Michaël Roskam, regisseur Le Fidèle

Michaël Roskam, regisseur van Le Fidèle:
“In mijn films worden de vrouwelijke personages steeds belangrijker”

door Alfred Bos

Le Fidèle is de derde speelfilm van de Belgische regisseur Michaël R. Roskam. Het is tevens zijn derde film met steracteur Matthias Schoenaerts in een van de hoofdrollen. Na de Belgisch-Limburgse veeboer uit Rundskop (2012) en de gewelddadige marginaal in de Amerikaanse productie The Drop (2014) speelt Schoenaerts ditmaal een Brusselse gangster die een verhouding krijgt met een racende rijkeluisdochter, een rol van de Franse actrice Adèle Exarchopoulos.

Een film over een foute man in een liefdesrelatie begint met een jonge vrouw doet de Nederlandse filmkijker al snel opveren: ah, Turks Fruit! Daar had Roskam (Sint-Truiden, 1972), die eigenlijk Reynders heet en als regisseur de de naam van zijn moeder voert, zelf nooit aan gedacht. “Nee, dat is me totaal ontgaan”, reageert hij. “Ik hoorde dat Martin Koolhoven over Le Fidèle had getwitterd: Rundskop meets Turks Fruit. Haha, ik vind dat een compliment. Ik heb Turks Fruit heel lang geleden gezien. Ik ga ‘m opnieuw kijken, met die opmerking in het achterhoofd.”

Michaël Roskam (Foto: Rudy Lamboray)

Le Fidèle is opnieuw een ‘Europese’ film van Roskam, nadat hij op basis van zijn debuut Rundskop werd uitgenodigd om in Amerika het misdaaddrama The Drop te draaien. Voor het scenario van Le Fidèle werkte hij samen met de gelauwerde Franse scenarist Thomas Bidegain, de vaste schrijver van Jacques Audiard (Un prophète, De rouille et d’os, Dheepan).

“We zijn aan elkaar voorgesteld door Matthias Schoenarts. Die speelde de mannelijke hoofdrol in De rouille et d’os. Het klikte onmiddellijk tussen ons. Ik was op dat moment bezig met het script van Le Fidèle en vertelde hem dat ik een scenarist zocht. Zo kwamen we op dezelfde plek.”

InDeBioscoop sprak Thomas Bidegain naar aanleiding van zijn regiedebuut Les Cowboys en bij die gelegenheid uitte hij zijn wrevel over het generieke van de Amerikaanse cinema. Hij had The Drop liever in Antwerpen gesitueerd, niet in een bar in Brooklyn. In zijn woorden: ‘Dat is een vreselijk cliché, hoe vaak hebben we dat al niet eerder gezien?’

“Je kunt moeilijk een misdaadverhaal vertellen
en het dan hebben over bloemschikken”

Roskam: “Daar ga ik niet mee akkoord, natuurlijk. Wat mij aansprak aan het verhaal van The Drop was net dat we een klassiek misdaaddrama konden vertellen, maar wel met een hoogst origineel personage, met een originele set-up en uiteraard: misdaad is misdaad. Je kunt moeilijk een misdaadverhaal vertellen en het dan hebben over bloemschikken. Dan moet er wel een geweer aan te pas komen en een crime, dus klagen dat er teveel crime in een crime-film zit is een komedie verwijten dat er iets te lachen valt.”

Matthias Schoenaerts in Rundskop (2011)

Matthias Schoenaerts in Rundskop (2011)

Dat was niet het punt. Dat was namelijk: als de film was gemaakt in Europa…

“…maar in Europa zou je zo geen film maken, dat is het punt. Daar maak je een ander soort films. Dat is nou net het leuke eraan. Net zoals ik in Rundskop besloten heb de crime scene te nemen zoals ik ze ken en niet een imaginaire Goodfellas ga creëren terwijl er in Antwerpen helemaal geen goodfellas rondlopen. Dan ben je gewoon belachelijk. In dat opzicht heeft het omgekeerd ook geen zin om Europees te doen in Amerika. Dan wordt je eigen plek exotisch.”

“Neem Le Fidèle. Dat is een film noir, dat is altijd melodrama met misdaad. Dat is wat anders dan een heist-film of een stilistische kopie van de broeierige man en de girl in the cocktail dress in distress. Dat zijn clichés. Maar de originele film noirs waren liefdesverhalen, altijd onder druk door misdaad of een crime setting. An element of crime putting pressure on the love story. In mijn geval is de femme fatale een homme fatale. Ik heb een aantal eenentwintigste-eeuwse elementen toegevoegd die genderclichés ontkrachten, maar niet de cinematografische liefdesclichés, om ze zo te noemen. De bestaande genre-elementen heb ik bewaard, maar ik heb ze niet ingevuld volgens de clichés van die tijd of eender welke tijd. Die heb ik in dat opzicht ontkracht.”

“Een misdaaddrama zoals The Drop kun je niet vertellen in Antwerpen. Dan maak je een karikatuur. Niet alleen van het genre, je volgt niet de onderliggende culturele identiteit van een stad als Antwerpen of Amsterdam. The Drop is een beetje een genrefilm. Soms weten we niet meer: zit het cliché in de werkelijkheid of zit het in de film? Life imitates art, art imitates life. Wat dat betreft is The Drop een Amerikaanse film. Een Amerikaanse variant van een bepaald soort cinema en heel genre-gericht ook. Het is eigenlijk een fabel, een heel donker kerstverhaal. Dat wilde ik vertellen. Als ik een Europese misdaadfilm wil maken, maak ik wel een Europese misdaadfilm.”

“Die wenselijkheid is misschien een typisch Franse reflex. Ze zijn heel dominant aanwezig in hun eigen cultuur. Niet zoals wij bijvoorbeeld een grote Amerikaanse dominantie hebben. Fransen die spreken over Amerikaanse genrefilms—dat is heel moeilijk, omdat ze hun eigen genre-conventies hebben. Thomas en ik zijn goede vrienden, maar die reflex zit bij Fransen veel dieper dan bijvoorbeeld bij Vlamingen of Nederlanders.”

“Schoenaerts zal absoluut Schoenaerts zijn en blijven.
En een gelijkaardige impact hebben op de wereldcinema”

Sommige mensen zeggen dat Matthias Schoenaerts de nieuwe Michael Fassbender kan worden, een soort uithangbord van de Europese cinema.

“Schoenaerts zal absoluut Schoenaerts zijn en blijven. En een gelijkaardige impact hebben op de wereldcinema, ik denk het wel. Het zou te gek zijn als ik hem weer een duwtje kan geven. Maar hij heeft niet veel duwtjes nodig, hè. Hij is eerder een kracht op zichzelf. We trekken elkaar aan, we duwen elkaar aan, we slepen elkaar mee. In dat opzicht zit ik ook in zijn slipstream. Het is een totaal gelijkwaardige samenwerking. Een plus een is drie bij ons.”

Wat is de chemie?

“In de eerste plaats zijn talent. Ik ga ervan uit dat ik in ieder geval over een minimum aan talent beschik. Ik denk dat we elkaar opheffen, beter maken, en vooral veel plezier hebben samen. We zijn broeders bijna. We zijn in al die jaren supergoeie vrienden geworden en het is gewoon plezant. Als ge uw passie kunt beleven met plezier, dat is de max.”

Matthias Schoenaerts (Foto: Maarten Vanden Abeele)

Matthias Schoenaerts (Foto: Maarten Vanden Abeele)

Het heeft jaren geduurd eer de financiering voor uw debuutfilm Rundskop rond was. Wat waren de hinderpalen?

“Op papier wekte Rundskop de indruk dat het budget meer zou zijn dan gemiddeld voor een debuutfilm. Dat bracht risico’s met zich mee. Soms duurt het even lang om de laatste tien procent te vinden als de eerste negentig. Het was in die laatste tien procent dat het een beetje moeilijk ging. We hebben toen funding van Eurimage misgelopen, dat was een tegenvaller. Achteraf heeft Eurimage zich daarvoor geëxcuseerd. Nu stappen ze in Le Fidèle.”

Het postitieve van die tegenvaller was dat het Schoenaerts de kans gaf om nog vijf kilo aan te komen.

“Dat wel. Hij zat te wachten natuurlijk: hoe lang moet ik nog zo dik blijven? Nog eventjes, jongen. Nog eventjes. Hij werd almaar zwaarder en zwaarder.”

Scheppen via democratie
Roskam studeerde in 2005 af aan het Binger Film Instituut, tegenwoordig Binger Filmlab, in Amsterdam. Zijn hoofdrichting was scenarioschrijven, niet regie. “Ik wou altijd al regisseren en ik schreef ook”, vertelt hij. “Want je begint een film bij het scenario. Ik had vooral nood aan craftmanship. Ik voel me nog geen rasechte schrijver. Ik volg nog te vaak mijn regisseursinstinct als ik in de pen duik.”

“Wanneer regisseurs een script schrijven sluipen er vaak regieaanwijzingen in de dialogen. Dat zijn eigenlijk kapstokken voor de regisseur om zichzelf te kunnen uitdrukken in zijn verhaal, maar die puur verhaal-technisch ballast zijn. Dingen die je niet hoeft te vertellen. Maar je vertelt het jezelf om te kunnen snappen wat je aan het doen bent. Daar moet je afstand van kunnen nemen en dat is heel moeilijk voor een schrijvend regisseur. Daarom vraagt dat dubbel zo veel tijd en dubbel zoveel maturiteit om dat te kunnen. Per generatie heb je er één die op zijn twaalfde al schrijft en op zijn tweeëntwintigste knalt, maar al de rest moet rijpen.”

Vlieguren maken.

“Inderdaad, en dan hangt het ervan af hoe oud je bent wanneer je begint te vliegen. De meeste beginnen op hun achttiende, maar je hebt er hier en daar eentje die op zijn twaalfde al bezig is.”

U heeft ervaring met cinema in Europa en u heeft gewerkt in de States. Zijn er grote verschillen?

“Ik heb daar vaak en veel over nagedacht en de conclusie is, als ik het in het Engels mag zeggen: in Europa, the guys who are receiving the money own the film. In Amerika is het: the guy who gives the money owns the film. Dat maakt het grote verschil. Als je me vraagt wat het beste is: ik vind het alle twee juist en goed. Het is een andere dynamiek.”

“Producenten en financiers zitten
in Amerika mee aan de ronde tafel”

Als de Amerikaan die het geld levert ook zeggenschap heeft over het eindproduct, vertrouwt die de kunstenaar dan?

“Als je zo’n iemand hebt niet nee, maar je hebt er veel die dat wel doen. Het betekent dat if you own the film, you can’t trust the director. Ik voelde me heel gerespecteerd toen ik The Drop maakte. Producenten en financiers zitten in Amerika mee aan de ronde tafel. Het hoofd van die tafel zit ergens anders, de verdieping daarboven.”

Tom Hardy in The Drop (2014)

Tom Hardy in The Drop (2014)

En ze praten mee over creatieve beslissingen?

Ja, je moet je kunnen verantwoorden over kwesties. Je deelt al je beslissingen. Ze zitten er heel dicht op. Ze zijn heel geëngageerd. Ze zijn daardoor ook heel efficiënt. Filmmaken is teamwork. Amerikanen zeggen: there is no I in a team. Je voelt dat heel sterk. Dat evenwicht kan soms zoek zijn als je met teveel aan tafel zit. Teveel koks in de keuken is ook niet goed. Maar een kok alleen in de keuken komt ook wel eens handen tekort. Je moet voelen met wie je in zee gaat, met wie je gaat werken. Aan tafel moet je ook durven zeggen: oké, het is een moeilijke beslissing, maar het is wel de juiste. Je moet kunnen wegstappen van een groep als je voelt dat die niet goed zit.”

Scheppen via democratie werkt zelden.

“Hoe was het? Democratie is van alle vormen de minst slechte.”

Dat was Churchill. Democratie is een hopeloze staatsvorm, maar van alle mogelijke staatsvormen de minst slechte.

“In de Europese cinema en dan vooral in de cinema die niet vanuit private hoek gefinancierd wordt heb je de producent-maker en de regisseur-maker: de financieel directeur en de creatief directeur. Die nemen samen beslissingen. Een goede producent helpt als hij de creatieve impact van beslissingen kan doorgronden door te helpen om die beslissingen te financieren. In dat opzicht is een creatief producer heel belangrijk omdat hij moet begrijpen wat zijn maker wil. Als hij dat niet snapt en als een boekhouder gaat werken … Andersom moet de regisseur de financiële consequenties van zijn keuzes overwegen. Moet ik overal een regenmachine gebruiken? Als we dat niet doen, heb ik geld voor een extra camera daar. Dat is ook creatief denken.”

Hoeveel van uw tijd gaat zitten in het rond krijgen van de financiering?

“Ik denk tien, vijftien procent. Die activiteiten waren bij Rundskop veel intenser dan nu bij Le Fidèle omdat ik een bepaalde status heb verworven. Dat is het gevolg van het succes van de vorige films. Ik heb een bepaalde geloofwaardigheid die meegaat als mijn producent ergens naar toe gaat. Ik hoef daar niet altijd meer zelf bij aanwezig te zijn, terwijl dat vroeger wel was. In plaats van twee miljoen gaat het nu over zevenenhalf miljoen, dus ik krijg meer verantwoordelijkheden. De discussies worden ook veel langer.”

“Logischerwijs zou de volgende film
een vrouw als hoofdpersonage moeten hebben”

Alle drie de speelfilms die u heeft gemaakt kennen interessante mannenrollen. Het zijn geen doorsnee-mannen. Ze hebben heel mannelijke trekjes, maar ze zijn ook atypisch. Wat interesseert u in dat soort karakters?

“Ik hou van unieke personages. Als er al een evolutie is, dan denk ik dat vrouwelijke personages belangrijker worden Waar ze nog heel enigmatisch was en de representatie van een droom, een verlangen, in Rundskop, werd ze iets presenter, een inspiratie, in The Drop. De twee mannelijke hoofdpersonen laten hun doen en laten voornamelijk bepalen door het vrouwelijke personage. In Le Fidèle is het een equivalentie tussen de man en de vrouw. Logischerwijs zou de volgende film een vrouw als hoofdpersonage moeten hebben. Ik weet nog niet of dat ook zo zal zijn, maar het zal er ooit wel eens van komen.”

Bent u al bezig aan de volgende film?

“Ik ben nu aan het schrijven. Ik ben weer met de Amerikanen bezig, dus het kan zijn dat de volgende film weer een Amerikaanse film wordt.”

Adèle Exarchopoulos en Matthias Schoenaerts in Le Fidèle (2017)

Adèle Exarchopoulos en Matthias Schoenaerts in Le Fidèle (2017)

Dat zou leuk zijn: om en om Europees en Amerikaans.

“Dat is ook de bedoeling. Ik ben niet teruggekomen om Le Fidèle te maken, daar was ik al mee bezig toen The Drop langskwam. Ik wilde Le Fidèle per se maken. Na The Drop had ik in Amerika kunnen blijven, er waren aanbiedingen. Een beetje schertsend zeg ik wel eens dat ik graag een Noord-Atlantisch filmmaker wil zijn.”

Het zijn vooral regisseurs uit West- en Noord-Europa die ook in Amerika werken. Heeft u een idee waarom juist uit die regio? Omdat hun Engels doorgaans beter is dan dat van Zuid-Europeanen? Of omdat ze uit een calvinistische cultuur komen die beter aansluit op de Amerikaanse werkethiek?

“Ik denk dat het een combinatie is. Al vallen wij Vlamingen daar een beetje buiten, want wij hebben een diep-katholieke achtergrond. De Noord-West Europese landen – Duitsland uitgezonderd, dat is een ander verhaal – zijn kleine landen met kleinere bevolkingsaantallen en een grote invloed van de Angelsaksische cultuur. Plus: wij hebben ondertitelde films, wij groeien op met originele versies. Wij groeien niet op met de gedubde Italiaanse versie van Goodfellas of de Spaanse dub van Casino. Ik denk dat dat een grote rol speelt.”

“Het is voor filmregisseurs als met voetballers. Je bent een topper
in eigen land en dan kun je vertrekken naar Engeland of Spanje”

“Het is voor filmregisseurs als met voetballers. Je bent een topper in eigen land en dan kun je vertrekken naar Engeland of Spanje. Andersom kan ik me voorstellen dat een voetballer die zijn hele carrière in Engeland voetbalt niet het gevoel heeft dat hij het internationaal niet heeft gemaakt. Dat is het, denk ik: het gevoel van internationaal succes kan in grote landen meer zonder dat je die verlaat. Om als regisseur uit een klein land dat gevoel van internationaal succes te kunnen beleven, moeten wij uit onze cultuur stappen.

“Ik zit veel dichter op de Franse politiefilm dan een Nederlander zou zijn. Ik ben opgegroeid met die Franse policiers: met Jean Gabin, Jules Dassin, dingen van Melville. Aan de andere kant zaten we met die Amerikaanse films. Dus qua Vlaming, Belg, zijnde heb ik echt het gevoel dat ik op een kruispunt sta. Engeland daar, Noord-Europa daar, Zuid-Europa daar. Le Fidèle is daar de kristallisatie van. Dat is het liefdeskind van de Amerikaanse film noir en de Franse policier. Dat noemen we Belgium noir.”

Dan is het mooi dat Le Fidèle op een steenworp afstand van Waterloo is gedraaid.

“Haha, dat klopt. Als ze toen waren gestopt met vechten, hadden ze een film als Le Fidéle kunnen maken.”
 

6 november 2017

 
MEER INTERVIEWS

Nepalese filmmaker Deepak Rauniyar

Deepak Rauniyar, regisseur van White Sun:
“Eén van de vragen die me interesseerde: wat heeft de oorlog werkelijk aangericht?”

door Alfred Bos

De filmindustrie van Nepal produceert jaarlijks zo’n honderd speelfilms, maar Deepak Rauniyar (Saptary, 29 augustus 1978) is de eerste regisseur uit het land in de Himalaya wiens werk internationaal wordt vertoond. Zijn debuut, Highway, ging in 2012 in première op het filmfestival van Berlijn. Ook in zijn tweede speelfilm, White Sun, staat het dagelijkse leven in zijn geboorteland centraal.

“Net toen we wilden beginnen met de opnamen van White Sun kwam de aardbeving”, vertelt Rauniyar in de ontbijtzaal van een Amsterdams hotel. Hij is in gezelschap van zijn vrouw Asha Magrati, die de casting deed voor White Sun en in de film de rol speelt van de gescheiden vrouw. “We hadden een jaar gezocht naar de juiste locatie en die konden we na de aardbeving niet meer gebruiken.”

Deepak Rauniyar

Bij de aardbevingen van 25 april en 12 mei 2015 kwamen in Nepal meer dan zevenduizend mensen om het leven, complete dorpen werden van de kaart geveegd. Ook de economische schade was groot, nadat het land jarenlang gebukt ging onder een burgeroorlog tussen maoïsten en aanhangers van het Nepalese koningshuis. In 2008 werd de monarchie afgeschaft en de bergstaat – die ligt ingeklemd tussen de grootmachten India en China – omgevormd tot een federale republiek.

