Dust in the Wind

***

recensies  A Time to Live and a Time do Die + Dust in the Wind

Slaapverwekkend mooi

door Cor Oliemeulen

De Iraanse cineast Abbas Kiarostami zei ooit in een interview dat hij het liefst films kijkt waarbij hij zich goed kan ontspannen en in slaap kan vallen. Hij zal dan met genoegen de opgroeitrilogie van zijn Taiwanese collega Hsiao-Hsien Hou hebben beleefd.  

Het tweede en derde deel van dit drieluik – respectievelijk A Time to Live and a Time do Die (Tong nien wang shi, 1985) en Dust in the Wind (Lian lian feng chen, 1987) – beleven een re-release een week voor de Nederlandse première van het spirituele martial arts-drama The Assassin, dat dit jaar de Gouden Palm in Cannes veroverde. We bespreken beide films in deze recensie.

A Time to Live and the Time do Die

Indringende, maar afstandelijke familiekroniek
A Time to Live and a Time do Die is gebaseerd op de jeugd van regisseur Hsiao-Hsien Hou en doet denken aan de humanistische documentairestijl van de Indiase regisseur Satyajit Ray en de beschouwing van families van de Japanse cineast Yasujiro Ozu. In lange shots portretteert Hou een gezin dat in 1947 het Chinese vasteland verruilt voor een dorp op Taiwan en door de communistische revolutie van Mao niet meer kon terugkeren.

In een tijdbestek van achttien jaar volgen we het leven van Ah-ha (de regisseur) en zijn ouders, drie broers, zijn zus en zijn oma. Op de momenten dat de kleine jongen zich niet bezighoudt met kattenkwaad, hangt hij rond met leeftijdsgenootjes of wandelt hij met zijn verwarde oma naar een brug, want zij denkt dat zij terug kan naar haar geboorteland China. Later zien we de ontworteling van Ah-ha en het verlies van zijn kinderlijke onschuld als hij zich heeft ontpopt als een kleine crimineel. Het drama springt abrupt in de tijd en doet soms wat gedateerd aan, maar heeft ontegenzeggelijk nostalgische trekken en toont een periode en samenleving waarin gejaagdheid nog niet leek te bestaan.

Dat zien we in het simpele leven van alledag (Ah-ha gaat weer eens in bad) met traditionele opvattingen (de dochter kan zich liever richten op koken dan op studeren) dat wordt afgewisseld met de dood en de emoties die hiermee gepaard gaan. Waarmee het ambivalente karakter van deze familiekroniek is samengevat: de camera blijft altijd op afstand en identificeren met de personages is lastig.

Als vader plotseling overlijdt (hij bleek tuberculose te hebben, wat postuum de distantie tot zijn kinderen verklaart) is het hartverscheurende geschrei van zijn vrouw indringend, maar gereserveerd, in beeld gebracht. En als uiteindelijk de grootmoeder sterft, en de camera in geuren en kleuren registreert op welke fysiologisch onsmakelijke manier dat is gebeurd, is de lauwe reactie van de familieleden moeilijk te doorgronden. Echter dat maakt A Time to Live and the Time do Die niet minder oprecht en realistisch.

Dust in the Wind

Traditioneel leven in Taiwan
Dust in the Wind is volgens dezelfde technisch knappe cinematografische ideeën gemaakt. Het traditionele leven in Taiwan trekt in lange statische camerashots, vaak met een diepe focus, aan het oog van de toeschouwer voorbij. We volgen de jongen Ah-yuan, die na zijn schooldiploma zijn vriendin Ah-yun in het dorp achterlaat om te gaan werken in de hoofdstad Tapei. Een jaar later voegt zij zich bij hem en proberen ze genoeg geld te verdienen om te kunnen trouwen. Maar dan moet Ah-yuan in het leger en rijst de vraag of Ah-yun kan wachten op zijn terugkomst.

De afsluiting van deze trilogie voelt door het speelse karakter en de sporadische humor wat losser aan dan A Time to Live and the Time do Die, maar de beschouwing is even afgemeten en hiermee het inlevingsvermogen lastiger, zoals je vaker in Chinese films ervaart. Naast het visuele aspect besteedt Hou veel aandacht aan de geluidsband: omgevingsgeluiden staan centraal en slechts af en toe hoor je wat korte klanken van een akoestische gitaar om de scènes aan elkaar te rijgen. Samen met Ay-yun tellen we tergend langzaam de dagen af.

De in het westen veel geroemde opgroeitrilogie van Hsiao-Hsien Hou vormt de opmaat van zijn trilogie die de enerverende geschiedenis van Taiwan centraal stelt. Het eerste drama in de reeks, A City of Sadness (Bei qing cheng shi, 1989), mag dan wel op dezelfde authentieke leest zijn geschoeid, de spoedige overgang van de Japanse naar de Chinese onderdrukking levert in ieder geval meer actie op dan in de vorige drie films samen. Dat neemt niet weg dat Hou’s originele filmpoëzie van A Time to Live and a Time do Die en Dust in the Wind slaapverwekkend mooi is.

 

12 februari 2016

 

MEER RECENSIES