J’accuse

***
recensie J’accuse

Klokkenluider hoeft geen held te zijn

door Cor Oliemeulen

Nadat een Franse krant in 1898 J’accuse…! van Émile Zola publiceerde, brak in het land de pleuris uit. De schrijver veegde uitvoerig de vloer aan met de legertop en alle andere instanties die de onterechte beschuldiging van de joodse officier Alfred Dreyfus in de doofpot hadden gestopt. De Britse journalist en schrijver Richard Harris schreef een boek over de affaire en regisseur Roman Polanski verfilmde dat.

Alfred Dreyfus werd veroordeeld tot een langdurig verblijf op Duivelseiland omdat hij een spion voor Duitsland zou zijn. De affaire hield Frankrijk maar liefst twaalf jaar in zijn greep door gerechtelijke blunders, politieke belangen en antisemitisme. Regisseur Roman Polanski – vooral bekend van Het mes in het water (1962), Rosemary’s Baby (1968), Chinatown (1974) en The Pianist (2002) – kruipt in zijn historische drama J’accuse in het hoofd van de nieuwe baas van de Franse inlichtingendienst, kolonel Georges Picquart (Jean Dujardin: The Artist, Deerskin). Die ontdekt dat de bewijzen tegen Alfred Dreyfus (Louis Garrell: Le Redoutable, Little Women) zijn vervalst en moet vervolgens tal van intimidaties zien te trotseren om de waarheid boven tafel te krijgen.

J'accuse

Jood
De film opent met een ceremonie op een groot plein waar het uniform van kapitein Dreyfus op vernederende wijze van alle militaire versierselen wordt ontdaan. Een officier naast Picquart, die door een verrekijker het tafereel gadeslaat, vraagt wat hij ziet. “Dreyfus ziet eruit als een joodse kleermaker die huilt omdat zijn geld in de vuilnisbak wordt gegooid”, zegt Picquart, waarna iedereen de grootste lol heeft. Op dat moment moet Picquart niet veel van joden hebben, en aan het eind van het verhaal nog steeds niet. Maar ondertussen gelooft hij wel vurig in zijn plicht om te doen wat juist is, hoeveel weerstand dat dat ook oplevert. Het hoofdpersonage wordt in de film zeker niet als held neergezet, maar wel als moedige klokkenluider.

Roman Polanski (als kind met zijn joodse gezin opgesloten in het getto van Krakau) had een jarenlange fascinatie met de Dreyfus-affaire toen hij contact zocht met zijn Britse vriend Richard Harris, wiens thriller The Ghost hij in 2010 al had verfilmd. Ook dat verhaal gaat over een klokkenluider, een ghostwriter van een op Tony Blair lijkende regeringsleider die een boekje over diens politieke misstappen wil opendoen. Maar met de klokkenluider in J’accuse loopt het beter af. Die ontbloot in deze deskundig gefilmde, maar niet al te spannende psychologische thriller het universele thema van organisaties die hun fouten toedekken en de onthullers willen straffen.

J'accuse

Kerfstok
Iemand die zelf het een en ander op zijn kerfstok heeft wantoestanden laten openbaren, vraagt om controverse. Sinds zijn arrestatie en veroordeling in 1977 vanwege het drogeren en seksueel misbruiken van de dertienjarige Samantha Gailey heeft een dozijn vrouwen Roman Polanski (inmiddels 86) beschuldigd van seksueel overschrijdend gedrag. Boze tongen beweren dat de regisseur in J’accuse zijn frustraties over de volgens hem valselijke beschuldigingen aan zijn adres vertolkt, maar in de film is daar niets van terug te zien.

Twee dagen voor de Nederlandse online première van J’accuse werd in De Balie te Amsterdam gedebatteerd over de vraag of we Polanski en zijn filmkunst moeten (kunnen) scheiden van zijn wandaden. Dat lijkt op de discussie of je muziek van Michael Jackson nog leuk mag vinden met de wetenschap van diens seksuele escapades met minderjarigen. In Frankrijk won J’accuse drie Césars, waaronder die van beste regisseur, waarna enkele actrices demonstratief de zaal verlieten. Ondanks die filmprijzen blijkt Polanski’s drama weliswaar solide, maar geen meesterwerk, dus dat is voor menigeen wellicht een doekje voor het bloeden. Dat laat onverlet dat er nooit genoeg verhalen over klokkenluiders kunnen worden verteld.

J’accuse is vanaf 16 april te zien op Picl en vanaf 30 april op een aantal andere VOD-kanalen.

 

16 april 2020

 

ALLE RECENSIES