“In Nepal zijn we de afgelopen tien, vijftien jaar door veel traumatische ervaringen gegaan, maar daar wordt binnen gezinnen nauwelijks over gesproken”, zegt Rauniyar. “We ontwijken gesprekken met vrienden, want voor je het weet heb je ruzie.” Het conflict tussen traditie en vernieuwing staat centraal in White Sun. De titel verwijst naar de zon in de vlag van Nepal. “Die staat voor het land.”

Tegengestelde kampen
White Sun speelt in een afgelegen bergdorp, waar sociale, politieke en persoonlijke scheidslijnen dwars door het dagelijkse leven lopen. De dorpsvoorzitter is overleden en zijn zoon, die met de maoïstische rebellen tegen de royalisten heeft gevochten, keert terug voor de begrafenis. Diens enige broer heeft hem zijn keuze voor de rebellen nooit vergeven. Zijn ex-vrouw is gevangen in het kastensysteem, maar zoekt vrijheid. Wat volgt is gesol met het lijk, symbool voor de traditie. De volwassenen maken er een potje van, maar de oplossing komt van de kinderen, de dochter en een weesjongetje. Ze belichamen de toekomst waarin voor versteende gebruiken geen plaats is.

“De dood is de beste manier
om mensen bijeen te brengen”

Rauniyar: “Mijn idee was: waarom brengen we twee mensen uit tegengestelde kampen niet samen en dwingen hen om met elkaar te interacteren. Misschien gebeurt er dan iets moois. De dood is de beste manier om mensen bijeen te brengen. De vader staat voor het oude regime en het nieuwe regime is er nog niet.”

Het idee voor White Sun ontstond toen Rauniyar en Magrati hun ouders bezochten. “We zagen dat de dorpen op het platteland steeds leger raakten”, vertelt de regisseur. “Mannen die gingen vechten in de oorlog kwamen niet terug. Mensen vertrokken om te werken in het buitenland. In het dorp bleven alleen de ouderen over. Daar kwam het basisidee vandaan.”

Nepal zit vol verdeling
Deepak Rauniyar en Asha Magrati runnen samen een filmproductiebedrijf, Aadi Productions, in Kathmandu. Tijdens het draaien van een documentaire over een ziekenhuis was Magrati getuige van een ruzie tussen twee mensen. Dat vormde de inspiratie voor het conflict dat centraal staat in White Sun.

Rauniyar: “De ruzie was tussen twee mensen die allebei in de burgeroorlog hadden gevochten, maar een compleet andere kijk op de zaak hadden, alsof ze in twee verschillende werelden leefden. Ze hadden gevochten in dezelfde oorlog, maar aan tegengestelde kant, en verschilden van mening over elk detail.”

Waar de volwassenen bekvechten over de meest futiele details – de dorpspriester is de kampioen van het kijven – zijn de kinderen praktischer. “Er moet iets zijn om in te kunnen geloven”, zegt de regisseur. “Daarom hebben we de kinderen opgevoerd als degenen die het geharrewar van de ouderen negeren en doen wat er moet gebeuren. Nepal zit vol verdeling: mensen worden ingedeeld naar hun etnische achtergrond, hun klasse en de tint van hun huid; er worden 123 talen gesproken. De kinderen hebben geen boodschap aan klasse, kaste en traditie.”

White Sun

Nederlandse bijdrage
White Sun is gedraaid in een losse, semi-documentaire stijl, met veel aandacht voor het bergachtige terrein. “Ik vind het prettig om te werken met de hand-held camera”, zegt Rauniyar. “Daarnaast wilde ik voor deze film dicht op de personages zitten. Ik improviseer ook veel met de acteurs, zowel qua dialoog als de handeling. Ik vertel hen niet vanuit welke hoek ik draai, zodat ze zich meer naturel gedragen.”

“Net toen we wilden beginnen met
de opnamen kwam de aardbeving”

De film is gemaakt voor een kleine 400.000 dollar – een bedrag waarvoor Bruce Willis niet eens zijn baard laat staan – met geld uit Nepal, de Verenigde Staten, Qatar en Nederland. Het Huub Bals Film Fonds en het Nederlands Film Fonds leverden bijdragen en een deel van de filmploeg kwam uit Nederland. “In Nepal bestaan er geen subsidiefondsen voor een film als White Sun”, vertelt Rauniyar. “De commerciële filmindustrie van Nepal imiteert Bollywood. Tegenwoordig is er ook de invloed van het melodrama uit Zuid-Korea.”

In 2013 ontving hij 10.000 euro van het Huub Bals Film Fonds voor het ontwikkelen van de film en het schrijven van het scenario. Rauniyar: “Toen we begonnen met de filmopnamen hadden we iets meer dan 200.000 dollar. Maar ik was twee jaar bezig geweest met de financiering en het aanvragen van subsidie en ik wilde niet langer wachten. Net toen we wilden beginnen met de opnamen kwam de aardbeving. We hadden een jaar gezocht naar de juiste locatie en die was onbruikbaar geworden.”

Tegenslag op tegenslag
Deepak Rayniyar: “We moesten dus opnieuw op zoek. De beperkingen: we wilden een afgelegen locatie in de bergen, maar wel één die met het oog op de filmapparatuur bereikbaar was via de weg. Aanvankelijk zouden we in april beginnen, maar we zijn in oktober gaan draaien. Net voor we wilden beginnen sloot India de grens met Nepal vanwege politieke onrust. Dat was de grens waarlangs we de apparatuur binnen brachten, ook het voedsel en de keukenapparatuur.”

“Dat beïnvloedde de opnamen. Belangrijke spullen ontbraken en we moesten de geldschieters verzoeken om het geld over te maken dat was bedoeld voor de postproductie, want dat hadden we op dat moment nodig. Het was al met al een lastige en gecompliceerde shoot. Het heeft er zelfs naar uitgezien dat we de film niet zouden kunnen voltooien, wat pijnlijk zou zijn geweest voor alle betrokkenen, te meer omdat we vier jaar in de voorbereiding hadden gestoken. We hebben een paar harde beslissingen moeten nemen. Het team werd teruggebracht tot elf mensen.”

“Er was geen geld voor de scène met de legerhelikopter. Die hebben we moeten draaien toen er een legerhelikopter langs kwam om een andere reden. Dat soort trucs hebben we moeten toepassen. Dat gaf de nodige druk. In plaats van creatief te zijn en na te denken over de film, ben je meer een manager die bezig is met de vraag hoe je de opnamen overeind houdt.” Rauniyar zegt het zonder een spoor van frustratie.

White Sun

Geen doorsnee-Nepalees
Nepal is een lappendeken van culturele, etnische en religieuze diversiteit waarin een veelheid aan talen wordt gesproken. De keuze van de koning voor een beleid van een land met één religie en één identiteit, was volgens de regisseur een vergissing. “In de oude situatie kon je je als Nepalees niet met een vertegenwoordiger van de staat verstaan als je geen Nepalees sprak, want het was niet toegestaan om hem in een andere taal aan te spreken. Dat heeft veel problemen veroorzaakt. Dat hebben de maoïstische rebellen gebruikt om hun strijd te beginnen.”

“We kregen onderwijs in de officiële taal, het Nepalees,
dat wordt gesproken door de bovenklasse”

“Op school mocht ik mijn geboortetaal niet spreken. We kregen onderwijs in de officiële taal, het Nepalees, dat wordt gesproken door de bovenklasse. De consequentie daarvan is dat ik nog steeds moeite heb met mijn identiteit. Ik ben geen doorsnee-Nepalees. In Nepal denkt men dat ik uit India kom. Ik word nooit vertrouwd als Nepalees.”

Deepak Rauniyar is op zijn zestiende van school gegaan. Hij brak een studie management af en besloot om de journalistiek in te gaan. “Dat deden mijn ouders, die schreven voor tijdschriften en dat wilde ik ook doen.” Na een paar jaar als journalist te hebben gewerkt voor print, radio en tv begon hij in Kathmandu een opleiding voor onderzoeksjournalistiek. In Nepal was er echter geen werk voor een onderzoeksjournalist en Rauniyar ging schrijven over kunst en film.

“Daar wist ik niets van af, dus ik heb er veel over gelezen. Zo is mijn belangstelling voor film ontstaan, ook omdat ik me niet kon vinden in de films die in Nepal werden gemaakt. Die geven niet de wereld weer waarin ik leef. De samenleving van Nepal ging door grote veranderingen, maar dat werd niet gereflecteerd door de films die er werden gemaakt.”

BBC Media Action
Rauniyar ging als assistent werken bij een filmmaker, die hem leerde te monteren.Toen de BBC naar Nepal kwam om radiodrama te produceren solliciteerde hij en werd aangenomen. “Dat heb ik drie en een half jaar jaar gedaan. In 2009 wonnen we een internationale onderscheiding en dat bracht me op het idee dat ik misschien iets meer zou kunnen doen. Voor BBC Media Action maakte ik een kortfilm, Chaukaith, en die deed het goed op de filmfestivals wereldwijd. Vervolgens maakte ik een tweede kortfilm voor de BBC, Pooja.” In 2012 debuteerde Deepak Rauniyar in Berlijn met Highway, sociaal drama vermomd als roadmovie.

De regisseur en de actrice pendelen tussen New York en Kathmandu. Ze zijn, hoe kan het anders, samengebracht door een filmset. “Asha had een zwijgende rol in een theaterproductie, ik vroeg haar als figurant voor een kortfilm.” Hun bedrijf Aadi Productions heeft inmiddels twee speelfilms geproduceerd en de derde, de politiethriller Raja, is aangekondigd.

Opnieuw komt de onderzoeksjournalist in de regisseur naar boven.“We zijn nu aan het schrijven en we doen research in Nepal. We werken met de politie om hun manier van werken in kaart te brengen.”

White Sun

De rol van vrouwen is veranderd
Asha Magrati deed voor White Sun niet alleen de casting, ze speelt tevens de rol van Durga, de ex-vrouw van de maoïstische rebel wier positie is gemarginaliseerd. ”Het was niet moeilijk om in die rol te stappen”, zegt ze. “Uit het plaatsje waar ik ben geboren ken ik veel vrouwen als Durga. Ik weet hoe ze behandeld worden en wat ze moeten doormaken. Ik heb me daar nooit prettig bij gevoeld. Er zijn nog steeds veel vrouwen als zij in Nepal.”

“De mannen vertrokken om te vechten,
waardoor de rol van de vrouw veranderde”

Haar echtgenoot vult aan: “Een paar jaar terug zou het niet mogelijk zijn geweest voor zo’n vrouw om zelfstandig te leven zonder man, maar met kind. Het personage van Durga is ontstaan uit de vele interviews en gesprekken die we hebben gehad met lokale mensen.”

“Op zoek naar geschikte locaties hebben we vaak samen door het land gereisd. Wat ons daarbij opviel was dit: de burgeroorlog heeft het traditionele patroon doorbroken. De mannen vertrokken om te vechten, waardoor de rol van de vrouw veranderde. De mannen kwamen na de oorlog terug in een samenleving die is veranderd naar een situatie die ze niet kenden. Dat aspect wilden we ook tonen.”

“Een van de vragen die me interesseerde was: wat heeft de oorlog werkelijk aangericht? Er zijn veel mensen gesneuveld. Er zijn veel mensen van hun geboortegrond verplaatst. Het land heeft economische schade opgelopen. Zijn we daar beter van geworden? Oorlog brengt veel slechte dingen, dat doet het overal, maar in Nepal zat er ook een zilveren randje aan de wolk. De oorlog brak de gender dynamiek, hij brak het klassensysteem.”

 

30 oktober 2017
 
 
ALLE INTERVIEWS

Daniela Thomas, regisseur Vazante

Daniela Thomas, regisseur van Vazante:
“Brazilië is het kind van de meester en de slavin”

door Alfred Bos

Vazante – nu uit in Nederland en vanaf november in Brazilië te zien – is de eerste film waarvoor Daniela Thomas (Rio de Janeiro, 1959) de regiecredits niet deelt. Het historische drama, gesitueerd op een plantage in het Braziliaanse hoogland van de vroege negentiende eeuw, is een allegorie over de geboorte van haar vaderland.

De regisseur: “Brazilië is de meest raciaal gemengde samenleving ter wereld. Wij zijn het land van de pardos, zoals ikzelf. Mensen met een gekleurde huid die de nakomelingen zijn van blanken en zwarten, of indianen en zwarten dan wel blanken en indianen. Van gemengde afkomst dus.”

Daniela Thomas komt uit een artistiek nest. Haar vader heeft in Brazilië legendarische status als de striptekenaar en schrijver Ziraldo en haar jongere broer Antônio Pinto is een veelgevraagde filmcomponist; hij scoorde onder meer City of God. Ze maakte vier films met de internationaal vermaarde regisseur en producer Walter Salles (bekend van Central Station en The Motorcycle Diaries) en was creatief directeur van de openingsceremonie van de Olympische Spelen van zomer 2016 te Rio. Daarnaast heeft ze de scenario’s geschreven voor film en toneel.

Daniela Thomas (FOTO: Ana Pinto)

Vazante, geschreven en geregisseerd door Daniela Thomas, handelt over slavernij. De film is gesitueerd in de jaren twintig van de negentiende eeuw. In de Chapada Diamantina, de centrale hoogvlakte van de Braziliaanse deelstaat Bahia, probeert een plantage-eigenaar zich van nageslacht te verzekeren. Wanneer zijn vrouw in het kraambed sterft, huwt hij de 12-jarige dochter van zijn nicht. Uit de omgang met een zwarte slavin wordt een kind geboren.”

“Dat is mijn land”, zegt Daniela Thomas. “Het kind van een buitenechtelijke relatie. Dat is Brazilië, kind van de meester en de slavin. Van gemengde afkomst. Die vermenging is niet her resultaat van staatsbeleid noch van een algemeen omarmde cultuur. Het gebeurde allemaal in het geniep. Misbruik, verkrachting.”

Daniela Thomas, geboren Pinto, was vijf jaar oud toen in 1964 de militairen via een staatsgreep in Brazilië aan de macht kwamen. Haar vader, Ziraldo Alves Pinto, was een van de oprichters van het satirische nieuwsblad O Pasquim, waarin de dictatuur fel werd bekritiseerd. Hij werd meerdere malen gearresteerd en achter de tralies gezet.”

“Voor mij was dat traumatisch”, zegt Thomas. “Ik was tien, elf jaar oud. Ik kon goed tekenen, maar ik ben geschiedenis gaan studeren. Ik wilde weten hoe een land met zoveel mogelijkheden en zoveel potentie zo heeft kunnen ontsporen. Vergelijk het met Duitsland, het land van filosofen, dichters en componisten, dat tevens de nazi’s heeft voortgebracht. Hoe heeft Brazilië in die val kunnen lopen? Dat wilde ik begrijpen. Ik dacht dat slavernij en het patriarchale systeem aan de wortels van onze rampzalige bestemming lagen. Als ik ooit de kans kreeg zou ik een film maken over die wortels.” Die film is Vazante geworden. Het is haar The Birth of a Nation.

Vier eeuwen slavernij
Daniela Thomas: “Vanaf de zestiende eeuw tot aan bijna het begin van de twintigste eeuw was er slavernij in Brazilië. Dat is bijna vierhonderd jaar. De geografie van het zuidelijke Atlantische gebied was ideaal voor de slavenhandel. Van West-Afrika naar de Cariben, vandaar naar Bahia aan de noordoostkust van Brazilië en weer terug naar West-Afrika. Het was een virtuele transportband.”

“Huidskleur bepaalde wie menselijk
was en wie minder menselijk was”

“Het verschil in huidskleur was een plus. Die bepaalde wie menselijk was en wie minder menselijk. In Noord-Amerika was er door specifieke omstandigheden een scherpe grens tussen blank en zwart en die grens werd zelden overschreden. In Brazilië werd die grens door de slaveneigenaars dagelijks geschonden. Die gebruikten en misbruikten hun slaven en slavinnen als routine.”

“In Brazilië worden weinig films gemaakt over het verleden, over hoe we waren. Dat komt deels omdat het taboe is en er daardoor weinig geld beschikbaar is voor dat soort films. In de jaren zestig en zeventig was er een duidelijke trend om de traditie op een carnavaleske, Felliniaanse wijze te portretteren. Er zijn dus wel films waarin slavernij een rol speelt, maar daarin de nadruk ligt op feesten, dansen en seks.”

Vazante

“Het wetenschappelijke onderzoek naar slavernij, vanaf de jaren tachtig tot nu, heeft het zelfbeeld van het land gerevolutioneerd. Allereerst zijn er meer zwarte onderzoekers aangesteld. Bovendien is er veel historisch bronmateriaal boven tafel gekomen. In Brazilië is slavernij afgeschaft in 1888 – het laatste land ter wereld – en een zwarte dominee riep op om alle eigendomspapieren te verbranden, want de blanke eigenaars wilden worden gecompenseerd voor hun verlies. Daaruit ontstond de mythe dat al dat materiaal verloren was gegaan.”

“Maar het bleek een rookgordijn om de voormalige slavenhouders op het verkeerde been te zetten. Er waren symbolisch slechts zo’n duizend documenten verbrand. Een onderzoekster vond schatten aan historisch materiaal, een bijna onuitputtelijke bron van gegevens. Dat heeft erin geresulteerd dat de geschiedenis van Brazilië volledig is herschreven. Deze film zou dertig jaar geleden niet gemaakt kunnen zijn. Hij is de telg van al dat onderzoek.”

U heeft de film omschreven als een ‘antropologische kaart’. Wat bedoelt u daarmee?

“Daar bedoel ik mee: de film toont wie we zijn. In Nederland kun je je etnische wortels makkelijk achterhalen. In Brazilië is dat anders. We moeten in het reine komen met wie we zijn. Onlangs hoorde ik een vrouw uit Angola zeggen: ‘Brazilië is niet Latijns Amerika. Brazilië is Afrika.’ Fantastische uitspraak, daar kan ik me helemaal in vinden. Brazilië is Portugees-Afrikaans. Na het afschaffen van de slavernij heeft de Braziliaanse overheid een programma opgezet om arme immigranten uit Italië en Japan aan te trekken, met als doel de natie te veredelen. Wat een krankzinnige idee.”

“Films die in het verleden spelen lijden vaak aan projectie: de kostuums zien er authentiek uit, maar het haar, het gedrag en de persoonlijke interacties zijn modern. Ik wilde met Vazante een antropologisch portret maken: de Gestalt van die tijd. Dat werd een obsessie voor me en misschien ben ik er in doorgeslagen. Ik wilde het publiek in de cinema terugbrengen naar die tijd. Alle details zijn conform aan wat wetenschappelijk onderzoek ons heeft geleerd.”

