn als het leven op die leeftijd zelf ook is. Misschien komen er nog wel vervolgen, zoals de legendarische reeks Up (die nu aan 63-Up toe is). Of nog beter: misschien maakt Louise Mootz ook zo’n soort film over introverte Parijse vrouwen. Ik vermoed dat die nooit de bioscoop zal halen. Jammer!

 

New Gods

New Gods
Ergens in de VS. Een jongen is eenzaam en rijdt rond in een auto. Hij wil een vriendinnetje maar meisjes willen hem niet. Hij gaat ze haten. Een algoritme volgt hem.

In deze korte Zwitsers-Franse film kijkt een algoritme ons brutaal aan. Het vertelt hoe het de schone taak had om een bepaald type jongen, user LonerWolf58, te laten verdwijnen. Het algoritme definieert hem heel simpel. Man? Check. Bewapend? Check. Altijd alleen? Check? Maakt video’s online? Check. Impopulair bij meisjes? Check. ‘Hij swipet 55.723 profielen. Hij stuurt 14.723 berichten.’ Hij noemt zichzelf ‘incel’ (involuntarily celibate).

We weten dan al: dit gaat niet goed aflopen. De film zegt het niet letterlijk maar dit verhaal is gebaseerd op dat van de moordenaar Elliot Rodger.

Een groot beeldexperiment – alles is digitaal bewerkt. Geen wonder, we kijken ook vanuit het perspectief van een algoritme (God). Aandacht voor lettertypen, bewerkte beelden (met embossed effect) en geluid.

Het is alsof regisseur Loïc Hobi en zijn team keken hoe je dat thema van een schietende maniak helemaal anders kunt vertellen: vanuit het totaal ongewone perspectief van het algoritme, die bijna de status van God bereikt. ‘Ik werd gemaakt om hem te laten verdwijnen.’ Dat biedt perspectieven voor visuele kunststukjes én filosofische overpeinzingen.

Een documentair experiment zoals je ze veel te weinig ziet op IDFA. Ik zeg het niet snel maar deze film van Loïc Hobi had van mij langer mogen duren. Hoewel het resultaat nu juist ook ijzersterk is. Ook al duurde het maar twintig minuten; dit was veel beter dan menig lange docu.

 

The Filmmaker’s House

The Filmmaker’s House
Londen. Filmmaker Marc Isaacs moet een film maken over misdaad… of seks. Geen van beide onderwerpen trekt hem echt.

Hij is al jaren bezig met een ander project: een demente man die hij slapend filmde en die vlak daarna een moord pleegde. Zijn schoonmaakster wil die video’s nu een keertje weggooien. ‘Ze geven een slechte energie aan dit huis.’

Wanhopig begint documentairemaker Marc Isaacs dan maar te filmen wat thuis gebeurt. Eerst de schoonmaakster, dan een dakloze die zichzelf uitnodigt, dan tuiniers die hekken vervangen, dan de buurvrouw (door boerka bedekt) die maaltijden komt brengen… Eh ja, dan besef je dat je naar complete fictie zit te kijken. Deze film is een opzettelijke fictiefilm over documentaire. Nee, het is een film over het in scène zetten van een documentaire… Of wacht… Nou ja, dan is het niet zo raar als je een dakloze uit het ziekenhuis haalt om het laatste shot van je documentaire te schieten en hem weer terugstuurt met een taxi.

De film bekritiseert volgens IDFA ‘de gelikte, commerciële documentaire’. En niet ten onrechte! Lees mijn eigen artikel over hyperrealisme van een paar jaar terug.

De programmeurs op IDFA zullen er vast over hebben gediscussieerd. Kan dit wel? Natuurlijk mag je altijd de grenzen blijven opzoeken – niet al te bang zijn voor negatieve reacties. Ik snap de satirische knipoog wel naar al die mooie, ontroerende docu’s over vluchtelingen.

Ik waardeer de poging, maar heb het gevoel dat de film niet alles aan absurditeit haalt wat erin had gezeten, zoals bijvoorbeeld de satires van Brass Eye dat wel doen. En valt die bodem er eenmaal uit, blijft een beetje waterige filmblend over waar je niet echt goed van weet wat je ermee moet doen.

 

Vivos

Vivos
Tot slot Mexico. In september 2014 veranderde het leven voor 43 Mexicaanse gezinnen. Ze kregen vreemde berichten van hun kinderen of partners, allemaal studenten van een lerarenopleiding, dat ze misschien wel zouden sterven die dag in Iguana.

Een officieel onderzoek beschreef later dat nota bene de politie de studenten uit bussen had gehaald en had overgedragen aan een kartel, dat ze vermoord zou hebben. Die sowieso al best curieuze lezing (waarom zou de politie dat doen en ermee wegkomen?) wordt door weinigen geaccepteerd. Mobiele telefoons bleken later nog te werken. Waarom gebeurde het eigenlijk? Een theorie is dat de bende zich vergiste toen ze dacht dat er drugs gesmokkeld werd in de bussen.

Een grimmig hoofdstuk in de geschiedenis van een toch al door misdaad getekend land. Nog steeds weet niemand wat er met de 43 vermiste studenten is gebeurd. Maar het geeft weinig hoop dat er al drie daar waren vermoord. Ai Weiwei bezoekt familieleden, advocaten, journalisten. Ondertussen veel beelden van het platteland.

Met het hart van de film is niets mis, Ai Weiwei maakte er een mooie respectvolle docu van, vergelijkbaar met Human Flow in 2017. Ik zie er alleen jammer genoeg héél weinig eigen handtekening in van de artiest. Anders dan de bijvoorbeeld uren durende opnames van snelwegen die hij eerder maakte (Bejing Second en Third Ring). Hier cijfert hij zijn kunstenaarschap edelmoedig weg.

Wel snap ik wat de eregast van het IFFR in 2012 in dit verhaal zag: de individu versus de staat. Plus een volgens velen onware lezing van de overheid.

Overigens niet de enige film die hij maakte in 2020: CoroNation gaat over corona en Wuhan. Dat belooft meer documentair spektakel! Maar dat is vermoedelijk wachten op IDFA 2021. Als we dan maar weer gewoon in de filmzalen terecht kunnen.

 

4 december 2020

 

IDFA 2020 – Deel 1: Vergane glorie en persoonlijke geschiedenissen
IDFA 2020 – Deel 2: Power to the People en The Backstage of Politics (1)
IDFA 2020 – Deel 3: Mensen met hun passies en zwakheden
IDFA 2020 – Deel 4: Rusland documentaireland
IDFA 2020 – Deel 5: Power to the People en The Backstage of Politics (2)
IDFA 2020 – Deel 6: Power to the People en The Backstage of Politics (3)

 

MEER FILMFESTIVAL