****
recensie Magnus
Gezin als hoeksteen van succes
door Cor Oliemeulen
Magnus is een documentaire over de gelijknamige Noorse wereldkampioen schaken die zich laat kijken als een spannend jongensboek.
“Ik heb nog nooit zoiets indrukwekkends gezien”, verzucht iemand als Magnus Carlsen uit zijn hoofd alle zetten van zijn partij tegen een zojuist verslagen opponent in Harvard University opschrijft. Normaal geef je zo iemand misschien je handtekening, maar de Noorse schaakgrootmeester overhandigt liever een notatieformulier als herinnering. Ook de negen andere advocaten hadden tijdens de blindsimultaan tegen de ‘Mozart of Chess’ geen schijn van kans gehad.
De kunst van het componeren
Componeren op het schaakbord. Schaken als kunst. Weinigen zo creatief als Magnus Carlsen, op 30 november 1990 geboren in het stadje Tønsberg. Aan de hand van homevideo’s blikt vader Henrik terug op de kindertijd van zijn enigste zoon. Terwijl we zijn drie zusjes spontaan zien ravotten in de Noorse natuur, denkt de vierjarige Magnus eerst goed na voordat hij tot actie overgaat. Drie jaar later kent hij de hoofdsteden, vlaggen en inwonersaantallen van de meeste landen van buiten. Hij is gek van lego, én van schaken. We zien Magnus weliswaar de Donald Duck lezen, maar volgens zijn vader vertellen vooral cijfers en nummers hem het verhaal. Dat maakt hem op school een eenling, een outsider. Hij wordt veel gepest omdat hij altijd in gedachten is. “Schaken was goed voor zijn zelfvertrouwen”, vertelt Henrik. Magnus Carlsen werd al op zijn dertiende Noors schaakkampioen. Het begin van een glansrijke carrière.
Nadat zijn landgenoot Øyvind Asbjørnsen in de korte documentaire The Prince of Chess in 2005 het wonderkind portretteerde, neemt Benjamin Ree in Magnus als het ware het stokje over vanaf het moment dat Carlsen internationaal doorbreekt. Zijn camera draait tijdens alle belangwekkende gebeurtenissen met de lens vaak dicht op de huid en op het schaakbord. Het resultaat is een sympathieke coming of age van een ongekend talent dat we zien opgroeien van tiener tot volwassene, zowel in de arena als in zijn gezin. Een must voor de schaakliefhebber, maar zeker zo interessant voor de liefhebber van een geobsedeerd persoon die zijn hele leven in het teken stelt van het doel om de beste te worden. Tegelijkertijd blijkt Magnus een zeer gesloten persoon. “Ik houd mijn demonen voor mezelf. Soms is het zwaar dat je de enige bent die iets begrijpt.”
Meer mens dan computer
Schaken en cool zijn, gaat niet goed samen. Dat imago veranderde enigszins toen een bekend jeansmerk Magnus Carlsen in 2010 als boegbeeld van zijn reclamecampagne naar voren schoof, in stoere poses door Anton Corbijn vereeuwigd. Dit hoefde kennelijk niet in de documentaire, want Magnus blijkt sowieso veel meer mens dan computer. Hij houdt niet van het gedisciplineerd uitpluizen van databases met alle openingen en partijen van zijn tegenstanders, maar speelt liever intuïtief. Een groot contrast met de Indiase grootmeester Viswanathan Anand, de wereldkampioen die in 2013 door Carlsen wordt uitgedaagd voor de titel. Tijdens de eerste vier partijen van de tweekamp is de uitdager bloednerveus – hij laat zowaar een paar keer een stuk uit zijn hand vallen – maar als hij op de eerste rustdag veel lol heeft gemaakt met zijn zusjes en ouders, zit vanaf de vijfde partij een volkomen ontspannen en zelfverzekerde toekomstige wereldkampioen achter het bord.
Magnus Carlsen heeft de hoogste schaakrating ooit. Of hij de beste schaker aller tijden is, zal blijken als hij net als Garry Kasparov het mondiale schaken twee decennia lang kan beheersen en dezelfde mate van vernieuwing en creatief aanvalsschaak op het bord kan toveren als de Rus (die enigszins nerveus op zijn stoel schuift als een 13-jarige Magnus tegenover hem aan het bord zit). Maar dat Carlsen een genie is, staat buiten kijf. Misschien wel even geniaal als Bobby Fisher, ongrijpbaar op en naast het bord. Die tijd dat iemand zijn tegenstander zo genadeloos van het bord kon vegen is (jammer genoeg) voorbij, want na de introductie van schaakcomputers weet je bijna exact welke openingen je tegenstander speelt en kun je je heel gericht voorbereiden.
Je vraagt je af wat er van Bobby Fisher terecht zou zijn gekomen als ook hij in een stabiel gezin was opgegroeid. Van Magnus Carlsen hoeven we niet snel te verwachten dat hij ten prooi valt aan paranoia en zal doordraaien. In dat geval zou dat vast een even mooie vervolgdocumentaire opleveren.
13 januari 2017