De blik van de slavenhouder
De hoofdpersoon van Vazante, de plantage-eigenaar en slavenhouder António, is een tragische figuur en dat niet alleen vanwege de onverwachte en dramatische ontknoping van de film. Hij is de eenzaamste mens op aarde, in ieder geval van de Diamantina-hoogvlakte. Zijn vrouw is een kind en zijn schoonmoeder is dement.

“Ik wilde het karakter van de slaveneigenaar complexer
maken dan het cliché van de sadistische blanke man”

Daniela Thomas: “Ik wilde het karakter van de slaveneigenaar complexer maken dan het cliché van de sadistische blanke man. Slavernij was een perversie die het hele dagelijkse leven doortrok, een ziekte die een hele natie aanvreet. De blanke ziet de zwarte als een object, een werkpaard. Een paard kun je afranselen, daar is niets mis mee. Dus een zwarte kun je ook afranselen, want hij is een beest. Hij wordt in de blik van de slavenhouder ontmenselijkt.”

“Wat ik wilde overbrengen is dat de wereld uit het lood stond. Een mens werd niet als mens gezien. Het resultaat is dat iedereen lijdt. António is eenzaam, hij heeft niemand om mee te praten, terwijl er op zijn landgoed honderden mensen rondlopen. Alleen ziet hij die niet als mensen. Als hij een andere attitude had gehad, had hij mee kunnen dansen met de drums van de slaven.”

Slaaf als wegwerpproduct
Vazante telt een aantal scènes waarin de slaven onderling spreken in een Afrikaanse taal. Die scènes heeft Thomas doelbewust niet laten ondertitelen. Ze legt uit waarom.

Vazante

“Het systeem in Brazilië zat zo in elkaar dat het makkelijker was om nieuwe slaven te importeren dan om bestaande slaven te onderhouden. Anders gezegd: het was duurder om een slavenbaby te laten opgroeien tot volwassen werkkracht dan om een nieuwe partij slaven aan te laten rukken. Bijna vier eeuwen lang nam de slavenpopulatie niet toe, er werden nauwelijks baby’s geboren. Slaven werden gewoon vervangen.”

“In mijn film lopen er kinderen rond op het landgoed, maar dat was een uitzondering. Op de grote plantages waren alleen volwassen slaven te vinden. Ze werden 35, 40 jaar oud en vervolgens vervangen door nieuwe aanvoer uit Afrika. Die slaven kwamen, afhankelijk van het moment, uit verschillende regio’s. Ze konden overal vandaan komen.”

“Ik wilde laten zien dat er slaven tussen zaten die onderling een taal spraken die helemaal niemand kon verstaan, ook niet de Afrikaanse voorman die als tolk voor António fungeerde. Ik wilde de psychologie van die situatie tonen, de verwarring. Niemand kon hen verstaan, ook de zwarten niet. Ik had onder die scènes ondertitels kunnen plaatsen, daar is niets op tegen. Maar ik wilde het leven van toen, in die situatie, laten zien. Wat zegt hij?”

“Het personage dat in de film het meeste spreekt, kan niet worden verstaan. Hij is iemand die in zijn eigen gemeenschap status geniet. Bijna alle Afrikaanse slaven hadden cosmetische littekens als uitdrukking van hun afkomst. Daaraan kon je een Afrikaanse slaaf onderscheiden van een slaaf die in Brazilië was geboren. Die had geen littekens.”

Landgoed uit 1760
Vazante is gedraaid tussen de rotsen en in de valleien van de Diamantina-hoogvlakte, waar tot vroeg in de negentiende eeuw diamantmijnen de lokale economie draaiende hielden. Zo’n twee eeuwen later moet er uit die tijd weinig meer te vinden zijn. Hoe heeft ze het landgoed gevonden waar de film is gesitueerd?”

Daniela Thomas: “Het is een landgoed uit 1760 en alles was zoals je het in de film ziet. We hebben er alleen de kleine hutjes van de slaven aan toegevoegd. Ik heb lang gedacht dat we nooit de juiste locatie zouden kunnen vinden. Die huizen hadden geen ramen, alleen houten luiken. Ze zouden, veronderstelde ik, allang door wind en regen zijn verweerd. Het curieuze van Brazilië is: het is zo groot en zo onbekend, ook bij Brazilianen zelf, dat ik niet wist dat dit soort boerderijen bestonden. Ik ging ervan uit dat we een set zouden moeten bouwen.”

“We zochten vanuit een oud, zeventiende-eeuws dorpje, Serro; dat betekent ‘hoogland’. Het ligt in het hart van Brazilië, waar diamantmijnen werd ontgonnen. We hadden een scout vooruit gestuurd en die vond in het dorp een historica die een boek had geschreven over de oude boerderijen in de omgeving. Ze heeft onze scout meegenomen op een vijfdaagse rondreis door de streek. Hij vond twintig boerderijen. Ze functioneren nu als kaasboerderijen. Ze zijn slecht onderhouden. Het landhuis dat we voor de film hebben gebruikt, was het enige dat nog een beetje in conditie was. We hoefden er nauwelijks iets aan te veranderen. We hebben alleen de muren iets donkerder gemaakt.”

Obsessief authentiek
Vazante heeft een soundtrack die past bij een film die aanspraak maakt op authenticiteit. Er is weinig dialoog en alleen onder de aftiteling klinkt filmmuziek. Het sound design is van de Portugees Vasco Pimentel, een veteraan die onder meer met Sam Fuller en Wim Wenders heeft gewerkt. In de film speelt hij een bijrol als geestelijke.”

“Muziek is prachtig in films, maar ik wilde
de emoties van het publiek niet manipuleren”

Daniela Thomas: “Toen ik film ging studeren vond ik de opvattingen van Godard over de soundtrack heel interessant: hoe het geluid los staat van de beelden en hoe je daarmee kunt manipuleren. Ik ben dol op geluid.”

“Muziek is prachtig in films, maar ik wilde de emoties van het publiek niet manipuleren. Bovendien, stilte bestaat niet in Brazilië. Er zijn altijd natuurgeluiden, tijdens de filmopnamen kon ik er nauwelijks door slapen. Vasco Pimentel, de geluidsman, is de gekste persoon met wie ik ooit heb gewerkt; hij is obsessief. Al het geluid dat je hoort in de film heeft hij op locatie opgenomen. Als wij klaar waren voor de dag ging hij het bos in om opnamen te maken. Hij had een compleet repertoire: morgenvogels, middagvogels, avondkikkers, nachtkrekels, enzovoorts.”

“Alle geluiden zijn correct en natuurlijk, net zo obsessief correct als de kostuums die de personages dragen. Die zijn met de hand gestikt, niet met machines. Al dat omgevingsgeluid was volgens mij genoeg om je oren te vullen. Het is een levend portret van die omgeving. Alle muziek die je hoort is muziek die wordt gemaakt in de filmscènes zelf. Het is een beetje obsessief. Ik ben een beetje obsessief.”

Beeldschoon in zwart-wit
De cinematografie van Vazante is spectaculair: de rotsen, velden en bossen van het hoogland zijn gedraaid in beeldschoon zwart-wit. Waarom zwart-wit? “I love it”, zegt Thomas enthousiast. “Er is een pact tussen de kijker en het beeld. Dat pact krijgt iets extra’s door zwart-wit, voor mij althans. Ik word makkelijker naar het universum van de film getransporteerd.”

Omdat mensen dromen in zwart-wit?

“Als je de werkelijkheid wilt weergeven in kleur, moet je een reeks artistieke keuzes maken. We zien beelden van de Renaissance of de Middeleeuwen weliswaar in kleur, maar altijd via de interpretatie van de kunstenaar. De werkelijkheid in kleur is altijd een esthetische weergave. Dat wilde ik juist niet. Ik wilde direct naar de inhoud. Zwart-wit zou me daar in één keer naartoe brengen, zonder de interventie van filters en artistieke keuzes. Bovendien is zwart-wit erg krachtig.”

Vazante

De omhelzing van de slang (El abrazo de la serpiente) is eveneens in zwart-wit gedraaid en toont de vele variaties groen van het Amazonewoud in een oogverblindende hoeveelheid grijstinten. Groen vertaalt heel goed naar zwart-wit.

“Ik was totaal verliefd op die film. We hadden dezelfde connectie met de natuur, we hebben volgens mij hetzelfde proces doorlopen. Vergeet de groene overdaad van het hof van Eden en toon de donkere, meer complexe kant. Dat is doorgekomen in zwart-wit. Om je gereedschap te kunnen kiezen, moet je precies weten wat je wilt communiceren.”

“Wanneer je de keuze voor zwart-wit accepteert, ben je
als kijker meer ontspannen en sta je meer open voor de film”

Een reden waarom ik eigenlijk liever een film in zwart-wit zie dan een film in kleur is dat het beeld in zwart-wit je er als kijker aan herinnert dat je niet naar de werkelijkheid kijkt, maar naar een interpretatie van de werkelijkheid, een mediarepresentatie. Het is eerlijker en het is echter, op een kunstmatige manier.

“Je moet als kijker direct meegaan in de artistieke keuzes die de regisseur heeft gemaakt, anders blijf je verdurend aan het oordelen, waardoor je niet ‘in’ de film raakt. Wanneer je de keuze voor zwart-wit accepteert, ben je als kijker meer ontspannen en sta je meer open voor de film. Dat is althans mijn ervaring.”

De mijne ook.

“Een zwart-witfilm die speelt in het heden zou te gestyleerd zijn. Ik was weg van Ida. Foreign Land, mijn eerste film is ook in zwart-wit en die speelde tien jaar terug in de tijd. Er is iets met zwart-witfilm, het is een signaal: we zijn in het verleden. Het helpt je om te geloven dat we teruggaan in de tijd.”

U zei dat u geschiedenis bent gaan studeren omdat u wilde begrijpen waarom de wereld in elkaar steekt zoals hij in elkaar steekt. Waarom geen psychologie?

“Op het moment dat ik ging studeren, de late jaren zeventig, had je in Brazilië twee wereldbeelden: rechts en links. Psychologie werd beschouwd als bourgeois. Ik zag de wereld door de bril van Karl Marx en Lenin. Ik was negentien toen ik naar Londen kwam om te studeren en een wereld zonder Marx kon ik me niet voorstellen. In Brazilië waren we op dat moment nogal geradicaliseerd.”

“In het Engeland van de late jaren zeventig was het consumentisme nog niet zo sterk aanwezig als het nu is. Het was in feite de ideale tijd. Ik kreeg in Covent Garden les van leraren die gratis onderwijs gaven aan immigranten. Ik kreeg Engelse les met zwarte mannen uit Zimbabwe, de Cariben. Je leefde in communes in kraakpanden en had lange gesprekken en discussies. Dat was het Engeland wat ik aantrof. Het was geen theoretisch concept, het was the real thing.”

“De mensen kopen zich in de schulden
aan spullen die ze niet direct nodig hebben”

Spullenfetisjisme
“Het moment waarop Margaret Thatcher aan de macht kwam, in de voorzomer van 1979, was het begin van het einde. Inmiddels bepalen de grote internationale bedrijven wat we eten en hoe we ons kleden, zelfs de gedachten die we denken. In Brazilië is nu een kleptocratie aan de macht, de maffiosi hebben het voor het zeggen. Het is nu erger dan onder de militaire dictatuur, want toen was er geen hypocrisie. De werkelijkheid was helder: dit zijn de militairen en als je iets doet wat hen niet aanstaat, ga je naar de gevangenis. Dat is hij nu niet meer.”

“De economie is de nieuwe God. Daar is niets neutraals aan. Kijk naar het spullenfetisjisme van de consument, een basisidee van Marx. De mensen kopen zich in de schulden aan spullen die ze niet direct nodig hebben. Dat had hij scherp voorzien.”

Vazante is na vier films die u heeft gemaakt met Walter Salles de eerste film die u alleen heeft geregisseerd. Is dit het begin van een nieuwe loopbaan?

“Jazeker, de tweede film is al opgenomen. Het duurt jaren om een film gefinancierd te krijgen en het geld voor de projecten kwam op hetzelfde moment binnen. Daarom moest ik twee films in een jaar maken. Ze kunnen niet méér van elkaar verschillen. De andere film is een realtime verslag van een diner. Ik heb het geschreven als een toneelstuk. Het gaat over een vrouw, een soort Medea, die gasten uitnodigt om hun moraal te fileren. Voor haar is het een wanhopige poging om in het reine te komen met haar leven. In twee uur tijd stort alles in elkaar. Het is een film die is geïnspireerd door Shadows van John Cassavettes. Hij heet The Last Dinner.”

 

2 oktober 2017
 
 
ALLE INTERVIEWS

Phil Grabsky over kunstenaar David Hockney

Documentairemaker Phil Grabsky over kunstenaar David Hockney:
“Op een schilderij staat niets waarover niet is nagedacht”

door Alfred Bos

Exhibition on Screen is een reeks filmdocumentaires van de Engelse regisseur en producent Phil Grabsky over vermaarde kunstenaars, opgehangen aan een tentoonstelling over hun werk. In de meest recente aflevering, die hij zelf regisseerde, staat David Hockney centraal.

“Veel kunstenaars maken hun beste werk in hun latere levensjaren. Ze hebben niets meer te bewijzen, ze maken er zich niet druk om of het werk zal verkopen of niet, ze voelen zich vrij om te doen wat ze willen.”

Phil Grabsky is uit Brighton naar Amsterdam gekomen en zit in het restaurant van een nieuw hotel achter een uitsmijter. Hij is de regisseur van David Hockney at the Royal Academy of Arts, een documentaire over twee recente tentoonstellingen in het Londense museum.

Phil Grabsky (FOTO David Bickerstaff)

“We hebben de eerste expositie, A Bigger Picture, gedraaid in 2012 en de Royal Academy was verrast over de bezoekersaantallen. Zo’n half miljoen, wat enorm is voor een tentoonstelling, ook voor de Royal Academy. Ze vermoedden dat de tweede expositie, 82 Portraits and One Still Life van 2016, populair zou worden, maar ze werden opnieuw verrast.” Opgeteld kwamen één komma twee miljoen mensen kijken.

David Hockney (Bradford, 1937) is Engelands meest populaire levende kunstenaar en wellicht is hij dat wereldwijd. Op 9 juli vierde hij zijn tachtigste verjaardag en dit jaar waren er tentoonstellingen in Venetië, Sydney en Parijs. “Allemaal stampvol bezoekers”, aldus Grabsky.

Hockney heeft jarenlang in Californië gewoond, maar reisde in de jaren negentig regelmatig naar Yorkshire om zijn moeder te bezoeken; ze overleed in 1999. Op aanraden van een vriend begon hij lokale landschappen te schilderen; aanvankelijk vanuit zijn geheugen, vanaf 2005 buiten in de natuur. Die trokken in 2012 drommen bezoekers naar de Royal Academy of Arts.

“Hij heeft een enorme drang tot scheppen. Hij is doorlopend
op zoek naar nieuwe manieren om zich te uiten”

De schilder schildert
Wat de vraag opwerpt: waarom is David Hockney zo populair? Waarom spreekt zijn werk mensen van alle leeftijd en achtergrond aan? Daar heeft Grabsky wel een idee over: het publiek identificeert zich met hem. “Hij heeft een enorme drang tot scheppen. Hij is doorlopend op zoek naar nieuwe manieren om zich te uiten. De tentoonstelling van 2012 was fascinerend omdat hij camera’s en iPads gebruikte om landschappen te maken. Hij is betrokken bij de nieuwe wereld.”

“Er is het instinctieve plezier in de kleuren. Het is ogenblikkelijk duidelijk wat het schilderij uitbeeldt. Vandaag de dag willen veel mensen een instant beloning. Maar Hockney’s werk heeft meer te bieden dan de eerste blik toont. Zijn populariteit is verbazingwekkend.”

David Hockney

Misschien, opper ik, is David Hockney zo populair omdat hij beantwoordt aan het klassieke idee van de kunstenaar: hij schildert, met verf op doek. Bij hem geen doorgezaagde haaien op sterk water.

“Dat is een goed punt”, meent Grabsky. “In de jaren zestig en zeventig, toen conceptuele kunst opgang maakte, was Hockney niet bang om portretten te schilderen. Een aantal Engelse kunstenaars van de inmiddels niet meer zo nieuwe generatie zijn lastige mensen. Hockney daarentegen is heel benaderbaar en makkelijk in de omgang; hij geeft niet om zijn imago. Hij laat zich fotograferen met kwasten in zijn hand. Toen Damien Hirst enkele jaren geleden een aantal schilderijen exposeerde, moesten mensen lachen. Hun reactie was: hij kan niet schilderen!”

De tijd verloopt
Het boeiende van David Hockney is dat hij heel traditioneel schildert met verf op doek, maar – in de geest van Marcel Duchamps – werkt vanuit een concept en bovendien de mogelijkheden van nieuwe technologie onderzoekt. Dat maakt hem heel eigentijds. Te zien in Grabsky’s film: de verbluffende beelden van een laan, geschoten met negen digitale camera’s gemonteerd op de grill van een auto. Elke camera staat in een andere hoek, de negen schermen geven detail én totaal ineen. Ideetje van Hockney.

Hockney draaide dezelfde laan nabij zijn woonplaats Bridlington in Yorkshire tijdens de vier seizoenen en toont de dynamiek van de natuur en het verloop van de tijd. Hij maakte meerdere schilderijen van hetzelfde beeld, op verschillende tijdstippen van de dag en verschillende maanden van het jaar. Gezien door de ogen van David Hockney is het landschap geen moment hetzelfde. Het is dynamisch, als een organisme.

David Hockney staat voor figuratieve kunst. Toen hij in 1956 naar de Bradford College of Art ging, was abstract expressionisme – in Amerika De Kooning, Rothko en Jackson Pollack; in Nederland de Cobra-schilders Karel Appel, Corneille en Lucebert – de dominante stroming in de schilderkunst. Net als generatiegenoten Francis Bacon en Lucien Freud keerde Hockney zich af van de heersende mode en schilderde portretten, stillevens en landschappen.

Ironisch genoeg zou hij tien jaar later uitgroeien tot de voornaamste Engelse vertegenwoordiger van de nieuwe mode in kunstland, popart. In Californië maakte hij in 1967 wat lange tijd zijn bekendste werk was, A Bigger Splash. Het schilderij is het onderwerp van de gelijknamige documentaire uit 1975.

Hockney is geïnteresseerd in fotografie en hij gebruikt foto’s als hulpmiddel bij het schilderen. Zijn collages van polaroidfoto’s inspireerde David Byrne tot de hoes van het tweede Talking Heads-album More Songs About Buildings and Food uit 1978. Collages zijn een techniek van Dada, van het modernisme. Hockney is traditie en avant-garde ineen.

“Hij is net tachtig geworden
en weet van geen ophouden”

Landschap is ruimte
Hockney’s belangstelling voor fotografie en kunstgeschiedenis bracht hem tot een nieuwe kijk op het werk van de Hollandse meester Johannes Vermeer, opgeschreven in zijn boek Secret Knowledge (2001). Volgens de schilder gebruikte Vermeer optische hulpmiddelen – de cutting edge technologie van de zeventiende eeuw – om zijn fotorealistische portretten en stillevens te schilderen.

David Hockney at the Royal Academy of Arts

Maar David Hockney is ook kritisch over technologie en gebruikt het heel overwogen en doelgericht. Voor de beelden van de laan in Yorkshire gebruikt hij negen camera’s in plaats van één. Het is zijn antwoord op, in Hockney’s woorden, “de terreur van de lens”.

Niet alleen het negenvoudige scherm met de collage van het Yorkshire landschap is opgedeeld in deelvlakken, dat zijn ook veel van Hockney’s schilderijen. Om puur praktische redenen: kleinere doeken zijn veel makkelijker te vervoeren. En vangen het detail. In 1998 schilderde hij de Grand Canyon, in Arizona. Een enorm doek van een enorm landschap. Teveel ruimte om in één blik te overzien, dus schilderde Hockney het in kleinere delen. “Landschap is ruimte”, meent hij. “I am a space freak, really.

“Hij is net tachtig geworden en weet van geen ophouden”, zegt Phil Grabsky tussen twee happen uitsmijter over de schilder. “Hockney zegt zelf dat hij buiten het schilderen geen ander leven heeft. Hij gaat nauwelijks uit, gaat niet naar feestjes. Hij staat elke dag vroeg op en schildert. Het is de liefde voor het schilderen. In de interviews merk je het ook: hij heeft een jeugdig enthousiasme. Hij is niet cynisch of vermoeid. Hij wil beter worden in wat hij doet.”

Voor de portretten van 82 Portraits and one Still Life, de Hockney-tentoonstelling van 2016 in de Royal Academy of Arts, was de schilder streng voor zichzelf: drie dagen per portret, niet meer. Een strak concept, in de studio van de schilder zat elke geportretteerde in dezelfde zetel voor een neutrale achtergrond. En juist dan vallen de verschillen op. Elk individu zit anders, kijkt anders, is anders. De portretten zijn polaroids met een ontwikkeltijd van twintig uur.

Tijd om te kijken
De Hockney-documentaire is onderdeel van Exhibition on Screen, een reeks films – inmiddels 29 titels lang – over befaamde kunstenaars, van Leonardo Da Vinci en Rembrandt tot Monet en de Amerikaanse impressionisten. Grabsky’s bedrijf Seventh Art is in Engeland uitgegroeid tot de belangrijkste producent van documentaires over kunst en (klassieke) muziek. Zijn films over Beethoven, Mozart, Haydn en Chopin zullen volgend jaar in Nederland worden uitgebracht als dvd-box.

“Mijn belangstelling is altijd geweest:
sociologie, geschiedenis, muziek en kunst”

Grabsky begon begin jaren tachtig documentaires te maken voor het BBC-programma Timewatch. Hij regisseerde tientallen documentaires, waaronder de tv-serie Great Artists with Tim Marlow (de kunsthistoricus interviewt Hockney in de film). Muhammad Ali: Through the Eyes of the World, zijn filmportret van de legendarische bokser, werd in 2001 in meer dan honderd landen vertoond.

“Mijn belangstelling is altijd geweest: sociologie, geschiedenis, muziek en kunst”, zegt hij. “Dat zijn lastige onderwerpen voor televisie. Rond 2000 kwamen er veel tv-kanalen die goedkoop materiaal uitzonden. Het werd steeds lastiger om broadcasters te interesseren voor films over kunst. Maar op hetzelfde moment blijken tentoonstellingen meer en meer publiek te trekken. Televisie wordt gemaakt voor mensen met de aandachtsspanne van een garnaal. In de bioscoop is er wel tijd om te kijken.”

David Hockney at the Royal Academy of Arts

Exhibition on Screen vult een gat in de markt. Grabsky: “In 2009 dacht ik, laten we een bioscoopfilm maken die is gebaseerd op een tentoonstelling. Daar weven we de biografie van de kunstenaar doorheen. En daar kwam publiek op af. In het eerste jaar hadden we in Engeland 41 bioscopen, waarvan er veertig uitverkochten. Deze maand gaat de meest recente film in de reeks, over de achttiende-eeuwse schilder Canaletto uit Venetië, uit in 250 bioscopen. We zijn begonnen in Engeland, zaten al snel op dertig landen en inmiddels zijn de films in 55 of 56 landen te zien. Volgend jaar beginnen we in Japan. Daarna China.”

“Kunst vertegenwoordigt
vaak onze beste kant”

Kunst doet er toe
Cinema draait om het vertellen van verhalen, aldus Phil Grabsky. Waarom vertelt hij verhalen over kunst, waarom is kunst belangrijk? Daar is hij helder over: “Als je de krant openslaat of de televisie aanzet, krijg je genoeg te zien van de slechtste kanten van de mens. Kunst vertegenwoordigt vaak onze beste kant. Wanneer ik naar een Vermeer of een Cézanne kijk … er is geen ander zoogdier dat daartoe in staat is, niet op deze wereld en wellicht niet in het universum. In dat opzicht is de mens uniek. Dat is de eerste reden.”

“Nummer twee: kunst toont het complete spectrum van de menselijke ervaring. Met de films wil ik duidelijk maken dat kunst veel meer is dan die schilderijen in een museum.” Hij zwaait met zijn hand naar de ruimte waar we zitten te praten. “Hoeveel creatieve keuzes zijn verwerkt in de inrichting van deze hotellounge? Mensen kiezen dagelijks, welke kleur hun  auto heeft, hun haar, hun kleren—dat zijn allemaal artistieke keuzes.”

“Bij de televisie zei men vaak: kunst, wie is daar in geïnteresseerd? Mijn antwoord was altijd: iedereen. Kunst wordt vaak gebracht in een sfeer van educatie en dat stoot veel mensen af. Maar in feite is iedereen geïnteresseerd in kunst. Kunst leert je kijken naar waar je aan voorbij gaat. Schilderijen vertellen verhalen. Ik zeg altijd tegen cineasten: bestudeer schilders, daar kun je van leren qua kadrering, belichting en vertellen. Op een schilderij staat niets waarover niet is nagedacht.”

 

David Hockney at the Royal Academy of Arts draait vanaf donderdag 28 september hier.

 

25 september 2017
 
 
ALLE INTERVIEWS

Jan Schermer over sound design

Gouden Kalf-winnaar Jan Schermer over sound design:
“Je bent het klankbord van de regisseur”

door Alfred Bos

We kijken naar films—denken we. Maar we luisteren vooral naar films, want veel informatie komt binnen via de oren. Hoe belangrijk geluid is voor film weet Jan Schermer, sound designer van beroep.

“Een sound designer is de persoon die alle geluidsaspecten van een film overziet, van de dialoog tot de geluidseffecten en alles wat daar tussen zit. Hij bedenkt in samenspraak met de regisseur wat de klank moet gaan worden. Je bent het klankbord van de regisseur.”

Jan Schermer

Zijn naam staat zelden in grote letters op de aftiteling, maar Jan Schermer (Alkmaar, 1974) is verantwoordelijk voor het geluid van een dozijn maal een dozijn producties: tv-series, kortfilms, tv-films en speelfilms. Buitenlandse regisseurs hebben hem ontdekt, hij deed het sound design voor Auf Einmal van de Turkse regisseur Asli Özge en Tiempo Compartido, de nieuwe film van de Latijns-Amerikaanse cineast Sebastian Hofmann.

Gouden Kalveren won hij voor het sound design van Nothing Personal (2009) en Code Blue (2011), de eerste twee speelfilms van de Pools-Nederlandse regisseur Urszula Antoniak. Na Nude Area (2014) deed hij wederom het geluid voor haar vierde, Beyond Words, die tijdens het Toronto International Film Festival 2017 in première is gegaan.

“Sound design staat altijd ten dienste
van de film, het verhaal en het karakter”

Met Antoniak heeft Schermer een speciale relatie; hij werkt met haar sinds haar tv-film Bijlmer Odyssey uit 2004. “Over Code Blue oordeelde de jury dat het geluid meebeweegt met het karakter en het landschap van het geluid het karakter voortstuwt. Dat is wellicht onderscheidend, maar het is eigenlijk wat je als sound designer altijd doet. Dat is je vertrekpunt. Sound design staat altijd ten dienste van de film, het verhaal en het karakter.”

Filmacademie
In de jaren negentig was Jan Schermer regelmatig te vinden in Mazzo, toendertijd een toonaangevende club aan de Rozengracht in Amsterdam. Hij kwam er voor de muziek, wilde zelf eigenlijk technoproducer worden. Maar van muziek kon je niet leven, tenzij je concessies deed aan de commercie. Niet zijn ding en Schermer besloot naar de Filmacademie te gaan, richting Geluid (tegenwoordig Sound Design). “Goed idee, dacht ik. Ik kan met geluid bezig zijn, in film zit ook muziek en het genre maakt me niet zoveel uit.”

Op de Filmacademie leerde hij dat filmgeluid is onderverdeeld in subdisciplines: dialoog editing, effects editing, foley. Dat laatste is het nabootsen van alledaagse geluid, zoals het piepen van een deur, het geklos van voetstappen of het ritselen van een krant. Het valt niet op, maar de wereld – en dus ook film – zit er vol mee; de bijna verdwenen discipline van het radiohoorspel komt tot leven dankzij de foley artiest. En dan is er ook nog de re-recording mixer, de persoon die de eindmix van de geluidsband maakt.

“Ik was bezig met muziek en ik ging veel naar de bioscoop. En dan het liefst naar zo raar mogelijke films. Grote favoriet, zeker met een jointje op, was Delicatessen. Maar ook een documentaire als Microcosmos. Overigens allebei films waarbij het geluid ontzettend belangrijk is. Dat viel me toen al op.”

Vanaf het moment dat hij in 2001 afstudeerde heeft Schermer zijn inkomen verdiend met geluid. Groot was het aandeel van zijn Posta Studio aan het Nederlandse filmgeluid toen nog niet. “Mijn geluk was dat ik in mijn jaar een aantal goede producenten en regisseurs had die na de academie projecten zijn gaan opzetten: kortfilms, lowbudgetfilms, tv-series. Die namen mij bijna altijd mee. Ik kon het setgeluid doen, later de mix in de postproductie.”

Digitaal werken
Sinds zijn jaren op de Filmacademie is het filmbedrijf in technisch opzicht grondig veranderd. Cinema is digitaal gegaan, ook qua geluid. “Ik heb nog 16 millimeter filmstock en 16 millimeter magnetische tape gemonteerd. En dan naar multitrack mixen. Een heel gedoe. Afmixen met een 35 millimeter projector. Heel bewerkelijk en heel arbeidsintensief. En verre van ideaal. Nu is alles non-lineair en alles is onverwoestbaar.”

Schermers montagetafel is tegenwoordig de computer, de mengtafel zijn muis. Dat maakt het werk makkelijker. En complexer. Er zijn veel meer mogelijkheden, dus keuzes te maken en deelaspecten die om aandacht vragen.

Hij is overigens blij dat hij het analoge filmtijdperk heeft meegemaakt. “Je dacht wel drie keer na voor je iets ging doen. Omdat alles tegenwoordig non-destructief is verliest de jongere generatie dat wel eens uit het oog, merk ik aan stagiaires. Het zijn kinderen van het digitale tijdperk, het komt allemaal wel goed. Maar dat valt vaak tegen. Er zit geen richting in. Er zijn ook zoveel mogelijkheden en als je dan geen focus hebt, verdwaal je makkelijk.”

“Amerikanen zijn een paar stappen verder,
die weten hoe je drama maakt met geluid”

Als voorbeeld van een geslaagde geluidsband noemt hij Under The Skin (2013), de sciencefictionfilm van Jonathan Glazer waarin Scarlett Johansson als buitenaardse vamp in Schotland op mannenjacht gaat. Daarin vloeien geluidseffecten, omgevingsgeluid en avant-gardemuziek samen tot een soundtrack die de vervreemding en de claustrofobie van het beeld accentueert. “Al die elementen zijn één geheel geworden.”

Drama maken met geluid
De Nederlandse sound designer luistert soms met jaloerse oren naar grote Amerikaanse sciencefictionproducties. “Er is daar veel aandacht voor sound design. Er is ook geld voor, al is het budget voor geluid slechts een fractie van het totale filmbudget. Amerikanen weten goed hoe je een karakter neerzet, hoe je die aan de kijker overbrengt. Met welke finesses dat allemaal kan, juist ook met geluid. Daar zijn wij in Nederland en Europa wel vaak hautain over, naar mijn mening. Dat vind ik vaak ook wel een probleem. Wij willen artistiek zijn en we doen alsof we dol zijn op het documentairegeluid, het moet allemaal echt zijn. Amerikanen zijn een paar stappen verder, die weten hoe je drama maakt met geluid.”

Hoe je drama maakt met geluid illustreert Schermer aan de hand van Richard King, de sound designer van Christopher Nolan die onder meer aan de Batman-films heeft gewerkt. In Berlijn volgde hij bij King een masterclass.

“Zijn budget voor sound design is enorm, dat is meer dan het complete budget voor de gemiddelde Nederlandse speelfilm. Alleen, op het totale budget van de Nolan-films is het nog niks. King heeft een jaar lang veertien man voor hem werken. Mensen die in het veld effecten opnemen, librairians die al die effecten catalogiseren, drie dialoog-editors, twee effects editors. In Nederland zijn we meestal na acht of tien weken klaar met het sound design van een film. King is daar een jaar tot anderhalf jaar mee bezig. Dat hoor je er ook aan af. Er is goed over nagedacht.”

“Die theorieën kloppen ook, ze zijn in de praktijk getoetst. Neem de motor van Batman. Wat je hoort is de servomotor van een Lotus Esprit, zo’n elektrische auto. Die motor kun je met een computer aansturen. Wat ze hebben gedaan: in de computer is een opgaande lijn getekend. Die hebben ze de Lotus-motor laten draaien en dat geluid is opgenomen. Iedere keer als de Batmotor in beeld komt, gaat het geluid steevast omhoog; nooit omlaag. Dat suggereert snelheid. Dat heeft zoveel vaart en zet zoveel druk achter de scène, fantastisch. De kijker voelt actie en spanning, maar je kunt er niet meteen je vinger opleggen waar dat vandaan komt.”

Overdreven compressie
Wie ook met zijn oren naar films kijkt zal het zijn opgevallen: de dialogen zijn soms lastig te verstaan. Dat ligt niet aan de oren van de kijker, ook niet de geluidstechnicus. Het zijn met name Amerikaanse producenten die het filmgeluid om zeep helpen.

“De diepte verdwijnt uit het geluid,
alles staat even hard”

De sound designer legt uit. “De bioscopen draaien de volumeknop al jaren steeds verder terug. Amerikaanse films moeten onder druk van de filmstudio’s steeds harder en harder van geluid zijn. Die willen hun film verkopen en ze mogen daarom nooit zachter zijn dan de concurrent. In reactie daarop zijn de Nederlandse bioscopen het afspeelvolume gaan minderen. Het gevolg daarvan is dat de geluidmixer steeds meer volume in zijn mix is gaan stoppen om nog een beetje cinematografisch effect qua geluid te krijgen. Dat is de dood voor dynamiek, het verschil tussen hard en zacht. Wat in de jaren tachtig en negentig is gebeurd met popmuziek – verplatting van het geluid door overdreven compressie – is nu in film aan de hand. De diepte verdwijnt uit het geluid, alles staat even hard.”

Dat fenomeen is een bijeffect van de digitale cinema, waarbij films niet alleen digitaal worden gedraaid maar ook digitaal gedistribueerd en vertoond in de bioscoop. Daardoor is de Dolby-norm voor geluid verdwenen. “Voorheen werd op een digitale filmprint een Dolby-track geschreven die werd gemastered in een door Dolby gelicenseerde studio. De bioscopen waren ook allemaal Dolby-ingeregeld, gecalibreerd. Dus wat we in de studio mixten hoorden we in principe in de bioscoop ook weer terug.”

Bioscopen werken nu vrijwel allemaal met het digitale formaat DCP, het Digital Cinema Package. “Daardoor is Dolby uit het masteringproces geraakt. Vervolgens werden Amerikaanse films steeds harder gemixt en omdat bioscopen ook niet meer gecalibreerd zijn, draaiden die in reactie de volumeknop naar beneden. Met als resultaat: als je een film heel mooi dynamisch mixt, hoor je dat niet meer. Het is veel te zacht.”

Geen wettelijke geluidsnorm voor bioscoop
Amerikaanse collega’s van Jan Schermer maken de eindmix van blockbusters – omdat ze nog steeds de Dolby-norm aanhouden – met oordoppen in de oren. “Het is van de zotte. De werkelijkheid is zoek. Voor de sound designer is het alternatief doof worden. Maar als je oren je werk zijn, is dat geen goed alternatief.”

Mogelijk is dat een reden waarom Europese mainstreamfilms vaak niet aanslaan in Amerika. “Zou best eens kunnen”, reageert Schermer. “Hoewel Amerikaanse bioscopen de volumeknop minder dichtdraaien dan in Europa, waar men veel gevoeliger is voor klachten van het publiek. Er zijn in Nederland bioscopen waar het geluid zo is weggedraaid dat je de dialogen nauwelijks meer kunt verstaan. Je gaat naar de bioscoop voor een bioscoopervaring. Dat houdt in dat je hele gezicht is gevuld met film en je het geluid voelt. Ik zag laatst in Alkmaar een Amerikaanse blockbuster in een zaal met een goed geluidssysteem, afgesteld op calibratieniveau. Dat was stevig.”

Waarmee we in de tamelijk krankzinnige situatie zitten dat de overheid wettelijk strikte geluidsnormen heeft vastgesteld voor het volume van muziek bij concerten of in dansclubs – waar limiters het volume direct knijpen zodra het boven de wettelijke norm komt – maar je in de bioscoop doof kunt worden geblazen.

“Ik heb vaak nachten doorgewerkt om opdrachten af te krijgen,
maar dat probeer ik niet meer te doen”

“Daar zijn in Nederland inderdaad geen regels voor”, zegt Schermer. “In België nu wel. Daar verbiedt de wet een volume boven 82 decibel SPL. SPL is een gemiddelde waarde gemeten over tijd. Er kunnen dus nog wel pieken in zitten. Hard geluid is niet alleen slecht voor je oren, je hersens worden er ook moe van. Kun je nagaan wat mijn werk vraagt,” zegt hij lachend.

“Ik heb vaak nachten doorgewerkt om opdrachten af te krijgen, maar dat probeer ik niet meer te doen. Na acht uur mixen is het wel zo’n beetje op. Je weet van jezelf: alles wat ik daarna doe, is eigenlijk niet acceptabel.”

Dolby Atmos
In de Houthavens, het westelijke havengebied van Amsterdam, naast een pakhuis voor filmdecors en vlakbij Theater Amsterdam en een nog te bouwen bioscoopcomplex, staat de nieuwe werkruimte van Warnier-Posta. Het bedrijf ontstond toen Posta, de studio van Jan Schermer, in 2011 fuseerde met de studio van Peter Warnier. Die deed de geluidsmix van tientallen Nederlandse tv-series en films (Gouden Kalf voor het sound design van R U There, 2010 en De Wederopstanding van een Klootzak, 2013). Het pand biedt onderdak aan de eerste Dolby Atmos-mixzaal van Nederland.

Dolby Atmos biedt driedimensionale geluidsweergave die onafhankelijk is van de zaal of het speakersysteem, een natuurgetrouwe simulatie van de geluidswerkelijkheid. Elk geluid kan los van het overige geluid – en het speakersysteem – in de ruimte worden geplaatst. Na introductie in de bioscoop (in Nederland zijn onder meer zalen van de Vue-keten, voorheen JT, ermee toegerust) is de technologie ook beschikbaar voor de home cinema.

“In de studio bootsen we in feite een bioscoop na”, vertelt Schermer tijdens een rondleiding door het pand. De door Dolby Atmos gecalibreerde en gelicenseerde studio is een middelgrote bioscoopzaal zonder stoelen; een doos in een doos, volledig geluidsgeïsoleerd. Achter het filmscherm en aan de muren en plafond van de lege ruimte zijn 36 speakers geplaatst. Schermer mixt het filmgeluid vanaf een geautomatiseerde mengtafel die met zijn woud van schermen en controllers oogt als de cockpit van een vliegende schotel. Daarvoor en daarachter staan banken, voor de regisseur en/of producent.

“Het mooie van dit systeem is dat je naast de X-as en de Y-as, zoals bij Sensurround, ook een Z-as tot je beschikking hebt”, legt Schermer uit. “Dus niet alleen voor en achter en links en rechts, maar ook boven en onder. Je kunt geluid dus overal plaatsen in de ruimte.” Hij rommelt met een controller en stemmen vliegen als vogels door de ruimte.

“Als het geluid zodanig afleidt dat je iets van het karakter
of het verhaal verliest, ben je verkeerd bezig”

“Het volledige geluidsspectrum, inclusief laagfrequenties, heb je in surround zitten. Je kunt nu overal dik geluid zetten, mocht je dat willen”, zegt Schermer na de demonstratie. “Daar moet je wel mee uitkijken, want hoe meer je geluid naar achteren plaatst, hoe meer het afleidt van het beeld. Dus mixers passen wel op om teveel geluid in surround te zetten. Als het geluid zodanig afleidt dat je iets van het karakter of het verhaal verliest, ben je verkeerd bezig.”

Volumeverdwazing
Wat is de ideale bioscoopzaal voor een sound designer? Voor premières van publieksfilms komt Schermer regelmatig in Tuschinski, wellicht de mooiste filmzaal van Nederland. “Dat is een lastige zaal qua akoestiek,” zegt hij. “Als mixer schaam je daar de oren van je kop. Eigenlijk zou er een speciale Tuschinski-mix voor premières moeten komen, maar wie betaalt dat? Het is een prachtige zaal, gebouwd in de jaren twintig. Toen was het geluid mono, dus één speaker, vanuit het midden. Op het moment dat je meerdere speakers gaat gebruiken moet je een ruimte hebben die akoestisch bijna dood is. Dus geen reflecterende wanden of balkons.”

Het is niet alleen de techneut in Schermer die blij is met Dolby Atmos, ook als filmliefhebber juicht hij de nieuwe standaard toe. “Het is een manier om die volumeverdwazing in de bioscoop tegen te gaan. De zalen en de mix worden door Dolby gecalibreerd en goedgekeurd. Je krijgt dus weer een norm van de mix tot aan de kijker in de zaal. De software werkt zó fantastisch dat je kunt zien in wat voor zaal gemixt is en in wat voor zaal het wordt afgespeeld.”

“Anders gezegd: je kunt het geluid aanpassen aan de desbetreffende zaal. De ruimte zelf is als het ware in de software gevangen. Alle zalen zijn anders en de software compenseert het verschil. Het mooie van dit systeem is dat ik – voor het eerst in mijn leven – tegen de regisseur kan zeggen: wat je nu hoort, ga je terughoren in de zaal.”

 

17 september 2017

ALLE INTERVIEWS

Alain Gomis, regisseur Félicité

Alain Gomis, regisseur van Félicité:

“Ik ben lid van de gemeenschap die op twee continenten leeft”

door Alfred Bos

Alain Gomis staat voor de bioscoop en rolt een sigaret. Gisteren heeft zijn Félicité in Rialto, het filmhuis in de Amsterdamse Pijp, de zevende editie van het jaarlijkse World Cinema Amsterdam (WCA) festival geopend.

Ik rook met hem mee. We kletsen over film. Gomis ziet de smaak van het grote publiek steeds verder weg groeien van het soort films dat hij zelf maakt. Niettemin is hij door WCA als gast uitgenodigd en gaat Félicité, zijn vierde speelfilm, internationaal in roulatie, ook in Nederland. Die won op het Berlijnse filmfestival eerder dit jaar de juryprijs.

Félicité toont hoe de vrouw van die naam haar trots moet overwinnen. Ze zingt in een nachtclub in Kinshasa, hoofdstad van de Democratische Republiek Congo. Haar zoon van veertien krijgt een ernstig verkeersongeluk en moet een dure operatie ondergaan. Dat geld heeft ze niet, maar ze vindt een oplossing. Geen glamourfilm met spectaculaire computer graphics en dito sound design. Wel de waarheid over mensen. En bezwerende muziek, van de befaamde band Kasai Allstars.

“Er is teveel technologie en marketing”, merk ik tussen twee trekken op. “De smaak van het publiek wordt geconditioneerd.” Gomis knikt. Door de digitalisering van het filmvak zijn de mogelijkheden groter geworden, meent hij. Maar er is een keerzijde. Meer uniforme films, paradoxaal genoeg. “De verbeelding raakt verstopt.”

Alain Gomis

Immigratie en identiteit
Alain Gomis is van bouwjaar 1972, zijn wieg stond in Parijs; hij heeft wortels in Frankrijk en West-Afrika, Guinee-Bissau en Senegal. Gomis voltooide in 1993 zijn studie film aan de Sorbonne en maakte in 2001 zijn speelfilmdebuut met L’afrance, over een jongeman uit Senegal die naar Parijs verhuist om te studeren en in een identiteitscrisis terechtkomt. Ook Andalucia (2007) gaat over immigratie en identiteit. Zijn derde, Aujourd’hui (2012), is gesitueerd in Dakar, de hoofdstad van Senegal. De eerste twee films waren te zien op het International Film Festival Rotterdam (IFFR).

Als de peuken zijn gedoofd en we binnen zitten, vraag ik hem of hij zich een Franse dan wel een Afrikaanse filmmaker voelt. Lastige vraag, vindt Gomis. Hij woont in Parijs, maar brengt ook veel tijd door in Senegal, waar hij met producer Oumar Sall een trainingsprogramma voor jonge filmmakers en filmtechnici (Up Short films) heeft opgezet. Daarnaast is hij betrokken bij de heropening van een cultureel centrum in Dakar.

“In Frankrijk draait het vooral om geld (…),
in Senegal probeer ik een filmcultuur van de grond te krijgen”

Gomis: “In Frankrijk leun ik beide kanten uit, op een heel concrete manier. Ik ondersteun mijn familie en elke week gebeuren er dingen, in Frankrijk of in Senegal. Voor zover mogelijk moet ik daar een oplossing voor vinden. Ik leef dus in beide werelden. Wat betekent nationaliteit in termen van continent? Ik weet het niet. Ik ben lid van de gemeenschap – die tamelijk nieuw is – die heel concreet op twee continenten leeft.”

Lokale cinema
Gomis verdeelt zijn tijd zestig-veertig tussen Frankrijk en Senegal. De workshops die hij in Dakar geeft en het opzetten van een nationaal filmcentrum ziet hij als een avontuur. “Ik ben eigenlijk meer betrokken bij de filmcultuur van Senegal dan de filmcultuur van Frankrijk. In Frankrijk draait het vooral om geld: hoe kan ik films maken? In Senegal probeer ik een filmcultuur van de grond te krijgen. Dat is iets heel anders.”

Hij begint weer over de digitale camera die het filmbedrijf heeft veranderd; toegankelijker gemaakt, want goedkoper. Maar op hetzelfde moment bestaat film nauwelijks meer in Afrika, stelt hij sip vast. “De meeste klassieke bioscopen zijn verdwenen. Daar komen nieuwe zalen voor in de plaats, neergezet door grote bedrijven uit Europa. Dat betekent er een bepaald soort films wordt vertoond, de mainstreamfilm uit Europa en Amerika. Die films brengen niet alleen geld op, ze verkopen ook een bepaalde lifestyle.”

Gomis wil daar een lokale cinema tegenover zetten. “Dat is belangrijk. En wanneer die lokale cinema er nog niet is, moet je die creëren. Een cinema die past bij de locatie en de samenleving. Film is een dialoog tussen de samenleving en de representatie van die samenleving. Dat moet film volgens mij zijn, een spiegel.”

Buitenstaander
Na twee bijdragen aan het IFFR is Félicité zijn eerste film die (niet alleen in Nederland) een bredere distributie krijgt. Immigratie en identiteit, de onderwerpen van zijn eerste twee films, zijn sindsdien uitgegroeid tot de centrale thema’s van deze tijd. Heeft hij de toenemende belangstelling voor die thematiek aan den lijve ervaren? Kan hij niet zeggen. Misschien.

“Voor mij gaan mijn films niet over immigratie of identiteit,
maar over dat vreemde wezen, de mens”

Gomis: “Wat ik heb gemerkt – door te werken met dit thema – is dat deze vraag over identiteit uiteindelijk een algemeen menselijke vraag is. De eerste vreemdeling ben je zelf natuurlijk. Je kijkt in de spiegel: dat ben jij, maar toch ook weer niet. Als je buiten je geboorteland woont of je bent het kind van immigranten, dan is die verwarring duidelijker, meer expliciet: het subtiele verschil tussen wat je voelt en wat een ander van je ziet.”

“U bedoelt: je bent een outsider”, zeg ik vragend.

Gomis: “Precies. Dat is een gevoel dat iedereen kent. Daar hoef je geen immigrant voor te zijn.”

“Dat kan ik bevestigen. Soms voel ik me een migrant in mijn eigen land.”

Gomis: “En soms zelfs binnen je eigen familie.”

“Zeker in mijn eigen familie.”

Gomis: “En soms zelfs in je eigen lichaam. Je probeert in jouw situatie een manier te vinden om met andere mensen om te gaan. Voor mij gaan mijn films niet over immigratie of identiteit, maar over dat vreemde wezen, de mens.”

Félicité

Zonder gêne
Félicité is gedraaid met niet-professionele acteurs: Véro Tshanda Beya Mputu als de onafhankelijke vrouw van de filmtitel, Gaetan Claudia als haar zoon Samu en Papi Mpaka als de klusjesman Tabu. De bijrollen worden wél vertolkt door beroepsacteurs. Gomis: “Soms is het beter om belangrijke rollen te laten spelen door amateurs. Die stralen authenticiteit uit. Wanneer je meerdere takes van een scène doet, gaat het er niet om dat het echt lijkt wat de acteurs doen. Het gaat erom dat ze kleine nuances vinden die het karakter kleuren of typeren. Dat is belangrijker dan om waarheidsgetrouw over te komen. Film is fictie, geen documentaire. We proberen een expressie te geven van onszelf. Het is een spel.”

Muziek speelt een belangrijke rol in de film, het titelpersonage verdient haar geld als zangeres. De muziek was voor de regisseur een belangrijke reden om het verhaal (dat mede door hem werd geschreven) te situeren in Kinshasa, de hoofdstad van Congo, want daar resideren de Kasai Allstars, een Afrikaanse supergroep die is samengesteld uit leden van vijf verschillende – en voorheen onderling vijandige – stammen.

Gomis: “Die spelen een mix van traditionele en moderne muziek. Hoe klinkt de traditie nu, in de grote stad? Dat speelt in de film: hoe drukken we ons anno nu uit. Voor mij was Kinshasa een geschikte plek om onze moderniteit te tonen. Kinshasa is een stad als Dakar of Amsterdam, maar er is minder maquillage. Het bestaan is minder opgedoft. Er is een kleine elite die het imago van de stad bepaald. Ze marketen de positieve kanten van hun samenleving.”

Dat imago is een illusie. Gomis: “Als onderdeel van de grote massa wil je duidelijk maken: wacht even, dat is niet de hele waarheid. Er is spanning tussen het imago en de werkelijkheid en dat creëert dynamiek, want iedereen probeert deel te worden van dat kunstmatige, niet-bestaande ideaalbeeld. Het probleem is dat die dynamiek ook frustratie veroorzaakt.”

“Dat is wellicht de motivatie achter die marketing, om ontevredenheid te scheppen. Het zet aan tot consumptie, tot plastische chirurgie”, zeg ik.

“Het is pijnlijk wanneer jouw beeld in de spiegel niet overeenkomt
met de norm die het marketingideaal voorschrijft”

Gomis: “Het is verschrikkelijk, want je gaat uiteindelijk jezelf haten. De film wil onder meer laten zien dat er in de werkelijke wereld, dus niet in het marketingsprookje, ook mooie dingen kunnen gebeuren. De film zegt niet: wij zijn mooi. De film zegt: wij zijn de waarheid. Daar hoef je je niet voor te schamen. Je kunt zonder gêne in de spiegel kijken. Het is pijnlijk wanneer jouw beeld in de spiegel niet overeenkomt met de norm die het marketingideaal voorschrijft. Dan hoor je er niet bij.”

“Dan ben je geen deel van de droom.”

“Precies”, zegt Gomis.

Okapi
Het ligt er niet dik bovenop, maar Félicité heeft met zijn van de schouder gedraaide documentairestijl, zijn droomscènes en zijn afwijkende montage iets van een nouvelle vague-film. Is er ook geïmproviseerd? Ja, zegt Gomis, maar wel gestructureerd. “We wisten dat we van punt A naar punt B wilden, maar hoe we daar kwamen, dat was open. Op de set kenden we de melodie van de scène, maar je probeert geen partituur uit te voeren. Je speelt live en improviseert om de melodie heen. De handeling komt uit de situatie.”

Félicité

Gomis schrijft zelf het scenario voor zijn films, of is daar intensief bij betrokken. Tijdens het schrijven visualiseert hij de film. “Om het verhaal – of eigenlijk: de flow van de film – te kunnen verbeelden, moet ik me in elk personage verplaatsen.”

Als voorbeeld noemt hij de scène waarin de zoon voor het eerst zijn geamputeerde been ziet. Een belangrijk moment: Samu ziet zijn nieuwe zelf. Tabu is daarbij aanwezig, zijn moeder niet. Er is nauwelijks dialoog.

Gomis kent zo’n moment uit eigen ervaring. “Een neef van me verloor zijn been. Die nieuwe situatie moet je accepteren en de blik van de ander is op dat moment, wanneer je met je nieuwe zelf wordt geconfronteerd, erg belangrijk. Je moet heel genereus zijn.”

“Dat was de scène. Nauwelijks woorden, alleen choreografie van twee personages. Zo’n scène moet ik me voorstellen tijdens het schrijven. Op de set luister ik naar suggesties van de acteurs, naar hun ideeën om het anders of beter te doen.”

De hoofdhandeling van de film is Félicité’s zoektocht naar geld voor de medische behandeling van haar zoon. Daar tussendoor verbeelden droomscènes haar innerlijke ontwikkeling. In haar droom is Tabu, de klusjesman, een okapi, een hoefdier uit het tropische regenwoud dat het midden houdt tussen een giraf en een zebra.

“Ik wil het materiaal aanreiken waarmee
de kijker zijn verhaal kan maken”

“Ik wilde niet symboliseren”, verduidelijkt Gomis. “Ik wilde een metafoor. De okapi was perfect, want het oogt als een denkbeeldig beest. Daar kan de kijker zelf veel verhaal omheen bouwen. Ik wil niet zozeer een verhaal vertellen. Ik wil het materiaal aanreiken waarmee de kijker zijn verhaal kan maken. Als ik een perfect beeld maak heeft de fantasie van de kijker geen ruimte meer.”

‘Jouw mensen’
In 2009 richtte Alain Gomis, samen met de Nigeriaanse cineast Newton Aduaka en de Franse documentairemaker Valérie Osouf en actrice Delphine Zingg, het productiebedrijf Granit Films op. Het staat voor sociaal geëngageerde films van een zekere kwaliteit. Het zakelijke deel van de filmproductie zit de regisseur niet in de weg, hij ziet het als een integraal en natuurlijk onderdeel van het maken van een film.

Gomis: “Tijdens het filmen moet je keuzes maken. Die hebben directe consequenties voor de economische kant van de productie. Hoe gebruiken we het budget? Hoe betalen we de crew? Waarom krijgt die meer en die minder? Je probeert van het productieteam een soort familie te maken die met elkaar de film creëert.”

Maar Gomis is ook deelproducent om onafhankelijk te kunnen werken. “Ik wil kunnen bepalen hoe ik een film draai. Het is niet genoeg om deel uit te maken van de internationale filmscene en mijn films te kunnen vertonen op de filmfestivals wereldwijd. Ik wil mijn films ook buiten de bioscoop kunnen laten zien, in een bar of in een park, aan een publiek dat normaal gesproken niet naar de bioscoop gaat. Dan kun je met eigen ogen zien hoe de film overkomt bij ‘jouw mensen’.”

Félicité draait vanaf 7 september in de bioscoop.

Kasai Allstars spelen tijdens het Amsterdam Dance Event op zaterdag 21 oktober in Paradiso te Amsterdam.

 

4 september 2017


MEER INTERVIEWS

Peter Brosens over King of the Belgians

Peter Brosens, co-regisseur van King of the Belgians:

“Surrealisme en België, er is wel een link, hè”

door Alfred Bos

De Vlaamse regisseur Peter Brosens (Leuven, 1962) maakte met zijn Amerikaanse echtgenote Jessica Woodworth (1971) de komedie King of the Belgians. Het is een roadmovie over een ceremonieel personage dat door bizarre omstandigheden ontdooit tot mens. De film is internationaal lovend ontvangen en zal in meer dan dertig landen te zien zijn. Maar niet in België.

Geen enkele Belgische distributeur zag brood in de absurdistische komedie annex quasi-documentaire annex roadmovie annex meta-film (in de mockumentary draait een ingehuurde cineast een promotiefilm over de Belgische koning). Dus is Brosens naast scenarist, regisseur en producent tevens de internationale verkoper van zijn film.

“Het klinkt misschien arrogant,
maar de film is een beetje te origineel”

“Ik vergelijk het met dat plastieken speelgoed voor peuters”, zegt hij in filmmuseum EYE, voorafgaand aan een Q&A op de Nederlandse openingsavond van King of the Belgians. “Er zijn vormpjes en openingen waar je het rondje in het rondje moet steken, de driehoek in de driehoek, het vierkant in het vierkant. Maar als je een trapezium hebt, dat past nergens in. Het klinkt misschien arrogant, maar de film is een beetje te origineel.”

Peter Brosens en Jessica Woodworth

Peter Brosens en Jessica Woodworth

De inspiratie voor King of the Belgians kwam uit de krant. In april 2010 was het vliegverkeer in Europa enkele dagen ernstig verstoord door een uitbarsting van de IJslandse vulkaan Eyjafjalla. De president van Estland, Toomas Ilves, op staatsbezoek is Istanboel, kon niet terugvliegen naar Tallin en reed met een minibusje dwars door de Balkan en Oost-Europa naar huis. “Op foto’s zie je de president zijn eigen busje opvullen aan het benzinestation”, aldus Brosens.

“Toen dachten we: wat als we de koning van België zouden droppen in Istanboel. Belangrijke stad, snijpunt tussen oost en west, goede plek om van te vertrekken. We vervangen de vulkaan door iets wat in die periode ook in de krant stond, een zonnestorm die elektronische apparatuur plat legt en satellieten doet uitvallen. De motivatie om de koning holderdebolder door de Balkan naar huis te laten rijden is het uit elkaar vallen van zijn koninkrijk. Dat moet hij redden. En in het geval van België is dat geloofwaardig.”

Het is dus een variant op Richard III: mijn koninkrijk voor een vliegtuig.

“Voilà. Peter Van den Begin, die de Belgische koning speelt, leerden we kennen bij onze vorige film, Het vijfde seizoen. Daarin deed hij enkele korte scènes, hij is de man met de haan. We wisten meteen: dat is onze koning. Hij kan heel goed plat Antwerps klappen, maar zijn Frans is niet heel goed. Bij onze koning is het precies andersom, die is Franstalig en spreekt een beetje Nederlands. Daarom hebben we ook maar eens Wallonië de onafhankelijkheid laten uitroepen. Dan weet je meteen: we zitten in fictie.”

“Als je de Fransen vertelt dat de meerderheid van de Belgen
Nederlandstalig is, vallen ze van hun stoel”

Tamelijk absurde fictie, met universele trekjes, waarop internationaal heel uiteenlopend maar enthousiast wordt gereageerd. Tijdens de première op het filmfestival van Venetië begon de zaal te applaudisseren op het moment waarop het subtiele spiegelspel met fictie en werkelijkheid een koprol maakt. In Iran, vertelt Brosens, heeft men geen koning, maar brak het publiek van opwinding de zaal zowat af.

En in Frankrijk waren de kijkers al na tien minuten de kluts kwijt. Brosens: “Een Belgische koning die geen Frans spreekt? België is toch Franstalig? Als je de Fransen vertelt dat de meerderheid van de Belgen Nederlandstalig is, vallen ze van hun stoel.”

Het zou helemaal komisch geweest zijn als de koning Duitstalig was.

“Dat is ook nog zoiets, we hebber in de Ardennen ook nog eens 30.000 Duitstaligen zitten. Die vergeten we altijd. Ze hebben daar eens een bevraging gedaan. Moest België uit elkaar vallen, wat gaan jullie dan doen? Anschluss bij Duitsland? Nee, Luxemburg! Surrealisme en België, er is wel een link, hè.”

Interview King of the Belgians

King of the Belgians

Comfortzone
Ster van King of the Belgians is Peter Van den Begin, die de fictieve Belgische koning Nicolas III tot leven brengt. Het is een glansrol voor de karakteracteur die een veelheid aan registers beheerst. Zo speelde hij in 2004 Tante Sidionia in de live action verfilming van de Suske & Wiske-strip De Duistere Diamant. Vorig jaar was hij te zien in de misdaadthriller D’Ardennen.

King of the Belgians is een komedie die knap speelt met de wisselwerking tussen fictie en werkelijkheid. Er is propaganda, dat is de officiële fictie die als werkelijkheid wordt gepresenteerd. Er is fantasie, dat is de fictie die als gedroomde werkelijkheid wordt beleefd. En er is de werkelijkheid die zo absurd is dat hij als fictie wordt ervaren. Al die ficties en werkelijkheden zijn in de film verweven. De draad van Ariadne is de koning, wiens decorum langzaam afbrokkelt.

“We hebben gekozen voor een koning want die heeft er
(…) niet voor gekozen om koning te worden”

“We hebben gekozen voor een koning”, zegt Brosens, “want die heeft er, in tegenstelling tot meneer Ilvus, de president van Estland, niet voor gekozen om koning te worden. Die wordt geboren als kroonprinsje. Die groeit op in een parallelle werkelijkheid. Dat is voor ons het belangrijkste aan de film. Niet zozeer de reis door de Balkan, maar de innerlijke reis van die man. Hoe hij in een kleine week een heel ander iemand is geworden.”

Naast komedie is King of the Belgians een roadmovie over een regisseur die een documentaire, een promotiefilm, draait over de Belgische koning. Het zal niet verbazen dat de film zelf is gedraaid als documentaire, in chronologische volgorde en met geïmproviseerde scènes. Brosens en Woodworth zijn van huis uit documentairemakers, die voor een speelfilm atypische aanpak is hun comfortzone.

“De film is fictie, maar een aantal scènes zijn weer echt documentaire”, aldus Brosens. Het moment waarop het publiek in Venetië spontaan begon te applaudisseren was bij het interview met de burgemeester van het Bulgaarse dorpje. Die scène illustreert hoe gehaaid de film jongleert met fictie en feit. In het dorpje op het Bulgaarse platteland doen de koning en zijn gezelschap, inclusief de ingehuurde Engelse documentairemaker, zich voor als televisieploeg op reportage. Voor de schijn interviewt de koning de Bulgaarse burgemeester.

Brosens: “Acteur Peter Van den Begin, die de Belgische koning speelt, wist alleen dat die man de echte burgemeester van het dorp was en dat hij ooit iets met stuntcoördinatie te maken had. Meer wist hij niet. Dat interview is een echt interview, wat die burgemeester zegt is echt. We hebben nooit scenario’s op onze set. De opname van de maaltijd in dat dorp duurde maar liefst 45 minuten, één lange take, een improvisatie van drie kwartier. Alles wat er van die scène in de film zit, is geïmproviseerd.”

Khadak

Khadak

Speelfilm als documentaire
Brosens en Woodworth ontmoetten elkaar in 1998 in een café in Ulan Bator, de hoofdstad van Mongolië. Woodworth was daar voor haar eerste film, de documentaire Urga Song. Brosens werkte aan Poets of Mongolia, het slotstuk van een documentairedrieluik over Mongolië. Samen maakten ze vier speelfilms: Khadak (opnieuw gedraaid in Mongolië), Altiplano (dat in Peru speelt) en de apocalyptische sciencefictionfantasie La cinquième saison / Het vijfde seizoen, dat in België is gesitueerd.

“Die films zijn onbedoeld een oeuvre geworden”, zegt Brosens. “Khadak en Altiplano gaan over het geweld van de mens tegen de natuur en in de derde, Het vijfde seizoen, over klimaatsverandering, neemt de natuur wraak op de mens. Daarmee was dat onderwerp wel klaar. We zijn voor King of the Belgians in feite alleen van toon veranderd, van tragisch-absurd naar komisch-absurd. We grijpen terug op de beperktheden van de documentaire. Die liggen ons goed.”

Waarom bent u overgestapt naar speelfilm? Was u uitgekeken op documentaire?

“In fictie heb je geen verantwoordelijkheid naar je personages toe. Jessica noch ik zijn naar de filmschool geweest. We hadden geen ervaring met acteurs en scenario’s lezen. Als documentairemaker werk je zonder scenario.”

Dat moet wennen zijn geweest, want met een scenario zit je vast aan het verhaal.

“Een scenario is voor ons geen handleiding om een film te maken, maar een referentie. We draaien op locatie, dus niet in een studio waar je alle parameters kunt controleren. Voor ons is dat een uitdaging. In Het vijfde seizoen sneeuwt het in de zomer. Dat komt omdat de film in januari is gedraaid. We waren gewaarschuwd, er zou een sneeuwstorm komen. De productie wilde stoppen, maar wij zeiden: draaien. Zoiets krijg je cadeau: het weer is zo in de war dat het in de zomer sneeuwt.”

Het vijfde seizoen

Het vijfde seizoen

“Als de film een flop blijkt,
is dat natuurlijk ook onze fout”

Dat is dan weer het leuke van fictie, je zit niet vast aan de werkelijkheid.

“Maar we schrijven zelf de contracten, we produceren, we nemen de financiële verantwoordelijkheid, maar ook de artistieke verantwoordelijkheid. Als de film een flop blijkt, is dat natuurlijk ook onze fout. We luisteren naar distributeurs, maar uiteindelijk is het onze beslissing. Final cut.”

“Voor King of the Belgians was de financiering niet rond, maar we zijn toch gaan draaien. We hadden 28 draaidagen voorzien en hebben de film gedraaid in 19 dagen. Eigenlijk 20, maar één dag zit niet in de film. Waarom ging het zo snel? We hebben de film chronologisch gedraaid.”

Dus toch semi-documentair.

“Voor de hele ploeg was het een roadmovie. Het werd chronologisch gedraaid, dus de personages konden ook groeien. Het scenario is op dagelijkse basis herschreven.”

Majoritair versus minoritair
Het zal de geregelde bioscoopbezoeker niet zijn ontgaan dat de Belgische cinema, zowel de Vlaamse als de Waalse, van hoog niveau is. Hoe ervaart Brosens als regisseur en producent het filmklimaat in België? “Er zijn creatieve fondsen, maar ook economische regelingen”, zegt hij. “Die zijn er in Vlaanderen, maar ook aan Franstalige zijde. En ook in Brussel. Het voordeel van België is dat er eigenlijk heel veel fondsen zijn.”

Maar de Belgische filmsector is ook een labyrint in een mijnenveld. Brosens legt uit: “De films van Jessica en mij zijn majoritair Vlaams en minoritair Franstalig Belgisch. Dat moet je ook aangeven: waarom behoort uw film tot de Vlaamse gemeenschap? De films van de gebroeders Dardenne zijn majoritair Franstalig Belgisch en minoritair Vlaams. Nee, niet Nederlandstalig Belgisch, want Brussel is niet Wallonië. Vandaar Franstalig Belgisch in plaats van Waals. Brussel ligt geografisch in Vlaanderen, maar is overwegend Franstalig. Daarom is België niet zomaar te splitsen, zoals Tsjechië en Slowakije.”

Jessica Woodworth en Peter Brosens

Jessica Woodworth en Peter Brosens

Kun je als filmmaker die aan de Vlaamse loketten is afgewezen, aankloppen bij de Waalse loketten?

“Zeker.”

Dus je hebt in feite drie kansen?

“Alleen zijn er in Brussel enkel economische regelingen, daar is geen volwaardig filmfonds. Om in het buitenland co-producenten te vinden, moet je een van die twee – Vlaams of Waals filmfonds – mee hebben. Die hoeksteenfinanciering moet uit eigen land komen. Het is zo dat een Vlaming die in Bolivia woont voor het fonds in aanmerking komt, zoals ook een Boliviaan die zich in België als inwonende heeft ingeschreven. Jessica en ik hebben tien jaar in Wallonië gewoond en komen dus ook in aanmerking voor majoritair Vlaams. Het is wel ingewikkeld hoor.”

“Omdat je met gemeenschapsgeld werkt, heb je ook
een verantwoordelijkheid naar die gemeenschap toe”

Als de distributeurs in hokjes denken, zoals u aangaf, hoeveel vrijheid heb je dan als filmmaker?

“De film is het meest belangrijk. Maar omdat je met gemeenschapsgeld werkt, heb je ook een verantwoordelijkheid naar die gemeenschap toe. Dus voor ons is het belangrijk dat die film ook effectief het publiek bereikt. Dus het ‘dat intereseert me niet’ van de artiest, vind ik geen aanvaardbaar standpunt.”

Wat doen wij Nederlanders fout?

“Ik weet het niet. Jullie hebben fantastische filmfestivals. Jullie hebben fantastische filminstituten. Jullie hebben fantastische filmtheaters. Daar zijn wij stikjaloers op.”

Ik heb begrepen dat King of the Belgians een vervolg gaat krijgen.

“Inderdaad, want de koning is nog lang niet thuis. De Belgen sturen een militair detachement om de koning op te halen in Sarajevo. Ze zijn vergeten dat het 28 juni is, de commemoratie van de aanslag op Frans Ferdinand die die inleiding vormde van de Eerste Wereldoorlog. En dan loopt het allemaal grondig fout.”

“Dat is allemaal al gedraaid. Het paste niet in King of the Belgians, dus dat wordt het beginpunt van de volgende film. Maar dat wordt geen mockumentary en ook geen roadmovie. Hij speelt zich in zijn geheel af op een eiland voor Kroatië, Brioni, de zomerresidentie van de voormalige Joegoslavische leider Tito.”

Ik persoonlijk kan niet wachten. Mag ik u danken voor het gesprek.

“Maar er is éen vraag die altijd terugkomt, nog niet gesteld.”

Welke vraag is dat?

“Wat vindt koning Filip van de film?”

30 mei 2017



MEER INTERVIEWS

Aslı Özge, regisseur Auf Einmal

Aslı Özge, regisseur van Auf Einmal:

“Welk effect heeft afwijzing op een persoon?”

door Alfred Bos

Aslı Özge heeft met Auf Einmal haar eerste Duitstalige film gemaakt. De regisseur (Istanboel, 1975) verhuisde in 2000 naar Berlijn om haar filmopleiding aan te vullen met een studie filosofie. Na een aantal bekroonde kortfilms schreef en regisseerde ze twee speelfilms (Köprüdekiler / Men on the Bridge, 2009 en Hayatboyu / Lifelong, 2013) die een inkijkje geven in de levens van gewone mensen in haar geboortestad. Ook Auf Einmal is een karakterstudie, ditmaal met een thriller-twist.

In Auf Einmal (internationale titel: All of a Sudden) vindt Karsten, gespeeld door Sebastian Hülk, na afloop van zijn verjaardagsfeest een dode vrouw in zijn huis. Hij kent haar niet, ook zijn vrienden blijken haar niet te kennen. De film toont de reactie van de hoofdpersoon en diens directe omgeving op het incident. Langzaam wordt de ware aard van Karsten duidelijk.

Regisseur Aslı Özge (rechts) en cinematograaf Emre Erkmen

Regisseur Aslı Özge (rechts) en cinematograaf Emre Erkmen

Auf Einmal dankt veel van zijn onderhuidse spanning aan acteur Sebastian Hülk, die het personage van Karsten neerzet als een raadsel vol tegenstrijdige emoties. Geen sympathieke protagonist, zoveel is wel duidelijk. Dat was voor de regisseur, die tevens het scenario schreef, geen probleem.

“Het is makkelijk om een held te creëren die uiteindelijk wint
(…) maar zo’n film wilde ik niet maken”

“Ik neem graag risico’s”, zegt Özge, op bezoek in Amsterdam om de release van haar film te ondersteunen. “Het is makkelijk om een held te creëren die uiteindelijk wint en we klappen allemaal voor hem, maar ik weet niet of dat het werkelijke leven weerspiegelt. Met zo’n film bereik je wellicht een groter publiek, maar zo’n film wilde ik niet maken.”

Özge kreeg het idee voor Auf Einmal naar aanleiding van een bericht in een Turkse krant. “Ik las over een vrouw die was overleden in de woning van een man die ze niet kende. Ze hadden elkaar ontmoet in een bar en gingen samen naar zijn huis, voor een one night stand. Daar overleed ze. In Turkije was die vrouw beroemd en de volgende dag schreven de Turkse kranten over het incident. Ze schreven ook dat de vrouw haar dood verdiend had, want ze bedroog haar echtgenoot. Ze ging vreemd terwijl ze een man en een kind had.”

Wisten die kranten iets van de feitelijke omstandigheden?

“Niets, ze waren aan het speculeren. Over het gedrag van de man hadden ze niets negatiefs te melden, maar die vrouw, die had haar lot verdiend.”

Ah, de dubbele moraal.

“Daar maakte ik me erg nijdig over en schreef vervolgens een scenario. De eerste versie was in het Turks, bedoeld voor het Turkse publiek. Dat zou een film over moraliteit in Turkije worden, gemaakt door een Turkse vrouw. Maar dat speelde teveel in op de bestaande clichés, dat zou te makkelijk zijn. Ik wilde dat de film over meer ging. Daarom heb ik het verhaal verplaatst naar Duitsland. Bovendien was ik niet zozeer geïnteresseerd in de vrouw die komt te overlijden, maar in de man die blijft leven.”

Auf Einmal

Auf Einmal

Het aantrekkelijke van de film is dat die veel openlaat voor de verbeelding van de toeschouwer. In mijn optiek is Karsten, de mannelijke hoofdpersoon, iemand die zichzelf niet kent. Door het incident wordt zijn persoonlijkheid manifest en hij blijkt een psychopaat te zijn. Kunt u met die uitleg leven?

“Een belangrijk element is dat Karsten tot aan het incident niet weet wie of wat hij is. Hij heeft een vaag gevoel van onbehagen, in dat comfortabele leven dat zijn ouders hem hebben gegeven. En dat accepteert hij. In het begin zien we hoe hij zich ongemakkelijk voelt bij het gedrag en de houding van zijn vader.”

Karsten is bourgeois.

“Precies. Hij accepteert het leven zoals dat voor hem is klaargelegd, maar hij klaagt er ook over. Hij besluit niet om zijn eigen weg te kiezen. Hij is een verwend kind.”

Hij is iemand die neemt, niet iemand die geeft.

“Precies. Wat mij interesseert: op het moment van de crisis rent hij weg. Omdat hij bang is, maar ook omdat hij het gedrag van zijn ouders en van de burgerlijke samenleving heeft overgenomen. Hij realiseert zich: ik ben één van jullie geworden. Zijn eerste impuls is om het incident te verdoezelen, zodat niemand er van weet. Dat kun je onder die omstandigheden niet redelijkerwijs bedenken. Dat zit diep in je.”

Donkere kijk
Emre Erkmen, de cinematograaf van Auf Einmal en levensgezel van Özge, is bij het gesprek aanwezig en valt haar bij: “Asli laat een menselijke duivel zien. Als filmkijker wissel je voortdurend van oordeel: is hij oké, is hij fout? Ik zou zelf ook zo reageren. Nee, toch niet. Asli houdt informatie achter voor de toeschouwer. Dat heeft ze in haar vorige films ook gedaan. Bij deze film heeft ze zelfs delen van het script geheim gehouden voor de acteurs, om hun reactie natuurlijker te laten zijn.”

“Er is maar één incident voor nodig om
die slechtheid naar buiten te laten komen”
Aslı Özge

Aslı Özge

Aslı Özge: “Karsten, de protagonist, verandert niet. Ik ben van mening dat we allemaal in staat zijn tot slechte daden. Het sluimert in iedereen en er is maar één incident voor nodig om die slechtheid naar buiten te laten komen. Karsten, zijn familie, vrienden, collega’s, de samenleving—die allemaal proberen de duivel in onszelf toe te dekken. Dat is niet Duits of Turks, dat is menselijk.”

Heeft u een donkere kijk op de mensheid?

“Ja. Hahaha, heel erg zelfs.”

Leg uit.

“Ik denk dat we worden geboren met die potentie tot slechtheid, maar onze opvoeding en opleiding, het gezin waarin we opgroeien en de omstandigheden waarin we leven, houden die aanleg onder de duim. Karsten beseft dat hij deel uitmaakt van het systeem, maar door dat incident komt hij erachter dat hij macht heeft en hij gebruikt het systeem in zijn voordeel. Hij kan niet tegen het systeem vechten. Maar hij wil geen slaaf van het systeem worden, dus besluit hij de meester van het systeem te zijn. Macht geeft meer macht. De inspiratie daarvoor kwam van politici.”

Hoe bent u tot die donkere kijk op de mens gekomen?

“Ik ben geen dromer, ik ga er niet van uit dat de dingen beter zullen worden. Daarvoor ben ik teveel een realist. Ik maak realistische films. Ik vind het ook veel interessanter om de donkere kant van de mens te onderzoeken. Auf Einmal gaat mede over ons zelfbeeld en hoe we ons naar de samenleving presenteren. Het is niet zo makkelijk om daar keurig in te passen, de verwachtingen zijn te hoog. Bijvoorbeeld, dit is mijn derde film – en eerste Duitstalige – en er zijn verwachtingen. Er is druk. Iedereen staat onder druk om de perfecte echtgenoot of de perfecte ouder of het perfecte kind te zijn. Waarom? Iedereen maakt fouten, dat is menselijk. Wat is er mis met fouten en onvolkomenheden? Karsten begaat ook een fout, maar een grote fout.”

Ik durf niet te garanderen dat ik in die situatie – een dode, onbekende vrouw in je huis – wel juist zou hebben gehandeld, want onder dergelijke stress functioneert je brein niet meer normaal en kun je rare dingen doen.

“Aslı doet altijd het juiste in dat soort omstandigheden”, reageert Erkmen . “Ze is altijd voorbereid op het ergste.” Özge moet lachen.

“Ik ben mijn vertrouwen kwijtgeraakt. Mensen verdwijnen
uit je leven, kunnen je laten vallen. Ik ben altijd op mijn hoede”

Alle hilariteit terzijde, ik heb nog steeds geen antwoord gehoord op mijn vraag hoe u aan dat donkere mensbeeld bent gekomen.

Özge: “Mijn moeder overleed toen ik 16 was.Bij zo’n groot verlies trek je je terug in jezelf en ga je mensen om je heen observeren. In de reacties in mijn omgeving op de dood van mijn moeder zag ik vooral egoïsme. Ze dachten niet aan mij, de rouwende tiener, maar aan zichzelf. Toen is het begonnen, denk ik. Ik ben mijn vertrouwen kwijtgeraakt. Mensen verdwijnen uit je leven, kunnen je laten vallen. Ik ben altijd op mijn hoede.”

“Dat is heel vermoeiend”, zegt Erkmen. “Voor de persoon in kwestie, maar ook voor zijn of haar omgeving. Maar als ze je goed kennen, dan is het oké.”

Auf Einmal

Auf Einmal

Spiegel
Auf Einmal heeft als motto een citaat uit Hamlet. Vrij vertaald: dingen zijn niet goed of slecht, het is maar hoe je het bekijkt. Die ambiguïteit wordt in de openingsscène, op het verjaardagsfeestje bij Karsten thuis, subtiel gevisualiseerd. Anna, de ongenode gast die later die nacht komt te overlijden, kijkt naar een reproductie van een schilderij van de Romantische Duitse schilder Caspar David Friedrich (1774 – 1840) dat bij Karsten aan de muur hangt. Het is bekend onder twee titels: Frau vor untergehender Sonne en Frau in der Morgensonne. De zon in het schilderij kan zowel opkomen als ondergaan.

Of de zon voor Karsten opkomt dan wel ondergaat is aan de kijker. Auf Einmal is het soort film dat ooit met enige regelmaat te zien was, maar tegenwoordig weinig meer wordt gemaakt: een karakterstudie met suspense-trekjes à la Hitchcock.

“Ik zie de film niet als thriller.
Het is een psychologisch drama”

“Ik zie de film niet als thriller”, stelt Özge. “Het is een psychologisch drama. De Duitse pers reageerde positief. Hun reactie is: we hebben iemand van buitenaf nodig die ons een spiegel kan voorhouden. Interessante reactie.”

“Ik zie Karsten als het product van zijn omgeving”, vervolgt Özge. “Ik wilde dat het publiek telkens zijn mening over hem bijstelt, wanneer ze weer een andere kant van hem zien. Is hij goed? Is hij slecht? Het publiek ziet hem heel verschillend. Veel mensen vinden hem een slecht mens, maar er zijn er ook genoeg die het toejuichen dat hij wraak neemt. Iedereen heeft zijn eigen oordeel over hem. De kijker projecteert zichzelf op de hoofdpersoon. Dat wilde ik bereiken met de film.”

Emre Erkman: “Er zijn ook mensen die reageren met: ik ben vóór hem, maar ik ben ook boos op mezelf dat ik voor hem ben. De film maakt een conflict in hen wakker.”

Özge: “Dat was de beste reactie.”

“Het is interessant”, zegt Erkmen tegen zijn vriendin. “Je verwijt Karsten dat hij zijn omgeving manipuleert, maar je gebruikt dezelfde methode als hij: je manipuleert de kijker door slechts gedoseerd informatie te geven.”

Özge: “Ik wilde zien welk effect afwijzing heeft op een persoon. Dat leidt tot isolement en woede. Hoe werkt die woede door? Ik wilde hem niet introduceren als een aardig en meevoelend mens, dat zou te commercieel zijn. En daar geloof ik niet in, iedereen heeft goede en slechte kanten. Karsten is als iedereen en dan gebeurt er dat. Voor mij was het een observatie van de menselijke natuur.”

“Maar niet alleen: hoe gaat Karsten om met de situatie. Ook: hij reageert zijn omgeving er op? Iedereen denkt in de eerste plaats aan zichzelf. Zijn vriendin meent dat hij is vreemdgegaan. Eerst was ze de aanstaande van een succesvolle man, maar opeens is ze de vriendin van een verdachte van de politie. Wat betekent dat voor haar imago?”

“De herfstkleuren zijn warm,
maar met een bittere kwaliteit”

Het verhaal van Auf Einmal wordt niet alleen qua informatie maar ook qua beeld gedoseerd verteld. Wat waren de instructies aan de DOP (director of photography)?

Emre Erkmen: “We kennen elkaar erg goed, we hebben ook Aslı’s eerdere films samen gemaakt. Daarom hoeven we vooraf niet zoveel te bespreken. Hoe je de film draait wordt aangegeven door het script. Er zit melancholie in het verhaal, daarom moest de film in de herfst worden gedraaid. De herfstkleuren zijn warm, maar met een bittere kwaliteit. We zochten een locatie die was omgeven door bergen en natuur. Die vonden we in Altena, in het Saarland.”

Auf Einmal

Auf Einmal

Özge: “Je ziet weinig hemel in de film. Het kader is erg nauw, ook op de gezichten; er zijn veel close-ups. De sfeer is benauwend, er is weinig ruimte om te ademen. In de beelden van het bos en de bergen zie je geen horizon. Je wilt ontsnappen aan de situatie, maar dat kan niet. Het is verstikkend.”

Als het bourgeoismilieu waarin Karsten is opgegroeid en leeft. Laatste vraag, u beiden heeft film gestudeerd. Aslı aan de filmacademie van Istanboel, Emre heeft cinematografie gedaan in Berlijn. Wat heeft u geleerd bij uw filmstudie?

Özge: “Weinig. Vooral dat je alles zelf moet doen. Je leert het meeste van je medestudenten en vrienden.”

Eerkman: “Op de filmschool leer je niets nieuws. Je leert wat zich al bewezen heeft. We zijn van een generatie die is opgegroeid zonder internet. We hebben zelf een filmcollectie opgebouwd. De generatie van nu heeft alles. Maar ze zijn verwend, ze kennen Godard niet eens. Dus het was wellicht een voordeel dat we alles zelf moesten uitvinden.”

23 mei 2017



MEER INTERVIEWS

Rob van Scheers, biograaf Paul Verhoeven

Rob van Scheers, biograaf van Paul Verhoeven:

“Nu is hij een auteur, after all, n’est-ce-pas?”

door Alfred Bos

In 1991 schreef Rob van Scheers (Utrecht, 1959) een briefje aan Paul Verhoeven, of hij wilde meewerken aan een biografie. Vijfentwintig jaar later liep hij in het gezelschap van de regisseur over de rode loper van het Filmfestival van Cannes, waar Elle met een staande ovatie werd ontvangen. “Het is onwaarschijnlijk wat er is gebeurd.”

Toen Van Scheers in 1991 zijn eerste boek, Vuurvogels, een bundeling van zijn reportages en portretten van kunstenaars, met een begeleidend briefje in een envelop stak en opstuurde naar Hollywood, had hij Paul Verhoeven al enkele keren gesproken. Ten tijde van Total Recall, voor een omslagartikel in Elsevier, en enkele jaren daarvoor, toen hij stage liep bij Haagse Post, over Robocop.

Rob van Scheers

“Ik ben van de generatie die met Verhoeven is opgegroeid”, zegt Van Scheers. “Ik zat bij mijn moeder op schoot voor de pestkappen en spijkertonnen van Floris. Toen ik puber werd was Monique van de Ven onze Marilyn Monroe. Soldaat van Oranje komt uit wanneer je net belangstelling voor geschiedenis hebt. Je groeit met hem mee.”

Verhoeven wilde wel meewerken aan het boek, maar resideerde op dat moment in Hollywood. Hoe moest Van Scheers, freelance journalist, zijn Amerikaanse researchtripjes bekostigen? Subsidieverzoeken aan het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten werden afgewezen. Omdat het een boek over Verhoeven was, meent hij. Sans rancune, uiteraard.

“De eerste keer was het argument dat ik alleen maar sterren wilde interviewen. De tweede keer kon er wel een boek komen over de Nederlandse jaren, want in het Amerikaanse verhaal was toch niemand geïnteresseerd. Toen heb ik gezworen om nooit meer subsidie aan te vragen.”

De biograaf in spe benaderde de gerenommeerde Londense uitgeverij Faber & Faber – waar Pete Townshend ooit nog eens als redacteur had gewerkt – met een vertaling van het hoofdstuk over Robocop. Hij kreeg een contract voor 7.000 pond, dik 20.000 Nederlandse guldens. “Dat was voor mij een oceaan. Toen kon ik bijna een jaar naar Los Angeles om al die mensen te interviewen.”

Nieuwe journalistiek
Biografieën worden doorgaans geschreven over personen die niet meer onder ons zijn. De levensverhalen van mensen die nog dagelijks uit hun bed stappen, zijn een hoofdstuk apart. Het voordeel, ze kunnen meewerken aan het boek. Maar er zijn ook nadelen, speciale gevoeligheden; het onderwerp leest over de schouder van de schrijver mee. Daarom noemt Van Scheers zijn boek een journalistieke biografie.

“Veel biografieën zijn feitelijk wel correct,
maar het moet ook lekker lezen”

Een mensenleven, ook dat van kunstenaars, speelt zich af op een plaats en in een tijd, dus de culturele context kan in de biografie niet ontbreken. “En stijl wil ook wat”, zegt Van Scheers. “Veel biografieën zijn feitelijk wel correct, maar het moet ook lekker lezen. Dus ik heb me alle vrijheid gepermitteerd die ik me meende te kunnen veroorloven—een soort new journalism, eigenlijk.”

De Utrechtse biograaf is een groot fan van de Amerikaanse journalist en schrijver William Vollmann, die zich in de jaren tachtig voegde bij de Afghaanse Moedjahedien en tijdens lezingen wel eens een pistool met losse flodders laat knallen. “Hij is totaal gestoord. Ik ben bij hem thuis geweest. Hij woont in Sacramento en nam me mee naar de schietbaan. Daar stond een levensgrote Robocop. Hij schrijft zoals ik zou willen. Ik denk dat het boek aardig in de buurt komt.”

Een ander voorbeeld is het non-fictiewerk van Truman Capote, medegrondlegger van de new journalism, de literaire non-fictie die in het Amerika van de jaren zestig opgang maakte. Hij noemt ook de Hitchcock-biografie van Peter Ackroyd en het boek van Peter Cowie over Coppola. “Boeken waarvan ik vroeger dacht, wow. Dat heb ik geprobeerd.”

Driedubbele woordwaarde
De oer-editie van de Verhoeven-biografie verscheen in 1996 bij Bijleveld, dezelfde Utrechtse uitgeverij die zijn debuut Vuurvogels had uitgebracht; Faber & Faber publiceerde de Engelse uitgave. In Hollywood had de regisseur na 1985 en zijn vertrek uit Nederland al een complete succescyclus doorlopen – van toast of the town dankzij Basic Instinct tot modderschuit via Showgirls – maar in zijn thuisland stond de gemoedsbarometer in relatie tot Verhoeven nog steeds op ‘storm’, zo moest de biograaf tot zijn stomme verbazing constateren.

“Ik was verbijsterd over de
agressie die het boek opriep”

“Bij het werken aan de eerste editie merkte ik dat Verhoeven nog steeds veel agressie opriep. Ook in mijn vriendenkring van linkse semi-intellectuelen. ‘Dat hoef ik dus niet te lezen’, was de reactie. Ik was verbijsterd over de agressie die het boek opriep. Ik werd er op aangevallen. Dat boek is dezelfde weg gegaan als Verhoeven. Ik was de buitenstaander.”

Waarom roept Verhoeven, in Nederland in de eerste plaats, zoveel weerstand op?

“Hij is een bèta in een alfa-wereld. Hij maakte connectie met het publiek, zijn films trokken in Nederland miljoenen kijkers. Dat was tegen de regels, want dan was het geen kunst.”

Maar waarom roept Verhoeven, vooral in Nederland, bij het linkse deel der natie zoveel weerstand op?

“Kijk maar naar die uitzending met Sonja Barend over Spetters. Dat kruisverhoor, ongelooflijk. Een standrechtelijke executie. Die afwijzing kwam vooral van mensen die ouder waren dan ik. Toen hij instemde met mijn voorstel om een biografie te schrijven dacht hij, strategisch heel slim, dit is een nieuwe generatie. Met de vorige had hij bonje.”

Soldaat van Oranje

“Toen Verhoeven onlangs twee Golden Globes won voor Elle, schreef Het Parool: ‘Zoete wraak van Verhoeven’. Diezelfde krant schreef in 1977 over Soldaat van Oranje: ‘De flapdrolhelden Guus en Erik’. Later is die film geherwaardeerd als dé film over de oorlog. Verhoeven loopt ons allemaal een stukje voor. Hij maakt iets, mensen zien het niet 1-2-3 en in retrospectief blijkt het hartstikke goed te zijn.”

Je zou kunnen denken: het is de satire en de zwarte humor die veel mensen als een graat in de keel zit.

“En het geweld. En het expliciete. Dat is de bètakant.”

Als dat waar zou zijn, kan heel Hollywood in de beklaagdenbank.

“Misschien is het zijn gedrevenheid, ik hou hem qua energiepeil niet bij. En hij stelt de dingen graag scherp. Dat zijn we ook niet zo gewend. Maar nu is-ie Cruijff. Fascinerend.”

Verhoeven is niet diplomatiek of tactvol?

“Nee. Maar dat maakt het voor het boek ook veel leuker.”

En het maakt de films veel leuker.

“Hij meent ook wat hij zegt. Daar staat hij volledig achter. Hij heeft verbaal soms een wat ingewikkelde manier van vertellen. Daar moet iemand tussen zitten, zoals ik. Hij kwam voor dat Jezus-boek naar mij toe om hem te helpen om het voor een breed publiek begrijpelijk te maken. Er is vaak sprake van spraakverwarring.”

“Ik ken er maar één die nog sneller
spreekt en dat is Scorsese”

Waar komt dat dan vandaan? Is dat zijn intelligentie?

“Hij is te slim. Hij doet alles met driedubbele woordwaarde, heb ik wel eens gezegd. Ik ken er maar één die nog sneller spreekt en dat is Scorsese.”

Hij ziet het grote plaatje heel snel en is de anderen daarmee …

“… vier stappen voor. Dat is het.”

Fotografisch geheugen
In 2016, tijdens het filmfestival van San Sebastian, zitten Paul Verhoeven en zijn biograaf sjiek te dineren wanneer de laatste een lijst met niet-gerealiseerde filmprojecten ter tafel brengt (in het boek zijn ze terug te lezen op pagina 569 tot en met pagina 575). Van Scheers: “Toen zag ik een soort kortsluiting in zijn hoofd. Hij moest toch wel even slikken. Al die projecten! Al die ideeën die nooit meer gerealiseerd kunnen worden, gegeven de tijd. Er was een kaart met 28 soorten tapas, een wijnkaart met honderd soorten wijn en een lijst met veertig mislukte films. Dat ging door elkaar lopen. Zijn brein kookte over.”

Wat Van Scheers ook aan Verhoeven kan waarderen: “Hij is zo heerlijk dwars altijd.” Hij noemt het concept van de A (artificieel) en de F (fictie) emotie, twee manieren om films te zien. Word je gegrepen en vergeet je naar een film te kijken, dan zit je in de F-modus. Let je vooral op hoe de cineast zijn werk heeft gedaan, dan kijk je in de A-modus. Filmcritici moeten tussen die twee modi kunnen schakelen. “Ik vroeg aan Verhoeven: ‘Ken je dat Paul, die theorie van de A- en de F-emotie?’ ’ Nee, dat hoeft niet, want ik maak die films.’ Ik moest zo lachen.”

De dwarse regisseur denkt in beelden en heeft daar een speciaal geheugen voor. Hoe ver dat gaat blijkt uit ‘Het Zevende Zegel-incident’ – in de derde editie terug te lezen op pagina 580. Regisseur en biograaf zijn het niet eens over de slotscène van Bergmans film. Volgens de publiciteitsfoto’s én Bergmans autobiografie lopen de personages van links naar rechts achter de dood aan, stelt de biograaf. Klopt niet, zegt Verhoeven. Dvd erbij gepakt, en ja hoor, ze lopen van rechts naar links. Van Scheers: “Hij heeft een fotografisch geheugen.”

Rob van Scheers en Paul Verhoeven

Van Scheers had toegang tot het persoonlijke archief van Verhoeven. In de epiloog van zijn biografie citeert hij uit diens dagboeken. De regisseur is gefascineerd, zeg maar gerust geobsedeerd, door de nietigheid van de mens in een groot en onverschillig universum. Toen hij in 2010 te gast was bij het VPRO-programma Zomergasten vertelde Verhoeven over sterrenstelsels die op elkaar botsen en complete beschavingen die achteloos worden weggevaagd. “Hij wordt gedreven door angst voor de dood”, zegt zijn biograaf. “Daarom is hij maar het liefst aan het werk. Staat hij niet alleen in, Woody Allen hoor je daar ook altijd over.”

Surrealisme
Na de tweede editie uit 2008, is de derde, opnieuw aangevulde editie uitgegroeid tot een baksteen van zeshonderd-plus pagina’s: Paul Verhoeven. Een filmersleven. Ook daarin loopt als een rode draad het idee van de verborgen continuïteit. Dat is ooit geformuleerd door de Spaanse cineast Luis Buñuel en komt erop neer dat creatieve geesten vaak onbewust lenen van anderen. Ze presenteren het als een eigen vondst, maar het lag opgeslagen in het onderbewustzijn. Verdrongen uit hun herinnering.

Buñuel is een van de grondleggers van het surrealisme en Paul Verhoeven is een alleskunner – er is onder meer de Spielberg-Verhoeven met zijn actiefilms en de Billy Wilder-Verhoeven met zijn sociale satire, die soms samenvallen, zoals in Starship Troopers – maar in de ogen van schrijver dezes vormt het surrealisme het substratum van zijn oeuvre. Verhoeven legt zijn geruchtmakende rauwe realisme als een beschermende deken over zijn onderbewustzijn, waar – zoals bij een ieder – twijfels en angsten borrelen. Zijn realisme en surrealisme in balans, dan maakt hij zijn beste films.

De spanning tussen waan en werkelijkheid zit expliciet in De Vierde Man, Total Recall, Basic Instinct (in zekere zin een remake van De Vierde Man) en het speelt ook een voorname rol in Elle. “En in stukken van Showgirls en in zijn vroege werk, zijn eerste korte films”, vult Van Scheers aan. “Al zijn films gaan over onderwerpen die hem interesseren en alle films passen binnen zijn fascinatie. Daarom is Elle ook zo goed. Daarin zijn zes of zeven genres verweven. Komedie, sociale satire, thriller, suspense, whodunit, surrealisme, verkrachting, sterke vrouw die wint. Meesterwerk.”

Filmkennis delen
In 2012 verscheen Volgens Verhoeven, de boekbundeling van een vijftigtal gedetailleerde filmanalyses door Verhoeven, Van Scheers tekende ze op voor de Volkskrant. Daarvoor ontving het tweetal in 2013 de Louis Hartlooper Prijs voor de Beste Filmpublicatie. Het succes vroeg om een vervolg: Meer Verhoeven, uit 2014.

“Een privécursus film kijken door Verhoeven,
dat is echt iets bijzonders”

Van Scheers: “Ik heb veel geleerd van die serie filmbeschouwingen met Verhoeven. Hij is mijn leermeester. Een privécursus film kijken door Verhoeven, dat is echt iets bijzonders. Ik ben daar een betere filmjournalist van geworden. Ook door de biografie. Ik heb in Hollywood achter de schermen kunnen kijken. Dat is de best denkbare opleiding geweest.”

Verhoeven is eveneens enthousiast over die filmboeken, zegt Van Scheers, “Hij vindt het heel leuk om zijn kennis te delen. Bovendien heeft hij er veel aan gehad, zegt hij, door al die classics weer eens terug te zien.” Na afloop van hun gezamenlijke optreden in De Wereld Draait Door werd Verhoeven benaderd om filmcolleges te verzorgen. Dat heeft hij geweigerd, want dat kan hij naar zijn idee helemaal niet. “Volgens hem kan hij dat alleen een-op-een”, zegt Van Scheers.

Elle

Gelauwerde stokebrand
In filmland Frankrijk is Paul Verhoeven inmiddels de keizer. Op 28 februari won Elle de César in de categorie beste speelfilm. Hoofdrolspeelster Isabelle Huppert kreeg de onderscheiding als beste actrice, haar tweede César. “Voor de generatie boven Verhoeven was hij een verfilmer, geen auteur”, zegt Van Scheers. “De grap van het boek is natuurlijk dat hij eindigt als auteur in Cannes, waar ze het bedacht hebben. Auteur, after all, n’est-ce-pas?”

En zo is Paul Verhoeven van stokebrand in Nederland, via Saturn én Razzie Awards in Hollywood, uitgegroeid tot filmauteur in Frankrijk. Van Scheers: “Als ik dat als een scenario zou inleveren, zou het worden afgewezen.”

Verhoeven is in al die hoedanigheden altijd dezelfde gebleven, de Paul Verhoeven van Elle is de Paul Verhoeven van Een hagedis teveel, de korte zwart-witfilm waarmee hij in 1960 debuteerde. Wat is veranderd, is Nederland. Werd hij in de jaren tachtig door links Nederland verketterd, nu twitterden PVV-aanhangers na afloop van zijn optreden bij De Wereld Draait Door over ‘Verhoeven met zijn linkse vriendjes’. Rob van Scheers: “Het moet niet veel gekker worden.”

“Mijn favoriete scène is mijn
bezoek aan Sharon Stone”

De Verhoeven-biografie heeft hem veel gegeven, stelt hij. “Overal entree. En veel plezier in het schrijven. Mijn favoriete scène is mijn bezoek aan Sharon Stone. Ze liet me een half uur wachten en haar adoptiekinderen wilden Addams Family-tje spelen—de dingen die we doen voor journalistiek. Tegenwoordig schrijf ik zulke curieuze scènes gewoon op. Dat doorbreekt alle wetten.”

Het boek verschijnt binnenkort in Frankrijk en een internationale agent werkt aan uitgaves in Duitsland, Engeland en Amerika. Dat komt goed uit, want “alles is op, het volledige voorschot van uitgeverij Podium, ik heb er alles in gestopt. Het duurt altijd veel langer dan je denkt. Het is de hoogste vorm, literaire non-fictie. Met alle vrijheid en exclusiviteit die je je maar wensen kunt. Dat is mijn kick.”

Rob van Scheers – Paul Verhoeven. Een filmersleven (Podium), met een voorwoord van Martin Koolhoven, 652 pagina’s, € 20,=.

4 maart 2017



MEER INTERVIEWS

Regisseur Hanna van Niekerk over If the Sun Explodes

Hanna van Niekerk, regisseur van If the Sun Explodes:

“Als ik regisseurs opzocht die ik bewonderde, hadden ze een baard of een buik”

door Alfred Bos

If the Sun Explodes is de debuutspeelfilm van Hanna van Niekerk (La Paz, Bolivia, 1991). Het is een roadmovie, gesitueerd in Litouwen, waar een jong stel, Philippe (Egbert-Jan Weeber) en Yara (Wies Fest), elkaar en zichzelf beter leert kennen. De derde hoofdrol hoort toe aan een eland, het totemdier van Philippe.

Van Niekerk had nooit in haar hoofd: dit wordt mijn speelfilmdebuut. Voor En ze leefden nog lang…, de film waarmee ze in 2014 afstudeerde aan de HKU in Utrecht, ontving ze van het Nederlands Filmfonds een zogeheten Wildcard. Ze kon twee jaar ongestoord en geheel vrij werken aan een film. Dat werd If the Sun Explodes. Hij is vertoond tijdens het Nederlands Film Festival van het afgelopen jaar; dat hoort ook bij de Wildcard.

Hanna van Niekerk

In december meldde zich Mokum Filmdistributie, een onafhankelijke distributeur die zich toelegt op het verspreiden van ‘artistieke en dwarse films van cinematografisch hoge kwaliteit’, aldus de MF-website. Ze wilden de film uitbrengen. Oh, dit wordt dus mijn debuut, dacht Van Niekerk. Bizar, zegt ze achter een kop koffie met uitzicht op de dierentuin van Amsterdam.

Geen stress dus bij het maken van If the Sun Explodes. “Ik begin nu pas stress te voelen, verlate stress”, zegt ze. Deze film heeft ze in alle vrijheid kunnen maken, dat zal in de toekomst wel anders zijn. “Er werd ook gezegd: geniet er maar van, want het is tamelijk uniek dat je de vrije hand krijgt om dingen te gaan uitproberen. Dat zie ik niet nog eens gebeuren.”

“Ik wilde een speelse, maar ook kritische
blik geven op mijn eigen relatie”

Smartphoneverslaving
Voor If the Sun Explodes dook Van Niekerk in het boekje waarin ze tijdens haar opleiding aan de kunstacademie ideeën had verzameld. Ze wilde weer werken met improvisatie, dat had ze ook gedaan voor haar afstudeerfilm. Dat was een sciencefictionfilm en nu wilde ze een meer intieme film maken, over relaties. En ze wilde met een kleine cast en crew werken in een ander land dan Nederland. Die ideeën heeft ze bij elkaar gevoegd.

“Ik wilde een speelse, maar ook kritische blik geven op mijn eigen relatie. Dingen waaraan ik me een beetje ergerde in mezelf heb ik omgevormd tot de twee personages. Philippe die aan het zoeken is, dat herkende ik bij mezelf. Yara komt niet op voor zichzelf en delft het onderspit, terwijl ze veel potentie heeft. Die karaktereigenschappen die ik in mezelf zie, en die ik ook zie in mijn generatiegenoten om me heen en waar ik me ook aan erger, heb ik uitvergroot en in de vorm van een koppeltje op reis gestuurd.”

Philippe is Van Niekerk in mannelijke vorm, zo was ze als begin twintiger. Het is geen portret van de mannen van haar generatie. “Nee, totaal niet. De film is niet bedoeld om een bepaald manbeeld neer te zetten.” Maar het is wel een film over haar generatie en hun twintigersdilemma’s. Urgentie, het rijke westen, wil ik dit of wil ik dat. “Ergens heeft dat ook een oppervlakkig randje”, zegt ze.

Een van de luxeproblemen waar de twintigers van het nieuwe millennium tegenaan lopen is de smartphoneverslaving. In de film gooit Philippe de iPhone van Yana op het kampvuur, iets wat dicht bij de acteur Egbert-Jan Weeber staat. “Egbert-Jan heeft een simpele Nokia”, vertelt van Niekerk. “Jij ook? De acteurs hebben veel input gehad in de repetities. Egbert-Jan zei: ‘het lijkt me heerlijk om symbolisch een iPhone op het vuur te gooien en daar een preek over te geven’. Ik zei: ‘ga maar los’. Dat kwam van heel diep, hij heeft er echt een hekel aan.”

“In de sociale media presenteer je een alter ego,
een beste versie van jezelf”

Zelf probeert ze afstand te nemen van de smartphone, want ze merkt hoe verslavend het apparaat kan zijn. Vrienden of stelletjes die in het café niet met elkaar maar met hun telefoon bezig zijn. “In de sociale media presenteer je een alter ego, een beste versie van jezelf. Daardoor ontstaat een ontzettende vergelijkingsdrang. Veel mensen voelen zich daardoor een beetje rot, omdat ze denken: het kan altijd beter of altijd mooier. Er is altijd een interessantere partner. Het is allemaal zo inwisselbaar. Ik zie dat wel als een probleem.”

If the Sun Explodes

If the Sun Explodes

Eland
Hanna van Niekerk werkte voor haar afstudeerfilm al met Wies Fest. Die kan als twintiger haar personage geloofwaardig neerzetten, maar is Egbert-Jan Weeber met zijn 34 jaren niet te oud voor zijn rol? Ze spelen voor een groot deel wat er gaande is in hun eigen leven en hebben veel affiniteit met de personages, pareert de regisseur. Vóór de opnamen in Litouwen van start gingen is er in Nederland uitgebreid gerepeteerd, in die fase hebben de acteurs aan elkaar kunnen wennen en een intimiteit ontwikkeld.

“Improvisatie werkt pas wanneer de acteurs hun personage heel goed kennen. We wisten bij veel scènes hoe die zou beginnen en waar die zou eindigen. Daartussen hadden ze de vrijheid om los te komen van het papier. Als ze een ingeving kregen liet ik dat aan hun. Daardoor is het voor mij heel authentiek.”

“Relaties gaan gewoon uit. Je komt erachter dat
je verschillend bent en je gaat je eigen weg”

Zelf denkt ze dat de relatie tussen Yana en Philippe aan het slot van de film over is. “Geen happy ending. Relaties gaan gewoon uit. Je komt erachter dat je verschillend bent en je gaat je eigen weg.”

De eland, belangrijk voor het verhaal, is een robot, geleend van Lemming Film, die het ‘dier’ voor een kinderfilm hadden gebruikt. Twee producenten hebben hem in een busje geladen en naar Litouwen gereden. Philippe vindt zijn totemdier, maar de ontmoeting brengt hem niet wat hij had gedacht. Het is een simpel, maar krachtig plotelement.

Goede doelen
In de personages hebben de acteurs veel van zichzelf gestopt, zie het iPhone-incident met Philippe/Egbert-Jan Weeber. “Ik hoor van veel dertigers dat ze nog steeds met die twintigersproblemen kampen”, zegt de regisseur.

Zoals onrust, vooral Philippe heeft er last van. Impulsief gedrag, niet luisteren, beperkt inlevingsvermogen, ongeduld—beetje ADHD eigenlijk. Goede typering, vindt Van Niekerk. “Die onrust heb ik er doelbewust ingeschreven en die is versterkt door de improvisatie. Egbert-Jan voelt die onrust, veel van wat hij in de film zegt komt recht uit zijn hart. Wies heeft veel van haar eigen ervaringen in het personage gestopt.”

Philippe is ook van de goede doelen, het verbeteren van de wereld. Hij wil waterputten graven in Afrika. Hanna van Niekerk komt zelf uit een familie die zich uit idealisme inzet voor een betere wereld. Haar ouders werkten voor een hulporganisatie in La Paz, de hoofdstad van Bolivia, toen ze daar in 1991 werd geboren. Dus ze herkent het idealisme van Philippe wel. Zelf is ze op haar zeventiende naar India gegaan om daar vrijwilligerswerk te doen. Maar ze merkte al snel dat ze daar niet geschikt voor was. Ze kon het verschil niet maken. “Ik voelde me eigenlijk heel overbodig.”

Hanna van Niekerk
Koeien en hagelslag
Op haar achtste kwam Hanna van Niekerk naar Nederland. De cultuurschok was groot. Koeien en hagelslag vond ze fascinerend, maar haar klasgenootjes waren wel heel brutaal tegen de leraar. In Bolivia was ze de Latijnse warmte gewend, dat broederlijke, met veel fysiek contact, en de Nederlandse cultuur vond ze best hard. Heel anders dan de veilige cocon waarin ze was opgegroeid.

Film was haar redding, zegt ze. Haar ouders hadden een kast met videobanden. Daar had ze in Bolivia al uitgebreid in gegrasduind. The Shining, Psycho, Apocalypse Now—“veel te enge films voor mijn leeftijd.” Ze vond het fantastisch. En ze kon in cinema wegkruipen toen de Van Niekerks eind jaren negentig weer naar Nederland verhuisden.

“Als ik thuis kwam van school, ging ik storyboarden.
Zelf filmpjes bedenken en hardop zeggen wat er gebeurde”

“Als ik thuis kwam van school, ging ik storyboarden. Zelf filmpjes bedenken en hardop zeggen wat er gebeurde. Maar ik had nooit het idee dat ik zelf ook filmregisseur kon worden. Als ik regisseurs opzocht die ik bewonderde – Coppola, Hitchcock, George Lucas – dan hadden ze een baard of een dikke buik. Dus in mijn hoofd kwam het niet op dat je als vrouw ook regisseur kon worden.” Pas toen ze Lang leve de koningin (1995) van Esmé Lammers (haar Soof 2 draait nu in de bioscoop) had gezien, begreep Hanna van Niekerk dat je als vrouw ook regisseur kunt zijn.

If the Sun Explodes

If the Sun Explodes

Ze koos voor de HKU, omdat je daar je eigen route kunt uitstippelen. Ze wilde zich oriënteren en op de filmacademie moet je gelijk kiezen. Film is montage, manipulatie, en dat geldt ook voor documentaire, het onderwerp van haar afstudeerscriptie. Titel: Documentaire, fictiefilm in vermomming. En al werkt ze graag met improvisatie, vanwege het authentieke, het Amerikaanse subgenre van de mumblecore (“waar vooral het South By South West festival in Austin, Texas, een platform voor is”) gaat haar te ver.

“Bij mumblecore kennen de acteurs hun personage, maar als ze op de set komen weten ze niet wat de scène gaat zijn. Ik vind het leuk om een structuur en een verhaal te bedenken. Ik vind het ook leuk om de dialogen een beetje vrij te laten, maar voor de rest weet ik heel goed wat ik wil.”

Psychologische SF
Haar afstudeerfilm was een sciencefictionfilm, daar ligt haar belangstelling. “Maar dan de wat kleinere, meer intieme scifi-film, zoals Another Earth of Eternal Sunshine of the Spotless Mind.” Daarom zal het niet verbazen dat de nieuwe film van Hanna van Niekerk een sciencefictionfilm wordt.

“Die tien dagen zijn een betere leerschool
geweest dan vier jaar kunstacademie”

Daarbij wordt ze gecoacht door de gelouterde (en gelauwerde: Oscar voor Karakter) regisseur Mike van Diem, ook een SF-fan. Afgelopen zomer zat ze in Venetië, voor een tiendaagse workshop van de Biënnale en het filmfestival. Ze kreeg er les van filmdocenten uit de hele wereld, mensen die hebben gewerkt met grote namen. Ze vond het fantastisch. “Die tien dagen zijn een betere leerschool geweest dan vier jaar kunstacademie.”

In Nederland komt ze te makkelijk weg met makkelijke oplossingen. “Daar niet. Daar werd me het vuur na aan de schenen gelegd. Ik werd gepusht om heel diep te graven. Ik kreeg te horen: ‘zoek de complexiteit op, onderschat je kijkers niet’.”

Dus geen makkelijke romcommetjes voor Hanna van Niekerk. Haar nieuwe film speelt in een dystopische nabije toekomst. De wereld is overbevolkt en een deel van de mensen moet worden geruimd. Maar iedereen krijgt de kans om zijn lot te bepleiten voor een commissie. Een beetje als haar eigen situatie van jonge filmmaker en het Nederlandse Filmfonds, maar dat kan ook maar het idee van de schrijver dezes zijn. “In Venetië was men daar heel enthousiast over”, vertelt ze. “Hier in Nederland kreeg ik te horen: dat is heel luguber, dat moet wat vrolijker.”

Haar pleidooi: “Met If the Sun Explodes heb ik laten zien dat ik ook relatiedrama kan, maar mijn liefde ligt bij de sciencefiction. En dan vooral bij de wat meer filosofische en psychologische sciencefiction. Die films kunnen ook klein zijn, dat vraagt niet gelijk om een enorm budget.”
 

20 februari 2017


Lees hier de recensie van If the Sun Explodes.

 

MEER INTERVIEWS